Ga direct naar de content

Naar een herorientering op het proces van arbeidsduurverkorting

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 26 1986

Naar een herorientering op het
proces van
arbeidsduurverkorting
In het centraal akkoord van november 1982 is door werkgevers- en
werknemersorganisaties afgesproken dat via loonmatiging een bijdrage zou worden
geleverd aan het herstel van de rendementen van bedrijven en dat via
arbeidsduurverkorting de arbeid zou worden herverdeeld. Op dit moment lopen de
meningen over de arbeidsduurverkorting echter uiteen. Binnenkort wordt de volgende
beslissende stap genomen, maar de auteur van dit artikel is er niet gerust op. Hij acht drie
alternatieve uitkomsten denkbaar: het proces wordt stopgezet, een verdere voortgang
wordt (suboptimaal) afgedwongen of er wordt gezocht naar de minst problematische
voortzetting. Dit artikel richt zich op deze laatste mogelijkheid.

DRS. W.BJ. HEMPEN*

Situatie
In deze paragraaf wordt een korte beschrijving gegeven
van de gebruikelijke aspecten (bedrijfsorganisatie, arbeidsmarkt, inkomens) en van de positie van werkgevers
en werknemers bij (verdergaande) arbeidsduurverkorting
Voor de goede orde, arbeidsduurverkorting is een verzamelbegrip waaronder vervat zijn alle collectieve en vrijwillige vormen van verkorting van de arbeidsduur: per dag,
week, maand, jaar en arbeidsleven.
De opgedane praktijkervaring en het verrichte onderzoek wijzen erop dat de organisatorische aanpassing
geen onoverkomelijk knelpunt hoeft te vormen. Toch zullen verdere aanpassingen ook weer niet overal even gemakkelijk en snel kunnen worden aangebracht. In samenhang met de gevolgen van economisch herstel doen zich
knelpunten voor op de arbeidsmarkt, zoals een gebrek aan
geschoolde arbeidskrachten. Het is te verwachten dat dit
probleem zal toenemen bij een effectiever functionerend
proces van arbeidsduurverkorting. Vanwege de kostenneutraliteit gaat arbeidsduurverkorting gepaard met evenredige inlevering van inkomens. Het ziet ernaar uit dat bij
voortzetting van het huidige proces snel een eind aan de
bereidheid daartoe zal komen in verband met de tegenvallende werkgelegenheidseffecten.
De positie van werkgevers is wat ambivalent. Met name
de onvolledige herbezetting heeft het mogelijk gemaakt de
overcapaciteit te verminderen en heeft tevens een gedegen bijdrage geleverd aan rendementsherstel en daarmee
aan de verbetering van de vermogensstructuur. Vanuit bedrijfsorganisatorische en arbeidsmarktoverwegingen vrezen de werkgevers echter de gevolgen van een verdergaand proces. Deze vrees wordt nog versterkt door de mogelijkheid in de onderhandelingen te worden geconfronteerd met de eis van een collectieve vorm van arbeidsduurverkorting. Op dit moment lijken de werkgevers maximaal
bereid tot een gedifferentieerde vormgeving in geleidelijk
tempo; en dan nog liefst niet per se voor alle bedrijven en
voor alle groepen werknemers.
Ook de positie van werknemers is tweeslachtig. Aan de
ene kant is er de verantwoordelijkheid van werknemersor-

ganisaties voor de werkloosheidsbestrijding, aan de andere kant de afnemende bereidheid tot inkomensinlevering
bij werknemers en het risico van een uiteenlopende arbeidsvoorwaardenontwikkeling bij een gedifferentieerde
en geleidelijke arbeidsduurverkorting.

