Ga direct naar de content

Najaar in een lagelonenland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 8 2002

Najaar in een lagelonenland
Aute ur(s ):
Jonkhoff, W. (auteur)
Redacteur van ESB
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4382, pagina 797, 8 november 2002 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):

Met het vallen der bladeren likken de ns hun wielen en hoopt de demissionaire regering een Najaarsoverleg te organiseren met de
sociale partners. Van alle kanten wordt de innige wens gevoeld afspraken te maken over loonmatiging: ook economisch is het herfst
en het kabinet wil zijn volgende ambtsperiode op de rails zetten 1.
Ach, de redenering is bekend: de lonen stijgen te hard in vergelijking tot de productiviteit, dat maakt Nederlandse producten te duur
en dus dient er gematigd te worden. Tenminste, als je louter concurreert op prijs. In perioden van loonmatiging is de Nederlandse
export gekrompen, terwijl omgekeerd in de jaren zestig en zeventig de export simultaan aan de loon-kosten per eenheid product,
toenam 2. Blijkbaar gaat het niet alleen om de prijs van het exportproduct. Het lage loonpeil leidt juist tot laagproductieve arbeid.
Nederland biedt dan ook geen innovatieve producten maar bulk. We willen werk, werk, werk creëren, ongeacht hoeveel dit oplevert. De
tegenstanders van loonmatiging pleiten daarentegen voor een kennisoffensief om werknemers productiever te krijgen.
Terecht; de uitbreiding van de eu stelt verhevigde concurrentie van bulkproducten in het vooruitzicht. De huidige situatie ziet er
bovendien wat anders uit dan die ten tijde van het Akkoord van Wassenaar, dat deze maand zijn twintigste verjaardag viert 3. In de jaren
tachtig was de arbeidsinkomensquote veel hoger dan nu, met navenant minder banen. Toegegeven, ook nu is de inflatie redelijk hoog en
het consumentenvertrouwen laag. Maar te zeggen dat de geschiedenis zich herhaalt is overdreven. Zie de arbeidsmarktkrapte.
Helaas hebben de oplossingen aangedragen door de productiviteitsadepten ook zo hun nadelen. De zorg dat Nederland de lopende
band van Europa is dan wel wordt, neemt eindelijk toe. Maar hoe lang duurt het voor een productiemedewerker professor is?
Waarschijnlijk lang; onderwijs rendeert pas na enige kritische massa en tijd.
Bovendien is onderwijs input en geen output voor werknemers; leeftijd, intelligentie en ijver zijn bepalende factoren voor de output. Het
ontbreken van een der factoren is een voldoende voorwaarde voor een slecht resultaat.
De sociale partners zien de wao en pensioenen als essentieel. Ook op dit vlak is een onderwijsoffensief voor de langere termijn een goed
perspectief maar worden de problemen van vandaag er niet mee opgelost: misschien dat een hogere productiviteit samen gaat met minder
wao’ers omdat de werkgever meer baat bij ze heeft. Maar daar hebben de huidige wao’ers niet veel aan. Op dezelfde wijze zal niet worden
bijgedragen aan het oplossen van de problemen met de financiering van pensioenen. Hogere lonen vergroten de verhouding draaglast
en -kracht alleen als de draaglast in omvang afneemt: dus minder gepensioneerden of lagere pensioenen (bijvoorbeeld via het
middelloonstelsel). Lagere pensioenen kan je bezwaarlijk als doel nemen. Het aantal mensen dat voor de eindstreep (65 jaar oud) stopt,
neemt bovendien toe. Investeren in onderwijs kan derhalve niet de hele oplossing zijn.
Volgens oud-premier Kok, twintig jaar geleden een der hoofdrolspelers bij het Akkoord van Wassenaar, moet er voor de sociale partners
wat te ruilen zijn. Dat het kabinet als principaal een bonus van een half miljard euro plaatst op het bereiken van een akkoord, stimuleert
dit en is daarom hoopvol. Het geeft evenwel aan dat de sociale partners er in hun vorige ruilhandel een rare handjeklap van hebben
gemaakt door de premiedifferentiatie via de Pemba laten verdwijnen in ruil voor een hogere wao-uitkering bij volledige
arbeidsongeschiktheid 4.
Wat zou er dan nu zinnig te ruilen vallen? Werk-nemers azen niet op werk in ruil voor loon omdat er in tal van sectoren tekort aan
arbeidskrachten is. Dit tekort stijgt met de vergrijzing. Loon voor kennis dan? Het werkgevers laten opdraaien voor de kosten van
scholing van werknemers beslaat echter slechts een minder productief deel van het aantal leerlingen – de werknemers. Het gaat ten koste
van gewerkte uren zodat werkgevers niet geprikkeld zullen zijn, ook al omdat de output ex ante moeilijk meetbaar en veelal te weinig multitoepasbaar is. Bovendien gaan sociale partners niet over het onderwijs aan niet-werkenden, terwijl voor het rendement op onderwijs
geldt: hoe jeugdiger, hoe beter. De ruil ligt dus verkeerd. Het kabinet zou meer moeten uitgeven aan onderwijs.
Zo bekeken is het sociale aan het akkoord dat de sociale partners willen bereiken onduidelijk. Friedrich Hayek schreef een jaar voor de
val van de Muur al dat ‘sociaal’ een containerbegrip is, dat wordt uitgewoond. Ook het sociaal akkoord kon wel eens asociaal uitvallen
als het ertoe leidt dat werknemers er dom en onproductief mee worden gehouden. De conditie dat er wat te ruilen moet zijn voor de
sociale partners moet worden toegepast op kennis en niet op loon. Van werknemers kan solidariteit met toekomstige generaties worden
gevraagd, als ‘Zoetermeer’ domme kaaskoppen boter bij de vis wil geven

1 Kabinet wil akkoord over loonmatiging, NRC Handelsblad, 2 november 2002.
2 Zie A.H. Kleinknecht en C.W.M. Naastepad, Is loonmatiging goed voor de export? , ESB, 6 september 2002, blz. 624-626; en L.
Sengers, Aan lage lonen heeft niemand iets, Intermediair, 17 oktober 2002, 25-26.
3 Zie voor een terugblik K. Berkhout, Terug naar Wassenaar, NRC Handelsblad, 2 november 2002.
4 C.A. Hazeu en F.A.G. den Butter, Een WAO die werkt: prikkels in plaats van arbitrage , ESB, 1 maart 2002, blz. 164-167.

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur