Ga direct naar de content

Jrg. 34, editie 1683

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 10 1949

.’.•.

1

s

w’r•-‘.- .

tfr’

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economisch,
­
vStatistische

B

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN
EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

1
34E
JAARGANG

WOENSDAG 10 AUGUSTUS 1949

No. 16831

COMMISSIE VAN REDACTIE:
Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;

F. da Vries.

Redacteur-Secretaris: C. pan den Berg.

Plo. Redacteur-Secretaris: A. de Wit.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Martens; R. Miry; J. pan Tichelen; R. Vandeputte;

F. Vers ichelen.

Gegeoens ooer adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde oan dit nummer.

INHOUD:

Blz.
De artikelen van deze week …………………627

Sommaire, summaries ……………………….627

Betalingsbalansevenwicht en devaluatie
door Mr

J. Kymmeli

…………………………..
628

Overdracht van herbouwplicht door
Mr J. Wilhens
630

Comité Maritime International T. Zijn opdracht

door Prof. Mr J. Of ferhaus ………………..
632

De 32ste zitting van de Internationale Arbeidscon-

ferentie; bureaux voor arbeidsbemiddeling, mi-

gratie en enkele andere onderwerpen door Me/. Mr

G. J. Stemberg …………………………
633

1 n ge zo n d e n s t u k
Verlaging van trekkingsrechten noodzakelijk?
door Dr II.
Zocie

wey,
met naschrift van
Dr Th. H. Mutcters
……
636

London Letter
door Henry Hake ………………
637

Aantekening

De

Zukl-Mrlkaante moeilijkheden

………………..
638

Inter nationale notities:
De steenkool- en cokesplannen der Marshafl-landen

. . .
640
De landbouw in Schotlatid

……………………….
640

Geld-

en

kapitaalmarkt

……………………
640

Statistieken:

Ilaukstaten

………………………………….
641
In-

en

uitvoer

vais

Nederland

……………………
641
Overzicht’der laatste vier verkorte balansen van De Neder-
landsehe

Bank

…………………………….
642
Maandcijfers van de grote banken In Nederland

……..
642
Inleggingen en terugbetalingen bij de Algemene Spaar- en
Lljfrentekas in

België

…………………………
642
Indexe.ijfers van groothandeleprjzen in Nederland
……..
643
Enige
indexeijfers
van de industriële productie in België
.
643
Oroothandeisprijzen van granen, veldbonen, boter, kaas en
eieren

in

Nederland
…………………………..
61$ Cloudproductie

………………………………..
644

DEZER DAGEN

is in Indonesië de order , ,staakt het vuren” nogmaals
afgekondigd, door beide partijen. Sinds het ogenblik,

dat Multatuli tegenover Woutertje Pieterse de vriendjes
stelde, die zo bijzonder fatsoenlijk waren, zijn de meeste

Nederlanders zeer beducht om over eigen fatsoen te spreken.

Maar, afgezien van het oordeel van sommige van zijn
vriendjes, Woutertje was een net en mild kereltje, die
maar één zwakte had: hij was altijd op zoek naar een
vriendin, genaamd Fancy.

Nederlanders echter zijn geen romantische figuren.
De grote terughoudendheid de laatste maanden in Indo-
nesië betracht en de verwachting, dat het uitvaardigen
van een wapenstilstandsorder deze keer zin zal hebben,

zijn uitingen van een pogen ôm drijfzand te overbruggen.

Maar dan wenst men ook op vaster grond te komen.

De eerste tekenen van vaster bodem worden merkbaar.

Op de inter-Indonesische conferentie hebben Indonesische
groeperingen hun standpunten zo geschoven, dat van
overeenstemming kon worden gesproken. De Ronde Tafel
Conferentie kan thans doorgang vinden. Enkele deel-
nemers zijn reeds aangekomen; anderen, die onderweg
zijn, vertoeven nog in India.

Ook aan andere tafels wordt druk en uitvoerig over Indonesië gesproken. Velen zijn aangekomen, en nog

zeer velen zullen hen volgen, die de feitelijke voorlichting uitbreiden. Mannen, van wie een vroegere generatie beel-
lend zou hebben gezegd, dat zij met de Prins over de
Maas waren geweest; thans noemt men hen met veel letter-
grepige termen: gerepatrieerde militairen.

Gehard als zij zijn, voldoen zij in hun verwachtingen
aan één van de scherpste zinsneden uit het begeleidend
schrijven van de Amerikaanse minister van Buitenlandse

Zaken, Dean Acheson, bij zijn rapport over China: ,,We
must face the situation as it exists in fact”. Voor hen
persoonlijk betekent dit het vinden van werkgelegenheid.
Zij zullen in het offensief moeten op de arbeidsmarkt,

waarbij zij het ditmaal op prijs zullen stellen als hun
doel zich ook naar hen toebeweegt.

Werkgelegenheid te over is er voor degenen, die willen
trachten voor de landen van West-Europa iets te be-
naderen van wat het devies der Verenigde Staten weer-
geeft:,,E pluribus unum”. In Straatsburg vergadert

men met een parlementaire achtergrond, in Parijs met
een militaire. ,,Wishful thinking?” Men zou haast tot
deze uitspraak komen, als men sommige huidige com-

muniqué’s leest en deze legt naast passages over overeen-
komstige problemen uit Eisenhowers ,,Crusade in Europe”.

Maar de pogingen om elkaar wederzijds voor te lichten
en feiten aan de dag te brengen worden voortgezet. De
Secretaris-Generaal der Verenigde Naties moest woekeren
met weinig om een enigszins opgewekt jaarverslag te

kunnen uitbrengen. Hij kon echter wijzen op een steeds
breder bodem voor goed-werkend internationaal over-
leg buiten het politieke terrein. Zoals Galilei zei: ,,Eppur si muove”.

(~
* 7%

A
SSOCII

TIE CASSA

KASSIERSINSTE1.LING

OPGERICHT IN 1806

MEM
O=

HEERENGRACIIT 179 S AMSTERDAM-C

ROTTERDAMSCHE

BANK

ASSURANTIÊN

op

ELK

GEBIED

250
VESTIGINGEN

IN NEDERLAND

PP,-

R
K
– U
Z

N.V. KONINKLIjKE

N E D E R L A N D S ( H [

Z
OU T
t
N D U.S T R IE

Boekelo Hengelo

• ZOUTZIEDERIJ

Fabriek
van.

zoutzuur,
(alle kwaliteiten)

vloeibaar
chloor

chloorbleekloog
.’

natronloog, caustic soda.

al

DEZE WEEK:

*J.
W. T. E. SIKKES:

Toekomstige organisatie van de

Groothandel

*
Multilateraal handeisverkeer in

Oost- Europa

*
Iedere week zeer veel nieuwe gevraagde offertes

en aanbiedingen van .binnen- en buitenland.

Plaats voor exjiort een aanbieding in de rubriek

TRADE OPENINQS.

Abonnementsprljs f 15.— per paar

KON. NED. BOEKDRUKKERIJ H. A. M. ROELANTS

SCHIEDAM

DETWENTSCHE BANK
N.V.

MAANDSTAAT OP 31JULI1949

Kas, Kasslers en Daggeldieningen

…………
t
20.547.337,16 Nederlands

Scbatkistpapler

………………..
508.81 2.483,08
Ander

Overbeidspapier

……………………
6.650.497.44
Wissels

………………………………

..
1.548.594,80
Bankiers in Binnen- en Buitenland

……….

..
19.681.163,62
Effecten

en

Syndicaten

………………….
1.725.691,69
Prolongatlen en Voorschotten tegen Effecten
..,,
11.195.771.27
Debiteuren

…………………………..

..

122.356.357,85
DeelnemIngen (mci. Voorschotten) …………

..
10.189.596,22 Gebouwen

…………………………….
3.500.000,-
Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen

..,,
861.994,06

707.069.487,19

Kapitaal

…………………………….
t
44.800.000,-
Reserve

………………………………

..

15.000.000,—

Bouwreserve

..

……………………….

..
3.000.000,-
Deoeito’s

op

Termijn

………………….
75.576.566 94
Crediteuren

………………..
………….

..
557.731.628,64
Overlopende Saldi en Andere Rekeningen

….

..

10.098.997,55
Reserve voor Verleende Pensioenen
.

……..

..
861 .994.06

HOLLAN DIA”

HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-

PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V.

*

HOOFDKANTOOR TE

VLMRDINGEN.

J
OCOM
OT

IEfL€o:.

10 Augustus 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

627

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Mr J. Kyinrnell,
Betalingsbalanse9enwicht en deoaluatie.

Daar in 1953 de clollarbalans in evenwicht zal moeten

zijn, moeten in de toekomst die maatregelen vorden ge-

nomen, welke enerzijds de invoer- en consumptieve’rminde-

ring zodanig tot stand brengen, dat politiek hiervan de

minste repercussies zijn te verwachten en toch tezelfdertijd

de a rbeidsproductiviteit en ho concurrentievermogen en

daarmee de èxport t.o.v. Amerika verhogen. De middelen

tot vermindering van de invoer, welke direct voor de hand
liggen, zijn: 1. nog stringentere dollarrahtsoenering; 2.
deflatie; 3. devaluatie. Beziet men deze middelen nader,

dan moet worden geconcludeerd, dat devaluatie
01)
de

lange duur ongetwijfeld conditio sine qua non zal zijn

voor. de bevordering van het evenwichtsherstel. Behalve

devaluatie bestaan er nog verschillende andere middelen,
zowel van binnenlandse als van internationale aard, welke

het dollartekort kunnen helpen verkleinen. Ook deze wor-

den door schr. nader onderzocht. De oplossing van liet
dollarprobleein staat of ‘valt niet met het succes der inter-

Europese economische integratie; een gunstig effect zal

echter zeer zeker kunnen worden verwacht. Van meer be-
lang is d.e.t. hetgeen Amerika zelf hered is te doen.

Mr J. Wilkens,
Oyerdracht een hei’bouwplicht.

1-let onlangs’afgekondigde verbod-in-principe van over-

dracht van de verplichting tot herbouw, verbonden aan
het verkrijgen van een bijdrage in de oorlogs
s
chade van

onroerend goed, moet worden betreurd. Op zeer eenvoudige

wijze kan men, ook onder vigueur van de bestaande
y
oor-

lopige regelingen, aan gemotiveerde, bezwaren.’ van de
oorlogsgetroffenen tegemoet komen door de overdracht van

herbouwplichten zo gemakkelijk mogelijk te makn. Of
nog veel beter: men kan die overdrachten stimuleren door
ieder, die wil bouwen, ôf t verplichten voor bijv. ten minste
35 pCt van hette besteden bedrag of bijv. het bouwvolume
aan herbouwplichten varfoorlogsgetroffenen over te nemen,

df althans in dat geval een voorkeursrecht bmte mogen
bouwen tegeven. De hiermede te beeiken voordelen zijn
apert en gelden voor alle betrokkenen, de Staat incluis.

Prof. Mr J; Oîîerhaus,
Comité Maritime Internatibnal.

1. Zijn opdrachd.

Van 19 tdt 24September,1949 zal te Amsterdam de
21ste Conferentie worden gehouden van het Comité Man-
_time International, dat zich bezighoudt met de unificatie
van zerecht. Na de Conferentie van Antwerpen in 1947,
een eerste verkenning sedert de oorlog, mag nu worden
verwacht, dat er weer resultaten worden bereikt, door de

bestaande tractaten aannemelijk te maken voor een groter
aantal landen, en door de grondslag te leggen voor tractaten
over nieuwe stukken zeerecht. Zo zal worden gesproken
over de conventie van 1924 betreffende de beperking der

redersaansprakelijk1eid en. over een herziening van het
avarij-grosse-recht der York-Antwerp Rules om te bereiken,
dat deze regels ook in Amerika worden g’evolgd; voorts
over doorcognossementen en beslag op schepen in het
algemeen en over de vraag tegen vie rechtsmaati’egelen
wegens scheepsschulden moten worden genornenën ten-
slotte over de môgelijke instelling van een Jnternational
Maritime Couri” ter berechting van zeezaken.

Mej. 1%Ir G. J. Stemberg,
De 32ste zitting ean de JnternatLonale

Abeidsconferentie.

In dit artikel (zie ook ,,E.-S.B.” van 3Aug. 1949)worden
o.a. behandeld: het door. de Conferentie aangenomen

gewijzigde verdrag betreffende de bureaux voor arbeids-
bemiddeling, die voor die bemiddeling betaling vragen en

het gewijzigde verdrag betreffende de migrerende arbeiders.
Voorts wordt aandacht geschonken aan enkele vraagstuk-
ken (t.w. het vraagstuk van de arbeidskrachten en dat der

ratificâtie van de verdragen) uit liet rapport van de Direc-
teur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau.

SOMMAIRE.

Mr J. Kymrnell,
L’équilibre de la balance des paiements et la décaluation.

Etant donné que les comp Les ,,Dollar” des pays de

l’Europe occidentale devront être en équilibre en 1953

l’importation des Etats-Unis devra être fortement réduite.

11 a des moyens pour y arniver: 1). un ratiohnement plus

sévère en dollar; 2) une déflation; 3) une dévaluation.

Quand on examine cos trois procédés de plus près, ont

doit avouer, sans aucun doute, qu’a la longue la dévalua-
tion constitue la condition sine qua non pour favoriser
le rétablissement de l’équilihre. La solution du problème

,,Dollar” ne dépend pas exclusivement du succès de

l’intégration économique inter-Eui’opéenne, bien que

celle-ci puisse l’influenceé favorablemen t.

Mr
J. Wilkcns
La cession de l’obligation de reconstruire.