Hoe nu verder?
Uitgaande van ‘de noodzaak en de mogelijkheden van
arbeidsduurverkorting moet worden gezocht naar de mogelijkheid van een optimale voortzetting ervan. Het is een
goed gebruik om bij dat zoeken uit te gaan van de simpelste mogelijkheid, te bezien of met die mogelijkheid
bestaande problemen kunnen worden opgelost en nieuwe
problemen kunnen worden voorkomen en na te gaan of
met die mogelijkheid bevredigende (werkgelegenheids)effecten kunnen worden bereikt.
De simpelste mogelijkheid die zich voordoet is een geleidelijke, gedifferentieerde verdere arbeidsduurverkorting. Deze mogelijkheid is simpel omdat er nog wel overeenstemming met werkgevers overte bereiken lijkt en omdat hiermee nog het minst een wissel hoeft te worden getrokken op onzekere (toekomstige) effecten van arbeidsduurverkorting. Vanuit bedrijfsorganisatorisch oogpunt
betekent dit dat er ruimte en tijd is om de meest geeigende
vormgeving per bedrijf, instelling e.d. te bewerkstelligen.
Vanuit arbeidsmarktoogpunt betekent dit dat er ruimte is
voor een vormgeving van arbeidsduurverkorting waarbij
rekening kan worden gehouden met de huidige en toekomstige arbeidsmarkt en dat er tijd is om in te spelen op
manifeste en latente knelpunten op de arbeidsmarkt. Vanuit het oogpunt van inkomensgevolgen betekent dit dat er
tijd is voor een geleidelijke inkomensinlevering.
Een gedifferentieerde en geleidelijke arbeidsduurverkorting is dus in principe een oplossing voor een deel van
de hiervoor geschetste problemen. Niet alle problemen
* Hoofd van de afdeling Algemene Werkgelegenheidszaken op het
ministerie van WVC. Het artikel is geschreven op persoonlijke titel.

worden echter opgelost, en bovendien doemen nieuwe
problemen op. Het gaat hier met name om de werkgelegenheidseffecten en het animo aan werknemerszijde. Het
eerste probleem is dat, door het gedifferentieerde en geleidelijke karakter, de werkgelegenheidseffecten pas in de
loop van het proces zichtbaar worden. Deze effecten worden zelfs onzeker als differentiate betekent dat bedrijven
of groepen werknemers al dan niet voorlopig worden uitgezonderd van het proces van arbeidsduurverkorting, bij
voorbeeld om bedrijfsorganisatorische of arbeidsmarktredenen. Doordat deze werkgelegenheidseffecten niet direct zichtbaar zijn wordt het animo van werknemers, dat in
de huidige situatie toch al danig onder druk staat, verder
aangetast. Het animo zal nog verder afnemen indien de
differentiatie en de geleidelijkheid leidt tot een vergaand
afwijkende ontwikkeling tussen werknemers, met name
een ver uiteenlopen van de inkomensontwikkeling. Een
derde probleem is een mogelijk vrijblijvend karakter van
het proces van arbeidsduurverkorting, met name wat betreft uitzonderingsposities. De noodzaak om naar oplossingen voor problemen te zoeken zal daardoor afnemen,
waardoor werkloosheidsbestrijdende gevolgen en het animo extra onder druk komen te staan.
Kortom, een gedifferentieerde en geleidelijke arbeidsduurverkorting biedt de mogelijkheid voor oplossing van
slechts een deel van de problemen. Bovendien ontstaan
mogelijk nieuwe problemen. Met inachtneming van de merites van dit proces van arbeidsduurverkorting moet dan
ook naar maatregelen worden gezocht om de resterende
problemen op te lossen.

overcapaciteit heeft geen volledige herbezetting plaatsgevonden, waardoor van de inkomensinlevering een behoorlijke impuls is uitgegaan op het rendementsherstel. Tevens hebben we gezien dat de omvang van de inkomensinlevering gecombineerd met de onvolledige herbezetting
tot een afnemend animo bij werknemers heeft geleid.
Vanuit de overweging van een verminderde noodzaak
om ook via arbeidsduurverkorting bij te dragen aan verder
rendementsherstel verdient het dan ook aanbeveling te
zoeken naar een mogelijkheid om het animo van werknemers te vergroten zonder de economische eis van kostenneutraliteit uit het oog te verliezen. Een mogelijkheid daartoe is het beperken van de inkomens- en koopkrachtgevolgen door de overheid 2). Een andere mogelijkheid is aangereikt door de Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek (OSA) 3). Op basis van de hypothese van
20% arbeidsduurverkorting met 50% herbezetting is nagegaan wat de budgettaire effecten in 1981 zouden zijn
geweest bij enerzijds een inkomensinlevering evenredig
aan de mate van arbeidsduurverkorting en anderzijds een
inkomensinlevering evenredig aan de mate van herbezetting. De effecten zijn opgenomen in de tabel.
Tabel. Budgettaire effecten van arbeidsduurverkorting
naar categorieen bij verschillende mate van inkomensinlevering, 1981, in mrd. gld.
Inkomensinlevering evenredig aan
% arbeidsduurverkorting

Maatregelen

________________

In het verlengde van een gedifferentieerd en geleidelijk
proces van arbeidsduurverkorting worden nu drie maatregelen voorgesteld, die zowel afzonderlijk als in samenhang kunnen worden bezien. Bij deze maatregelen spelen
wederom bedrijfsorganisatorische, arbeidsmarkt-en inkomensaspecten een rol, evenals het animo van werkgevers
en werknemers en de werkgelegenheidseffecten.
Kader
Een manier om geven en nemen van alle partijen te bewerkstelligen, om zo bevredigend mogelijke effecten te
bereiken en vrijblijvendheid te voorkomen, is het opereren
vanuit een globaal kader. In een dergelijk kader kunnen
(tussentijdse) doelstellingen worden geformuleerd, waarna de uitvoering verder aan het meest geeigende niveau
kan worden overgelaten 1). In het geval van arbeidsduurverkorting zijn de meest aangewezen partijen voor een
dergelijk kader: werkgevers, werknemers en bij voorkeur
ook de overheid. Werkgevers en werknemers vanuit de
eigen verantwoordelijkheid, de overheid als belangrijke
sociaal-economische partij, als belangrijke werkgever en
als maatschappelijk verantwoordelijke voor de werkloosheidsbestrijding. De inbreng van de overheid kan daarbij
onder andere bestaan uit het stimuleren van het proces en
het zoveel mogelijk naar voren halen van de werkgelegenheidseffecten, door bij voorbeeld de inkomens- en koopkrachtgevolgen zonodig te beperken en bij te dragen aan
de benodigde bedrijfsorganisatorische verandering en
aan het voorkomen van arbeidsmarktknelpunten, met name via scholing. Een voordeel van afspraken binnen een
globaal kader is dat men dan geen gevangene van elkaars
afwachten en elkaars besluitvorming hoeft te zijn.
Inkomensinlevering
Vanuit het oogpunt van kostenneutraliteit gaat het proces van arbeidsduurverkorting gepaard met een evenredige inkomensinlevering. Tot nu toe heeft deze evenredigheid betrekking op de mate van arbeidsduurverkorting;
1% arbeidsduurverkorting betekent 1% inkomensinlevering. Zoals we hebben gezien, hebben vooral werkgevers
profijt gehad van die evenredigheid. Vanwege bestaande

ESB 26-2-1986

Besteedbaar inkomen huishoudens
Werkgevers, inclusief overheid
Collectieve sector
Pensioenfondsen
Ziektekostenverzekeraars

-13,3
19,0
– 3,0
– 1,6

1,2

% herbezetting

-2.0
0,4
3,2
-0,0
-0,4

Bron: Sociaal en Cultureel Planbureau en ramingen OSA op basis van SCP-cijfermateriaal

