Ga direct naar de content

Gemiste kansen!

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 8 1992

‘iscussie

Gemiste
kansen!
Met belangstelling heb ik kennis genomen van de reactie van de drie
medewerkers van Economische Zaken op mijn artikel over de Nederlandse export naar Duitsland. Wat
betreft hun commentaar, veroorloof
ik mij de volgende opmerkingen.
Voorop gesteld moet worden dat
mijn artikel van vorige week niet
voor niets de titel “Nederland mist
kansen op de Duitse markt” heeft gekregen. Het artikel ging niet over de
macro-economische exportpositie
van Nederland, maar over de ontwikkeling van de Nederlandse export
naar Duitsland. In hun reactie lijken
de auteurs deze beperking te zeer te
veronachtzamen.

Herorientatie
Ik onderschrijf zonder meer de opvatting dat er zich momenteel immense aardverschuivingen binnen
Europa voordoen. Ook ik acht een
herorientatie van de Nederlandse uitvoer op grond hiervan een logische
en gezonde ontwikkeling, zeker als
elders goede kansen aanwezig zijn.
Een dergelijke herorientatie zou zich
dan kunnen vertalen in een toenemend aandeel van dergelijke nieuwe
markten, ten koste van de traditionele afzetgebieden. Ik constateer echter juist een opmerkelijk forse toename op onze van oudsher voornaamste afzetmarkt, namelijk de
Duitse. Het aandeel hiervan groeide
van minder dan 26% in 1989 tot naar
verwachting dicht tegen de 30% in
1991. Ook al is de Duitse importgroei uitzonderlijk te noemen, dan
nog valt deze groei naar mijn mening slecht te rijmen met de door de
commentatoren gesuggereerde herorientatie.

Dalend marktaandeel
Wat betreft het pariele karakter van
mijn analyse, heb ik hierboven al opgemerkt dat dit ook expliciet de bedoeling was. Dan de concurrentiepositie. Ervan uitgaande dat de door de
drie auteurs aangehaalde uitkomsten
van de berekeningen ook voor 1991
van toepassing zijn, dan is het een
gunstig teken dat onze concurrentie-

positie zich lijkt te handhaven. Dat
neemt echter niet weg dat Nederland op de Duitse markt zijn marktaandeel achteruit ziet gaan. Als voornaamste factor wijs ik op de slechte
aanpassing van wat Nederland aanbiedt op datgene wat door Duitsland
wordt gevraagd. Maar daar kan nog
iets aan worden toegevoegd. Zet
men de groei per afzonderlijke produktcategorie af tegen die van de totale importgroei van die categoric,
dan wijst een uitkomst groter dan 1
op een vergroting van het marktaandeel, terwijl een uitkomst beneden 1
wijst op een daling. Nu blijkt dat Nederland over de periode 1989-1991
bij de voedingsmiddelen uitkomt op
1,03, bij de halffabrikaten op 1,16
maar bij de industriele eindprodukten op 0,91. Met andere woorden,
niet alleen is het aandeel in deze
snelgroeiende categoric relatief gering, zoals vorige week al aangegeven werd, maar ook het marktaandeel staat onder druk .
Het argument dat Nederland meer
dan andere landen via de groei van
het bnp heeft geprofiteerd van de
Duitse hereniging — vanwege de
hoge uitvoerquote en het grote aandeel van Duitsland in het Nederlandse exportpakket – moge dan kloppen, maar wat ik heb trachten over
te brengen is dat Nederland meer
had kunnen profiteren. Het komt me
voor dat onze economie die extra
vraag zeker wel had kunnen gebruiken. Ik vind dat de schrijvers hier
lichtvaardig overheen stappen.

voegen. Zal zich dan niet opnieuw
een dergelijke vraagimpuls voor kunnen doen, en zou dan de Duitse importvraag niet evenzeer weer fors
kunnen stijgen? Ik zou het betreuren
als we dan in Nederland opnieuw
moeten constateren dat ons aanbod
van industriele produkten niet voldoende is geweest om ons op de
Duitse markt staande te houden. Ik
hoop daarom dat met de reactie van
Van Bergeijk c.s. en met dit naschrift
de discussie over de concurrentiepositie van Nederlandse ondernemingen op de Duitse markt de vereiste aandacht zal krijgen.
C.W.A.M. van Paridon
De auteur is stafmedewerker bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Dit naschrift is op persoonlijke titel geschreven.

Vraag blijft hoog
Ik kan dan ook niet meegaan met de
conclusie van de drie auteurs dat het
Nederlandse bedrijfsleven niet achterop is geraakt. Volgens mij is dat
wel het geval geweest2. Ook heb ik
moeite met het argument dat er
slechts sprake is van een eenmalige
vraagimpuls. Op de eerste plaats is
de behoefte aan investeringsgoederen in Oost-Duitsland de eerstkomende jaren nog zeer aanzienlijk.
Daarnaast is het denkbaar dat een of
meer landen in Oost-Europa erin slagen om op een structured groeipad
te komen. Het lijkt dan niet onwaarschijnlijk dat de inwoners van deze
landen hun preferenties voor bepaalde produkten als auto’s, audio en video, computers enzovoort op dezelfde wijze willen realiseren via de
aankoop van deze produkten in het
buitenland als de Oostduitsers dat
gedaan hebben. Ook dan lijkt Duitsland weer bij uitstek de markt waar
men zich in eerste instantie zal ver-

1. Bekijkt men de periode 1988-1991 of

1990-1991, dan zijn de uitkomsten naar
richting en niveau overeenkomstig met
die voor de periode 1989-1991. De gegevens voor 1991 betreffen het eerste halfjaar.
2. Sinds het schrijven van het artikel zijn
nu ook de Duitse importgegevens voor
September bekend geworden. Vertaald
naar de uitkomsten van figuur 4 in mijn
artikel van vorige week daalt de waarde
van de Nederlandse import in die maand
verder, en wel naar 93,5. Italic, Belgie/Luxemburg en Frankrijk laten een stijging zien. In het artikel wordt in dit verband ten onrechte over importvolume gerept. Het betreft echter waardecijfers.

Auteur