Ga direct naar de content

Markt, Microsoft en de mededingings-autoriteiten

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 2 1998

Markt, Microsoft en de mededingings-autoriteiten
Aute ur(s ):
Damme, E.E.C. van (auteur)
Verb onden aan CentER, Katholieke Universiteit Brabant.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4181, pagina 943, 11 december 1998 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
uit, de, vakliteratuur, mededinging, ict

In wat wel hèt mededingingsproces van deze eeuw genoemd is, wordt het meest innovatieve en meest succesvolle bedrijf van onze tijd,
Microsoft, aangevallen door de Amerikaanse mededingingsautoriteiten. Het bedrijf wordt ervan verdacht misbruik te maken van zijn
dominante positie op de markt voor computer-besturingssystemen. De rechtzaak heeft betrekking op het feit dat Microsoft zijn
Internet Explorer integreert in Windows en voor niets weggeeft. In essentie is de klacht tweeledig. Ten eerste zou Microsoft, door zijn
Explorer beneden de kostprijs te verkopen, zich bezondigen aan prijsdumping (‘predatory pricing’), in een poging concurrenten als
Netscape van de markt te verdrijven. Ten tweede zou Microsoft zich, door de Explorer in Windows te integreren, schuldig maken aan
koppelverkoop. Een dergelijke praktijk zou het algemeen belang kunnen schaden omdat, zo stellen bepaalde theorieën, deze het
mogelijk maakt monopoliemacht van de ene markt tot een andere uit te breiden.
De gehele zaak is complex, niet alleen vanuit juridisch maar ook vanuit economisch oogpunt. Dit laatste vooral omdat de
computerindustrie zo dynamisch is en bijzondere karakteristieken heeft zoals het bestaan van netwerkeffecten en schaalvoordelen.
Daarenboven geldt dat de theorieën die wijzen op gevaren van ‘roofprijzen’ en ‘koppelverkoop’ niet onomstreden zijn. Onder
toonaangevende (mededingings-)economen heerst dan ook verdeeldheid.
Afgaande op de populaire pers en Internet, lijken deze economen het wel overwegend eens te zijn over de economisch relevante feiten,
maar verschillen zij vooral van mening over de effectiviteit van ingrijpen door de mededingingsautoriteiten. De ‘optimisten’ geloven dat
deze autoriteiten het belang van de consumenten behartigen en daar via hun ingreep in de mededingingsverhoudingen ook in slagen. De
‘pessimisten’ zien de autoriteiten allereerst als belangenbehartigers van het (inefficiënte en klagende) bedrijfsleven: de overheid grijpt in
om de concurrenten tegen concurrentie te beschermen en houdt aldus innovatie tegen. Een derde groep tenslotte, de ‘sceptici’, gelooft
dat de overheid van goede wil is maar met haar ingrijpen eerder de marktwerking verstoort dan haar bevordert, bijvoorbeeld omdat de
dreiging van een toekomstige ingreep het verwachte rendement van innovaties vermindert en daarom innovatieve activiteiten afremt.
In een recent paper onderzoeken Bittlingmeyer en Hazlett empirisch welk van deze groepen het gelijk aan haar zijde heeft 1. Daartoe
wordt voor een groot aantal nieuwsfeiten uit de periode 1991-1997 die betrekking hebben op anti-trust acties tegen Microsoft, de
koersreactie van computerbedrijven bestudeerd. De gebeurtenissen worden geclassificeerd als zijnde negatief voor Microsoft (ingrijpen
door de autoriteiten dreigt) of positief (de dreiging vervalt).
De drie groepen zijn het er over eens dat negatief nieuws negatief uitpakt op de koers van Microsoft. De data zijn ook duidelijk: de 28
gevallen waarin de autoriteiten met actie dreigden leverden Microsoft een negatief, abnormaal rendement van 1,2% op, gedurende de drie
dagen rond de dag waarop het nieuws bekend werd gemaakt. Positief nieuws daarentegen, leverde Microsoft een positief abnormaal
rendement op van 2,36%.
Als de theorie van de ‘optimisten’ correct zou zijn, zou de koersbeweging van andere computerbedrijven tegengesteld moeten zijn aan die
van Microsoft. Immers, directe concurrenten kunnen eenvoudiger concurreren als misbruik van Microsoft wordt afgestraft. Producenten
van complementproducten (hardware, software die op Windows draait) profiteren eveneens van het ingrijpen van de
mededingingsautoriteiten: door een lagere prijs voor Microsoft producten zal er meer vraag naar de complementen zijn. In de praktijk
blijkt echter precies het omgekeerde te gelden: bij positief mededingingsnieuws voor Microsoft, hebben andere bedrijven in de
computersector een extra positief rendement van 1%, bij negatief nieuws hebben zij een negatief extra rendement van 0,71%. Omdat de
verschillen significant zijn, moet de theorie van de ‘optimisten’ verworpen worden. Wat de financiële markten echter overtuigend
aantonen, is dat de gecombineerde hypothese dat het gedrag van Microsoft anticompetitief is en dat mededingingsbeleid een geschikte
remedie is, niet houdbaar is.
De auteurs concluderen dat de ‘sceptici’ het gelijk aan hun zijde hebben; de markten hebben weinig vertrouwen in de
mededingingsautoriteiten en de marktverwachting is dat ingrijpen eerder schaadt dan baat. Zij stellen, naar mijn mening terecht, dat het
mededingingsbeleid niet op zijn theoretische merites beoordeeld moet worden, maar dat het een praktische kosten-batentest met succes
zou moeten doorstaan. Deze opmerking is ook voor Nederland relevant, ook hier voorziet de Mededingingswet immers niet in zo’n
kosten-baten analyse

1 I.G. Bittlingmeyer en T. Hazlett, DOS Kapital: Has antitrust action against Microsoft created value in the computer industry?,
Discussion Paper, University of California, Davis, 2 juni, 1998.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur