Ga direct naar de content

Gemiste kansen?

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 8 1992

»cussie

Gemiste kansen?
De teruggang van bet Nederlandse marktaandeel in Duitsland is geen
reden tot grote zorg. De Nederlandse economieprofiteert meer dan
gemiddeld van de Duitse eenwording. Ook met de macro-economische
concurrentiepositie gaat bet goed.

De Nederlandse export naar Duitsland is vorig jaar fors gegroeid, maar
andere landen hebben veel meer geprofiteerd van de Duitse eenwording
stelt Kees van Paridon in het nieuwjaarsnummer van ESB1-. het marktaandeel van de Nederlandse exporteurs
neemt af en marktverlies in Duitsland last de economische positie van
ons land aan. De soep wordt echter
niet 20 heet gegegeten als Van Paridon ze opdient, zoals we in deze bijdrage duidelijk maken. Omdat de
macro-economische exportpositie
van Nederland niet is aangetast en
het concurrentievermogen zelfs is
verbeterd behoeft een daling van
ons Duitse marktaandeel geen al te
grote zorgen te baren.

nu minder kunnen doen doordat
Duitse bedrijven zich noodgedwongen meer op de eigen binnenlandse
markt concentreren, en in de landen
die meer naar Duitsland exporteren
en daardoor meer intermediaire goederen nodig hebben. Van Paridons
vergelijking met andere landen zoals
de BLEU, Frankrijk en Italic is instructief, maar daarbij verzuimt hij
na te gaan hoe hun uitvoer zich op
andere markten dan de Duitse ontwikkelt. Het is immers minder interessant om kansen op de Duitse
markt te grijpen wanneer tegelijkertijd kansen op andere OESO-markten gemist worden. Deze vraag
wordt echter niet gesteld en hierdoor is de waarde van de particle
analyse nogal beperkt.

Particle analyse
Op het Europese continent voltrekken zich immense politieke en economische aardverschuivingen en
een herorientering van de Nederlandse uitvoer op bij voorbeeld de
Oosteuropese of andere niet-traditionele afzetmarkten is een logische en
gezonde ontwikkeling. De samenstelling en omvang van de Duitse invoervraag dragen zo vlak na de een, wording toch nog vooral een
incidenteel karakter en zeker op termijn zal het grote Duitsland ceteris
paribus minder handel drijven dan
de twee afzonderlijke Duitslanden.
Berekeningen laten zien dat het aandeel van het herenigde Duitsland in
de Nederlandse uitvoer uiteindelijk
kan dalen van de huidige ruime dertig naar ongeveer twintig procent2.
Het is zeker bij zulke ingrijpende
herstructureringen van het internationale systeem niet verstandig om
slechts naar de ontwikkeling van de
bilaterale handelsstromen te kijken:
het gaat er om hoe de totale Nederlandse exportpositie zich ontwikkelt.
Er liggen immers ook elders kansen
voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Bij voorbeeld in de landen die veel
uit Duitsland importeerden, maar dat

Macro-concurrentieposltie
Voor het welzijn van de Nederlandse
economie is de totale exportprestatie van belang, niet de ontwikkeling
op een bepaalde deelmarkt. Daarom
moeten we vooral naar de ontwikkeling van onze macro-economische
concurrentiepositie kijken. In label 1
is de ontwikkeling van de Nederlandse uitvoer vergeleken met de ontwikkeling van de gehele OESO-invoervraag voor de periode 1989-1990
waarop de meest recente ter beschikking staande cijfers betrekking hebben. Uit onze vergelijking blijkt dat
de Nederlandse concurrentiepositie,
zowel in dollars als in D-mark, ondanks de negatieve invloed die
wordt uitgeoefend door de samen-

1. C.W.A.M. van Paridon, Nederland mist
kansen op de Duitse markt, ESB, 1 januari 1992, biz. 16-17.
2. P.A.G. van Bergeijk en H. Oldersma,
Normalisering van het Oost-West-handelsverkeer, ESB, 13 december 1989, biz.
1244-1246; P.A.G. van Bergeijk en H. Oldersma, Detente, market-oriented reform
and German unification: potential consequences for the world trade system,
Kyklos, 1990, biz. 599-609.

