Ga direct naar de content

Olie op de golven

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 12 1986

Olie op de golven
De stormachtige ontwikkelingen op
de oliemarkt de afgelopen maand deden tal van vragen rijzen. Heel belangrijk is wat de nieuwe evenwichtsprijs
wordt en of er olie-exporteurs voor onoverkomenlijke problemen zullen komen te staan. In dit artikel geven wij
geen direct antwoord op beide vragen,
maar doen wij een poging waarschijnlijkheden van onwaarschijnlijkheden te
scheiden.

De marktsituatie in 1985
Gedurende 1985 is de mondiale
vraag naar olie geleidelijk afgenomen.
Hiervoor was een aantal factoren verantwoordelijk. Zo daalde in de VS in de
loop van het jaar de economische groei
scherp, net zoals overigens in een aantal landen in het Verre Oosten. Europa
werd geconfronteerd met een dure dollar, waardoor de olieprijs in nationale
valuta’s hoog was. Bovendien betekende het einde van de mijnstaking in
het Verenigd Koninkrijk dat de elektriciteitscentrales daar weer gedeeltelijk
op kolen gingen draaien, in plaats van
op olie. Ook speelden de toenemende
efficiency in het energieverbruik in het
algemeen en voortdurende substitutie
van andere bronnen voor olie een rol.
Zo daalde bij voorbeeld in de VS het
energieverbruik per eenheid produkt in
1985 2,6%, maar de verbruikte hoeveelheid olie per eenheid produkt zelfs
3,1°/o1).
Terwijl de vraag naar olie inzakte,
steeg buiten de OPEC de olieproduktie. In de OECD werd in 1985 3% meer
olie geproduceerd en de ontwikkelingslanden voerden hun produktie
ruim 5% op. Het netto aanbod van centraal geleide economieen bleef nagenoeg constant 2). In verband met deze
ontwikkelingen aan de vraag- en aanbodzijde van de oliemarkt slonk de
ruimte voor OPEC-olie in hoog tempo.

De rol van Saoedi-Arable
Binhen OPEC was het vooral
Saoedi-Arabie dat de klappen incasseerde. Van de totale opbrengstdaling
van de OPEC olie-export in 1985 van
$24 mrd. namen de Saoedi’s $18,8
mrd. voor hun rekening 3). De Saoedi’s
financierden het hierdoor gestegen externe tekort met name door middel van
het interen op in het buitenland belegde reserves. Het tempo waarin deze reserves werden afgebouwd, bereikte in
1985 evenwel een extreem hoog ni-

180

veau, hetgeen de Saoedische bereidheid als ‘swing-producer’ te blijven
functioneren, sterk deed verminderen.
Saoedi-Arabie trachtte via strenge bezuinigingen de daling van de inkomsten te compenseren. Zo werd bij
voorbeeld de overheidssteun aan de
zwaar gesubsidieerde landbouwsector
sterk gereduceerd 4) en werden investeringsprojecten aanzienlijk vertraagd. Maar ook werd gepoogd het
aantal gastarbeiders te verminderen.
Desondanks steeg het tekort op de lopende rekening van $ 24 mrd. in 1984
tot ca. $ 28 mrd. in 1985.
De financiele druk op het koninkrijk
nam tijdens de zomer toe: de olieproduktie werd verminderd, de prijzen
kwamen onder neerwaartse druk en de
dollar was op de terugtocht. Dit laatste
tastte de koopkracht van de opbrengst
van een vat olie verder aan. De naaste
toekomst leek ook al geen perspectief
te bieden. Zo voorzagen pessimisten
dat de Amerikaanse economie in 1986
in een recessie zou geraken en niets
wees er op dat de non-OPEC olieproduktie in 1986 niet opnieuw zou stijgen. Daar kwam nog bij dat de groeiende petrochemische Industrie in de
Golfstaten de toegang tot de Westeuropese markten voor een deel zag
geblokkeerd door protectie. Dreigementen van olieminister Yamani dat
OPEC een prijsoorlog zou ontketenen
tenzij andere producenten zich zouden
matigen, veranderden niets aan de
situatie.
In de loop van het najaar werd vervolgens bekend dat de Saoedi’s het officiele prijssysteem de facto hadden
opgegeven; met oliemaatschappijen
werden zogeheten ‘netback’ contracten gesloten. Deze houden in dat de
prijs van de geleverde olie pas wordt
bepaald na afloop van de verwerking
en wordt gerelateer’d aan de opbrengst
van de geraffineerde produkten. Het
prijsrisico wordt derhalve gedragen
door de producenten. Op deze wijze
wisten de Saoedi’s hun afzet en produktie aanmerkelijk te vergroten.
Vervolgens besloten de OPEC-ministers tijdens hun vergadering in Geneve
van 7-9 december ,,to secure and defend for OPEC a fair share in the world
oil market consistent with necessary
income for member countries’ development” 5). In de afgelopen weken is
dit wel gemterpeteerd als zou de
OPEC zich niet meer om prijzen bekommeren doch slechts om hoeveelheden. Een dergelijke uitleg lijkt onjuist. Voorlopig echter is de totale
OPEC-produktie gestegen tot boven
de 18 mln. vaten per dag (bid), en die
van Saoedi-Arabie tot ca. 5 mln. b/d.
Het doel van deze actie moge duidelijk
zijn: het naar beneden drukken van de