L’auteur déplore l’ari’êté récemment- rendu public,

au sujet de la défense de céder l’obligation’ dc reconstruii’e,
obligation liée h l’obtention d’une aide en matière de

dommage de guei’re d’un immeuble. 11 est d’avis, qu’il
faut réserver une suite favorable aux doléanées motivées des sinistrés en élargissant les possibilités dè céder l’obli
gation de reconstruire. –

Prof.’ Mr J. Ofîerhhus,
Le Cor,iité Ma,’itime Interr’iational;
I. Sa mision.

Dii 19 au 24,Septembre 1949 la 21i6me Conférence de
ce Comité se tiendra f Amsterdam, pour s’occuper de

l’unification du Droit Maritime. Après la Conférence
d’Anvers en 1947, première prise de contact après
guerre, on peut s’ttendre cette fois-ci des résultats plus
féconds.

Mdle Mr G. J. Stemberg,
La 32ieme séance de la Confèrence
Internationale du Tracail.

SUMMARIES.

Dr J. Kyinnieil, Equilibrium in balances of payment and
decaluation.

.

Since the dollar balances of the Western European coun-
tries must, be in equilibi’ium in 1953, imports from the
United States will have to be drastically decreased. In
this connection there are _the following. alternatives:
1. an even more nigid rationing of dollars; 2. deflation;

3. devaluation. In the long run devaluation will no doubt
be the indispensable condition for promoting the resto-
ration of equilibnium. The solution of the dollar-p’roblem
will not stand or fali with the succes of ‘the inter-European
economic integration, although this will certainly have
a favourable effect.

Dr J.
‘Wllkens,
‘Transfer of rebuilding obligations.

The i’ecently promulgated prohibition of transferning
rebuilding obligations, which is attached to the securing
of a coritribution towards war-damage caused to real
estate, is regretted by the wi’iter. In his opinion the moti-
vated objections on the part of wam’-stnicken individuals ‘m.ist be met by making the transfer of rehuilding obliga-
tions as easy as possible.

Prof. Dr J. Oflerhaus,
Comité Maritime International.
1. Its task.

The 21st Conference of this Committee, whïch ociupies
itself with the unification of maritime law, will be held
in Amsterdam from September 19th to 24th 1949. After
the Antwerp Conference in 1947, which was a first post-war
scouting, it may he expected that results will’now be
achieved again. .

Miss G. J. Stemnberg,
The 32nd session of the International
Labour Conference.

628

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Augustus 1949

BETALINGSBALANSEVENWICHT

EN DEVALUATIE.

De moeilijkheden, welke zijn gerezen bij de opst]ling

van het Inter-Europese Betalingsaccoord te Parijs, de
nieuwe zgn. dollarcrisis in Engeland, de dreiging, dat de

Marshall-hulp met 10 pCt zal worden gekort en in het

algemeen heit weer stijgende dollartekort in West-Europa
hebben weer eens op pijnlijk duidelijke wijze de aandacht
geconentreerd op het kernproblem van Europa’s eco-

nomische politiek voor de eerstkomende jaren: nI. hoe
zelf de dollars te verdienen, welke thans door Amerika
cadéau w’orden gedaan.

De kans, dat een land als Nederland of Engeland binnen

enkele jaren erin zou slagen aan andere landen vol-

doende dollars of goud te ontfutselen têr afdekking van

het eigen tekort t.o.v. de Verenigde Staten, of dat een algemeen vrij multilateraal betalingsverkeer, zou zijn

hersteld tegen 1953, moet w’el uiterst klein worden geacht.
Slechts indien de Verenigde Staten zelf tegen die tijd

een lopende posten balans zouden hebben, welke globaal
in evenwicht zou. zijn, zouden hier weer mogelijkheden
besLaan. Voorlopig lijkt dit uitermate onwaarschijnlijk..

Er moet mi. rekeiilng mede worden gehouden, dat

Nederland de dollarbalans bilateraal in evenwicht zal
moeten brengen.

Dit zou betekenen, dat in elk land in West-Europa de

dollaruitgaven (mcl. aflossingen) niet groter zullen
mogen zijn dan de doliarinkomsten, uit hoofde van goe-

deren, diensten, toeristenverkeer enz., plus de credieten, ‘elke het Ameiikaanse bedrijfsleven of de Amerikaanse
Regering bereid zijn te verschaffen. Zolang geen aan-

merkelijkë verandering optreedt in de politieke toestand

en in de door de ViTesteuropese staten gevoerde belasting-en deviezenpolitiek zal de particuliere kapitaalverschaffing
zeker bescheiden van omvang en onregelmatig blijven.

Credietverlening van enige betekenis door de Ameri-
kaanse Regering lijkt ook niet waarschijnlijk, aangezien

dit de voortzetting, zij het misschien in een andere vorm,
van de Mztrshall-hulp zou betekenen, welker stopzetting
in 1953 juist in het vooruitzicht vordt gesteld.
liet ligt voor de hand, dat alle krachten erop w’orden
geconcentreei-d dit bilaterale evenwicht te bereiken door
opvoering van de export.

Tegenover een vrije economie als die van de Ver-
enigde Staten is een vergroting van de afzet alleen mo-

gelijk doör middel van lagere prijzen en een intensievere
marktbewerking. Zolang de arbeidsproductiviteit in
Amerika, tengevolge van verschillende oorzaken, als
grondstofrij ke bodem, kapitaalintensieve productie en
een grote biniienlandse afzetmarkt, nog het veelvöud van
die in de Westeuropese staten bedraagt, is het eerste uiter-
aard zeet moeilijk te bereiken. Deze zelfde factor heeft indirect tot gevolg, dat de exporteurs eerst in de laatste
plaats afzet in Amerika zullen trachten te vinden, zodat van een intensieve marktbewerking nog geen sprake is.

Tot nog toe heeft in Europa het accent hoofdzakelijk
gelegen op de vergroting der productie-omvang, teneinde de import zodoende zoveel mogelijk te vervangen. Lang-

zamerhand is vel gebleken, dat dit slechts tot op zekere.
hoogte is gelukt. Aan de andere kant heeft het streven
van ,,production at any oost” bovendien geleid tot het
ontstaan van talrijke bedrijven, welke zich slechts dank
zij een uiterst forse bescherming kunnen handhaven
tegenover Amerika, doch welke zeker niet tegen Amerika
zullen kunnen concurreren en naar Amerika zullen kunnen
exporteren.

Vandaar dan ook de toenemende aandacht voor de
noodzaak van verhoging van het concurrentievermogeti
en de verlaging van de kosten der productie en vandaar
dan odk, dat geleidelijk het besef gaat doordringen, dat

men er met hogere lonen en minder werk, met een he-
lastingpolitiek, welke consumptie in plaats van bespa-

ringen en investéringen aanmoedigt, itiet in zjal slagen

de enorme achterstand in concurrentievermogen en arbeids-

productiviteit t.o.v. Amerika in te lopen.

De vraag is echtei’, of West-Europa in het algemen

en een land als Nederland in het bijzonder er in zal slagen

binnen enkele jaren het huidige inveerniveau te finan-
cieren met eigen exportdpbrengst eventueel plus- enig

crediet. Bij de huidige orde van grootte van het ver-

schil moet dit mede met het oog op de achterstand in de

productiviteit en de economische structuur in Europa

uitgesloten worden geacht. n 1948 bedroeg de invoer dêi

19 Marshall-landen uit de Verenigde Staten $ 4.500 mln

en de export naar dat land slechts
5
900 mln. De

export zou dus met 400 pCt moeten toenehien. I-iet’Interim

Report van, de O.E.E.C. te Parijs naar aanleiding van

de long term”-programma’s der deelnemende Aaten

achtte een toeneming van 100 pCt ,reeds zeer veel en
raamde voor 1952/’53 een tekort op ‘dc betalingsbalans

van zeker $ 1.500 mln. Voor Nederldnd bedrbegen deze

cijfers voor 1948 respectievelijk voor de invoer uit Ame-

-rika f 875 mln en voor de uitvoer f 80 mln. Dat een ex-
port van ca f 800 mln een utopie is, behoeft geen toe-

lichting.

Aangezien er van moet worden uitgegaan, dat in 1953

de dollarhalans in evenwicht zal’moeten worden gebracht,

zullen de regeringen, behalve het probleem van de op-

voering van de ai’beidsproductiviteit, teneinde de export

te vermeerderen, in de komende jaren tegelijkertijd het

probleem moeten oplossen, op welke w’ijze en met welke

maatregelen ook de invoer k5n worden gereduceerd.
Daarbij doet zich de moeilijkheid voor, welke geheel

van politieke aard is, dat deze vermindering ongetwijfeld

z6 groot zal zijn, dat zij, althans in Nederland, een con-

sumptiedaling en daarmee een daling der levensstandaard
zal impliceren, welke niet alleen op de beter gesitueerde

kleine minderheid kan worden afgewenteld, doch door de gehele bevolking aan den lijve zal moeten worden onder-

vonden. Zulks temeer, omdat de invoerbesnoeiing toch wel
zoveel, mogelijk in de consumptiegbederensector en niet

in de industriële grondstoffen- en machinesector zal moe-
ten worden aangebracht.

Hier wreekt zich dan de politiek, welke sinds 1945 in
alle Europese staten tot consequentie heeft gehad, dat
het consumptiepeil der bevolkingen op te hoog peil werd
gestabiliseerd en gehandhaafd en welke, wat dit betreft,

deed alsof geen oorlog het nationale vermogen en het
nationale inkÖmen van het land had gedecimeerd.
Tot nog toe werd voor de grote meerderheid der be-
volking deze verarming gecamoufleerd ,door de Marshall-
hulp. – –

1-Jet gaat er in de toekomst dus om dié maatregelen te
nemen, welke enerzijds de invoer- en consumptieverminde-
ring zodanig tot stand brengen, dat politiek hiervan de
minste repercussies te verwachten zijn, en toch tezelfdertijd
de arbeidsproductiviteit en het concurrentievermogen
en daarmee -de export t.o.v. Amerika verhogen.
Dat tot nog toe zo weinig werkelijk ingrijpende maat-regelen werden genomen, is dan ook alleen te verklaren
uit de tigenzin der Overheid een reëlé consumptievermin-
dering aan de numerieke meerderheid der hevolkin 6p
te leggen. Indien men nu echter met zekerheid weet, dat zulks moet geschieden in de nabije toekomst, en
dit geldt in elk geval voor Nederland, dan wordt het
langzamerhand wel tijd om stappen in deze richting -te
ondernemen. – –
De middelen tot vermindering der invoer, welke direct voor de hand liggen, zijn:
nog stringentere dollarrantsoenering;
deflatie; devaluatie.

,

Ttt nog toe heeft men ht alleen gepoogd langs de weg der directe invorheperking. De omvang der beperkingen

10 Augustus 1949

ECÔNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

– 629

maakte het echter, dank zij de steun, de credieten en de
kapitaalintering, mogelijk deze in het algemeen te lirni-
teren tot de ,,non-essentials” of de reeds, zij het wellicht

duurdere, in eigen land of elders geproduceerde goederen.

Als zodanig trof deze politiek alleën een klein gedeelte

der bevolking en bedrijven. Indien de Nederlandse invoer
uit de Verenigde Staten van f 900 mln tot f 100 mln zou

moeten w’orden gereduceerd (om van de invoer uit liet

overige dollargebied niet te spreken) is dit uiteraard niet

meer mogelijk. De gemiddeld& levensstandaard moet
dan onherroepelijk een duw naar beneden krijgen.

Zal invoerbesnoeiing volgens overheidscriteria, dus
sociaal-economische criteria, echter ooit de concurrentie-

kracht der Europese industrie t.o.v. Amerika verhogen?

Er is geen enkel argument voor een bevestigend ant-
woord te vinden. Daarentegen,want de koopkracht,welke

geen aanwending in 2merika meer kan vinden, zal èf in

andere landen 5f in eigen land worden besteed. Dit laatste
resulteert 5f in directe uitvoerdaling 5f in prijsverho-

ging, waardoor indirect de uitvoer daalt en wel in de eerste

plaats die naar de Verenigde Staten. Dit effect zal des te

sterker optreden naarmate de ongbruikte productie-
capaciteit en werkloosheid kleiner zijn. Nu behoeft de
,,overswitch” op duurdere voedingsmiddelen en eindpro-
ducten uit andere landen op zich zelf niet tot hogere pro’duc-

tiekosten te leiden, mits uitéraard geen loonsverh’o,ging wordt gegévén. Slechts indien ook grondstoffen en pro-

ductiemiddelen niet of uit andere landen duurder moeten
worden betrokken kan dit nadelige gevolgen hebben
voor de export naar Amerika.

1-let enige voordeel van deze methode is, dat de Over-
heid inderdaad desgewenst de reductie geheel op de
consumptiesector kan laten drukken, mits zij daartoe

de politieke moed en macht bezit. In de meeste Europese
staten
(mcl.
Nederland) is liet dollartekort echter zo groot
dat zelfs door de invoer van consumptiegoederen tot nu1

te reduceren, het tekort nog niet zôu zijn w’eggeiverkt

Deflacie
is koopkrachtvermindering door credietver-
krapping. Volgens de theorie moeten hierdoor prijzen en

lonen dalen. In werkelijkheid zullen in eerste instantie
alleen de aankopen, hoofdzakelijk die van het bedrijfs-
leven, afnemen. 1-let onplezierige element hierbij is, dat
niet alleen de aankopen in het buitenland, doch ook die
in het binnenland zullen dalen, met als gevolg productie-

vermindering en werkloosheid. Dientengevolge zullen
op hun beurt de aankopen ook van consumptiegoederen
in liet buitenland afnemen.

Onlangs hèeft ,,The Economist” de moed gehad, te be-

togen, dat een kleine dosis w’erkloosheid wel eens. zeer
heilzaam zou kunnen zijn vooi de ‘arbeidsproductiviteit
en daarmee wellicht voor de export. Dit is zeer wel mo-
gelijk. 1-let resultaat zal echter zeer afhangen van de
rèactie der vakverenigingsorganisaties. Indien deze erop.
zouden staan cle wel rendabele productie in plaats van door minder arbeiders door hetzelfde aantal arbeiders,
doch met verkorting der werkuren en handhaving der
lonen te doen verrichten, zou het effect geen verhoging,

doch een verlaging der arbeidsproductiviteit zijn. Behalve
de werkloosheid is een ander bezwaar tegen deflatie als middel ter oplossing van het dollarprobleem de omstan-
digheid, dat de invoervermindering, welke er o.a. het
gevolg van is, in de eerste plaats optreedt t.o.v. de duur-
dere, zwakke valutagebieden •en eerst in allerlaatste
instantie t.o.v. ArnerÇka.

Tenslotte
clecaluatie.
Hierdoor wordt de import duurder,
omgerekend in eigen valuta. Floe gering de vraagelastiöi-.
teit ook zal zijn, elke invoervermindering zal deviezen-
besparend zijn en enige invoervermindering zal in elk geval
optreden. Teneinde deze vermindering alleen in het dollar-
area tc concentreren verdient liet dus de voorkeur 5f
partieel t.o.v. de dollar te devalueren 5f allen tegelijkertijd
t.a.v. de Verenigde Staten te devalueren. Of, wat nog

beter zou zijn, de Verenigde Staten te bewegen de dollar
te appreciëren. 1-let is niet te ontkennen, dat ten gevolge

van de industriëlé en agrarische superioriteit van de Ver-
enigde Staten zowel kwantitatief als in prijs de vraag-

elasticiteit inderdaad wel gering zal zijn, zodat bijv. voor

Nederland w’el een aanzienlijke devaluatie vereist zou zijn

om de invoer werlcelijk substantieel te verminderen.

Wat de exportvergroting betreft, is liet niet te ont-

lennen, dat devaluatie het voordeel heft, dat liet con-

currentievermogen t.o.v. Amerika er inderdaad door
wordt vergroot. Aangezien de Europese éxport in de
komende jaren ongetwijfeld in steeds grotere mate uit
eindproducten zal bestaan, is dit van essentieel belang.

Zou de vraagelasticiteit in Amerika naar Europese en

bijv. speciaal naar Nederlandse goederen groter dan één
zijn? Ook hierover lcoestert men geen hoge verwachtingen.

Het is echter zeker, dat devaluatie een groter aantal
Nederlandse goederen afzetbaar maakt op de Amerikaanse

mar]ct. Dit zal de dollarobrengst vergroten. Of die goe-

deren, welke thans reeds naar-Amerika worden geëxpor-
teerd, na devaluatie minder dollars zullen opbrengen

hangt geheel af van de marktverhoudingen en de positie
van de exporteurs. Enige verhoging van de exportopbrengst
kan in elk geval worden verwacht. Al mogen dan de re-
sultaten van devaluatie t.o.v. het dollarprobleem op korte

termijn wellicht niet groot zijn, op de lange duur zaldeze
devaluatie ongetwijfeld conditio sine qua non zijn voor

de’ bevordering van het evenwichtsherstel. 1-let argu-
ment, dat men op dit ogenblik niet wil devalueren, om-

‘dat het
na
zo w’einig of geen resultaat zou hebben, komt
daarom weinig steekhoudend voor. Immers, het gaat
er juist om, dat -liet omstreeks 1952 behoorlijk resul-taat gaat hebben, zowel wat betreft de importvermin-dering als de exportverhoging. 1-Jet is dan ook waar-

schijnlijker, dat liet de tegenzin in de duurdere voedings-middelen, dus in noodzakelijke éönsumptievermindering,
is welke hier de ware grond vormt voor de afwijzende
houding der rgeringen. –

‘De conclusie moet daarom zijn dat een zekere mate
van devaluatie het gewenste evenwichtsherstel in elk

geval, zoivel door middel van een grotere export, als een
mindere import zal benaderen. Mocht zulks onverhoopt
t.z.t. niet voldoende zijn, dan kan altijd nog toteen verdere
directe besnoeiing van de import w’orden overgegaan.
– Men krijgt de indruk, dat de Regering, ‘althans

in Engeland en Nederland, liever nu een dergelijke
maatregel niet neemt
,
met het risico, dat straks de
schok harder zal zijn, ‘dan vast geleidelijk te antici-

peren op het terugschroeven, van het consumptiepeil.
1-let ‘is begrijpelijk, dat de Amerilcanen hij monde van
1-larriman tegen deze politiek bezwaar hebben gemaakt.

Behalve devaluatie bestaan er nog verschillende andere
middelen, ivelke het dollai’tekort kunnen helpen verkleinen.
In de eerste plaats maatregelen van binnenlandse aard:
Ook deze moeten enerzijds ten doel hebben de consumptie,
speciaal van buitenlandse voedingsmiddelen en eind-
producten, te beperken, bijv. door de afschaffing van de
nog bestaande subsidies of door wijzigingen in liet be-
lastingstelsel, waardoor besparingen weer worden aan-
gemoedigd; en welke anderzijds gericht zijn op de vergroting
der arbeidsproductiviteit ‘en verlaging der productie-
kosten ter bevordering van de export. Dit laatste kan in

de eerste plaats worden bereikt door grotere mechanisatie
en massaproductie. Deze methode’ geniet begrijpelijkerwijs
bij de meeste regeringen de voorkeur. Zij is echter slechts
voor bepaalde pro?Iucten mogelijk, en eist bovendien

grote investeringen, dus besparingen, wellce niet voldoende
voorhanden zijn.

Aangezien de uitrusting veelal gedeeltelijk uit het’
buitenland, en vooral uit ‘Amerika, moet komen, verzwaart
dit in,’ eerste aanleg het dollartekort.

In- de tweede plaats komt in aanmerking loonsver-

630

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Augustus 1949

laging en meer werken tegen hetzelfde loon. -Aan dit

punt kan bij de huidige machtsverhoudingen in het eco-

misch leven beter stilzwijgend worden voorbij gegaan.
In de derde plaats is nodig een meer efficiënte bedrijfs-

voering en lagere winst. Dit kan echter alleen worden be-
reikt indien de prikkel hiertoe weer wordt hersteld, dus
dooreen betere en meer gedifferentieerde beloning, een

verschuiving in de belastingdruk van het bedrijfsleven

naar de consumptiesector, meer concurrentiestrijd en een

geringere bedrijfszekerheid. De weerstand tegen deze

lagere ,winsten en meerdere concurrentie is bij het hecht

georganiseerde bedrijfsleven ongetwijfeld even sterk;

indien de dosis fors
rn
is, als tegen loonsverhoging bij de

vakverenigingen. –

Eén ding dient men zich wel duidelijk voor ogen te

houden. Hoe geringer de kostprijsverlaging of stijging in

arbeidsproductiviteit is, des te groter zal straks de invoer-
beperking, dus de consumptiebeperking, dus de verlaging

van de levensstandaard zijn.
Wat de maatregelen van internationale aard betreft’

moet worden geconstateerd, dat tegenwoordig van inter-

nationale economische samenwerking en integratie (eco-

nomische unies!) zeer hoge verwachtingen worden ge-

koesterd. Nu is internationale samenwerking in Europa
als middel ter verlichting van het dollartekort een onder-
werp voor 6en verhandeling op zichzelf.

In dit verband kan op dit vraagstuk derhalve slechts
summier worden ingegaan. Het opheffen der in het onder-

linge, verkeer geheven invoerrechten heeft tot gevolg,
dat de producten afkomstig van een der andere staten
uit de groep landen, welke bijv. een douane-unie zouden

vormen, goedkoper worden, wâardoor de aankopen

bij elkaar gestimuleerd zouden worden. Of een der-
gelijke Europese douane-unie het invoerprogramma uit
Amerika werkelijk in aanzienlijke mate zöu verlichten,

moet worden betwijfeld, gezien de samenstelling van deze
invoer. Bovendien is de belangrijkste hinderpaal voor een

groter inter-Europees verkeer de inconvertibiliteit der

valuta en de tegenzin der crediteurstaten om nog meer

crediet te geven voor de financiering van hun eigen export
naar hun debiteurstaten.

Wel zou de mogelijkheid goedkoper bij elkaar te kopen
het concuirentievermogen tav. Amerika kunnen ver-
beteren en daarmede dus de export naar het dollargebied
kunnenverhogen. Ook hiervan moet men zich echter geen
overdreven voorstelling maken, want op de grondstoffen
en halffabrikaten, welke in dit verband van belang zijn, worden reeds haast geen invoerrechten geheven, terwijl
het goedkoper worden van de ‘eindproducten alleen de
consumptie en niet speciaal de export ten goede zal

komen.
Ik geloof dan ook niet, dat de oplossing vaii het dollar-
probleem staat of valt met het succes der inter-Europese
economische integratie, al zal zeer zeker een gunstig
effect kunnen worden verwacht.
De moeilijkheden, welke de afschaffing der thans ge-
boden agrarische en industriële bescherming in de weg
staan, zijn echter vele, en aan de politieke integratie,
welke hieraan vooraf dient te gaan, is men op dit ogenblik

helaas nog niet toe.

Van meer belang is hetgeen Amerika zelf bereid is te

doen.
In de eerste plaats kan worden gewezen op-de moge-
lijkheid van een flinke verlaging der invoerrechten en een
vereenvoudiging van het gehele systeem.
In de tweede plaats de kwestie van de immigratie.
Indien Amerika bereid zou zijn, zoals in de vorige
eeuw,een deel der overbevolking van Europa op te nemen,
zou het evenwichtsherstel veel sneller tot stand komen.
Thans is een groot deel van deze bevolking te werk gesteld

in bedrijven, welke, alleen dak zij veel bescherming in

stand gehouden ,kunnen worden. Omdat deze bedrijven

vaak in verhouding tot Amerika niet lonend fabriceren,
kunnen zij ook niet concurreren tegen Amerika. Indien

men het zeer eenvoudig voorstelt zou men daarom kunnen

zeggen, dat eerst, indien Amerika haar grenzen ook voor

de Europese arbeiders zou openzetten, het voor Europa
mogelijk zou zijn de bescherming van haar bedrijven op

te heffen, waardoor alleen die bedrijven zouden over-
blijven, welke inderdaad lonend produceren, terwijl de
w’erkloos geworden arbeiders naar Amerika zouden kunnen

emigreren, zoals honderd jaar geleden.; Op deze wijze

zou een groot deel van de huidige import overbodig wor-

den, te weten niet alleen die van consumptiegoederen,

doch ook eft vooral van grondstoffen en halffabrikaten

voor bedrijven, welke thans eigenlijk zonder bescherming
niet lonend kunnen produceren. –

Uiteraard zou dit een proces van lange adem zijn.

‘s-G raven hage.

Mr J. KYMMET.L.

OVERDRACHT VAN HERBOUWPLICHT.

De in Nederland aangerichte oorlogsschade dient te

worden vergoed door degene, die daarvoor aansprakelijk
is: Duitsland: Het constateren van deze verplichting is

echter iets geheel anders dan het innen van de desbe-
treffende vordering en Minister Stikker heeft in zijn nota aan de Tweede Kamer geen twijfel overgelaten

aan de hoogte van de verwachtingen, welke wij daarom-
trent nog mogen koesteren: , ,De Regering ontveinst zich

niet” aldus deze nota – ,,dat de schadevergoeding,

welke uiteindelijk zal worden verkregen, slechts een

uiterst. geringe bijdrage zal vormen tot het herstel der
nationale economie. D6ze zal bovendien pas worden

ontvangen op een ogenblik, dat die economie op eigen

krachten goeddeels is hersteld, zodat daarvan een veel
geringer invloed zal uitgaan, dan wanneer deze schade-

vérgoeding eerder was verkgegen”.
Het in deze laatste zinsnede opgesloten zeer juiste
principe, dat een schadevergoeding groter waarde heeft
naarmate ze sneller wordt verkregen, geldt uiteraard
eveneens voor de schadevergoedingsmaatregelen, welke

de Regering tot dusverre ten behoeve van de slachtoffers
van materiële oorlogsschade reeds heeft getroffen en
blijkens het ingediende desbetreffende wetsontwerp nog
wenst te treffen. Het is in dit verband, dat wij een enkele
kanttekening zouden willen plaatsen bij het onlangs
afgekondigde betreurenswaardige vérbod-in-principe van

overdracht van de verplichting tot herbouw, verbonden
aan het verkrijgen van een bijdrage in de oorlogsschade

van onroerend goed.
Tot goed begrip van dezé materie moge vooraf worden
vastgesteld, dat de verplichting tot vergoeding van oor-logsschade in Nederland een subsidiaire verplichting is,

nu de ware schuldige, Duitsland, hierbij slechts de rol
speelt van de kikvors, waarvan geen veren zijn te plukken.

