Ga direct naar de content

MKB onder druk in 1992

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 8 1992

MKB onder druk in 1992
W.H.J. Verhoeven, J.G. Vianen en A.R.M. Wennekers*

D

eproduktiegroei van bet midden- en kleinbedrijf is sterk aan bet vertragen. In
1992 wordt nog slechts een groei van ruim 1,5% voorzien. De verwachte zeer
zwakke ontwikkeling van de binnenlandse bestedingen is bier vooral debet aan,
maar ook de groeivertraging van de Duitse invoer heeft een drukkend effect. Voor
kleinere bedrijven kan de toenemende marktdruk ook een impuls zijn om nieuwe
wegen in te slaan.

De jaren tachtig
De werkgelegenheid verplaatst zich steeds meer
van grote naar kleine en middelgrote ondernemingen. In de jaren tachtig groeide het aantal banen in
grote bedrijven (met meer dan 100 werkzame personen) met 125.000. De werkgelegenheidsstijging bij
de kleine en middelgrote ondernemingen bedroeg
evenwel niet minder dan circa 215.000 banen . Een
groot deel van de banencreatie betrof deeltijdbanen. Procentueel gezien groeide de werkgelegenheid van het MKB in het afgelopen decennium
jaarlijks 0,2 procentpunt sneller dan van het grootbedrijf.
Met deze ontwikkeling in de werkgelegenheid zette
het midden- en kleinbedrijf (MKB) de trend naar
kleinschaligheid voort die sinds het begin van de jaren zeventig is ingezet. Kleinschaligheid die, na een
lange periode van schaalvergroting, deels tot stand
kwam door de verschuiving naar tertiaire sectoren,
maar ook door verschuiving van de werkgelegenheid binnen de sectoren naar kleine en middelgrote
bedrijven. Het Nederlandse bedrijfsleven sluit daarmee aan bij de ontwikkeling naar meer kleinschalige bedrijven in andere westerse landen als het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, de Verenigde
Staten en Japan. Ook daar is het ‘V- patroon’ waarneembaar, waarbij het werkgelegenheidsaandeel
van het MKB daalde in de jaren zestig en begin zeventig en sindsdien weer toenam2.
Deze ontwikkeling ging gepaard met een forse
groei van het aantal ondernemingen. Over de periode 1980-1990 gezien is er per saldo sprake van een
toename van circa 60.000 actieve ondernemingen.
Vooral in de periode 1988-1990 nam het aantal ondernemingen sterk toe.
Tabel 1. Enige kerngegevens van bet MKB en bet grootbedrijf voor
de periode 1981-1990 (Jaarlijkse groeicijfers inprocenten)

MKB

Aantal ondernemingen
Werkgelegenheid in arbeidsjaren
Produktie
Arbeidsproduktiviteit
Bron: EIM.

Grootbedrijf

1,5
0,5
2,5
2,0

1,6
0,3
2,7

2,4

Tegenover de toenemende kleinschaligheid in werkgelegenheidstermen staat evenwel een daling van
het aandeel van het MKB in het produktievolume.
Zoals uit label 1 blijkt is in het verstreken decennium de produktiegroei in het MKB 0,2% per jaar
achtergebleven bij die in het grootbedrijf. Anders
gezegd: het MKB realiseert een geringere arbeidsproduktiviteitsgroei .
In de volgende paragrafen wordt bekeken hoe het
MKB zich ontwikkelde ten opzichte van het grootbedrijf gedurende de verschillende fasen van de conjunctuur, zoals die zich in de jaren tachtig aandienden. Vervolgens zal worden aangegeven welke
verwachtingen er voor het MKB in 1992 mogen worden uitgesproken. Tot slot zullen enige beleidsimplicaties voor bedrijfsleven en overheid worden bezien.

MKB in de conjunctuur
De algehele conjunctuurbeweging laat zich inclusief
de jaren 1991/1992 in vijf deelperiodes onderscheiden zoals aangegeven in label 2, waar ook de produktiegroei van het MKB wordt gepresenteerd.
Na de recessie in 1981 en 1982 herstelden allereerst
vooral de export en de investeringsgeneigdheid. De
consumptieve bestedingen lieten pas vanaf 1985
weer duidelijke groei zien. Het herstel van de produktiegroei werd in 1986 en 1987 onderbroken
doordat de internationale concurrentiepositie, zowel op de binnenlandse als op de exportmarkt, te lij-

