IIIIJII, ……
—-
Marginale druk
•
In kaart gebracht
R.D. Huigen*
~
‘-‘
basis van het Inkomenspanelonderzoek van het CBS is de marginale
belastingdruk op persoonlijke inkomens voor 1993 statistisch in kaart gebracht.
De cijfers laten zien dat de marginale belastingdruk op het arbeidsloon voor grote
groepen meer dan 50% bedraagt en dat vooral de hogere inkomensgroepen door het
(hoge) marginale tarief een substantieel belastingvoordeel met aftrekposten behalen.
Marginale belastingdruk
De microdruk van belastingen speelt in actuele discussies over sociaal-economische
beleidsaangelegenheden een belangrijke rol. Voor het economische gedrag is met name de marginale belastingdruk van
belang. De marginale druk geeft aan hoeveel extra
belasting moet worden afgedragen bij een stijging
van het bruto inkomen en is dus het tarief waartegen
de top van het inkomen wordt belast. De marginale
druk is mede bepalend voor de netto inkomens gevolgen van bij voorbeeld meer of minder uren betaalde arbeid, promotie of een hogere hypotheek, en
beïnvloedt dus rechtstreeks het economisch keuze gedrag van personen. Zo zal een persoon de keuze tussen betaalde arbeid en vrije tijd mede laten afhangen
van het loon dat hij voor zijn laatst gewerkte uren
netto in handen krijgt en de keuze tussen consumptie en sparen mede laten afhangen van de netto
rente-opbrengst die extra besparingen opleveren.
Goed zichtbaar is de invloed van de marginale druk
op de keuze tussen een huurwoning of een eigen
woning, waarbij het belastingvoordeel van de fiscaal
aftrekbare hypotheekrente een aanzienlijk effect
heeft op de prijsverhouding tussen de twee alternatieven.
De marginale druk wordt niet direct waargenomen, maar kan worden berekend door belastingregelingen op individuele inkomens toe te passen. De in
dit artikel gepresenteerde resultaten zijn gebaseerd
op het Inkomenspanelonderzoek
van het CBS. De
voornaamste bron is de administratie van de Belastingdienst; andere bonnen zijn de administraties van
de kinderbijslag, huursubsidie en studiefinanciering.
Er wordt dus niet uitgegaan van hypothetische gevallen (zoals de modale werknemer met twee kinderen
enz.), maar van de werkelijke inkomens en sociaaleconomische omstandigheden van een representatieve groep personen waarbij met alle mogelijke inkomensposten en aftrekposten rekening kan worden
gehouden.
1tI
…••…..•.•
. .•~••……….•.
>'”
;
~~;
i
Marginale druk wordt veroorzaakt door belastingregelingen die inkomensafhankelijk
zijn, dat wil zeggen waarbij de relatie tussen belasting en inkomen in
de regeling zelf is vastgelegd. Belastingen die in de
berekening worden meegenomen zijn de premies sociale verzekeringen en pensioenverzekeringen,
de inkomstenbelasting en inkomensafhankelijke
subsidies
zoals de individuele huursubsidie en bijdragen in studiekosten. Nadrukkelijk buiten beschouwing blijven
de indirecte belastingen (btw, accijnzen, subsidies
openbaar vervoer en dergelijke) en de vermogensbelasting, omdat bij deze belastingen een directe relatie
met het inkomen ontbreekt. Ook buiten beeld blijven
enkele inkomensafhankelijke
betalingen in de consumptieve sfeer, zoals de eigen bijdragen in de kosten van gezinsverzorging, kinderopvang en het verblijf in verpleegtehuizen.