Men kan echter wel zeggen, dat de gedachte, om de oor-
logsgetroffenen zo veel mogelijk uit de eigen nationale
huishouding schadeloos te stellen, leeft in het rechts-
bewustzijn van het Nederlandse volk. De grens tot hoever
men in deze kan gaan, wordt dus bepaald door de mate,
waarin andere vitale belangen der volkshuishouding
daardoor zouden worden geschaad. Niemand; die kennis
heeft genomen van de regeringsvoorstellen tot dekking
‘an de oorlogsschadevergoedingen, zal over dit punt

lichtvaardig oordelen.
Men zal zich dan ook wellicht eerdér moeten afvragen,
of de Regering in haar voorstellen tot vergoeding van
oorlogsschade niet te ver wil gaan, dan niet ver genoeg;
en voorts, of men deze dekkingsmiddelen niet veeleer

10 Augustus 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

631

dient te zoeken in bezuinigirg op andere uitgaven dan

in het- opleggen van steeds nieuwe belastingen.
Onder deze omstandigheden klemt nog te meer, dat
spoedige hulp dubbele hulp betekent, of, wil men dat

liever, dat men eerder genoegen zal nemen met halve

vergoeding, indien ze dan maar snel wordt gegeven.

Ongetwijfeld is hier te lande op dit gebied reeds zeer

veel gedaan. Volgens de opgaven van het Commissariaat

yan Oorlogsschade per 1 Juli 1949 zijn bijv. van de 227.402
aangegeven gevallen van oorlogsschade aan bedrijfs-

inventarissen en voorraden reeds 210.578 of 92,6 pCL
afgedaan.’ Nog guntiger beeld vertoont de huisraad-
schade, waarbij in 689.507 gevallen van cle 655.305, of
derhalve bij 97,6 pCt, reeds een afwikkeling tot stand is
gekomen. Afleen aan deze categorieën getroffenen is

bereids voor een bedrag van f 1.312.675.374,— vergoed..
Minder gunstig is het beeld bij het herstel van ver-

woestonroerend goed en dit kon om twee redenen ook

moeilijk anders worden verwacht.
In de eerste plaats immers kunnen vervoeste gebouwen
niet zo gemakkelijk worden herbouwd, vooral niet nu de

bouwkosten 3 f 4 maal zo hoog zijn geworden ah vôér
de oorlog. Klëinere herstelwerkzalmheden aan onroerend
goed zijn reeds in 60.000 gevallen afgewerkt, doch van
vat geheel •is verw’oest of onherstelbaar beschadigd, is

nog slechts een gering percentage tot herbouw, gekomen.

Wel is de schade geregistreerd en ook is in de meeste
gevdIen (77,5 pCt) een inschrijving in het Grootboek.

voor de Wederopbou* verkregen.
In de tweede plaats ressorteert de oorlogsschade aan
gebouwen onder het Departerient van Wederopbouw
,en Volkshuisvesting, en dit Departement legt krachtens zijn aard en bestemming meer het accent. op de weder-
opbouw van ons land dan op het geven van genoegdoening

aan de oorlogsgetroffenen. Uit die gezichtshoek lijkt het niet onbegrijpelijk, dat men liever laat bouwen door de-genen, die graag willen en met behulp van de F.W. 1948
ook kinnen bouwen, dan de oorlogsslachtoffers te helpen,

voor wie de heibouwplicht meestal een blok aan het been
betekent en die in zeer veel gevallen ook niet ktnnen
herbouwen. Hier zit de moeilijkheid, welke volgens het nieuwe wetsontwerp op de materiële oorlogsschade zal worden opgelost door de creatie van opbouwobligaties,
waardoor de oorlogsschadevergoedïngen voor onroerend goed als het ware worden gemobiliseerd.

Het is echter niet gewenst – en evenmin nodig – om
te wachten op de totstandkoming van -deze codificatie

van het oorlogsschaderecht, waaromtrent het desbe-
treffende wetsontwerp, ingediend op 23 J.anuari 1948,
nog steeds het stadium van overleg met de Tweede Kamer’

niet is gepasseerd.
Men kan immers op zeer eenvoudige wijze, ook onder vigucur van de bestaande voorlopigé regelingen, aan ge-
motiveerde bezwaren van: de oorlogsgetroffenen tegemoet’
komen door de overdrcht van, herbouwplichten zo ge-
makkelijk mogelijk te maken. Of nog veel beter: men
kan die overdrachten stimuleren door ieder, die wil bouwen,
ôf te verplichtn voor bijv. tenminste 35 pCt van het te be-

steden bedrag of bijv. het bouwvolume aan herbouw-
plichten van oorlogsgetroffenen over te nemen, af althans
in dat geval een voorkeursrecht om te mogen’ bouwen

te geven.
De hiermee te bereiken voordelen zijn apert en gelden

voor alle betrokkenen, de Staat incluis.
In de eerste plaats ontvangen cle oorlogsgetroffenen een
schadeloosstelling. Wel geen volledige – immers, slechts
een geldbedrag naar de verkoopwaarde van 1 Mei 1940
maar dat laat onze na de oorlog zo zwaar gehavende
volkshuishouding nu eeniïïaal niet toe. Echter kunnen
zij hiermede tenminste hun hypothecaire schulden van
vôôr dë oorlog betalen, alsmede de schulden, welke zij
in de regel hebben gemaakt om na de verwoesting hun
bedrijven elders voort te zetten. Voor een zwaar getroffen

stad als bijv. Rotterdam, kan men voorts aannemen, dat

‘meer dan 90 pCt van het aantal slachtoffers—kleinebezit-

ters —liever over het veelal uiterst bescheiden surplus van

hun actief hoven hun passief direct de vrije beschikking
willen krijgen, dan zich in het gunstigste geval diep,in de

schuld te steken om een nieuw huis . of bedrijfspand te

bouwen.
Voor hen, die bouwen, onafhankelijk van het feit ôf

zij al dan niet oorlogsslachtoffer zijn, is het een voor-

deel, dat zij hij overneming van herbouwplichten een prae
ontvangen om te bouwen en dat zij van hun voor de

bouw benodigd kapitaal nog 4 pC’t Groötboekrente maken
tot het tijdstip van besteding toe. , /
Voor de Staat is het een voordêel, dat hij op deze wijze

veel’ sneller van zijn renteverplichtingen over de Groot-

boekinschrijvingen wordt bevrijd, en dat een brok oorlogs-
misère met alle daaraan onvermijdélijk verbonden extra
administratie sneller kan worden geliquideerd.

.Tegenover al deze 6norrne voordelen staat hoegenaamd

geen enkel nadeel. De bezwaren, welke men to’t dusverre,
vooi zover ons bekend, pleegt aan te voeren, zijn alle

slechts vermeend.
Daar is ten eerste het feit, dat er wel eens herbouw-
plichten zouden zijn ‘verhandeld – met een zeker disagio
voor de oorlogsschadegerechtigde. Dienaangaande kan
men zich afvragen, hoë menzich oorstelt dat het oorlogs-
slachtoffer, dat geen dag en geen nacht kan wachten en
zich derhalve voor directe realisering enig disagio ge-

troost, beter zal zijn geholpen door het thans ingevoei’de
verbod van realisatie. Doch afgezien daarvan, in het

voorgestelde nieuwe systeem, wordt zoveel i,?rag naar
herbouwplichten geschapen, dat van disagio geen sprake

meer behoeft te zijn, zodat dit dilemma automatisch is

opgelost. –
Vervolgens is er enig theoretisch-economisch gegoochel

met de consumptieve sfeer, waarin al de koopsommen
van de hei’bouwplichten als in een poel van immoraliteit
zoudeti verdwijnen. Indien ‘hier een reëel probleem zou
liggen, dan zou men a fortiori de verkoop van niet-ver-

woeste huizen, effecten enz., moeten verbieden. Maar
gelukkig pleegt men in een nornale vredeseconomie het
bewegelijke leven niet te verstikken door verstarrende
theorie en pleegt men te bedenken, dat het, uit een alge-meen nationaal-economisch oogpunt bezien, weinig ver-
schil maakt wie eigenâar is van een gebouw, een effect

of een herbouwplicht, doch-acht men het integendeel van
het grootste belang, dat deze investeringen -in – handen kunnen blijven of geraken van diegenen,…die er in ver-

band met de dagelijks_wisselende omstandigheden telkens
het meest voor in aanmerking komen.
Zo zou het dan ook van een al te beperkte visie op de
economie en dé moraal blijk geven, wanneer men de fa-
ciliteiten, aan een herbouwplicht verbonden, alleen maar
zou’ willen geven aan, het oo4ogssachtoffer in persoon,
en niet aan zijn koper. Met zulke maatregelen zaait men
slechts haat onder de oorlogsslachtoffers tegen -de Over-
heid, die hem eerst schadevergoeding toekent doch hem
dan verhindert om die vergoediiig op de hem meest pas-
sende en dikwijls enig mogelijke wijze te effeueren.

Bovendien wordt h w
et doel niet bereikt, ant de getroffene
zaldan in naam zelf gaan bouwen, doch niet dan na vooraf

reeds een koper op het moment, dat de herbouw zal zijn
voltooid, ta hebben gevonden.
Aangezien de getroffene-verkoper van de herbouwplicht
de voorkeur geeft aan de schadevergoeding in geld boven

die in natura, is er natuurlijk geen enkel bezwaar om de
kring van liefhebbers te beperken tot degenen, die willen
bouwen overeenkomstig de woningpolitiek van de Re-
gering. Met andere woorden: de koper van de herbouw-
plicht zal geen grote villa van 1.200 m
3

inhoud mogen

herbouwen, doch
wal
in de plaats daarvan drie kleinere

vanelk 400 m
3
. .
Resumerende mogen wij er met klem op aandringen,

632

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Augustus 1949

dat in deze materie meer rekening worde gehouden met

het feit, dat de omstandigheden, waaronder het voor

iemand tien jaar geleden op die plaats zin had om bezitter

van onroerend goed te zijn, thans geheel zijn veranderd.
Men geve nieuw leven kahs om op te bloeien op de ruïnes,

doch combinere dit met tegemoetkoming aan de oude
getroffenen door de overdracht van herbouwplichten zo
sterk mogelijk te stimuleren en daarmede geen ogenblik
te wachten.

‘s-Gravenhage.

Mr J WILKENS

COMITÉ MARITIME INTERNATIONAL.

1.

ZIJN OPDRACHT.

Van 19 tot 24 September 1949 zal te Amsterdam de

XXlste Conferentie worden gehouden van het Comité

Maritime International, de in 1897 opgerichte Organisatie,

die zich bezighoudt met de unificatie van zeerecht. Na
de Conferentie van Antwerpen in September 1947, een

eerste veikenning sedert de oorlog, mogen wij nu verwach-
ten, dat er weer resultaten’worden bereikt, door de be-

staande regelingen aannemelijk te maken voor een groter

aantallanden, en door de grondslag te leggen voor tractaten
over nieuwe stukken zeerecht.

Het transportrecht is altijd een meer geschikte stof

geweest voor eenvormige regeling dan het familierecht.

Men heeft ze wel eens onderscheiden als ,,matières d’af

faires” en ,,matières de tradition”. Deze laatste, waarbij
w’ij ook het onroerend goed kunnen rekenen, zijn sterk

verbonden met nationaliteit en domicilie, ligging-van het
goed, plaatselijke zeden en gewoonten; daar neemt men

elkanders rechtsstelsel niet gemakkelijk over. De unificatie
beperkt zich dan tot verwijzingsregels, waarbij dus de

Staten zich verbinden, op bepkalde rechtsverhoudingén

eenzelfde wet toe te passen, zoals op de huwelijksbevoegd-
heid de nationale wet der echtgenoten. Er zijn ook tractaten
met beide stelsels; het wissel- en chèquerecht is in 1930-

1981 getinificeerd, maar niet volledig: op een belangrijk

aantal punten mochten de Staten voorbehouden maken
en enige onderwerpen zijn enkel geregeld in de vorm van
verwijzingsregels, zo bijv. de bekwaamheid van de onder-
tekenaar, die afhangt van zijn nationale wet, met zekere

bescherming van de wederpartij.
Naarmate een materie minder is belast met nationale
tradities, laatzij zich eerder regelen bij uniforme wetge-
ving, die wij dan ook kennen bij spoorweg- en luchtvervoer,
bij aanvaring, hulp- en bergloon en zeevervoer. En men
mag tegenwoordig reeds gelukkig zijn, wanneer er trac-
taten met verwijzingsregels over onderwerpen van wereld-
verkeersrecht, zoals koop of vennootschappen, worden ge-
formuleerd, w’ant na%rmate de volken zich verder van
elkander hebben verwijderd, zijn zij zich meer gaan ont-
trekken aan de tractaten over internationaal familierecht,
die in de jaren 1893-1905 zo moeizaam op de Haagse
Conferenties waren tot stand gebracht.
Naast de politieke spanning en de verschillen tussen de

nationale affecties wordt de tractaatsluiting geremd door
de belangrijke tegenstélling tussen de common law der
Angelsaksische landen en de geschreven wetten van het
continent. Unificatie eist een zekere rechts- en geestesver-

wantschap; die hebben de Scandinavische landen getoond bij hun zeer vèrgaande gelijkmaking zelfs op familierech-

telijk gebied. Men is dan geneigd te denken, dat tractaten

beter door een kleine groep landen onderling kunnen wor-
den gesloten. En toch behoeft dat voor het internationale

zeeverkeer niet te gelden; daar zijn de behoeften zo gelijk,
dat het schijnt, alsof een lichaam als het Comité Maritime
International de wind in de zeilen moet hebben. De enige
,,tache de beauté” die overblijft, kan dan nog zijn,,dat de

gemeenschappelijk aanvaarde begrippen en termen hier

en elders verschillend worden uitgelegd: daarvan levert

de ,,schu-ld van een chip” uit het aanvaringstractaat
treffende staaltjes.

Het streven naar eenheid van zeerecht is al zeer oud.

De Rôles d’Oléron uit de 13e en het Consulaat der Zee

uit de 14e eeuw vatten reeds recht samen van Middellandse
Zee, en Westkust van Europa, het Wisbuysch zeerecht

dat van het Noorden. In de 19e eeuw ontstaan nationale

codificaties en men is dus aanvankelijk verder van het doel

af, maar dan nemen de Staten recht over uit elkanders

wetboeken – zoals, later, ons zeerecht veel ontleend heeft

aan het Engelse, en het Noorse aan ons nieuwe, het Argen-

tijnse aan ons oude zeerecht -, de International Law

Association brengt de York-Antwerp Rules voor avarij-

grosse tot stand en de Belgische Regering roept op initia-

tief van Auguste Beernaert internationale. co,pferenties
bijeen.

Deze worden gehouden te Antwerpen in 1885 en te
Brussel in 1888. Er is belangstelling genoeg, maar men mist

de georganiseerde steun van belanghebbenden. In 1896

wordt dan door Louis Franck met de assuradeur Gharles

Lejeune en met Beernaert d ,,Association belge de droit
maritime” opgericht, waarna op 7 Juni 1897-te Brussel

het ,,Comité Maritime International” volgt. Dit vestigt

zijn bureau te Antwerpen en stelt zich ten doel de unificatie

van zeerecht, door het houden van conferenties, door pu-

blicaties en oprichting in elk aangesloten land van een

nationale vereniging ,,qui puisse tenir l’opinion puhlique

en haleine et demeurer sur la brèche jusqu’f ce qu’enfin

nous ayons ville gagnée”, aldus Beernaert bij de opening.
Men beoogt samenwerking’ van reders, bankiers, dispa-
cheurs, ladingbelanghebbenden en juristen. Louis Franck

heeft eens gezegd, ,,qu’en dernière analyse, le juriscopsulte

– devait tenir la plume et que c’était l’homme de la pra-
tique qui devait dicter la solution”. Waarschijnlijk is-de
invloed van de juristen wel groter geworden dan hier werd

voorspeld. De reders zelf zijn tegenwoordig juridisch ge-
outilleerd en het recht wordt door de juristën meer dan

vroeger gevormd naar’ de behoeften der maatschappij. De

taken zijn dan ook niet gescheiden, men streeft tezamen

naar het doel, dat Franck omschreef. ,,donner â la mer,’
hen naturel entre les peuples, le bénéfice d’un droit uni-
forme, rationnel, délibéré, équitable dans son inspiration,
pratique dans son texte”.

Louis Franck, advocaat te Antwerpen, eerste secretaris-generaal en sinds 1922 tot zijn dood in 1937 president, die

in België de hoogste staatsambten heeft vervuld, was een
man van,brede allure, tegelijk actief van geest en ver-

zoenend van optreden, groot kenner van zeerecht. 1-lij w’as
tot kort véér de laatste oorlog de stuwerfde figuur. In 1947

werd inzijn plaats tot voorzitter benoemd Albert Lilar,
gewezen. Minister van Justitie, advocaat te Antwerpen en

hoogleraar aan de Université Libre te Brussel.
1-let Comité staat onder leiding van een Bureau Perma-
nent,waarin ook de aangesloten landen zijn vertegenwoor-
digd. Leden zijn een beperkt aantal individuele personen als membres permanents, ‘én vertegenwoordigers van de
nationale associaties. In deze groepsvertegenwoordiging
ligt de kracht. Engeland vooi’al is ,,on a representational

basis” vertegenwoordigd; in de overkoepelende vereniging,
het ,,I3ritish Maritime Law Committee”, waarvan naar
gebruik een rechter voorzitter is, vinden elkander de ,,Cham-
ber of Shipping of the U.K.” en een aantal organisaties

van reders, kamers van koophandel, assuradeuren, dispa-
cheurs en de ,,Law Society”.
Op de conferenties van het Comité wordt gestemd per
land, onder voorwaarde van een quorum en een gewone
meerderheid van de helft plus één der landen; het aantal
vertegenwoordigers, in elke delegatie is statutair tot zes
beperkt. –

De Nederlandse associatie is (nadat Nederland op de

eerste conferenties slechts , ,k titre personnel” was verLegen-
woordigd) de Nederlandse Vereniging voor Zeerecht, opge-

10 Augustus 1949 ‘

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

633

4

richt in 1905, waaryan, naast een aantal lichamen en ven-

nootschappen, vooral personen lid zijn; in het bestuur
hebben, naast juristen, reders en assuradeuren zitting. Doel van de Vereniging is de beoefening der studie van het Ne-

derlands en hei buitenlands zeerecht, in het bijzonder het

iiedewerken tot de voorbereiding van een eenvormig

internationaal zeerecht, door , ,het zich doen vertegenwoor-

digen bij de conferentiën van het CMI.”. Voorzitters wa-
ren, védr 1939, MrB. C. J. Loder en Mr C. D. Asser. De Ver-

eniging heeft zichook met ons eigen zeerecht ingelaten;

zo heeft zij sinds 1935,tezamen met de Nederlandse Reders
Vereniging, bij de Regering stappen ondernomen om te
komen tot aanvulling van leemten in de bestaande wet.

Dit is een vruchtbaar overleg geweest, waaruit bij de

voorbereiding van de internationale Conferenties een Vrij
nauwe samenwerking is voortgevloeid, en dat zich ook

heeft uitgestrekt tot een verdere aanpassing van ons zee-

recht aan de zgn. I-Iague Rules.
De werkw’ijzè, die het Comité op en tussen haar 20
conferenties heeft gevolgd, is meest deze, dat eerst de
nationale rechisstelsels worden bestudeerd en in nota’s

samengevat; ze worden besproken en een internationaal

samengestelde commissie stelt een ontwerp-conventie op,
die ter Conferentie wordt aanvaard. Het w’erk van het
Comité is dus van begin tot einde zuiver particulier. De

ontwerpen worden ingezonden aan de Belgische Regering,
die een Diplomatieke Conferentie bijeenroept. Eerst daar

treden regeringsvertegenwoordigers op, de vastgéstelde
tractaten worden vervolgens geratificeerci of de inhoud
wordt opgenomen in de nationale wetgeving. Een overeen-
komstige manier van voorbereiding der tractaatvorming
treft men aan bij de International Law Association en de Internationale Kamer van Koophandel, en op het gebied

van luchtrecht.
rg
e
Antwerpen in 1947 w’aren vertegenwoordigd België;

Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië, de drie Scandinavische
landen en Nederland; de Verenigde Staten en Argentinië

zonden waarnemers. Er bestaan voorts nationale associa-
ties in Griekenland en Portugal. Er is in Antwerpen ge-
sproken over de volgende onderwerpen: de zgn. goud-

clausule bij de aansprakelijkheidsbeperking van reders en

vervoerders, de immuniteit van staatsschepen, hulp en
berging van en aan vliegtuigen, York-Anlwerp Rules en
doorcognossementeri, terwijl besloten werd de drie ontwerp-
conventies van de XIXe Conferentie (Parijs 1937) in te
dienen bij de Belgische Regering, die er de stof voor een
Diplomatieke Conferentie aan kan ontlenen: dit betreft de
burgerrechtelijke en de_strafrechtelijke jurisdictie bij aan-
varing en het conservatoir aarivaringsbeslag op schepen.

Wij zullen straks zien hoe soms de onderwerpen van ver-

schillende conventies elkander raken of overdekken.
Te Amsterdam wil men nu hiermede voortgaan en tevens
de aanvaarding van reeds vroeger gesloten tractaten zien.

te bevorderen. De toepassing van de conventie van 1924
over de beperking der redersaansprakelijkheid was in een

impasse geraakt, doordat het wegvallen van de goud-

pariteil noodzaakte tot het zoeken naar een nieuwe maat-
staf, die uniformiteit en stabiliteit naar plaats en naar tijd
zou garanderen; daarover zijn inmiddels rapporten uit-
gebracht. Dan wil men, na overleg met de International
Law Association, het avarij-grosse-rechi der York-Antwerp
Rules aan een herziening onderwerpen en aldus zien te

bereiken dat deze regels ook in Amerika worden gevolgd.
De doorcognossementerL komen weer ter sprake, er zal
eed eerste discussie zijn over beslag op schepen in het alge-
meen en over de vraag tegen wie (reder, eigenaar, schip?)
.rechtsmaatregelen wegens scheepsschulden moeten worden

genomen, en tenslotte is aan de orde de mogelijke instel-
ling van een International Maritime Court” ter berech-
ting van zeezaken, voor velen nog een illusie en toch eigen-
lijk een herleving van een instituut van internationaal
te erkennen rechterlijke uitspraken, dat in elementaire vorm

al in de Middeleeuw’en bekend was.

In een tweede artikel zullen wij. de door het Comité

behandelde onderwerpen van zeerecht nader bezien.

Ajnsierdam.

Prof. Mr f. OFFERHAIJS.

DE 32STE ZITTING VAN DE

INTERNATIONALE ARBEIDSbONFERENTIE.

Bisreaux voor arbeidsbemiddeling, migratie en enkele

andere onderwerpen.

In 1933 heeft de Internationale Arbeidsconferentie een

verdrag aangenomen, betrekking hebbende op de bureaux
voor arbeidsbemiddeling, die voor die bemiddeling be-

taling vragen. Dat verdrag hield als beginsel in de ophef-
fing van bedoelde hureaux en stelde regelen, waaraan ook
bureaux, die geen w’inst beogen, zouden moeten voldoen.
Slechts enkele landen gingen tot ratificatie overr Zweden,
dat geratificeerd heeft, vond het, hij de toepassing van dat
verdrag, onmogelijk de bepalingen geheel na te leven.

Wijziging van hel verdrag was derhalve wenselijk. In 1948
is een poging daartoe gedaan, die is mislukt. Dit jaar even-
wel heeft de Conferentie een gewijzigd verdrag aangeno-
men, dat vermeldenswaard is, omdat het een tot nu toe
onbekende structuur heeft. 1-let regelt nl. de progressieve

afschaffing van de winstbeogende bureaux en stelt daar-
naast regelingen vast, waaraan bureaux, die voor, hun
bemiddeling betaling vragen, moeten voldoen.

De landen, die dat verdrag bekrachtigen, hebben de
keus uit heide regelingen. Bij hun hekrachtiging moeten
zij mededelen, of zij het deel hetreffende de progressieve
afschaffing accepteren of het deel betreffende de regeling
van de bureaux, die voor hun bemiddeling betaling vragen.
De kansen, dat het verdrag geratificeerd zal worden, wor

den inderdaad vergtoot. Maar hel gevolg zal zijn, dat de
landen die ratificeren, verschillende systemen gaan in-
voeren. Verschillnde afgevaardigden zagen in deze nieu-

vigheid een gevaarlijk precedent, zelfs een stap achteruit,
omdat op het in 1933 aangenomen beginsel van afschaffing
van de bureaux voor arbeidsbemiddeling met w’instoog-

merk werd teruggékomen.
Persoonlijk ben ik geen voorstander van dit nieuwe

systeem om in één verdrag twee principieel verschillende
systemen te regelen en dan de Regeringen de keus te laten.
De Internationale Arbeidsorganisalie zal m.i. de voor- en
nadelen van dit nieuwe systeem goed moeten overivegen
voor zij op die weg voortgaat. Gelukkig betreft het hier
een onderwerp, waarvoor dit nieuwe systeem weinig

kwaad kan.

Voor onderwerpen als arbeidsduur en andere, waarbij

de internationale concurrentie en de sociale omstandig-
heden voor de arbeiders een rol spelen, lijkt mij het systeem
totaal ongeschikt. De arbeidersafgevaardigden waren be-
reid dit soort compromis te aanvaarden, zo ook de meeste
Regeringsafgevaardigden. De Belgische en de Franse
Regeringsafgevaardigden verklaarden zich echter tegen

het gewijzigde verdrag. 1-let is mogelijk, dat er een groot
aantal ratificaties zal binnenkomen, maar dat is niet
het voornaamste doel van een verdrag. Dit verdrag was
h.i. een stap achteruit, een terugkomen op een reeds 30
jaar geleden (in Washington) aangenomen beginsel. Boven-
dien waren zij tegen het nieuwe systeem, waarin zij een
gevaarlijk precedent zagen. Bij de eindstemming hebben
genoemde afgevaardigden zich onthouden.