Los van het hypothetisch karakter en los van de mate
van exactheid van de effecten, geeft de tabel een duidelijke indicatie van het verschil in effecten tussen inlevering
op basis van arbeidsduurverkorting en op basis van herbezetting. Tevens valt op dat de verdeling van de effecten
over de categorieen bij de herbezettingsvariant veel gelijkmatiger is dan bij de arbeidsduurverkortingsvariant. Het
meest in het oog springend is de relatief geringe omvang
van de inkomensinlevering in de herbezettingsvariant,
waarbij het dan nog een inlevering ineens betreft; bij een
geleidelijk proces van arbeidsduurverkorting wordt die totale inlevering ook nog eens uitgesmeerd over de periode.
Uiteraard zal een effectiever proces van arbeidsduurverkorting (lees: tenderend naar volledige herbezetting) weer
andere budgettaire effecten met zich meebrengen. Het
kan echter niet leiden tot een ongelijkmatige verdeling van
de effecten over de categorieen in de trant van de
arbeidsduurverkortingsvariant.
Vergeleken met de huidige situatie (de arbeidsduurverkortingsvariant) betekent het overgaan op inlevering naar
de mate van herbezetting dat – afgezien nog van de relatief geringere inlevering – het animo van werknemers
voor verdergaande arbeidsduurverkorting niet meer tegelijkertijd kan worden gefrustreerd door en een hoge mate
van inkomensinlevering en een geringe mate van herbezetting.
Het verdient dan ook aanbeveling om ten behoeve van
een verdergaand proces van arbeidsduurverkorting nader
de mogelijkheden te bezien van arbeidsduurverkorting
1) In breder verband neb ik al eerder over een dergelijk kader gepubliceerd, bij voorbeeld W.B.J. Hempen, Naar een herorientering op het
sociaal-economisch beleid, ESB, 24 februari 1982 en 3 maart 1982,
biz. 192-199 en biz. 226-234.

2) Zie ook voetnoot 1.
3) OSA, Werk voor alien, Den Haag, 1985, pag. 56.
Ol V

met een inkomensinlevering evenredig aan de mate van
herbezetting. Dat biedt een mogelijke oplossing voor het
animo van werknemers. Aan bedrijven en sectoren geeft
hetruimteom – zonder een begrijpelijke maar mogelijk irreele, op directe resultaten gerichte druk van werknemerszijde – problemen (bedrijfsorganisatie, arbeidsmarkt) geleidelijk op te lossen en tevens biedt het een uitweg daar
waar geen volledige herbezetting nodig of mogelijk is. De
mate van herbezetting, en daarmee de mate van inkomensinlevering zou per bedrijf of in de cao-onderhandelingen
kunnen worden overeengekomen. Bij onduidelijkheid zou
een sectoraal gemiddelde kunnen worden vastgesteld,
ongeveer overeenkomend met de praktijk van de laatste
jaren in de kwartaire sector.
Op het oog lijkt een en ander nogal vrijblijvend met (op
zijn minst tijdelijk) de mogelijkheid van suboptimale werkgelegenheidseffecten en de mogelijkheid van het ver uiteenlopen van de inkomensontwikkeling tussen werknemers. Zowel de mate van arbeidsduurverkorting als de mate van herbezetting is echter grotendeels het resultaat van
onderhandelingen waarop werkgevers en werknemers belangrijke invloed uitoefenen. Ten aanzien van de werkgelegenheidseffecten dient verder nog te worden bedacht
dat door het verdwijnen van veel overcapaciteit de noodzaak tot herbezetting bij een verdergaande arbeidsduurverkorting is toegenomen. Daar waar die noodzaak tot herbezetting niet aanwezig is, bij voorbeeld door overcapaciteit, is het economisch onwenselijk die herbezetting af te
dwingen. Daar waar ten onrechte niet tot voldoende herbezetting wordt overgegaan zal de noodzaak daartoe zich
vanzelf voordoen vanwege omzetdaling, kostenstijging of
toenemende werkdruk.
De relatief geringe omvang van de inkomensinlevering
op basis van de mate van herbezetting maakt slechts een
relatief gering uiteenlopen van de inkomensontwikkeling
mogelijk. Verder beperkt de gunstige uitgangspositie voor
de noodzaak tot herbezetting ook het uiteenlopen. Ten
slotte is het natuurlijk onzin om vanwege gelijkheidsmotieven een situatie, waarin bij voorbeeld overcapaciteit een
(volledige) herbezetting verhindert, te ‘belonen’ door voor
die niet te realiseren (volledige) herbezetting wel inkomen
in te leveren. Indien een uiteenlopen van de inkomensontwikkeling onwenselijk wordt geacht, is het wel denkbaar
dat inkomen wordt ingeleverd evenredig aan de mate van
arbeidsduurverkorting. Voor zover geen herbezetting
plaatsvindt, zou het restant dan voor scholing kunnen worden aangewend.
Uitzonderingen
Nog een stap verder dan de voorgaande gaat de gedachte om bedrijven of delen van bedrijven waarvan men
van mening is dat de problemen (voorlopig) onoplosbaar
zijn, al dan niet tijdelijk uit te zonderen van een verdergaand proces van arbeidsduurverkorting. Aan deze problemen zullen veelal arbeidsmarktomstandigheden ten
grondslag liggen. Een dergelijke uitzonderingsmogelijkheid verzwakt echter de noodzaak om een oplossing voor
de problemen te zoeken en doet de ontwikkeling uiteenlopen, wat het animo van anderen weer kan aantasten. Onder erkenning van de noodzaak of het nut uitzonderingen
mogelijk te maken, kunnen die bedenkingen wellicht worden ondervangen door de betreffende werknemers, zonder arbeidsduurverkorting, wel inkomen te laten inleveren
overeenkomend met het bedrijfs- of bedrijfstakgemiddelde van de arbeidsduurverkorting of de herbezetting (zie
hiervoor). Deze inkomensinlevering, zo mogelijk aangevuld met een werkgeversbijdrage, zou kunnen worden
aangewend ter oplossing van arbeidsmarktproblemen,
met name ten behoeve van scholing. Bij de. recente behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de VVD-fractie een soortgelijk voorstel gedaan ter voorkoming van grote verschillen in inkomensontwikkeling, zij het dat in dat voorstel het inkomensoffer
rechtstreeks ten goede zou moeten komen aan de inleverende werknemers door de inlevering niet in vrije tijd, maar
in scholing te geven. Op zich dus dezelfde grondgedachte
maar ik zou het breder willen zien, namelijk inleveren ten