* De auteurs zijn werkzaam bij het Economisch Instituut
voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM). J.G. Vianen is tevens hoogleraar Economic van kleine en middelgrote ondernemingen aan de Katholieke Universiteit Brabant.
1. Deze stijging vond per saldo plaats nadat eerst het werkgelegenheidsverlies uit het begin van de jaren tachtig was
goedgemaakt.
2. W. Sengenberger, G.W. Loveman en M.J. Piore, The reemergence of small enterprises-industrial restructuring in
industrialized countries, ILO, Geneve, 1990.
3. J.G. Vianen, Small business developments in the long
run and through the business cycle: lessons from the past
in the Netherlands, paper gepresenteerd tijdens de workshop The formation, management and organization of
small and medium-sized enterprises, Jonkoping, Zweden,
September 1991.

den had van de sterk dalende dollarkoers. De binnenlandse bestedingen vertoonden daarbij nauwelijks aarzeling. Het eind van de jaren tachtig kenmerkte zich door een hoogconjunctuur in alle
bestedingscategorieen, die inmiddels ten einde is

gekomen.
De uitwerking van de conjunctuur op het MKB was
veelal anders dan bij de grote bedrijven. Dat bleek
duidelijk in de jaren 1981/1982. Hoewel de oorsprong van de recessie voor een belangrijk deel in
het buitenland was gelegen, vond de sterkste teruggang uiteindelijk plaats in de binnenlandse sectoren
en daarmee bij het MKB . Dit werd nog verergerd
doordat kleine bedrijven relatief sterk vertegenwoordigd zijn in inkomensgevoelige segmenten als de
duurzame consumptiegoederen en de ongesubsidi-

eerde woningbouw. In de minder inkomensgevoelige consumptie van voedings- en genotmiddelen
leden de kleine bedrijven daarenboven fors marktaandeelverlies. De relatief goede exportprestaties
van kleine bedrijven in deze periode konden nauwelijks tegenwicht bieden. Per saldo daalde de produktie van het MKB met 4% per jaar, terwijl deze zich in
het grootbedrijf stabiliseerde5.
Ook aan de kostenkant had het MKB door zijn
schaal extra moeilijkheden met de recessie. De aanpassing van het arbeidsvolume aan de produktiedaling verliep traag, zodat de arbeidsproduktiviteit
aanvankelijk enigszins daalde.
De belangrijkste redenen hiervoor zijn onder meer
de veel geringere deelbaarheid van functies in het
MKB en de sterke binding tussen ondernemer en

Export
excl.
energie
1981-82
1983-85
1986-87
1988-90
1991-92

2
6,5
4
7,5
4,5

Part. Bruto invest. Proconvaste
duktie
sumptie
activa
bedrijven
-2

1,5
3
2,5
2

-8
6
5,5

-1,5
2,5

-4
2,5

2

6
-0,5

4
2

6
5
2

Cijfers afgerond op 0,5%.
Bron: CPB/EIM.

Tabel2. Conhet personeel . Ook de behoefte om aanpassingsjunctuurbewekosten te beperken en de geringe informatie over
zowel afzetmarkt als arbeidsmarkt spelen een rol. In ging in de
het grootbedrijf vonden daarentegen grootscheepse periode 19801992, gemidsaneringen plaats, zodat de arbeidsproduktiviteit
delde jaarlijkvan meet af aan kon worden verbeterd.
se groei in
Maatschappelijk gezien vormde het MKB een buffer procenten
die de werkloosheidsstijging nog enigszins beperkte. Bedrijfseconomisch leidde dit er echter toe dat
het MKB relatief sterk aan winstgevendheid inboette
en het winstherstel traag verliep. De investeringsgeneigdheid van de kleine bedrijven daalde hierdoor
sterker dan bij de grote bedrijven.
Het aantal ondernemingen daalde in alle grootteklassen, maar in het grootbedrijf in sterkere mate
dan in het MKB. Dit verschil hangt deels samen met
inkrimping van grote bedrijven tot onder de grens
van 100 werknemers.
Ook in de hersteljaren 1983-1985 bleef het MKB aanvankelijk duidelijk achter doordat het herstel werd
getrokken door de export en de investeringen in outillage. Pas vanaf 1985, toen ook de consumptiegroei aantrok, begon de produktiegroei van het
MKB die van het grootbedrijf te overtreffen. Dit was
heel markant in 1986 en vooral 1987, toen de groei
van het grootbedrijf mede door de dure gulden achterbleef, terwijl het MKB zowel op de binnenlandse
als de buitenlandse markt floreerde.
Hierdoor en door de structurele matiging van de
loonkosten was inmiddels ook een werkgelegenheidsherstel op gang gekomen, dat bij de kleine bedrijven nog krachtiger was dan bij de grote. Doordat
de loonkosten per eenheid produkt vrijwel niet stegen, konden de winsten in het MKB relatief sterk
toenemen. Tegelijkertijd verbeterde de financiele
structuur aanmerkelijk. Het aandeel van het eigen
vermogen nam toe van 22% in 1985 naar 30% in
1988 . De investeringsquote van het MKB herstelde
zich tot een niveau van circa 16%, ruim boven dat
van 1980.
De jaren 1988-1990 waren een periode van hoogconjunctuur voor zowel de grote als de kleine bedrijven. Op vrijwel alle markten was sprake van een
krachtige expansie. Het MKB kende een jaarlijkse
produktiegroei van 4,5 a 5%, terwijl het grootbedrijf