prijs ten einde non-OPEC producenten
er toe te brengen ook enige produktiebeperking in acht te nemen.

De marktreactie
Nadat de prijzen in december al wat
waren gedaald, zette medio januari
een scherpe prijsval in. Noordzee-olie,
die eind november op de spotmarkt
nog meer dan $ 30 had gekost, werd
verhandeld voor ca. $ 18 per vat. De situatie op de oliemarkt werd uiterst chaotisch. Omdat de Saoedische ‘Arabian
Light’-olie grotendeels betrokken was
in ‘netback’-contracten, werd deze
olie, waarop normaal gesproken veel
aandacht zich richt, nauwelijks op de
spotmarkt verhandeld. Hierdoor kwam
er dagenlang geen notering tot stand.
Aangezien in legio contracten van producerende landen met oliemaatschappijen de prijs van olie wordt gerelateerd
aan spotnoteringen van ‘Arabian
Light’ was veelal volslagen onduidelijk
tegen welke prijs olie werd verhandeld.
Een deel van de handel kwam als gevolg hiervan stil te liggen.
Voordat de prijsdaling inzette, werd
vaak beweerd dat bij een prijs van ca.
$18 Noordamerikaanse en Noordzee
produktie onrendabel zou worden en
derhalve zou worden gestaakt. Dit zou
een verdere prijsdaling kunnen stuiten. Het is niet onmogelijk dat ex ante
de kostprijs van een vat olie uit een
marginaal veld inderdaad $18 is. Er
zijn evenwel aanwijzingen dat deze
kostprijs nu door versnelde afschrijvingen aanmerkelijk lager ligt. Het lijkt er
dan ook op dat de markt vooral zich zelf
van het bestaan van een weerstandsprijs van $ 18 heeft overtuigd.
Overigens is de aanvoer van olie inderdaad verminderd. Een aantal landen (waaronder de Sovjetunie) weigert
1) Oil & Gas Journal, 27 januari 1986, biz. 76.
2) IEA, Oil Market Report, januari 1986, biz. 9.
3) Petroleum Intelligence Weekly, 13 januari
1986, biz. 4. Tijdens de zomermaanden produceerde het koninkrijk slechts iets meer dan 2
mln. vaten per dag bij een quotum van 4,35
mln. en een capaciteit van 8,5 mln. per dag.
4) De subsidising van de landbouwsector is
bijzonder sterk geweest. Dit moge blijken uit
het feit dat – hoewel de gemiddelde produktiekosten van graan in Saoedi-Arabie ongeveer vijf keer zo hoog zijn als de wereldmarktprijs – het land meer dan zelfvoorzienend is
geworden. Verder wordt er verse melk geproduceerd en zelfs geexporteerd. In Dubai is deze melk te koop voor ca. f. 7 per liter.
5) Petroleum Intelligence Weekly, 16 december 1985, biz. 8.

label. Enkele gegevens van een aantal olie-exporteurs in 1985
Land

Algarije
China
Ecuador
Egypte
Gabon
Indonesie
Irak
Iran
Kameroen
Maleisie
Mexico
Nigeria
Noorwegen
Saoedi-Arabie
Tunesie
Sovjetunie c)
Venezuela
VK

Voedsel in
% van de
goederenimport

Debt
service
ratio in °/o

21
9
6
23

Saldo op
lopende
rekening
in $ mln.