Een nieuw’igheid,.als men het zo wil noemen, treft men
ook aan in het door de Conferentie aangenomen gewijzigde

verdrag betreffende-de migrerende arbeiders.
In 1939, vlak voor het uitbreken van de tweëde wereld-
oorlog, heeft de 25ste Internationale Arheidsconferen lie
een verdrag betreffende de werving, de arbeidsbemiddeling
en de arbeidsvoorwaarden van migrerende arbeiders met

634

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Augustus 1949
een tweetal aanbevelingen aangenomen. Gezien de gewij-

zigde na-oorlogse omstandigheden behoefde dat verdrag

een totale herziening. De voorbereiding daartoe was ge-

schied dooi de permanente migratiecommissie en het

Internationaal Arbeidsbureau. Een Vrij ingewikkeld, lang
ontwerp-verdrag, waarin alle vormen van migratie werden

geregeld, was ontworpen en aan de Conferentie terbehan-

deling. voorgelegd. Op voorstel van de Regerir.gsvertegeh-
woordiger van de Verenigde Staten werd evenwel een door

die vertegenwoordiger opgestelde geheel nieuwe text als

basis voor de discussies aangenomen en wel een ontwerp-
verdrag betreffende de migratie in het algemeen en 3

annexen, waarvan een annex speciale bepalingen voor de

migranten, die individueel geworven worden, bevat, een

andere annex bepalingen voor hen, die in groepen migreren
en een derde annex bepalingen betreffende de persoonlijke

bezittingen, gereedschappen en uitrusting van de migran-

ten. Bij een eventuele ratificatie zou elk land alle of enkele

van die annexen kunnen uitsluiten. Iets dergelijks hef t

men tot nu toe niet aangetroffen.
Bij de beraadslaging bleek duidelijk, dat de problemen,

de migratie rakende, vele zijn en dikwijls van ingewikkelde aard. Daarbij heeft men zich laten leiden door de opvatting,

dat internationale emigratie nauw sanenhangt met de

opsomming van de internationale problemen betreffende

de ,,manpower”-politiek. Gelet moet worden op de natio-nale toestande
l
in zake arbeidskracht, op de internationale

verdling van arbeidskrachten tussen landen met een

overschot en landen met een tekort aan arbeidskrachten.
De belangen van de migrerende landen stonden vaak

tegenover die van de landen van immigratie. Gezien de huidige omstandigheden en toestanden in tal

van landen is liet gewenst de emigratie aan te moedigen;

daarbij moet de grootst mogelijke bescherming aan de
migrant en zijn gezin worden verzekerd. Door geven en

nemen en vooral door een goede samenwerking van de

drie groepen (Regeringen, werkgevers en arbeiders),waar-

hij van verschillende zijden concessies iferden gedaan, is

men er in geslaagd een regeling te ontwerpen, die naar
bijna ieders mening gezegd kan worden, bevredigend te

zijn.

Een paar belangrijke punten moge ik hier naar voren
J)rengen. 1-let verdrag regelt niet de migratie in het alge-
meen, al zouden speciaal Italië, Oostenrijk en Polen dat

gaarne gewild hebben, doch alleen de migratie om tewerk-
gesteld te worden (migration for employment); onder.die
term vallen ook vluchtelingen en verplaatste personen,
die emigreren om teiverkgesteld te worden. De Internatio-

nale Arbeidsorganisatie werd niet geacht het orgaan
te fijn om de migratie in het algemeen te regelen.

liet verdrag bevat de fundamentele rechten voor al-
le personen, die emigreren om in loondienst te gaan

w’erken. De migrerende arbeider mag niet slechter worden behandeld dan de inheemse arbeider. Hij moet op dezelfde
wijze van de sociale verzekering genieten als de nationale
arbeider. Er moeten behoorlijke diensten zijik, die de

emigrant en de immigrant gratis helpen en voorlichten;
tegen misleidende propaganda moet worden gewaakt. De
reis moet voor de migrant worden vergemakkelijkt, evenals
het binnenkomen in het land van immigratie. Er moeten
geschikte medische diensten zijn, die nagaan of de migrant en diens gezin hij vertrek en aankomst een goede gezond-
heid genietei. De bureaux voor de werkgelegenheid in de
versôhillende landen moeten in deze samenwerken.
In hét verdragkomt een bepaling voor, dat een migre-

rende arbeider, die als ,,blijvend” is toegelaten, niet mag
worden teruggezonden, w’anneer hij. wegeiis ziekte- of
ongéval in de onmogelijkheid verkeert zijn arbeid te ver-
richten, indien die ziekte of dat ongeval hem nbL zijn
aankomst is overkomen. Canada deelde mede, dat het het
verdrag, niet zou kunnen ratificèrèn, wanneer die bepaling
aldus bleef gehandhaafd. Canada laat nl.immigranten reeds als blijvend toe van de dag van aankomst af. Andere landen

doen dat eerst na een kortere of langere proéftijd. Canada

stélde voor, dat het land van immigratie de bevoegdheid
zou hebben te bepalen, dat het voorgaande slechts effect
zou sorteren na een redelijke termijn, die in geen geval

langer dan 5 jaar na de toelating mag zijn. Aangezien

Canada een van de belangrijkste immigratïelanden is en

een verdrag, dat Canada niet zou kunnen bekrachtigen,

weinig waarde zou hebben, meende de QvergrOte meerder-

heid der afgevaardigden Canada tegemoet te moeten ko-

men door het voorgestelde amendement te aanvaarden.
Tegen de annex 1, die betrekking heeft op migratie,

nietin groepsverband, bestond geen h’ezwaar. Anders.was

het gesteld met annex 2, migratie in groepsverband behan-

delende. Canada maakte bezwaar tegen de regeling, dat,

wanneer een migrant om een redeii,waarvoor hij zelf niet

verantwoordelijk is, niet het werk waarvoor hij aangeno-

men is, of ander pasend werk krijgt, dan de kosten van

terugvervoer niet te zijnen laste mogen worden gebracht.

Die bepaling achtte Canada te vaag, dochtdaruit vloeide
een verplichting voor de Staten voort, die Canada zeker
niet zou kunnen aanvaarden, De Franse Regeringsafge- –
vaardigden hadden bezwaren in de eerste plaats tegen

een artikel betreffende de migranten,
xoor
wie het werk
niet passend blijkt te zijn. H.i. zouden de Regeringen de

bevoegdheid moeten hebben dergelijke personen te repa-
triëren. In de tw’eede plaats hadden zij een bezwaar van

dezelfde strekking tegen de regeling,ten aanzien van de

migrerende vluchteling of verplaatste persoon. Wanneer
die overcompleet wordt, dan moet alle moeite worden ge-

daan hem passend werk te verschaffen, en moet voor diens
onderhoud worden gezorgd. Dat zal een te zware last

voor de landen van immigratie worden. In de mogelijkheid

van terugzending zou ook hier voorzien môeten worden.

Tegen annex 3 bestonden geen bezwaren. Bij de eind-
stemming over het verdrag verklaarden zich 113 stemmen

er voor en 14 er tegen. De delegaties van Polen, Tsjecho-

slowakije, Bulgarije en Hongarije – stemden tegen. De

Conferentie nam ovér dit onderwerp nog een danbeveling
aan, die een uitbreiding is van de beginselen in het ver-

drag neergelegd en een rnodelovereenkomst bevat, die als

gids kan dienén bij onderhandelingen .yan de Statcn over

bilaterale overeenkomsten.
Wat het onderwerp beroepskeuzevoorlichting betreft zij

vermeld, dat de Conferentie ter zake een aanbeveling heeft
aangenomen, die grotendeels de punten bevat, welke de
Conferentie in San Francisco heeft aangenomen. Dit vraag-

stuk verkeert in tal van landen nog in een beginstadium.
De richtlijnen, in de aanbeveling neergelegd, kunnen de’r-halve invele landen de ontwikkeling en inrichting van des-

betreffende diensten vergemakkelijken. De algemene be-ginselen, waarvan de aanbeveling uitgaat en die in deel 1

onder algemene bepalingen zijn neergelegd, zijn deze:
beroepskeuzevâorlichting is een voortdurend proces, welks
fundamentele beginselen dezelfde zijn, welke de leeftijd
van de persoon, die advies ontvangt ook moge zijn; be-
roepskeuzevoorlichting en de desbetreffende dienten kun-
nen slechts geleidelijk worden ingesteld en ontwikkeld;
de systemen daarvan moeten aan de behoeften vanelk
afzonderlijk land worden aangepast. De aanbeveling werd
met algemne stemmen aangenomen.
Ter aanvulling van de aanbeveling nam de Conferentie
een resolutie aan, die betrekking heeft op de toepassing
van de beroepskeuzevoorlichting. In die resolutie wordt de

‘Raad vanBeheer verzocht om het Internationaal Arbeids-
bureau op te dragen om te onderzoeken in welke mate het
Bureau praktische bijstand zou kunnen geven aan de lan-
den, die daarom vragen. –

Alvorens van de verdragen en aanbevelingen naar een
ander punt over te gaan, moet nog worden vermeld, dat de Conferentie in een drietal vrdragen, in 1946 door de

‘1-

10 Augustus 1049

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

635

Zeeliedenconferentie, te Seattie gehouden, aangenomen,

enige wijzigingen van technische aard heeft aangebracht,
in de hoop, dat die thans op ruimer schaal zullen worden

geratificeerd. Het betreft de verdragen, die betrekking
hebben op de vacantie der zeelieden met behoud van loon,

de huisvesting van de bemanning aan boord van schepen

en de gages, arbeidsduur aan boord en de beminnings-

sterkte.

Rapport van de Directeur-Generaal en andere onder(verpen.,

Een groot deel van de tijd van de Conferentie’nordt
elk jaar in beslag genomen dôor cle behandeling van het
rapport van de Directeur-Generaal. 1-let is ni. de gewoonte,

dal de D.-G. van het Internationaal Arbeidsbureau jaar-

lijks aan de Conferehtie een rapport uitbrengt. De gewoonte
volgend heeft de nieuwe Directeur-Generaal aan de Con-
ferentie een verslag uitgebracht, waarin hij o.a. de econo-
mische en de sociale situatie van de wereld in het afgelopen

jaar analyseert en de terugslag, die zulks op -het werk
van hel Internationaal Arbeidsbureau heeft gehad, onder-
zoekt.

In het verslag wordt speciaal aandacht geschonken aan
het vraagstukvan de arbeidskrachten,t.w. het zgn. ,,man-
power problem”. Gebrek aan geschoolde arbeidskrachten
belet in vele landen het economisch herstel en heeft tevens

tengevolge, dat in het productieproces vele halfgeschoolden
en ongeschoolden nietworden opgenomen. Nationale en intcr-

nationale actie voor een meer volledig en beter benutten van de beschikbare arbeidskrachten moeten aan de drin-
gende behoefte van heden tegemoet konien en aan de
technische moeilijkheden, die moeten worden overwonnen.
Naast de acties op zuiver nationale schaal te onder-
nemen, meten thans internationaal maatregelen worden genomen om aan het gebrek aan arbeidskrachten in be-
paalde landen tegemoet te komen. Op dit gebied is voor de
Internationale Arbeidsorganistie veel te doen. In de wereld
neemt mën heden ten dage politeke en economische ver-
anderingen waar, vergeleken waarbij de revoluties van het
verleden voor latere geschiedsc’hrijvers betrekkelijk onbe-

langrijk zullen zijn. Ook de Internationale Arbeidsorgani-
satie en haar organen ondergaan daarvan de invloed. De

Organisatie moet zorgen in staat te zijn aan die nieuve
behoeften van onze tijd te kunnen voldoen. Zij moet
blijven voorgaan en de. weg wijzen. Van alle zijden wordt
de hulp van het Internationaal Arheidsbureau.ingeroepen
voor het geven van raad en bijstand hij de inrichting van
de sociale wetgeving. Daarnaast is rechtstreekse hulp ver-
eist voor minder ontwikkelde landen, opdat die de hulp-

bronnen, waarover zij beschikken, volgens de moderne,
wetenschappelijke opvattingen omtrent de werkgelegen-
heid enz. kunnen in werking stellen. Op dat gebied ligt
een gehnel nieuw arbeidsveld voor het I.A.B., waarmede
dat lichaam zich meer op het ,,operational field” gaat
begeven. –

Een ander vraagstuk, dat in het rapport wordt aange-
sneden en waarorntrent de D.-G. ‘gaarne de opvatting
van de afgevaardigden zou willeft vernemen, is dat der
ratificatie van de verdragen. De laatste jaren worden
naar verhouding weinig ratificaties geregistreerd. Wat
is daarvan de reden? Bij de bespreking van bedoeld rap-
port, waaraan 95 sprekers deelnamen, hebben verschillende sprekers aan de ratificatiequaestie de aandacht gèschonken;
..van Nederlandse zijde o.a. de heer Mr A. D. Joekes, Mi-
nister van Sociale Zaken, afgevaardigde der Nederlandse
Regering en de heer Vermeulen, de Nederlandse Arbeiders-
vertegenwoordiger. Völgens de heer Joekes is een van de

redenen van de onbevredigende toestand in deze het feit,
dat de verdragen dikwijls te veel in bijzonderheden af-
dalen, dat te weinig aandacht wordt besteed aan de moge-
lijkheid vn verschil in methoden en voi’men, aan verschil in de wijze van toepassing. Bij een internationale behan-
deling van zaken is het van belang algemene beginselen en
algemene lijnen aan te nemen. De garantie voor een goede

toepassing moet niet gevonden worden in gedetailleerde

regelingen, maar inde omstandigheid, dat de vakvereni-
gingen medezeggingschap hebben bij de toepassing en het
ut’erken van da nodige regelingen.

De heer Vermeulen meende, dat wellicht ook- een op-

lossing kon worden gezocht in regionale verdragen, waarbij

meer rekening met de toestanden in speciale landen kan
worden gehouden.

Dit jaar hebben vele sprekers meer direct aanclaclt

besteed aan het door de D.-G. ontwikkelde programma.

Veelal maket de afgevaardigden van hun spreektijd ge-
iruik om te vertellen hoe de toestand in het eigen land
is. Uit hun mededelingen bleek wel, dat de algemene

meaing deze was: sinds de eerste jaren van het bestaan

der Organisatie is er yeel veranderd; de Organisatie moet

blijven een werelciparlement, de vèrtolkster van het sociale
geweten van de wereld, maar daarnaast moet zij in staat
zijn de meer concrete en sociale taken aan tè vatten, die

meer op uitvoerend terrein liggen, dat,wil cle Organisatie
een levend organisme blijven, zij dioedig nieuwe plannen

moet ontwerpen, nieuwe werkmethoden aanvatten, waar-

door zij in staat zal zijn de in de huidige wereld- zich voor-
doende sociale arbeïdsproblernen mede tot oplossing te
brengen. 1-let gevolg zal daarvan wel zijn, dat de Organi-
satie zich meer dan tot dusver ook met de uitvoering
zelve zal bezighouden. Een begin met die taak heeft het
I.A.B. reeds gemaakt met het aanvatten van het arbeids-

krachtenvraagstuk. 1-luldigt mefi deze opvatting, dan ligt
hei geheel op de weg van de Organisatie om medewerking

te verlenen bij de uitvoering van het programma betref-fende technische bijstand voor econiisch onontwikkelde
landen
1).
Dat programma, dat zich nog in een heginstadium
van ontwikkeling bevindt, kan van grote waarde zijn om

hij te dragen tot de verbetering van de productie en de
levensstandaard in onontwikkelde landen en in de wereld

in zijn geheel. De Conferentie heeft daarover een rçsolutie
aangenomen, waaiin de Raad van Beheer wordt gemach-

tigd de noodzakelijke regelingen te treffen ,’oor een algehele
deelneming van de I.A.O. van het begin af iian, tezamen
met de andere gespecialiseerde organen, in het programma
betreffende cle technische hulp. Aan de volgende Confe-
rentie zullen meer gedetailleerde voorstellen worden ge-
daan.

Dit overzicht zou te uitgebreid worden, indien ik alle
punten zou hehandeln, die ter Conferentie ter sprake
zijn gekomen.-Ik moet hier dus enige resoluties en het rap-

port betreffende de toepassing van de verdragen, dat zeer
belangrijk is, omdat men daaruit zien kan of de geratifi-
ceerde verdragen inderdaad toegepast worden, voorbijgaan.
Ik w’il echter niet besluiten zonder te hebben vermeld, dat
de begroting van’ de. Internationale Arbeidsorganisatie
voor 1950 op $ 5.983.526 is vastgesteld, geen hoog bedrag
-voor een dergelijke organisatie, wanneer men nagaat wat

daarvoor wordt gepresteerd. Nederland zal daarvan 1,16
pCt bijdragen.

De wijze, waarop de benodigde gelden over de Staten-
leden worden omgeslagen, bevredigt. niet. Gehoopt wordt,

dat de volgende Conferentie een nieuwe verdelingsschaal
zal kunnen vaststellen, w’aarbij aansluiting zal worden ge-
zocht an de verdelingsschaal hij de Verenigde Naties be-
staande. De moeilijkheid doet zich hier echter voor, dat
de Verenigde Staten op het ogenblik een maximumbijdrage
voor de I.A.O. hebben betaald, die ver beneden het per-centage ligt, dat zij aan de Verenigde Naties betalen. Er
is echter een jaar tijd om die quaestie op te lossen. Te voor-
zien valt wel, dat, welke schaal ook zal worden vastgesteld,
Nederlands aandeel omhoog zal gaan, daar Nederland op
het ogenblik als arm land uitzonderlijk weinig bijdraagt.
België bijv. draagt bijna het dubbele van Nederlands
aandeel bij (2,22 pCt).
Amserdarn.

G. J. STEMBERG.
‘) I-Ie.t initiatief daartoe is van dc Verenigde Staten uitgegaan.

:-•’-”-‘:.

836

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Augutus 1949

INGEZÔNDEN STUK.

VtR.IAOINO VAN
TREKKINGSRFMHTEN NOOD ZÂ1{ELIJK

Dr 1-1. Zoetewey te Voorburg schrijft ons:

Het interessante opstel van de heer Dr Mulders In

,,E.-S.B.” van 29 Juni jI. heeft mij niet kunnerf over-

tuigen van de juïsLheid_ d,er – als ik het wel heb, voor-

naamste – stelling daaruit, nl. dat verhoging der trek-kingsrechten gewenst zou zijn. Integendeel heb ik de

indruk, dat de aan deze stelling ten grondslag liggende
argumentering ten dele nogal gevaarlijk is.

1-Iet is duidelijk, dat de verdeling der totale Marshall-

hulp en dus ook die van de trekkingsrechten, een zoda.nige

behoort te zijn, idat de landen, die er het meest behoefte

aan hebben, doordat zij naar een of andere maatstaf

niet voldoende kunnen tegenpresteren, ook betrekkelijk

het grootste aandeel ontvangen. Tevens stem ik gaarne in

met schrijver’s stelling, dat men zich bij de vaststelling

hehoort te richten naar een handels- en productiepatroon
;

dat een integrerend bestanddeel vormt van de econo-mische structuur tijdens het verloop en na afloop van
het Europese Herstelprogramma, zoals die in het pro-

gramma op lange termijn behoort te worden ontworpen.
De heer v. d. Driest en ik hebben dit ook bedoeld aan te
geven in een artikel in uw blad van 15 Juni
1).

Anders staat het echter met de criteria, welke Dr Mul-

ders dan aangeeft voor de verdeling der trekkingsrechten

-en deze uiteindelijke structuur van de Europese economie.

In de eerste plaats wordt hier gedoeld op het voorstel,

om (na overleg met het bedrijfsleven) uit te gaan van
wat de adspirant-ont_vangers van trekkingsrechten tegen

bepaalde prijzen zouden believen te kopen tegen bepaalde

prijzen, terwijl zij de daarvoor benodigde deviezen niet
ter beschikking hebben. In de tweede plaats op de grote
betekenis, welke Dr Mulders blijkt toe te kenhen aan de
trekkingsrechten als middel tot voorkoming van verlies

van tiaditionele afzeigebieden en werkloosheid in de
exportindustrieën.

Deze laatste overweging heeft veel weg van een goede

bekende in de moderne conjunctuurpolitieke discussies,
t.w. irillationaire geldschepping in het kader van een

,,full employment policy”. De verschillen tussen beide
zijn eigenlijk slechts van min of meer formele aard:
a. de geldschepping vindt hier op internationaal niveau

plaats; h. zij vindt een tegenwicht in de deflatoire invloed van het uit zgn. ,,directe”-,d.w.z. dollarhulp gefinancierde

irnportoverschot jegens de buitenwereld. Feitelijk gaat
het hier dus om beschikking van de zgn. jocal currency”

fondsen op een niet deflatoire wijze en het is deze be-
stedingswijze, welke Dr Mulders wenst te stimuleren.
Wanneer men in eerste instantie even afziet van be-
oordeling der door schrijver aangevoerde argumenten
voor deze zoveelste aanspraak
o3
het jocal currency”-
fonds, dan moet in de eerste plaats w’orden vastgesteld:

de deflatoire tegenhanger van een niet-deflatoire

hestéding der jocal durrency”, t.w. de directe Marshall-
hulp, zal in nagenoeg alle deelnemende landen in bete-
kenis afnemen, om de eenvoudige reden, dat de toe-
wijzingen elk jaar kleiner worden;

voor Nederland is in het jaarverslag van De Neder-

landsche Bank over 1948 (op blz. 30) vastgesteld, dat een
niet-deflatoire besteding der jocal currency”, om het
zacht te zeggen, niet zonder bedenking zou zijn, aangezien
de niet-besteding van het fonds in het afgelopen jaar
juist opwoog tegen de netto-inflatoire krachten, die
uit anderen hoofde klaarblijkelijk nog werkzaam waren;
er is reden om aan te nemen, dat in verschillende andere

belangrijke deelnemende landen de verhoudingen onge-
veer dezelfde zullen zijn.

1-let zullen dus wel dringende redenen moeten zijn,
die tot een niet-neutraliserende besteding van het saldo –

‘)
Zie: Einde van het bitatcralismr.?”, blz. 473 e.v.

aanleiding zouden geven. Is verhogihg van de trekkings-

rechten zulk een dringende reden?

FIet gevaar van eeii inflatoire jull employment policy”
is altijd, dat zij ten koste van de betalingsbalans wordt

gevoerd. Naar onze mening bestaat het gevaar, dat de

hetaliigshaians van Europa jegens de buitenwereld, ons
economisch probleem no. 1, door verhoging van de trek-
kingsrechten nog

moeilijker in evenwicht zou zijn te

brengen, dan ook zonder dat reeds het geval zal zijn.

1-let meest dringende vraagstuk, dat hier om een op-
lossing vraagt, is dat van een radicale en snelle aanpas-

sing van fundamentele elefnenten in de Eurnpese econo-

mische structuur, zowel in de consumptie- als in de pro-

ductiesfeer. Ons handels- en productiepatroon zal zeer

ingrijpend moeten worden gewijzigd en me dunkt, dat

een inter-Europese inflatie dit proces slechtszal kunnen

bemoeilijken. 1-let gevaar voor een inflatie kijkt op hlz.

511 in het artikel van Dr Mulders ernstig om de hoek-

waar hij bijv. stelt: ,,De landen, die netto mee’r trekkings

rechten moeten verlenen, zullen ongetwijfeld ti-achten
meer rechten …. te ontvangen”.

1-let lijkt me vervolgens wel zeer willekeurig een cri-

terium voor het toekomstig inter-Europees handelspatroon

en de trekkingsrechten te gaan hanteren als het quasi-

koopkrachtparitetisch richtsnoer, dat Dr Mulders op
dezelfde bladzijde aangeeft.

Men zou kunnen opmei-ken, dat Dr Mu]ders deze klippen

omzeilt door met enige nadruk te wijzen op de nood-
zaak, om het handelspatroon af te stemmen op wat de te
ondersteunen landen
duürzaam
zouden kunnen afnemen.
Aldus wordt de suggestie gewekt, dat de door ons be-
doelde noodzakelijke aanpassingen reeds in het handels-

patroon, de basis voor de vaststelling van de trekkings-
rechten, zouden zijn verdisconteerd. Dat dus met name
voorzien is in een
belangrijke aanpassing van de Europese
levensstandaard, een belangrijke verlegging van Europese
afzetmarkten, hijv. naar de Verenigde Staten, en de
zeer belangrijke schade, die de producenten van goe-
deren, w’elke meer afgesteind zijn op Europa’s vooroor-

logse inkomenshoogte op hun vooroorlogse (en huidige)
Europese markten duurzaam zouden kunnen onder-
vinden.
Wanneer hiermede i

nderdaad door Dr Mulders is ge-
rekend, dan ben ik, als gezegd, nog niet overtuigd, dat

de noodzakelijke omvang, der trekkingsrechten in het
belang van deze aanpassingen groter zou zijn dan voor-
heen. Ongetwijfeld zullen deze aahpassingen hijv. niet alleen met deflatie kunnen worden, tot stand gebracht.
Doch men behoeft, door het paardemiddel der deflatie

af te wijzen, niet direct tot de zachte heelmeesters te
worden gerekend. Inflatie lijkt mij echter het gevaar op
te leveren, het middel van een zachte heelmeester te
zijn net uiterst ongewenste gevolgen.

Naschrif t.

In mijn beschouwingen heb ik hewust het inflatiegevaar
niet betrokken, aangezien de noodzaak van een inflatie-
besti-ijding thans zeker niet meer de grote factor is, die
over het al of niet toelaatbare van een monetaire maat-
regel beslist. Met het overigens zeer vriendelijke pistool
van Dr Zoetewey op de borst wil ik echter alsnog hierop
thans nader ingaan.

Indieh het ,,counterpart fund”, dat tegenover de
,,unconditional grants” staat, niet mag worden besteed,
kan vervanging van een deel der ,,uncoriditional grants”

dooi ,,conditional grants” de geldcirculatie vergroten-
met de tegenwaarde der ,,conditional grants” worden
immers de exporteurs, clie ingevolge de trekkingsrechten
leveren, betaald. Mag men dit zonder meer inflatie noemen
en daarom afwijzdn? –

1-let komt mij voor, dat het opvoeren van de afzet
van bedrijven, clie werken voor export naar landen, welke

10 Augustus 1949

ECONOM ISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

637

thans

door betalingsmoeilijkheden niet kunnen betrek-

ken, zelfs gezien van het standpunt ener anti-inflatie-
politiek, juist is. Eén van de meest bedenkelijke zijden

van een inflatieprocs vormen de hoogst willekeurige

stimulansen, die aan het bedrijfsleven worden gegeven.

De door mij voorgestane politiek wil daarentegen dié be-

drijven steunen, welke een blijvend belang voor het eco-
nomisch leven hebben.

In het geval,,dat een vergroting van de geldhoeveelheid

algemeen economisch ongewenst zou zijn, zal deze stijging

langs andere

w’egen moeten worden tegengegaan. Ik
kan er in genen dele mee accoord gaan Avanneer wordt
gesteld, dat zonder aantasting van de ,,local currency”

ons monetaire bestel juist in evenwicht is en
delhaiQe
de additionele geidhoeveelheid ingevolge een verhoging

van de trekkingsrechten inflatoir werkt. Dit bedrag
dient geen sluitpost te zijn, maar een bedrag, dat even-
zeer of evenmin vaststaat als zoveel andere op zichzelf

even inflatoire krachten, zoals bijv. het budgettekort,

de credietverlening van de banken en dergelijke. Deze
laatste• vormen voor mij geen gegevens, waaraan niet
mag worden getornd.

Overigens – en hier kom ik tot een directe beant-
woorcling van Dr Zoetewey’s opmerkingen – heb ik
in mijn opstel slechts een verhoging van het bedrag be-
pleit, dat binnen het raam van het Payments-scheme in

totaal zal worden verleend. Tegenover de trekkingsrechten,
die hier ‘worden gegeven, staat steeds een gelijk bedrag
dat aan rechten wordt ontvangen. Er kan derhalve nooit
worden gesproken van ,,de” inflatoire invloed van de
trekkingsrechten, doch alleen maar van inflatoire tendenties

in die landen, welke meer rechten verlenen dan ze ont-

vangen. Daartegenover staan echter altijd de landen, die
een

surplus aan trekkingsrechten ontvangen. 1-liertoe

behoort, zoals bekend, ook Nederland. 1-let totaar effect van de trekkingsrechten is in deze landen deflatoir.