4. EIM, Kleinschalig ondernemen 1990.
5. HIM, Kleinschalig ondernemen 1991.

6. J. Taylor, Unemployment and wage inflation, 1974.
7. H. Kuiken, Financiele structuur en investeringen in het

midden- en kleinbedrijf, EIM, 1990.
8. J. Bais, Investeringen door het MKB en het grootbedrijf
in Nederland, EIM Researchpublikatie nr. 36, 1990.

ESB 8-1-1992

Pro-

duktie
MKB

rigens achter bij de mogelijkheden omdat de Duitse

op dit moment nog geen overtuigende verbetering
is ingetreden. Hier staat evenwel tegenover dat de
groei in Duitsland verder zal vertragen. Per saldo zal
het zwakke herstel van de wereldeconomie in 1992
voor het MKB geen effect opleveren.
In 1991 en 1992 hebben vooral binnenlandse factoren een drukkende invloed op de afzetontwikkeling
van het MKB. De nieuwbouw van woningen liet vorig jaar al een absolute daling zien. Er werden aanzienlijk minder sociale woningen in aanbouw genomen, terwijl ook de ongesubsidieerde woningbouw
terugliep onder invloed van de hoge rentestand, het
hogere huurwaardeforfait en de toenemende onzekerheid. Voor dit jaar wordt nog geen verbetering
verwacht.
Voorts groeiden de bedrijfsinvesteringen vorig jaar
reeds minder dan in 1990, en wordt voor 1992 een
absolute daling voorzien. De bedrijfsinvesteringen
liggen in ons land al een aantal jaren op een hoog
niveau, zodat van veel bedrijven de capaciteit aanmerkelijk is uitgebreid, terwijl nu de winst veelal onder druk staat en de vooruitzichten minder zijn.
Bij de consumptieve bestedingen kon vorig jaar
eveneens een duidelijke groeivertraging geconstateerd worden, die zich dit jaar zal versterken. Terwijl in 1989 en 1990 de koopkracht van de consument onder invloed van lastenverlichting en geringe
inflatie aanmerkelijk toenam, was hiervan in 1991
nauwelijks sprake, Voor 1992 is een koopkrachtverlies niet ondenkbaar. De burgers worden geconfronteerd met opnieuw lastenverzwaringen, gepaard
gaande met een hogere inflatie.
Evenals in 1989 en 1990 lijkt het beleid de conjunctuurbeweging te versterken, maar nu in neerwaartse
zin. Door geringere besparingen lieten de consumptieve bestedingen vorig jaar nog een redelijke groei
zien, maar dit jaar zullen de consumptieve bestedingen slechts weinig toenemen.
In vergelijking met het grootbedrijf behaalde het
MKB in 1991 redelijke resultaten. Grote bedrijven
zijn gevoeliger voor de internationale conjunctuur:
ze exporteren meer naar het buitenland, vooral naar
landen buiten de EG. Grote bedrijven hebben ook
meer last van de internationale concurrentie, doordat vaak wordt afgerekend in dollars.
Voor 1992 geldt een iets ander beeld: het, overigens
trage, internationale herstel is in eerste instantie van
belang voor de grote industriele bedrijven. Het MKB
krijgt te maken met een afnemende groei in Duitsland en een zwakke binnenlandse afzetontwikkeling, zodat de groei van het MKB verder zal vertragen.
De werkgelegenheid van met name het MKB ontwikkelde zich in 1991 wederom positief. Er kwamen
per saldo 29.000 arbeidsjaren (= volledige banen)
bij, waardoor de werkgelegenheid in het MKB met
46.000 personen toenam, veel minder dan in 1990
toen de werkgelegenheid in het MKB met 75.000
personen toenam. In 1992 zal de werkgelegenheid
in het MKB nog minder toenemen.
Het aantal ondernemingen ontwikkelde zich in 1991
positief. Het aantal startende ondernemingen lag in

import uit Nederland duidelijk minder is toegenomen dan die uit de meeste andere EG-landen . Voor
1992 is momenteel de verwachting dat in de meeste
OESO-landen een gematigd herstel zal plaatsvinden10, hoewel bij voorbeeld in de Verenigde Staten

9. C.W.A.M. van Paridon, Nederland mist kansen op Duitse
markt, ESB, 1 januari 1992, biz. 16-17.
10. OESO, Economic Outlook, december 1991.