Energie in
% van de
goederenexport

OlieproProduktieduktie in b/d capaciteit a)
x 1 .000
in b/d
x 1.000

38
5

– 1.060
– 4.000

99
22

640
2500

19
5

29
34
20
24

150
– 3.150
15

– d)
– d)

– d)
– d)

280
895
160
1.270
1.500

9
10
8
15
5
23
15
– d)
17
10

15
15
54
30
– d)
10
25
11
24
– d)

64
60
86
65
99
95
45
22
72
97
34
91
44
60
91
20

– 2.760
625 e)
– 2.170 e)
210

– 2.200

885
160

3.400
– 28.000

632

4.500
2.820
4.570

2.200
134
450

2.800
1.480
800

3.225
125
1 1 .320
1.680

2.520

800
max.
300
max.
200
1 700

2.000
3.000
150

max.
– d)
1.800
max.
8.500
max.
max.
2.500
max.

Energiebalans
in $mln.

Idem in mln.
vaten olie b)
equivalent

1 1 .000
5.600

407
207

1.800
1.500
1.700
1 1 .500
1 1 .000

67
55
63
425
407
481
17
93
590
390
325
1.111
15
542 f)
450
307

3.000
470

2.500
16.000
10.500
8.800
30.000
420

14.645 f)
12.200
8.300

Deviezenreserves
in $mln.

2.988 (nov.)
13.366 (sept.)
642 (nov.)
946 (sept.)
199 (dec. ’84)

5.215 (okt.)
– d)

6.850 (mrt. ’83)
54 (dec. ’84)

4.697 (okt.)
4.671 (aug.)
870 (sept.)
13.933 (nov.)
28. 180 (nov.)
234 (okt.)
9.534 (juni) g)
10. 104 (okt.)
13.080 (nov.)

a) Max.: waarschijnlijke prodruktie op maximale capaciteit.
b) Omgerekend tegen $ 27 per vat
c) Ramingen op basis van handel in convertibele valuta.
d) Onbekend.
e) Handelsbalans.
f) Export naar het Westen.
g) Vorderingen op BIS-banken.
Bron: eigen ramingen op basis van diverse bronnen.

eenvoudig weg de prijzen te verlagen
tot het niveau van $ 18, terwijl kopers
op een markt met snel dalende prijzen
eerst de kat uit de boom kijken. Zo ontstond een tamelijk dunne, maar niettemin chaotische vrije markt waarop de
dagelijkse prijsschommelingen groot
zijn.

Bodemprijs per land____
Het is duidelijk dat een dalende olieprijs nadelige economische gevolgen
heeft voor netto exporteurs van energie. In de label hebben wij een aantal
van deze landen opgenomen waarvan
algemeen – maar niet altijd terecht wordt verondersteld, dat zij extra gevoelig zijn voor olieprijsmutaties. Belangrijke afwezigen in de tabel zijn de
kleine Golfstaten en Brunei, die alle zowel een riante reservepositie als een
groot overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans hebben,
alsmede Canada, dat vrijwel alle olie
naar de VS exporteert 6).
Voor elk land kan een theoretische
bodemprijs worden berekend, tegen
welke bij maximale produktie een zelfde resultaat op de energiebalans wordt
gerealiseerd als in de tabel. In dat geval is deze prijs voor die landen, waarvoor de restcapaciteit nul verondersteld is, vanzelfsprekend $ 27. Voor
de landen die nog wel over reservecapaciteit beschikken, lopen de resultaten sterk uiteen. Zo kan Indonesie, althans theoretisch, zijn jaarproduktie
opvoeren met ruim 150 mln. vaten. Indien dit maximum inderdaad haalbaar
zou zijn, is een olieprijs van $20 voldoende voor eenzelfde overschot op
de energiebalans als in de tabel staat