behoeve van scholing in groter verband, bij voorbeeld de
bedrijfstak. Dit mede omdat een permanente scholingsbehoefte of -noodzaak per werknemer of per bedrijf niet goed
voorstelbaar is, zodat ook geen permanente inleveringsnoodzaak aanwezig is.
In groter verband is – voor aanwezige en nieuwe werknemers – wel een min of meer permanente scholingsbehoefte of -noodzaak aanwezig, onder andere ten gevolge
van het proces van arbeidsduurverkorting. Hoewel de op
deze manier inleverende werknemer en bedrijf de arbeidsmarktproblemen ten gevolge van arbeidsduurverkorting niet rechtstreeks ondervinden, kunnen zij wel profiteren van de scholing in groter verband. Naast de voorkoming van grote verschillen in inkomensontwikkeling en
naast het scheppen van de scholingsmogelijkheden is het
aantrekkelijke, uit het oogpunt van het proces van arbeidsduurverkorting, van een dergelijke manier van inkomensinlevering dat een uitzonderingspositie bij arbeidsduurverkorting niet al te makkelijk kan worden verkregen of behouden. Van de betrokken werknemers kan namelijk worden verwacht dat enige druk wordt uitgeoefend op de
werkgever om de problemen bij arbeidsduurverkorting zo
mogelijk tot een oplossing te brengen, dit ten einde meer
directe waar voor hun geld te krijgen dat wil zeggen vrije
tijd en herbezetting voor de inkomensinlevering.
Het voorgaande overziend is de voorlopige conclusie
dat een gedifferentieerde en geleidelijke arbeidsduurverkorting een oplossing kan bieden voor een deel van de
bestaande problemen bij arbeidsduurverkorting, dat er afzonderlijke oplossingsrichtingen denkbaar zijn voor resterende en nieuwe problemen en dat de combinatie van het
geheel wellicht kou uit de lucht zou kunnen wegnemen ten
behoeve van een voortzetting van het proces van arbeidsduurverkorting. De uiteindelijke conclusie wordt bepaald
door het inzicht in de gevolgen van de voorstellen.

