mi. C. A. de Kam
Mis gegokt
Het is vaak onverstandig om overgeleverde zegswijzen zonder meer tot richtsnoer te nemen bij economische handelingen. Deze stalling lijkt mij bij voorbeeld
geldig ten aanzien van de uitspraak ,,wie
waagt, die wint”. Menig ondernemer zou
deze bewering — die een premie op goklust
belooft — op zijn minst willen amenderen
tot ,,wie waagt, die wint of verliest”. Met
die herformulering kan iedere boekhouder
instemmen. De meeste bezitters van een eigen woning zullen — zeker als het bewuste
pand in de jaren 1976-1979 is aangeschaft
— slechts met moeite kunnen worden
overtuigd dat de destijds genomen risico’s
(die zo gering leken) nog eens zullen worden beloond met nominale, laat staan ree’le
inkomensvergroting in de vorm van gerealiseerde verkoopwinst. Nogal wat investeerders — zowel bedrijven als particulieren — hebben misgegokt.
Bij een terugblik, die past bij het tijdstip
waarop dit stukje in druk verschijnt, valt
op dat er in de jaren zeventig met name een
terrein was waar zelfs het lopen van een
zeer miniem risico als regel zonder uitzondering vorstelijk werd beloond. Ik doel op
de heffing van inkomstenbelasting in Nederland. En dan heb ik niet zozeer het oog
op frauduleus voor de fiscus verzwegen
transacties (,,zwart geld”) als wel op de ruime mogelijkheden die bestonden en nog
steeds bestaan om met behulp van legale
juridische constructies belasting te ontgaan.
Sinds de afgelopen zomer heeft de Hoge
Raad der Nederlanden echter een reeks arresten gewezen die de kans op ,,verlies”
voor al te ondernemende belastingplichtigen (wat) groter hebben gemaakt. Deze serie arresten heeft veel beroering veroorzaakt in fiscale kringen omdat ons hoogste
rechtscollege daarmee een einde maakte
aan drie versehillende belastingbesparende
constructies, die bij een niet-geringe groep
welgestelde vaderlanders een hoge mate
van populariteit genoten. Het ging achtereenvolgens om de z.g. Antillen/Jersey-constructie, om mantelconstructies en om
constructies die crop waren gericht het bijzonder tarief — waartegen bepaalde eenmalige inkomsten mogen worden afgerekend — zo laag mogelijk te krijgen.
ESB 22/29-12-1982
Doorgaans werd bij de nu getorpedeerde
constructies voortgeborduurd op het volgende stramien: clienten sloten bij een
bank een lening, waarover rente moest
worden voldaan. Die rente vormde een fiscale aftrekpost. Met via de banklening verworven middelen werden vervolgens —
vaak met bemiddeling van de bank — activiteiten ontplooid die inkomsten zouden
opleveren welke of in het geheel niet belast
zijn of die slechts belast zijn tegen een laag
tarief.
Vroeger waren zulke belastingbesparende constructies vooral weggelegd voor een
kleine, selecte groep ,,betere klanten”,
maar sinds het midden van de jaren zeventig werd er door de banken actief acquisitie
bedreven. De democratisering van de aftrekposten was daarmee een feit; betalen
werd ,,voor de dommen”.
Naarmate meer ruchtbaarheid en publiciteit werd gegeven aan de handel in fiscale
aftrekposten, kon een reactie van de belastingdienst op den duur niet uitblijven. In
de eerste plaats kwam een proces van ,,reparatiewetgeving” op gang, dat er in het
bijzonder op was gericht om al te zeer in
het oog lopende mazen in het belastingstelsel aan te halen. Vooral oud-staatsecretaris
Nooteboom (1978-1980) heeft zich ook
wat betreft de voorbereiding en indiening
van reparatiewetgeving een verdiende
faam verworven. Andere bestrijdingsmaatregelen hadden betrekking op de uitvoeringssfeer en waren gericht op verbetering
van het functioneren van de belastingdienst. Een groot aantal gedurende de afgelopen jaren genomen maatregelen wordt
aangeduid in de onlangs verschenen Fraudenota.
En ten slotte werd tegen het eind van de
jaren zeventig ook geprobeerd om door
middel van inschakeling van de rechter een
dam op te werpen tegen het snel groeiende
legale ontgaan van in het bijzonder de inkomstenbelasting. Bij de bestrijding van juridische constructies beriep de fiscus zich
in een groot aantal gevallen op artikel 31
van de Algemene wet rijksbelastingen
(,,richtige heffing”-bepaling). Dit artikel
staat de belastinginspecteur toe rechtshandelingen aan te tasten in gevallen dat verijdeling van belastingheffing kennelijk de
doorslaggevende beweegreden van contracten was, waarbij duidelijk is gehandeld in
strijd met de strekking van de wet.
De inspecteur die met een beroep op artikel 31 een constructie wil bestrijden,
dient daartoe te zijn gemachtigd door het
Departement van Financien. Tot het aantrekken van Nooteboom waren in de naoorlogse jaren nog geen tien van dergelijke
machtigingen afgegeven. Na 1978 zijn bijna 600 machtigingen afgegeven. De thans
gepubliceerde arresten, die tot nu toe in
vrijwel alle opzichten een klinkende overwinning voor de fiscus betekenen, zijn de
eerste vruchten van het bestrijdingsbeleid
van constructies, anders dan via reparatiewetgeving.
Ook bij de belastingheffing is nu sprake
van een zeker risico voor mensen die wel
een gokje willen wagen. De vraag is of hiervan een grote ,,preventieve” werking uit
zal gaan. Soms maakt wat risico een onderneming immers extra aantrekkelijk. Wel
geldt: ,,bezint eer ge begint”.
Mogelijk zal die bezinning vooral betrekking hebben op het waterdichter maken van juridische constructies, zonder dat
het voorkomen van dit verschijnsel afneemt. Ook al zal er soms mis worden gegokt, er blijft een pleister voor de wonden
die de fiscus dan slaat: in deze gevallen is
in ieder geval geen kansspelbelasting verschuldigd.
1351