ESB 12-2-1986

vermeld. Voor Nigeria ligt deze prijs op
$ 21, voor Algerije op $ 23,50 en voor
Venezuela op $16,50. Saoedi-Arabie
zou zich dan een prijsdaling tot $ 9,50
kunnen permitteren.
Een dergelijke benadering doet echter geen recht aan de uiteenlopende
saldi op de lopende rekening van de
betalingsbalans. Bij een olieprijs van
$ 9,50 per vat zou Saoedi-Arabie een
tekort op zijn lopende rekening houden
van $28 mrd., hetgeen vanzelfsprekend tot grote problemen zou leiden.
Dit land zal derhalve willen toewerken
naar evenwicht in het lopende verkeer.
Een tweede bodemprijs kan derhalve
worden gevonden door niet alleen
maximale produktie te veronderstellen, maar ook evenwicht op de lopende
rekening te eisen.
Daardoor verschuift het bovenstaande beeld vrij sterk. Plotseling zijn het
Verenigd Koninkrijk ($ 12) en Venezuela ($ 12,50!) de olie-exporteurs met de
langste adem geworden. Landen als
Saoedi-Arabie en de Sovjetunie blijken
hun weerstandslijn bij $ 18 a 19 per vat
te bereiken, Nigeria bij $ 19,50 en Indonesie zelfs al bij $ 24,50. Vanzelfsprekend is het te simplistisch om hieruit de
halsstarrigheid van mevrouw Thatcher
en de vaak genoemde bodemprijs van
$ 18 te verklaren, maar toch …..

prijs weer kunnen terugveren van het
niveau van $ 18 eind januari tot een niveau van rond de $ 27 aan het einde
van 1986 zodat een jaargemiddelde
van ca. $ 24 zou worden gerealiseerd.
Een dergelijke ontwikkeling is mogelijk
indien in zeer brede kring overeenstemming wordt bereikt over produktiebeperking en de economische groei
in het westen aanzienlijk stijgt. Alleen
al in verband met de geringe kans op
een dergelijke overeenstemming,
moet dit scenario als ‘onwaarschijnlijk’
worden aangemerkt.
Een tweede scenario gaat ervan uit
dat de prijzen zich niet herstellen en
mogelijk zelfs verder zullen dalen. Dit
scenario zou realiteit kunnen worden
indien geen enkele overeenstemming
wordt bereikt en daarenboven, te beginnen in de VS, een economische recessie inzet. Vooralsnog is dit laatste,
mede in verband met de gedaalde olieprijs, niet zeer waarschijnlijk. Aangezien een blijvende onenigheid omtrent
produktiehoeveelheden evenwel niet
mag worden uitgesloten, moet deze
variant als ‘niet onmogelijk’ worden
bestempeld.
In een derde scenario zou de olieprijs zich enigszins herstellen van het
niveau van eind januari tot ca. $ 23 aan
het eind van het jaar, in welk geval een
gemiddelde van $ 21 a $ 22 tot stand
zou komen. Dit scenario veronderstelt
enige mate van overeenstemming om-

Prijsscenario’s
Alvorens verder te kunnen exerceren met de gegevens uit de tabel dient
een werkhypothese voor de gemiddelde olieprijs in 1986 te worden aangenomen. Voor het vaststellen hiervan hebben wij drie scenario’s bekeken.
In een eerste scenario zou de olie-

6) De gezamelijke produktie van Koeweil, Qatar, Verenigde Arabische Emiraten, Oman en
Brunei is 3,4 mln. b/d bij een capaciteit van 5,4
mln. vaten. De produktie van deNeutraleZone
is hierbij geheel aan Koeweittoegerekend. De
wereld produceert momenteel ca. 59 mln. b/d
(1985 gemiddeld: ruim 56 mln b/d). Alleen al
de OPEC kan hieraan dagelijks 10 mln. vaten
toevoegen.