stalling van ons exportpakket, behoorlijk is verbeterd. Het Centraal
Planbureau geeft verder in haar halfjaarlijkse tussenrapportage aan dat
in 1991 de gezamenlijke Nederlandse exporteurs ten minste hun marktpositie hebben weten te behouden
en mogelijk zelfs een lichte marktwinst hebben geboekt. Het is dan
ook de vraag of we ons zorgen moeten maken over de door Van Paridon
gesignaleerde ontwikkeling en of Nederland de daling van het marktaandeel in Duitsland niet zou kunnen
dragen.
Een factor nuanceert de onheilstijding in het nieuwjaarsnummer van
ESB in het bijzonder. Van Paridon
verkijkt zich namelijk op de invloed
die de vraagimpuls uit Duitsland
heeft op onze economic, doordat hij
zich slechts bezig houdt met de ontwikkeling van de marktaandelen op
de Duitse markt. De additionele
groei van het bruto binnenlands produkt wordt immers niet slechts bepaald door de ontwikkeling van het
marktaandeel op de Duitse markt,
maar ook door de (gecumuleerde)
uitvoerquote en het aandeel van
Duitsland in het uitvoerpakket van
de desbetreffende handelspartner.
Nederland behoort wat de twee
laatstgenoemde factoren betreft nog
steeds tot de koplopers binnen de
EG: het gaat er in andere woorden
niet alleen om hoe hard de export
groeit, het gaat vooral om de vragen
vanaf welk beginniveau de export
groeit en hoe belangrijk die export
voor de economie is. In label 2 blijkt
dat de additionele groei ten gevolge
van de Duitse eenwording van ons
bruto binnenlands produkt ondanks
het relatieve achterblijven van de Nederlandse procentuele uitvoergroei
samen met die van de BLEU tot de
hoogste in Europa behoort . In 1990
profiteerde Nederland zo bezien het
meest van de Duitse eenwording; in
1991 profiteerde alleen Belgie meer.

Tabel 2. Invloed van de Duitse eenwording op de economiscbe groei in andere

landen (additionele bbp-groei in procentpunten).

1990

1991

Totaal

EG

0,4

Nederland

0,7

0,6
0,9

1,0
1,6

BLEU

VK

0,2

1,0
0,7
0,6
0,5
0,5

1,6
1,1

Spanje

0,6
0,4
0,3
0,3

Frankrijk
Italic

0,9
0,8
0,7

Bron: Europese Commissie,Jaarverslag 1991/92.

Niet achterop geraakt
De conclusie is dat het Nederlandse
bedrijfsleven niet achterop geraakt is
bij het exploiteren van de mogelijkheden die de Duitse hereniging
biedt. Integendeel: de macro-economische concurrentiepositie van ons
land is versterkt. De daling van het
marktaandeel in Duitsland lijkt voornamelijk een gevolg te zijn van een

in essentie eenmalige vraagimpuls.
De teruggang van dat marktaandeel
blijkt zich niet in een relatief lage
groei-impuls van het bruto binnenlandse produkt te vertalen.
Desondanks mag de waakzaamheid
niet verslappen. Ruim een derde van
ons nationaal inkomen wordt verdiend in de exportsector. Vandaar
dat het essentieel is dat onze concurrentiepositie goed in de gaten wordt
gehouden4. Dit geldt natuurlijk met
name op de Duitse markt die voor
de Nederlandse export erg belangrijk is en blijft. Van Paridons artikel
heeft daaraan een nuttige bijdrage
geleverd door iedereen aan het begin van 1992 op scherp te zetten.
Peter van Bergeijk

Harma Meins
Harry Oldersma
De auteurs werken op het Ministerie van
Economische Zaken. Zij danken Jarig van
Sinderen voor nuttig commentaar. Deze bijdrage is op persoonlijke titel geschreven.

Tabel 1. Constant Market Share-analyse van de Nederlandse uitvoer ten opzicbte van 17 OESO-landen, in procenten (1989-1990)

Berekeningen
in DM
Waargenomen Nederlandse uitvoer

Toe te rekenen aan:
a) Groei OESO-markt
b) Geografische spreiding
c) Samenstelling goederenpakket
d) Interactie tussen (a) en (b)
e) Concurrentiepositie

Berekeningen
in dollars

5,2

22,5

-1,9
4,8
-0,4
0,3
2,4

14,2
5,5
-0,5
0,4
2,9

Bron: H.Oldersma en P.A.G. van Bergeijk, The Constant Market Share analysis and the

exchange rate, Den Haag, 1991.

ESB 8-1-1992

3. Zie voor vergelijkbare bevindingen:
The AMEX Bank Review, oktober 1991, ta-

bel 2, biz. 7.
4. P.A.G. van Bergeijk, J. van Sinderen en
E.W.T.M. Westerhout, Anticiperen en reageren op de Europese uitdaging, Wolters
Noordhoff, Groningen, 1992.

Auteurs