Gevolgen
Ter afsluiting wordt een samenvattende schets gegeven
van de mogelijke gevolgen van voorgaande voorstellen op
de bekende aspecten en categorieen.
Bedrijfsorganisatie
Zoals gezegd ziet het ernaar uit dat organisatietechnische veranderingen ten gevolge van arbeidsduurverkorting geen onoverkomelijk knelpunt hoeven te vormen. Toch moeten die veranderingen niet worden gebagatelliseerd. Bij een gedifferentieerde en geleidelijke arbeidsduurverkorting is er ruimte en tijd om de meest geeigende organisatorische vormgeving te bewerkstelligen.
Voor zover nodig behoort een, al dan niet tijdelijke, uitzonderingspositie voor bedrijven of delen van bedrijven tot de
mogelijkheden. Ten slotte zouden de organisatorische
veranderingen stimulerend kunnen worden ondersteund
via het globaal kader.

Arbeidsmarkt
De bestaande en toekomstige situatie op de arbeidsmarkt lijkt cruciaal voor het proces van arbeidsduurverkorting wat betreft de werkgelegenheidseffecten en het
animo tot voortzetting. Bij een gedifferentieerde en geleidelijke arbeidsduurverkorting is er ruimte om de vormgeving per bedrijf aan te passen aan de situatie op de arbeidsmarkt en is er tijd om in te spelen op manifeste en latente arbeidsmarktknelpunten. Voor zover nodig behoort
een, al dan niet tijdelijke, uitzonderingspositie voor bedrijven of delen van bedrijven tot de mogelijkheden. Indien die
uitzonderingspositie wel gepaard gaat met inlevering voor
scholing, gaat daarvan weer een positieve invloed uit op
de arbeidsmarktsituatie.
Inkomens
De stand van zaken tot nu toe van relatief geringe zicht-

bare werkgelegenheidseffecten gerelateerd aan de mate
van inkomensinlevering daarvoor, heeft het animo voor inlevering ten behoeve van verdere arbeidsduurverkorting
onder druk gezet. In de voorstellen is het inkomensaspect
op verschillende plaatsen aan de orde. Bij een gedifferentieerde en geleidelijke arbeidsduurverkorting is ertijd voor
een geleidelijke inlevering. Een inkomensinlevering evenredig aan de mate van herbezetting leidt ertoe dat hetzij de
inlevering relatief gering van omvang is, hetzij de mate van
herbezetting groot is. Daarbij voorkomt een relatief geringe inkomensinlevering het ver uiteenlopen van de inkomensontwikkeling. Een uiteenlopen dat verder nog kan
worden tegengegaan door ingeval van uitzonderingsposities toch tot inkomensinlevering over te gaan.
Werkgevers
De werkgevers hebben nogal profijt gehad van de arbeidsduurverkorting tot nu toe. De onvolledige herbezetting heeft vermindering van overcapaciteit mogelijk gemaakt en heeft ertoe geleid dat een deel van de inkomensinlevering aan rendementsherstel ten goede is gekomen.
Op zich heeft dat economisch nuttig gewerkt, maar het
heeft ook een frustrerende uitwerking gehad op het proces
van arbeidsduurverkorting. Ten behoeve van verdergaande arbeidsduurverkorting zal die frustrerende uitwerking
dan ook teniet moeten worden gedaan. De mogelijkheid
daartoe is aanwezig vanwege de verminderde noodzaak
om ook via arbeidsduurverkorting bij te dragen aan verder
rendementsherstel. Met een gedifferentieerde en geleidelijke arbeidsduurverkorting zijn vooral de werkgevers gediend vanwege de onzekerheid over mogelijke organisatorische en arbeidsmarktproblemen. In een globaal
kader kan een stimulerende ondersteuning voor werkgevers worden opgenomen. Bij inkomensinlevering evenredig aan de mate van herbezetting verdwijnt – zoals gezegd niet ten onrechte – het financieel profijt voor de
werkgevers. Er van uitgaande dat ook die inlevering
kostenneutraal moet zijn, is er geen financieel nadeel aan
verbonden. De mogelijkheid van een uitzonderingspositie
komt vooral werkgevers ten goede, evenals de scholing
die daarbij door de inlevering wordt gefinancierd.
Werknemers
De inkomensinlevering in relatie tot de zichtbare effecten heeft het animo van werknemers voor arbeidsduurverkorting aangetast. Een gedifferentieerde en geleidelijke
arbeidsduurverkorting kan het animo nog verder aantasten. Een globaal kader is dan ook gewenst, waarmee
vrijblijvendheid wordt voorkomen en waarin zo mogelijk
stimulerende ondersteuning kan worden opgenomen gericht op de inkomensinlevering en gericht op het realiseren
en naar voren halen van de werkgelegenheidseffecten.
Een inkomensinlevering op basis van de mate van herbezetting kan gunstig uitwerken op de omvang van de inlevering, werkt in ieder geval gunstig uit op de relatie tussen inlevering en herbezetting, kan een ver uiteenlopen van de
inkomensontwikkeling voorkomen en hoeft niet per se tot
suboptimale werkloosheidsbestrijdende effecten te leiden. Tevens is er dan een gelijkmatiger verdeling van de
budgettaire effecten over de categorieen dan bij inlevering
op basis van arbeidsduurverkorting. De mogelijkheid van
uitzonderingsposities hoeft – indien uitzonderingen reeel
zijn – het animo van werknemers niet nadelig te bemvloeden. Indien daarbij wel inlevering plaatsvindt, wordt ver uiteenlopen van de inkomensontwikkeling voorkomen.
Consensus
Op basis van de praktijk van de laatste jaren is het twijfelachtig of consensus zal ontstaan over de voortzetting
van het proces van arbeidsduurverkorting. Toch zullen alle partijen de noodzaak van werkloosheidsbestrijding blijven erkennen, evenals de potentiele mogelijkheden daarbij van arbeidsduurverkorting. Voortzetting in de huidige
vorm lijkt echter onwaarschijnlijk. Vandaar dat in dit artikel
is gezocht naar een vormgeving waarbij zoveel mogelijk is
ingespeeld op de problemen. De uitkomst is een geven en
nemen van alle partijen zonder ogenschijnlijk echte verlie-