Zowel de werkgevers- als werknemers premies
worden als belasting in de berekening van de marginale druk meegenomen. In het marginale-drukcijfer
komt derhalve de totale (marginale) wig in beeld, namelijk het verschil tussen de (extra) loonkosten voor
de werkgever en het na belastingheffing resulterende
(extra) netto loon voor de werknemer. Weglaten van
de werkgeverspremies
zou een vanuit economisch
oogpunt onvolledig en dus minder relevant belastingdrukcijfer opleveren. Werkgevers en werknemers laten zich bij hun economische beslissingen immers leiden door de voor hen geldende (marginale) prijs van
arbeid, namelijk de loonkosten respectievelijk het netto loon voor de (laatst) gewerkte uren, en niet door
De auteur is werkzaam bij het Centraal Bureau voor de
Statistiek. Dit artikel is een vervolgstudie op eerder door
het CBSverricht onderzoek naar de marginale druk. Zie
daarvoor: Marginale belastingdruk op persoonlijke inkomens in Nederland 1985, Statistische onderzoekingen,
M 40, SDU-uitgeverij/CBS-publikaties, 1990; R.D. Huigen,
Marginale druk op individuele inkomens 1985-1990, CBSrapport, 1992; en R.D. Huigen, Marginal tax rates by microsimulation, CBS-rapport, 1993.
*
het ‘tussenliggende’
werkgeverspremies)
brutoloon (i.e. loonkosten
.
minus
Figuur 1. Aantal personen naar marginale druk op
looninkomen, in duizenden
1″‘”
Berekeningsmethode
Door verschillen in heffingsgrondslagen en bijbehorende premie- en vrijstellingsgrenzen hebben belastingregelingen niet voor iedere inkomens bron dezelfde werking. Een renteverhoging zal bij voorbeeld in
het algemeen minder belast worden dan een loonsverhoging, omdat over loon meer sociale premies
zijn verschuldigd. De marginale belastingdruk is dus
mede afhankelijk van de bron waaruit inkomen
wordt genoten, zodat aan een persoon meer marginale drukcijfers kunnen worden toegekend. Er worden
daarom vier inkomensbronnen
onderscheiden: looninkomen (inkomen uit loondienst), winstinkomen
(inkomsten uit eigen bedrijfsvoering en beroepsuitoefening), vermogensinkomen
(rente, dividend, huurwaarde enz) en uitkeringen (sociale uitkeringen en
pensioenen). Bij de laatstgenoemde bron is geen
sprake van beloning voor economische activiteiten;
de marginale druk op uitkeringen is voor het economisch gedrag dan ook minder relevant.
De marginale druk wordt berekend door het simuleren van een inkomensstijging van 500 gulden.
Daartoe zijn alle belastingregelingen in rekenregels
vastgelegd. Op basis van deze rekenregels zijn voor
elk van de in de steekproef opgenomen persoon bruto-netto trajecten berekend. Alhoewel de inkomensstijging die gesimuleerd wordt fictief is, zijn de verkregen marginale-drukcijfers reëel. De bruto-netto
trajecten worden toegepast op jaarbasis, waarbij voorbij wordt gegaan aan de tijdsvertragingen die in werkelijkheid kunnen optreden. De berekeningen en
daarmee de bepaling van de marginale druk vinden
volledig op individueel niveau plaats. Wel wordt bij
de simulatie rekening gehouden met het feit dat voor
sommige regelingen (huursubsidie, studiebijdragen)
de inkomens van partner of andere huisgenoten
mede bepalend zijn voor de marginale druk die de
desbetreffende persoon ondervindt.
Er is gebruik gemaakt van het Inkomenspanelonderzoek van 1990 dat gebaseerd is op een steekproef
van 150.000 inkomenstrekkers. Om de marginale
druk voor het meest recente jaar in beeld te brengen
is het databestand van 1990 door indexering van de
inkomensposten geactualiseerd naar 1993, waarbij de
overige sociaal-economische kenmerken van de in
de steekproef opgenomen personen constant zijn gehouden. De marginale drukcijfers voor 1993 zijn dus
verkregen door de voor dat jaar geldende regelingen
en tarieven toe te passen op de geactualiseerde inkomensgegevens van de groep personen die in het Inkomenspanelonderzoek
van 1990 zijn waargenomen.