Groei in %

-2

Werkgelegenheid

Aantal ondernemingen
– – Produktie
-6
1981

1982

Figuur 1. Ondernemingen,
produktie en
werkgelegenheid in bet
MKB (1981-

1990)

1983

1984

1985

1986

1987

1988

1989

1990

ruim 5% liet noteren. De bouw kwam hier ruim bovenuit, maar vertoonde in de loop van de periode
een sterk verval. De handelssectoren trokken daarentegen steeds sterker aan en vertonen sinds 1989
een groei die uitgaat boven die van de gehele particuliere sector. De groei van de detailhandel werd
nog verder opgestuwd doordat de btw-verlaging in
1989 en de belastingherziening-Oort in 1990 de
koopkracht nog een extra impuls gaven. Dit pro-

cyclische overheidsbeleid versterkte daarmee de
conjuncturele ontwikkeling en met name van het
MKB.
Ook in de werkgelegenheidscreatie speelden grooten detailhandel een belangrijke rol, evenals de zakelijke dienstverlening. Zowel bij de grote als de kleine bedrijven steeg in de periode sinds 1986 het aandeel van de deeltijdbanen in opvallende mate. Het
aantal moeilijk vervulbare vacatures Hep met name
in het MKB krachtig op.
Ten slotte weerspiegelde de hoogconjunctuur zich

ook duidelijk in een versnellende groei van het aantal ondernemingen. Het aantal starters liep vanaf het
midden van de jaren tachtig voortdurend op (van
14.000 in 1985 tot 22.000 in 1990), terwijl het aantal
opheffingen vrij stabiel bleef; het aantal faillissementen liep daarbij terug van 4.200 in 1985 tot 2.850 in
1990.
Per saldo versnelde de jaarlijkse groei van het aantal
ondernemingen van een tempo van 1% in 1985 naar
3,75% in 1989 en 1990.

Het MKB in 1991 en 1992
In 1991 kwam een duidelijke omslag. Groeide de
produktie van het MKB in 1990 nog met 4,5%, in
1991 beliep de groei circa 2,5%. Voor dit jaar wordt
een verdere vertraging voorzien tot ruim 1,5%.
De vertraging in de wereldhandel in de tweede helft
van 1990 raakte ook de export van het MKB. Enig tegenwicht werd daarbij geboden doordat het MKB
zich relatief sterk richt op Duitsland, waar de invoervraag zeer fors toenam. Het effect hiervan bleef ove-

30

de eerste drie kwartalen blijkens gegevens van de
Kamers van Koophandel rond het aantal van de vergelijkbare periode in 1990. Op jaarbasis komt dit
neer op circa 20.000 starters. Wel steeg het aantal uitschrijvingen, waaronder het aantal faillissementen.
Voor 1992 wordt een lagere groei van het aantal starters en een verdere toename van het aantal opheffingen verwacht onder invloed van het verslechterde
economische weerbeeld.

Beleidsimplicaties
Terugkijkend op de jaren tachtig zien we dat het
kleinere bedrijfsleven meer werkgelegenheid wist te
scheppen dan grotere bedrijven. Vooral de laatste jaren is er een geweldige dynamisering waarneembaar aan de ‘onderkant’ van het bedrijfsleven. Het
Ministerie van Economische Zaken ondersteunt
deze beweging met de campagne ‘Onderneem ‘t
maar’. Velen zoeken het ondernemerschap als uitdaging of voelen zich aangetrokken in het MKB te
gaan werken. Een dynamiek die de gehele economic op termijn goed zal doen, mils de arbeidsproduktiviteitsontwikkeling niet te veel uiteen gaat lopen tussen kleinere en grotere bedrijven. Een goed
economisch beleid, of zoals thans door het Ministerie van Economische Zaken gevoerd ondernemerschapsbeleid kan echter niet zonder een ‘op maat
voor het MKB’ gesneden technologiebeleid aangevuld met een adequaat opleidings- en scholingsbeleid.
Indien kleinere bedrijven, met name in de toeleverings- en distributieketen, de slag zouden missen,
zou dit ten koste gaan van de gehele dynamiek en
flexibiliteit van de Nederlandse economic. Uiteraard
komt het daarbij vooral op het MKB zelf aan om vernieuwingen door te voeren. Door de afschaffing van
de Instir is echter wel een belangrijke stimulans
voor de technische vernieuwing in het MKB wegge-