ESB 26-2-1986

Arbeidsduurverkorting, een kwestie van inleveren

(ANP-foto)

zers. Of over een dergelijke vormgeving inderdaad consensus mogelijk is, zal de toekomst leren.

Conclusie
Bekeken is of er oplossingen mogelijk zijn voor de problemen verbonden aan het huidig proces van arbeidsduurverkorting. Daartoe is uitgegaan van een gedifferentieerde
en geleidelijke voortzetting van het proces. Dit mede omdat over een dergelijke voortzetting als uitgangspositie
consensus bereikbaar lijkt. Met zo’n voortzetting kunnen
niet alle problemen worden opgelost, bovendien ontstaan
nieuwe problemen. Vandaar dat ook verdere oplossingsrichtingen zijn bekeken waarmee deze voortzetting kan
worden aangevuld ter ondervanging van die problemen.
Als mogelijke aanvullende oplossingen zijn aan de orde
geweest:
– een globaal kader met onder andere (tussentijdse)
streefdoelstellingen die zo decentraal mogelijk moeten
worden vormgegeven;
– een inkomensinlevering evenredig aan de mate van
herbezetting;
– de mogelijkheid van uitzonderingen van arbeidsduurverkorting waarbij wel inkomen wordt ingeleverd, zij het
niet ten behoeve van vrije tijd en herbezetting maar ten
behoeve van de working van de arbeidsmarkt.
De conclusie luidt dat een gedifferentieerde vormgeving
en geleidelijk tempo van arbeidsduurverkorting aangevuld
met – deze of andere – maatregelen (in ieder geval) in
theorie uitzicht biedt op een effectieve voortzetting van het
proces van arbeidsduurverkorting. Een uitzicht dat minder
problematisch lijkt dan voortzetting van het huidige proces, dat effectiever lijkt dan voortzetting op basis van een
geforceerd onderhandelingsresultaat en, in ieder geval,
effectiever is dan stopzetting van het proces van
arbeidsduurverkorting.

W.B.J. Hempen

Auteur