Ga direct naar de content

De invloed van de dienstensector

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 3 2000

De invloed van de dienstensector
Aute ur(s ):
DNB (auteur)
Deze rub riek wordt maandelijks samengesteld door N.J. Nahuis en M.C.J. van Rooij van De Nederlandsche Bank.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4254, pagina 382, 5 mei 2000 (datum)
Rubrie k :
DNB indicator
Tre fw oord(e n):
conjunctuur

De dienstensector heeft de laatste jaren fors bijgedragen aan de aanhoudende bbp-volumegroei en biedt inmiddels de helft van de
beroepsbevolking werk.
De Nederlandse economie draait op volle toeren. Ook de vooruitzichten zijn rooskleurig. De dnb-conjunctuurindicator, die ditmaal
vooruitblikt tot en met september, stijgt voort (zie figuur 1), terwijl ook het niveau van het consumenten- en producentenvertrouwen
en de stijging van de bezettingsgraad duiden op een aanhoudende sterke conjunctuur.

Figuur 1. De DNB-conjunctuur-indicator
Dienstensector stimuleert groei
Het vierde kwartaal van 1999 was het vijftiende achtereenvolgende kwartaal met een groei van drie procent of meer. De dienstensector
kent de laatste vier jaar zelfs groeipercentages van meer dan vijf procent en is hiermee de drijvende kracht achter de sterke bbp- en
werkgelegenheidsgroei. Vooral de groei van communicatiebedrijven is indrukwekkend. Deze sector, die slechts 2½ procent van het bbp
omvat, droeg het afgelopen jaar voor 0,5 procentpunt bij aan de bbp-groei van 3,5 procent.
Een al langer lopend proces
De transformatie naar een diensteneconomie is een proces dat reeds langer aan de gang is. Zo schetst figuur 2 de ontwikkeling van
productie en werkgelegenheid in zowel de commerciële dienstverlening als de verwerkende industrie gedurende de afgelopen dertien
jaar. In de eerstgenoemde sector is in deze periode de toegevoegde waarde met 64 procent en de werkgelegenheid met 46 procent
gestegen, waardoor momenteel vijftig procent van de beroepsbevolking werkzaam is in deze sector. Het belang van de industrie voor de
werkgelegenheid is daarentegen geslonken. Hier werkt momenteel vijftien procent van de beroepsbevolking, tegen negentien procent in
1987.

Figuur 2. Arbeidsvolume en productie Nederland, 1993 = 100
Waar is de ‘nieuwe economie’?
In tegenstelling tot de industrie, waar de stijgende arbeidsproductiviteit de daling van de werkgelegenheid heeft gecompenseerd, is de
hogere productie in de dienstensector bijna volledig gerealiseerd door meer arbeid in te zetten, ondanks sterke investeringen in
informatie- en communicatietechnologie. Deze lage groei van de arbeidsproductiviteit is een van de puzzels in de macro-economie 1. Ten
dele is dit verklaarbaar vanwege het arbeidsintensieve karakter van dienstverlening en de invloed van uitbesteding van laagproductieve
activiteiten door de industrie aan de dienstensector, zoals schoonmaak, kantinebeheer en boekhouding. Voor een ander deel spelen de
problemen om de productie in de dienstensector goed te meten een rol 2. Zo komen kwaliteitsverbeteringen van diensten waarschijnlijk
niet ten volle tot uitdrukking in de statistieken. De groei van de dienstensector leidt er verder toe dat de eventuele onderschatting van de
macroarbeidsproductiviteit in de tijd toeneemt. Zo schat Van Ark dat de productie in de periode 1985-1996 in vergelijking met de periode
1960-1973 met bijna 0,3 procentpunt per jaar extra wordt onderschat door het toenemende belang van moeilijk meetbare sectoren 3.
De afgelopen jaren is de productiviteitsgroei vooral geconcentreerd in de ict-sector (alle ict-gerelateerde bedrijven) waar de
arbeidsproductiviteit met vier procent toenam, tegen gemiddeld een half procent in de andere sectoren. Ondanks het geringe gewicht van
de ict-sector van vijf procent in het bbp neemt deze sector ongeveer een kwart van de jaarlijkse macro-economische productiviteitsgroei
voor haar rekening. Wel ligt de productiviteitsstijging van zowel de ict-sector als de gehele economie aanmerkelijk lager dan die in de
Verenigde Staten. De Nederlandse opgang is tot op heden dan ook niet vergelijkbaar met de ‘nieuwe Amerikaanse economie’

1 Zie bijvoorbeeld M.M.G. Fase en C.C.A. Winder, Baumol’s law and Verdoorn’s regularity, De Economist, september 1999, blz. 227-291.
2 Zie bijvoorbeeld Special issue on service sector productivity, Canadian Journal of Economics, april 1999.
3 Zie B. van Ark, Measuring productivity in the ‘new economy’: towards a European perspective, De Economist, maart 2000, blz. 87-105.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur