Kinderarbeid en minimumloon
Aute ur(s ):
Leers, Th. (auteur)
Verb onden aan de Katholieke Universiteit Brab ant.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4254, pagina 375, 5 mei 2000 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
kinderarbeid
Nu het EK voetbal met rasse schreden nadert, neemt ook de aandacht voor het randgebeuren toe. Naast de aandacht voor de vermeende
supportersrellen vraagt men zich ook weer onvermijdelijk (én terecht) af of de speelballen wel op een verantwoorde wijze gefabriceerd
zijn. Verantwoord heeft hier betrekking op de afwezigheid van kinderarbeid. Volgens schattingen verrichten rond de 250 miljoen
kinderen arbeid, voltijds of deeltijds. Zij werken bijna allemaal in zogeheten arme landen. Uit onderzoek in ontwikkelingslanden
blijkt dat het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden van volwassenen resulteert in een daling van kinderarbeid, omdat ouders zich het
dan kunnen veroorloven hun kroost aan het arbeidsproces te onttrekken. Dus het tegengaan van kinderarbeid kan worden
bewerkstelligd via interventie in de arbeidsmarkt voor volwassenen. Maar de manier waarop men ingrijpt is cruciaal. Als het beleid
gericht is op het verhogen van de marginale productiviteit, zodat lonen en werkgelegenheid stijgen, zou dit kinderarbeid kunnen
tegengaan. Als men echter een minimumloon invoert, zijn de effecten niet geheel eenduidig. Dat geldt vooral wanneer deze invoering
een toename van de werkloosheid onder volwassenen tot gevolg heeft. Omdat in de meeste ontwikkelingslanden geen werkloosheidsuitkeringen voorhanden zijn, zullen werkloos geworden ouders geneigd zijn hun kinderen te laten werken. Een minimumloon kan dus
leiden tot een groter aanbod van kinderarbeid. Deze toename van kinderarbeid zal de relatief dure volwassen arbeidskrachten
verdringen, waardoor het aanbod van kinderarbeid nog meer zal toenemen. Dit is een duidelijk voorbeeld van een negatieve spiraal.
Volgens Kaushik Basu kan dit multiplicator-proces grote gevolgen hebben 1.
De meeste studies naar de gevolgen van de invoering van een minimumloon gaan uit van de veronderstelling dat kinderen niet aan het
arbeidsproces deelnemen. De aldus opgedane bevindingen kunnen niet zomaar worden vertaald naar situaties waar kinderen wel
potentiële arbeidskrachten zijn. Dit verschil moet dan ook worden meegenomen in de discussies rond de sociale paragrafen bij allerlei
internationale handelsovereenkomsten. In deze sociale paragrafen probeert men meestal enkele onvervreemdbare rechten op te nemen,
zoals het verbod op kinderarbeid en een minimum inkomen boven de armoedegrens. Maar zoals hierboven al aangegeven zijn deze
maatregelen niet altijd consistent. Ze kunnen elkaar zelfs tegenwerken als ze op een bepaalde manier geïmplementeerd worden. Basu
benadrukt dan ook dat het streven naar een minimumloon in ontwikkelingslanden geen routine mag worden.
In zijn analyse gaat Basu uit van het feit dat de arbeidsproductiviteit van een kind een fractie is van die van een volwassene. Deze fractie
is kleiner naarmate het werk meer specifieke vaardigheden vergt. Zo vereist administratief werk op zijn minst dat men geletterd is, terwijl
het knopen van tapijten zelfs aan kleuters geleerd kan worden. Een vergelijking van de productieprocessen van geïndustrialiseerde
landen en ontwikkelingslanden leert dat kinderarbeid in de laatste groep landen een beter subsitituut is. Basu veronderstelt dat zowel
volwassenen als kinderen in eerste instantie beloond worden al naar gelang hun productiviteit. Wanneer er een minimumloon wordt
ingevoerd, zullen volwassenen met een (te) lage arbeidsproductiviteit hun baan verliezen. Zij zullen dan vervangen worden door
kinderen die wel nog betaald mogen worden conform hun productiviteit. Voorts is ook het aantal kinderen per huishouden van belang.
Wanneer dit groot is, zoals in de meeste ontwikkelingslanden, zal de totale opbrengst van kinderarbeid per gezin van een zodanige
omvang zijn dat men op de een of andere manier het hoofd boven water kan houden. In theorie is het dan zelfs mogelijk dat er een
evenwicht ontstaat waarbij alle volwassenen werkloos zijn en slechts kinderen werken.
De analyse van Basu toont aan dat het streven naar betere arbeidsvoorwaarden voor volwassenen in ontwikkelingslanden een averechts
effect kan hebben op het terugdringen van kinderarbeid. Invoering van een minimumloon zou derhalve samen moeten gaan met de
invoering van een socialezekerheidsstelsel of een expliciet verbod op kinderarbeid. Beter nog is het om ouders zodanige prikkels te
geven dat zij ervoor zorgen dat hun kinderen niet aan het arbeidsproces deel zullen nemen. Verhoging van de algemene levensstandaard
is dan een eerste vereiste. Dat vereist wel het hebben van de juiste instituties en ook het commitment van het westen. Dit kan tot uiting
komen in gerichte ontwikkelingshulp die de productiviteit van volwassenen vergroot via zowel de overdracht van kapitaalgoederen als
het daarbij behorend menselijk kapitaal. Bovendien is kinderarbeid vaak cultureel verankerd. Er is dus meer dan een minimumloon voor
nodig om verantwoord een balletje te trappen
1 K. Basu, The intriguing relation between adult minimum wage and child labour, The Economic Journal, maart 2000, blz. 50-61.
Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)