Uit soortgelijke exercities voor eerdere jaren blijkt dat
de geactualiseerde inkomensverdeling redelijk overeenkomt met de feitelijke.
De marginale drukcijfers worden weergegeven
als (ongewogen) celgemiddelden. Bij elk van de vier
onderscheiden inkomensbronnen behoort een subpopulatie van personen waarvoor de marginale druk
op de desbetreffende inkomensbron wordt berekend. Personen die meer dan één bron van inkomen
E5B 2-11-1994
1600
1200
1000
800
600
200
0102030
hebben worden meer dan één keer ingeteld, zodat
de sub populaties elkaar gedeeltelijk overlappen. Personen die geen inkomen ontvangen uit één van de
vier onderscheiden inkomensbronnen of slechts een
(zeer) klein deel van het jaar inkomen ontvangen zijn
niet meegenomen.
Looninkomen
Figuur 1 geeft de frequentieverdeling van de marginale belastingdruk op looninkomen (5%-klassen) voor
de totale populatie van loontrekkers. Voor het overgrote deel van de populatie ligt de marginale druk
tussen de 45 en 70 procent. Er zijn echter personen
die met een extreme marginale druk van boven de
80 en zelfs 100 procent worden geconfronteerd. Dergelijke hoge drukcijfers kunnen zich voordoen bij gebruik van de individuele huursubsidieregeling en studiefinanciering, wanneer in combinatie met de
overige belastingen net één of meer tariefgrenzen
worden gepasseerd. Een andere belangrijke oorzaak
van een extreme marginale druk is de loongrens van
de ziekenfondsverzekering.
Bij het overstijgen van
die grens moet een persoon zich particulier verzekeren tegen ziektekosten, hetgeen afhankelijk van het
aantal meeverzekerde gezinsleden kan leiden tot een
fors hogere premie (in geval van veel meeverzekerden) of juiste een fors lagere premie (in geval van
een alleenstaande verzekerde).
Om inzicht te verkrijgen in de verdeling van de
marginale druk over inkomensklassen is in figuur 2
de marginale druk op looninkomen voor personen
geclassificeerd naar bruto inkomen (‘bruto’ gedefinieerd inclusief werkgeverspremies) weergegeven. Afgedrukt zijn de gemiddelden van de individuele druk-
Figuur 2. Marginale druk op looninkomen naar
bruto inkomen, in %
I{lO
90
80
70
20
10
20
40
60
80
100
120
140
p
Figuur 3. Aantal personen naar marginale druk op looninkomen
per inkomensklasse, in duizenden
< 20000
20 000 – 40 000
40 000 – 60 000
60 000 – 80 000
80 000 – 100 000
vloed is afhankelijk van de mate waarop werknemers
op veranderingen van hun netto loon zullen reageren. Een als gevolg van belastingdruk lagere netto
marginale loonvoet kan werknemers doen besluiten
meer uren te gaan werken om het inkomensverlies
tegen te gaan (het inkomenseffect) of minder uren te
gaan werken omdat het alternatief, vrije tijd, relatief
goedkoper is geworden (het substitutie-effect). In de
praktijk zal het gedrag mede afhangen van de huishoudenssituatie (alleenverdiener of meeerverdieners,
wel of geen te verzorgen kinderen) en het soort baan
(deeltijd al dan niet mogelijk). Duidelijk is echter dat
hoe hoger de marginale belastingdruk is, des te moeilijker het is om door financiële prikkels gedragsreacties uit te lokken. Voor de bijna 100.000 loontrekkers
die met een marginale druk van meer dan 80% worden geconfronteerd kost het de werkgever bij voorbeeld f 100 om ze er netto f 20 op vooruit te laten
gaan.