181

trent produktiehoeveelheden en een
sterkere vraagstijging dan waar het
IEA van uitgaat 7). Deze organisatie
meent dat in 1986 het verbruik in
Noord-Amerika zal toenemen en dat in
Europa iets zal dalen. De lagere olieprijs geeft de economische groei evenwel een extra impuls – vooral buiten
de VS door het extra effect van de gedaalde dollarkoers – en heeft ook een
autonome toename van de vraag naar
olie tot gevolg (de prijselasticiteit ligt
zeker boven nul), hoewel deze ten dele
ten koste kan gaan van de vraag naar
andere energiedragers. Omdat wij dit
scenario als ‘een ree’le mogelijkheid’
beschouwen, hebben wij in de rest van
dit artikel als werkhypothese een olieprijs van $ 21 per vat gekozen.

als Mexico er beter voorstaat dan
Saoedi-Arabie. Het enorme beslag van
de onvermijdbare uitgaven op de exportopbrengsten van Mexico impliceert dat een eventuele aanpassing
van de invoer een zeer tijdrovend proces is. De dertien maanden respijt konden dan wel eens onvoldoende blijken
te zijn. Duidelijk wordt ook waarom
Saoedi-Arabie, dat door jarenlange
terughoudenheid zijn deviezenreserve
danig heeft uitgehold, uiteindelijk de
knuppel in het hoenderhok heeft gegooid en desnoods tegen een lagere
prijs zijn exportopbrengst tracht te vergroten door het afdwingen van een hoger produktievolume. Interessant ten
slotte is Egypte. Uit de in de tabel gepresenteerde gegevens blijkt dat de
problemen van dit land reeds zeer
groot zijn. Een paar dollar meer of minder voor een vat olie brengt hierin geen
wezenlijke verandering.