vallen.
Ook het conjunctuurbeleid is van belang voor het
MKB. Het beleid heeft in de laatste jaren procyclisch
gewerkt; bestedingsverruiming in 1989 en 1990 en
bestedingsbeperking door lastenverzwaring in 1991
en 1992. Dit heeft het MKB sterker doen golven,
met als gevolg dat voor 1992 de verwachtingen voor
het MKB ronduit tegenvallen: een produktiegroei
van nog maar 1,5%. Dit heeft uiteraard een drukkende uitwerking op de algehele economische groei.
Nu de overheid geen ruimte heeft voor een stimulerend beleid, rijst de vraag welke mogelijkheden het
MKB zelf heeft om de groeivertraging het hoofd te
bieden. Gunstig is in elk geval dat het financiele
weerstandsvermogen van dit deel van het bedrijfsleven in de afgelopen jaren sterk is verbeterd.
Hiermee kunnen tegenvallers worden opgevangen.
Maar nog belangrijker is het voor kleine bedrijven
om vanuit deze sterke positie te investeren in de ontwikkeling van een adequate marktstrategie, in het

leggen van handelscontacten en in het uitvoeren
12

van marktstudies . Waar dit de middelen van individuele bedrijven te boven gaat kan dit uiteraard in samenwerkingsverbanden of via branche-organisaties
worden opgezet.
Met name gaat het hier om een internationale marktstrategie. Daarbij kan de binnenlandse groeivertraging een extra impuls vormen om te gaan exporteren. Uit recent onderzoek is gebleken dat er bij veel

ESB 8-1-1992

1990
Produktie
Export
Binnenlandse afzet

Arbeidsvolume

1991

1992

4,5
8
3,5
3

2,5
5,5
1,5
1,5

1,5
5
1,0
0,5

Cijfers afgerond op 0,5%.

niet-exporteurs sprake is van ree’le exportmogelijk- Tabel3. Kernheden . Daarnaast moeten exporterende bedrijven gegevens MKB
bezien of zij hun handelscontacten dienen te verbre- 1991 en 1992,
volumegroei
den naar andere markten.
in procenten
Op de thuismarkt van het MKB zal de geringe groei van voorafvan de vraag een extra impuls kunnen vormen om gaandjaar
‘niches’ op te zoeken. Hiertoe lijken in toenemende
mate mogelijkheden te ontstaan vanwege de ‘up-grading’ en differentiatie van de consumptieve vraag.
Daarnaast is er de tendens tot specialisatie, waarbij
het grootschalige bedrijfsleven activiteiten die het
niet tot zijn kerntaken rekent, uitbesteedt. Het MKB
zal alert op deze marktontwikkelingen moeten reageren.
Tot slot stellen wij vast dat kleinere bedrijven bij
economische neergang beter in staat blijken werkgelegenheid vast te houden dan grote bedrijven. In
1991 en 1992, als de produktiegroei duidelijk kentert, loopt de groei van de werkgelegenheid in het
MKB dan ook minder snel terug dan de produktiegroei. Het MKB behoedt ons voor een grotere werkloosheid.
Deze stabiliserende rol van het MKB voor de werkgelegenheid zou nog nadrukkelijker kunnen zijn indien de arbeidsvoorziening effectiever zou werken
voor de kleinere bedrijven die met relatief veel
moeilijk vervulbare vacatures te kampen hebben.

Wim Verhoeven
Joop Vianen
Sander Wennekers

11. WRR, Op maat van het midden- en kleinbedrijf, Den
Haag, 1987.
12. Er zijn aanwijzingen dat het belang van dergelijke activiteiten nog onvoldoende wordt onderkend. Zie bij voorbeeld HIM, Kleinscbalig ondernemen 1991, biz. 99-103.
Ook het verlies van Nederlands marktaandeel op de Duitse
markt zou hierop kunnen wijzen. Zie verder C.W.A.M. van
Paridon, op.cit., 1992.
13. ABN-AMRO, Met kracht naar het buitenland; exportmogelijkheden van het Nederlandse MKB, 1991. Deze studie is
uitgevoerd door het EIM.

Auteurs