> 100000
10
20
30 40 50 60 70 80
marginale druk (%)
90
100
cijfers per inkomensklasse, uitgaande van een klassebreedte van 1.500 gulden. Figuur 2 laat zien dat de
marginale druk bij toenemend inkomen eerst sterk
en later minder sterk stijgt om vervolgens vanaf
40.000 gulden tamelijk constant te blijven met een
percentage van om en nabij de 60%. Het weergegeven verband tussen marginale druk en inkomen is gebaseerd op individuele waarnemingen van steeds verschillende personen met wisselende
sociaal-economische kenmerken. Figuur 2 zal daarom afwijken van het verloop van de marginale druk
bij stijgend inkomen zoals dat in theorie geldt wanneer geen rekening wordt gehouden met de individuele variatie in persoonlijke omstandigheden.
Om de individuele variatie in marginale druk beter zichtbaar te maken is in figuur 3 de frequentieverdeling van de marginale druk op looninkomen per
inkomensklasse weergegeven. In vergelijking met
figuur 1 is dus inkomen als extra dimensie toegevoegd. De meeste variatie blijkt zich in de onderste
inkomensklasse (tot 20.000 gld.) voor te doen. Dit
kan worden verklaard uit het feit dat personen met
een gering jaarinkomen als gevolg van de belastingvrije som (die afhankelijk van de gezinssituatie kan
oplopen totf 15.000) en het arbeidskostenforfait
(van maximaalf 1.578) wel of niet kunnen zijn vrijgesteld van de loon- en inkomstenbelasting. Verder is
te zien dat de marginale drukklassen met de meeste
waarnemingen (de toppen uit figuur 3) in sterke
mate het verloop van de marginale druk naar inkomen (zoals weergegeven in figuur 2) bepalen. Alhoewel de marginale druk voor het grootste deel van het
inkomensbereik ongeveer 60% bedraagt, is het gemiddelde voor de totale populatie 53,6%. Dit komt
omdat, zoals uit figuur 3 blijkt, in aantallen loontrekkers gemeten de onderste inkomensklasse relatief
veel omvangrijker is dan de hogere inkomensklassen.
De marginale druk op looninkomen is met name
voor het economische gedrag op de arbeidsmarkt
van belang. In hoeverre het arbeidsaanbod door de
hoogte vari de marginale belastingdruk wordt beïn-
Andere inkomensbronnen
De belastingdruk voor personen met looninkomen
(werknemers bedrijfsleven, ambtenaren, trendvolgers) krijgt veelal de meeste aandacht in het sociaaleconomische beleid. Over de (marginale) belastingdruk voor andere inkomensbronnen
die met
economische activiteiten zijn verbonden is veel minder bekend. In de eerste plaats is er de marginale belastingdruk op het winstinkomen van zelfstandigen
en vrije beroepsbeoefenaren,
waartoe ook de inkomsten uit arbeid van niet in loondienst werkende personen worden gerekend. De frequentieverdeling van
de marginale druk op winstinkomen is in figuur 4
weer gegeven. De vier pieken waarin de meeste
waarnemingen vallen komen precies overeen met
het schijventarief van de gecombineerde heffing van
premies volksverzekeringen en inkomstenbelasting
(0%, 38,4%, 50% en 60%)
De frequentieverdeling van de marginale druk op
winstinkomen in figuur 4 ziet er heel anders uit dan
die van de marginale druk op looninkomen in figuur
1. Er is ook een groot verschil: over winstinkomen
zijn alleen premies volksverzekeringen en inkomstenbelasting verschuldigd, terwijl over looninkomen in
veel gevallen ook premies werknemersverzekeringen
Figuur 4. Aantal personen naar marginale druk op
winstinkomen, in duizenden
400
300
200
~
~
~
fa
10
20
~
~
~
~
~
100
30
40
~
~
50
60
70
BQ
90
100
Figuur 5. Marginale druk op winstinkomen voor
personen naar bruto inkomen, in %
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
o o
20
40
60
80
100
120
140
en pensioenverzekeringen
zijn verschuldigd. Juist de
premieheffing van deze twee laatstgenoemde verzekeringen is er de oorzaak van dat de marginale druk
op looninkomen ook in de lagere inkomensklassen
al een relatief hoog niveau heeft (ruim boven het eerste schijf tarief van 38,4%). Vergelijking van figuur 5,
waarin de marginale druk op winstinkomen is weergegeven voor personen geclassificeerd naar bruto inkomen, met figuur 2 maakt het verschil goed zichtbaar. Terwijl de marginale druk op winstinkomen bij
toenemend inkomen continu stijgt tot het toptarief
van 60% is bereikt, komt de marginale druk op looninkomen al snel boven de 50% uit om zich verder in
de buurt van de 60% te blijven bewegen.