ge schijn van betrouwbaarheid te voorspellen hoeveel olie er eind 1986 zal
worden geproduceerd en tegen welke
prijs. Uit bovenstaande scenario’s kozen wij uiteindelijk als werkhypothese
een gemiddelde olieprijs van $ 21, terwijl wij bij de uiteindelijke berekeningen de mondiale olieproduktie constant veronderstelden. In dat geval
wordt (of blijft) de situatie voor Gabon,
Mexico, Nigeria, Egypte en Tunesie
problematisch, terwijl Algerije, Ecuador en Kameroen ook op hun tellen
moeten passen.
Het door Saoedi-Arabie gewenste
grotere marktaandeel kan slechts dan
worden gerealiseerd indien de rest van
de wereld zich zelf een produktiebeperking oplegt. De huidige financieel
gezonde exporteurs moeten dan een
tekort op hun lopende rekening toestaan en andere grote producenten (de
VS: 8,9 mln. b/d) dienen berekJ te zijn
Olieprijs $ 21, produktie
hun netto energieinvoer te vergroten.
constant
In elk geval zullen de kleine Golfstaten,
die zich in het verleden dikwijls weinig
aan de overeengekomen produktieUit de label is vrij eenvoudig af te le- Produktiebeperkingen
quota hebben gehouden, zich danig
zen hoeveel schade de individuele lanmoeten matigen. Het alternatief, het
den zouden ondervinden van elke dolWe gaan er nu vanuit dat een olieverder laten escaleren van de prijsoorlar die de olieprijs daalt bij een ongewijlog, zou voor de betrokken landen wel
zigde produktie. Het ene land is daar prijs van $ 21 per vat vraag en aanbod
beter tegen bestand dan het andere. op de wereld in evenwicht brengt bij de eens duurder kunnen zijn.
Tot nu toe heeft een aantal landen
Zou bij voorbeeld de netto olie-export gemiddeldejaarproduktie van 1985. In
van het VK geheel wegvallen, dan ont- dit geval kan Saoedi-Arabie pas het te- (onder meer Mexico, Noorwegen, Iran,
staat weliswaar een tekort op de lopen- kort op de lopende rekening wegwer- Sovjetunie) reeds de bereidheid gede rekening, maar de deviezenreser- ken bij een produktie van 7,6 mln. va- toond tot produktieafspraken te koves zijn omvangrijk genoeg om dit te- ten per dag. Een produktie van bij voor- men. Afgewacht moet worden of andekort jarenlang te kunnen financieren. beeld 6 mln. b/d zou resulteren in een re landen volgen en waar het uiteindelijke marktevenwicht zal komen te ligNoorwegen bevindt zich in een verge- tijdelijk nog acceptabel tekort van $ 10
lijkbare uitgangssituatie. De externe mrd. Hoe het ook zij, de rest van de we- gen. In dit artikel is geen rekening gepositie van de andere landen is echter reld zal onder deze marktomstandig- houden met de individuele mogelijkheden zijn dagelijkse produktie moe- heden tot beleidsaanpassing in de diveel slechter.
Indien de olieprijs in 1986 gemiddeld ten beperken met 3 a 4 mln. vaten. Op verse landen. Toch menen wij op basis
$ 21 per vat zou bedragen, ziet een dit moment zijn alle ogen op Engeland van uitsluitend de gepresenteerde geland als Indonesie zijn energiebalans, gericht. Mevrouw Thatcher mag dan gevens reeds de conclusie te mogen
trekken dat de externe positie van de
en daarmee zijn lopende-rekeningsal- de overheidsinvloed in de energiesecgroep aanbieders van olie als geheel
do, verslechteren met ruim $ 2,5 mrd. tor sterk gereduceerd hebben, zij heeft
(6 x $ 425 mln.). Het op deze wijze ont- nog steeds de bevoegheid om – met het uitroepen van de noodsituatie niet
stane tekort op de lopende rekening is een vertraging van een half jaar – een rechtvaardigt. Enige beperkte dijkbeongeveer gelijk aan de omvang van de produktiebeperking van 20% op te leg- waking is echter wel op zijn plaats.
deviezenreserves, hetgeen de Indone- gen. De Britse olie-uitvoer zou daarJ. van Gelder
sische regering een jaar de tijd geeft door 184 mln. vaten lager worden en
J.L.M. de Jong
zich aan de nieuwe omstandigheden omdat de resterende vaten tegen een
aan te passen. Alhoewel de schulden- lagere prijs worden verkocht, ontstaat
dienst een betrekkelijk groot beslag een tekort op de lopende rekening van De auteurs zijn hoofd resp. medewerker van
legt op de deviezeninkomsten, is de $ 1,1 mrd. Wil men hier evenwicht, dan het Economisch Bureau Buitenland van de
import van voedsel zo gering dat er kan de olie-uitvoer met slechts 129 Amro Bank. Zij schrijven dit artikel op persoonlijke titel.
waarschijnlijk genoeg mogelijkheden mln. vaten worden teruggedraaid. Een
evenwicht in het lopende verkeer met
zijn de invoer terug te dringen. Ook
zonder meer olie te pompen kunnen het Westen en een olieprijs van $ 21 7) IEA, Oil Market Report, januari 1986, biz. 3.
dan de problemen die voortvloeien uit geeft aan de Sovjetunie ruimte voor 8) Irak en Iran vallen buiten deze beschoueen daling van de prijs van een vat olie een exportreduktie met een schamele wing vanwege de gebrekkige beschikbare ge59 mln. vaten. Noorwegen kan op deze gevens.
met $ 6, worden overwonnen.
Deze exercitie kan ook met de ander voorwaarden meedoen voor 68 mln. 9) Op dezelfde wijze berekend kunnen de
landen worden gedaan. Een olieprijs vaten en Venezuela met 3 mln. Deze kleine Golfstaten en Brunei te zamen 0,5 mln.
van $ 21 leidt bij het VK, Noorwegen, vier landen samen zouden hun uitvoer b/d inleveren.
de Sovjetunie en – nog juist – Vene- derhalve met 0,7 mln. b/d kunnen tezuela niet tot een tekort op de lopende rugschroeven 9). De overige landen uit
rekening. Bij Maleisie, China, Indone- de tabel komen bij de gestelde randsie, Ecuador en Mexico zijn de devie- voorwaarden niet voor produktiebezenreserves toereikend om het dan perking in aanwerking.
ontstane tekort voor een of meer jaren
te financieren. Saoedi-Arabie en Algerije houden het tien maanden vol, de Besluit
overige landen minder dan een half
jaar 8).
Daarmee is niet gezegd dat een land
Het is nog veel te vroeg om met eni-

182

Auteurs