Vermogens inkomsten zijn veelal een aanvulling
op een andere hoofd bron van inkomen en worden
in de praktijk veelal voor het volledige bedrag met
het marginaal tarief belast. Juist bij vermogensinkomsten is de marginale druk dan ook goed voelbaar.
Net zoals bij winstinkomen zijn vermogensinkomsten
alleen onderhevig aan heffing van premies volksverzekeringen en inkomstenbelasting,
met dien verstande dat er een rente- en dividendvrijstelling is van elk
1000 gld (voor gehuwden 2000 gld). Mede door deze
vrijstellingen kunnen aanzienlijke verschillen optreden in de netto rendementen van vermogenscomponenten. De marginale druk op vermogensinkomen
heeft daarom niet alleen invloed op de keuze tussen
sparen en consumeren, maar ook op de keuze tussen
de vele spaar- en beleggingsmogelijkheden.
Figuur 6 geeft de frequentieverdeling
van de marginale druk op vermogensinkomen
per klasse van
bruto inkomen. De variatie in marginale druk op vermogensinkomsten is groter dan die bij andere inkomensbronnen. Door de vrijstellingsgrenzen zal een inkomensstijging van 500 gulden immers voor elk
persoon anders kunnen uitwerken. Voor de gehele
populatie van personen met vermogensinkomen
bedraagt de marginale druk gemiddeld 35%. Voor de
hogere inkomensklassen is de marginale druk het
hoogst: ongeveer 10% van de populatie wordt geconfronteerd met een marginale druk van 60%. Juist
voor deze groep is het voordelig de hoge marginale
druk te ontwijken door vermogenswinsten
(waarover
geen inkomstenbelasting wordt geheven) na te streven via bij voorbeeld de veelbesproken rente groeifondsen.
E5B 2-11-1994
Belastingvoordeel
Personen worden op directe wijze met de voor hen
geldende marginale belastingdruk geconfronteerd in
geval van fiscale aftrekposten. Bij aftrekbare hypotheekrente, beroepskosten, lijfrentepremies en buitengewone lasten komt het effect van marginale druk
duidelijk tot uiting in het te behalen belastingvoordeel. De omvang van de meeste aftrekposten is zodanig dat het marginale tarief volledig van toepassing
is, mits het belastbaar inkomen niet te dicht bij een
tariefgrens ligt. De aanbieders van hypotheken, lijfrentes en de op dit moment zeer populaire spaarloonregelingen, laten dan ook geen mogelijkheid
voorbijgaan er op te wijzen dat de fiscus fors meebetaait, waardoor de netto last voor personen veel lager
uitkomt dan de feitelijke kostprijs.
Om een indruk te krijgen van de omvang van het
genoten belastingvoordeel is op basis van het geactualiseerde Inkomenspanelonderzoek
voor 1993 de
totale belastingdruk gesimuleerd onder de veronderstelling dat de volgende aftrekposten niet meer fiscaal aftrekbaar zouden zijn: rente van schulden (hypotheek, consumptief krediet en dergelijke), premies
voor lijfrenten, buitengewone lasten (voor studie,
ziekte enz.) en aftrekbare giften. Figuur 7 geeft de
omvang van de aftrekposten en het daarop behaalde
belastingvoordeel voor loontrekkers geclassificeerd
naar bruto inkomen. Het quotiënt van het belastingvoordeel en de aftrekposten geeft het belastingtarief
waartegen de aftrekposten worden gesubsidieerd en
zou dus ongeveer overeen moeten komen met de
marginale druk. Omdat de aftrekbaarheid alleen de
premies volksverzekeringen en de inkomstenbelasting betreft, kan een oplopende marginale druk bij
toenemend inkomen worden verwacht.
Het belastingvoordeel bedraagt 0,4% van het bruto inkomen voor de laagste inkomensklasse en loopt
bij toenemend inkomen op tot meer dan 6% van het
bruto inkomen voor de hogere inkomensklassen.
Figuur 6. Aantal personen naar marginale druk op vermogensinkomen per inkomensklasse, in duizenden
< 20000
20 000 • 40 000
40 000 • 60 000
60 000 • 80 000
80000
> 100000
o
10
20
30
40
50
60
70
marginale druk (%)
eo
90
100
• 100 000
Figuur 7. Belastingvoordeel aftrekposten voor loontrekkers naar bruto inkomen, in % van het bruto inkomen
Z7L’J Aftrekposten
lIiI!IiIIII Belastingvoordeel
14
12
10
to prijsverhoudingen van identieke economische activiteiten van persoon tot persoon verschillen. Per saldo kan hierdoor een minder efficiënte allocatie ontstaan. Overigens mag daaruit niet meteen worden
geconcludeerd dat (marginale) belastingdruk negatieve welvaartseffecten zou genereren. Voor een volledig beeld moeten immers ook de baten die belastingen opleveren, in de vorm van collectieve
voorzieningen en uitkeringsrechten, in beschouwing
worden meegenomen.
René Huigen
<
20
80-100
40-60
20-40
6(}.8()
120-140
> 160
100-120
1411-160
Enerzijds hebben personen met een hoog inkomen
dus meer en/of hogere aftrekposten, anderzijds is
voor personen met een hoog inkomen als gevolg van
de hogere marginale druk het belastingvoordeel op
aftrekposten relatief groter. De marginale druk die
kan worden afgeleid uit figuur 7 bedraagt 22% voor
de lagere en 60% voor de hogere inkomens en heeft
daarmee een verloop dat sterk overeenkomt met de
marginale druk op winstinkomen zoals weergegeven
in figuur 5.
Conclusie
Bij de marginale druk op winst- en vermogensinkomenis het progressieve tarief van de premies volksverzekeringen en inkomstenbelasting duidelijk zichtbaar. Dit geldt veel minder voor de marginale druk
op looninkomen, waarbij de premieheffing werknemersverzekeringen (ZFW, ZW, WW, WAO, VUT en
pensioen) de progressie grotendeels ongedaan
maakt” De marginale tarieven van de premies sociale
verzekeringen zijn immers als gevolg van de geldende premie-inkomensgrenzen
bijna uitsluitend op de
lage en midden-inkomens van toepassing. Slechts
een beperkte groep maakt gebruik van huursubsidie
of studiefinanciering, zodat het effect van deze regelingen op het totale populatiegemiddelde
gering is.
Extreme marginale drukcijfers, veroorzaakt door cumulatie van regelingen of het passeren van de loongrens ziekenfonds, komen echter voor. In 1993 worden bij voorbeeld ongeveer 100.000 loontrekkers
geconfronteerd met een marginale druk van boven
de 80%.
In theorie zal, onder een groot aantal veronderstellingen en voorwaarden, bij een goed werkend
marktmechanisme en afwezigheid van externe effecten zodanige prijsvorming plaatsvinden dat de beschikbare middelen in een economie zo efficiënt mogelijk worden aangewend. In een optimale allocatie
zijn de marginale ruilvoeten voor iedere persoon gelijk. De prijzen en prijsverhoudingen waarmee personen worden geconfronteerd wijken echter als gevolg
van marginale belastingdruk af van die welke gelden
voor de inkomensverstrekkeFs (werkgever, eigen bedrijf, financiële instelling). Bovendien blijkt uit de variatie in de “hoogte van de marginale druk dat de net-