Wanneer een land nu een algemene verhoging der

trekkingsrechten wil bewerkstelligen kan het dit uiteraard
niet individueel doen. 1-let zal de deelnemende landen er

toe moeten brengen tot het opnoemen van zo veel mo-gelijk goederen, die onder de trekkingsrechten zouden kunnen worden geëxporteerd. Dit is de eerste eis voor

het team-woi-k, en, wanneer dit laatste gedeeltelijk of
geheel ontbreekt, tevens het risico van het verstrekken

der opgave. Naarmate de instelling van de landen om

zo min mogelijk rechten te verlënen, groter is, wordt
ook het bedrag, dat in locale.valuta kan worden door-
gegeven, kleiner. 1-Jet kan niet anders, of de landen, die
tot dusverre een nettobedrag aan trekkingsrechten ont-
vingen, zullen hiervan in hun totaliteit nadeel onder-,
vinden. Wanneer het dan ook in eerste instantie een belang is van dezé landen, dat de trekkingsrchten in
het algemeen worden verhoogd, dienen zij niettemin bij
de opstelling van goederen, die onder de rechten ge-
exporteerd zouden kunnen worden, met de mentaliteit
van de overige landen rekening te houden. Anders dreigt
het gevaar, dat de capaciteit om rechten te geven met een
andere maat wordt gemeten dan waar het er om gaat
réchten te ontvangen. Slechts in dit geval– maar is dr
dan niet sprake van een politieke fout? – zullen de door
Dr Zoetewey gevreesde verschijnselen zich in Nederland

voor doen.
Iets anders liggen de verhoudingen ten a.nzien van de
gn. crediteurlanden, waar inderdaad op zichzelf inflatoire


tendenties uit verhoögde trekkingsrechten kunnen ont-
staan. Wanneer we ons tot de twee verrew’eg belangrijkste
landen bepalen, kan vooreerst worden opgemerkt, dat
deze inflatie voor België tot op zekere hogte geen pro-
bleem vormt; de Belgen gebruiken reeds infiatoire indu-cements als tegengif tegen deflatoire verschijnselen, dre
speciaal enige maanden geleden duidelijk waarneembaar

waren.
Het is niet mogelijk in kort bestek de consequenties

van eventueel verhoogde trekkingsrechten voor het
andere belangrijke crediteurland, Engeland, aan te geven.

Zeker is echter, dat het probleem van de Engelse be-
talingsbalans slechts voor een zeer gering deel een vraag-
stuk van de binnenlandse geldcirculatie is.

De verhoudingen in de belangrijke deelnemende landen
zijn dan ook geenszins ongeveer dezelfde. Zij zijn geheel

verschillend al naar gelang het debiteur- dan wel cre-

diteurlanden betreft. De wijze woorden uit het jaar-

verslag van De Nederlandsche Bank, waarnaar Di’ Zoete-

wey verwijst, gelden daarom niet voor iedereen en zij

hebben bovendien betrekking op het jaar 1948. Eén

van de grote voordelen van het ,,counteipart fund” is
m.i. juist, dat het een
rerschuiring
teweeg brengt van
bepaalde geldinspuitingen van het ogenblik, waarop

deze monetair zeer gevaarlijk zouden zijn naar een toe-

komstig tijdstip, waarop deze injectie niet alleen onge-

vaarlijk, doch soms zelfs wenselijk is te achten. Met het –
oordeel, dat het eerste tijdstip in 1948 lag, is
0
1
)
zich zélf
nog niets voor 1949 gezegd.

In feite is het, zo, dat men in bepaalde landen reeds

met bepaalde inflatoire middelen bezig is. Voor zover
Ned&rland hiervan de gevolgen ondervindt in de vorm
van het ontvangen van trekkingsreci

iten uit een dus-
danig land, is de kans verre van uitgesloten, dat wij dit
geschenk gaarne zullen accepteren zondei- ons te reali-
seren, dat wij dit als een indicatie moeten beschouwen;

een indicatie, dat het ook voor ons tijd is om aan onze

exportpositie vergrote aandacht te besteden. Dit gevaar
doet zich sjeciaal voor in een tijdvak, waarin op grond
van interne factqren – met name het achterwege blijven
of slechts vertraagd optreden van deflatieverschijnselen
en de op grond daarvan nog niet nodig geachte induce-
ments – de directe noodzaak van deze verplichting ons
zo gemakkelijk ontgaat.

Over het harde moeten m.h.t. verlaging van de Euro-
pese levensstandaard bestaat tussen Dr Zoetewey en mij
waarschijnlijk geen verschil van mening; over een be-

langrijke verlegging van onze afzetmarkten naar de’
Verenigde Staten daarentegen hoogstwaarschijnlijk wel.
Naast de voor Westeuropese begrippen fantastische kosten
om een marktin de States te veroveren, ontstaan er bij de concurrentie op de Amerikaanse markt nog zo vele

moeilijkheden, dat ik aan een aanzienlijke vergroting
van de Eui-opese exporten naar de Verenigde Staten
twijfel. Wij zullen wellicht gedwongen worden de op-
lossing meer aan de andere kant te zoeken 6n wel door
vermindering van de importen uit de Verenigde Staten.
Stimulering van het inter-Europees handelsverkeer, mede

om de landen onderling de goederen te laten leveren
die voorheen uit Noord-Amerika kwamen, is dan geboden.
Tenslotte nog een wederwoord met betrekking tot het
zgn. koopkrâchtparitetisch richtsnoer. Dit wil slechts
een correctie zijn op de huidige prijzen, die op zichzelf
weliswaar uitgangspunt zullen moeten zijn bij de vast-
stelling van de trekkingsrechten, maar die zeker niet
de enige

maatstaf vormen. De verwijzing naar het ,,long
term”-programma.van de O.E.E.C. bedoelde naar voren
te brengen, dat met de praemissen, die voor dit pro-
gramma worden opgesteld, rekening ware te houden.

Eindhoven.

Di- Th. H. MULDERS.

LONDON LETTER.

To use an lrishism, this London Letter is being vritten
in Nijmegen. This transference of viewpoint has, however,

some considerable advantage,’ for England can be seen in perspective. When 1 left London a week ago, the London
dock strike was ending, Lord Ammon had just been relieved
of his Government position in the House of Lords hut
had retained the chairmanship of iie National Dock

638

ECONOMICH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Augustus 1949
Labour Board. The dockers have since passed resolutions

demanding his resignation from this office and he, for

his part, has aerred that he has nothing of which to be

ashamed or to withdraw. He, therefore, stili sticks presuma-

bly to his opinion that the Government lias gone ,,crazy”.

The point of difference between the Government and

Lord Ammon was said to be the possibility of continuing

the dock scheme. Before the war, dockers were casual
workers, thatis to say they presented themselves at the

dock gates in the hope of getting work. The strongest

of ten obtained work at the expense of those not so well

endowed physically, and the latter tried to retaliate by

getting on the right side of the foreman, who had the

power of choosing a team. 1f men got vork for a day, they

reeïveda day’s pay, and if they were unlucky they signed

on at the Employment Exchange for the ,,dole”. 1f they’

had a long run of had luck, and exhausted their benefit

under the ,,dole”, they had to draw Public Assistance.

The advent of the war with its opportunities of steadier

work and the possihility of the docks being under-manned
led to
a
scheme which has not been substantially changed

since its introduction. The men have to present themselves
at the dock gates at 8 in the morning and again at 1 in

the afternoon. 1f there is no werk for them at that dook,

they can be sent to another dock where extra labour is

temporarily needed. Should their services not be required,

and they have made their attendances, they are paid

what is virtually a retainer of ils per day, and they are
free to do as they please. Whenthey are taken on for a

job, they are paid a wage whichnaturally éxceeds the
retainer and depends on the nature of ,the cargo to be
handled and the hours worked. The Board’s officïal

ascertain the employers’ reqiiirement and take on thaV

numb&r df men, either, from the gates aL, that doek or

from another. The employers pay the Board and the
latter pays the men.. This was the system which Lord

Ammon said was in peril if unofficial strikes continued.
Mr. Attice, the Prime Minister, had said something very

simila’r a year earlier ander circumstances which closely
resemhied those of recent e’rents. It may well he that the

point of difference was the timiiig of the statement and

who should authorise it. –
rjh
e
dockers have been criticised for striking at a time
when the whole balance of the economy is precarious.

But few members of the Government have ‘told the country

its real position. Even Mr. Wilson, President of the Board
of Trade, when faced with a decline in exports and a
record level of imports tried to find some consolation in
a statistical calculation of dubious validity. There is, of
course, an election in the offing, and politically the presen-
tation of a dark picture may be inadvisable. Nevertheless,

the dockers should not be blamed for what may be the
tactics of a political party.

During the past week, Mr. Wilson announced that
prices of utility goeds are to be marked down by S per cent and that the first bruntof these reductions will fail
en the retailers. This seems a trifle hard, for the retailer

who carries a larger range of utility goods will suffer more
than the shopkeeper who does not offer the customer so
goed a selection. Some rduction in pripes seems necessary
in order to hold in check wage demands: 800.000 rail-‘
waymën are demanding ihcreases, about 700.000 miners

are staking their claims and numerous other trades are
negotiating for a larger pay packet. That, broadly, is the

picture of England at the moment. A country of restric-tions and at the same time of a genuine, if badly-timed,

attempt at increasing social welfare. It is a land of queuing,
of taking one’k turn, of ,,fair shares for all”, and a love –

not to say a passion .- for ‘order and method.
When 1 arrived on Holland, 1 had many shocks. Like
one of the innocents abroad, 1 waited English-fashion for
a tram. Well, 1 simply missed it, although T had arrived
first. Here apparerly 1 had no right which would be

freely granted; 1 had to ivork for my place on the tram.

1 got en the next tram, but T still wonder if in England

we are not i little too docile. Then T have been impressed
by the advance made by the country durihg the two

years since 1 was hei’e last. So much has been de-rationed,

and if reports in the Dutch papers are reliable, Holland

seems in the same positïon regarding clothing rationing

as England wa just before it was abolished. The sales

withoufcoupons seem to be an experiment in that direction.
From the train T saw several churches being re-built –

a sight T have not seen in England. Possibly the housing

position in FIlland is not all that it could he, but this

freedom is surprising. 1 have tried to avoid comparing

prices here with these in England, hecause of the difference

in wage levels. Considering that T have been on holiday
– if participation in the 4 days’ Mai’ches can be so called

– and because Nijmegen is enjoying a festival iveelç 1
have refrained from making comparisons l5etween the

spirits of the people, though T have for long thought

that the English are exhibiting a dogged dourness which
excludes resiliency. –

The difference between 1-lolland to-day and two years ago is remarkable; my own country has made some great

advances ‘toe: steel production is rising, coal output is

inereasing, but net fast enough, the manufacture of tex-

tiles is greater aid exporters have made tremendous

efforts. Holland has made, so it seems greater strides,

but perhaps this is solely because it had so much farther
to go.

Fuly 31.

HENRY lIAKE.

AANTEKENING.


DE ZUIDAFRIRA ANSE MOEILIJKHEDEN.

De, ,,Journal of the Institute of Bankèrs in S.A.” heeft
in het nummer van Juni jl. een voordracht gepubliceerd,

die Professor C. S. Richards voor de ,,Rotary Club” te
Johannesburg heeft gehouden. I’Iierin wordt een be-

schouwing gegeven omtrent de economische situatie en

problemen van de Unie van Zuid-Afrika.

De economische situatie.

De economische toestand van de Unie wordt zeer uit-

eenlopend beoordeeld. Sommigen zijn van mening, dat deze
zeer ernstig is en dat he.t gehele economisch leven een dalen-

de tendentïe vei’toont, anderen daarentegen beweren, dat er
geen redenen tot ongerustheid aanwezig behoeven te zijn..
De waarheid ligt, aldus Professor Richards, in het midden
en wanneer de toestand in het juiste pers&ctief wordt
bezien, zal het mogelijk zijn hieruit lering te trekken
voor de toekomstige politiek, zowel op korte alsop lange
termijn, en de huidige ontwikkeling een gunstige wending te doen nemen.’

Zuid-Afrika heeft te kampen met een voortdurend
groeiend betalingsbalanstekort, een direct gevolg van de
oorlogs- en na-oorlogse hausse. De ôorlog heeft het eco-

nomisch leven in alle opzichten gestimuleerd. Allerlei
‘voor de oorlogvoering belangrijke grondstoffen en eind-fabrikaten moesten op grote schaal worden gproduceeid.
Deze activiteit werd bovendien bevorderd door de grote
inflatie, die voortdurend werd versterkt door ‘ de invoer

van goederen tegen stijgende prijzen en de uitgaven
van de geallieerden in de Unie. De groothandelsprijsin’dex
voor importgoederen steeg van 125 in 1939 tot 209 in 1945 en 259 in December 1948; de kleinhandelsprijs-
index beliep in 1938, 1945 en October 1948 resp. 100,
140,6 en 159,2, terwijl de bankcijfers het volgende beloop

te zien gaven:

December

December

J’annari
1939

1944

1949
Totale deposiio’s

£ 100.441.000 £ 270.459.000 £ 361.282.000
Disconto’s, 1eninen


en voorschotten

54.333.000 ;, 42.891.000

153.491.000
Effecten

‘ ,, 16.997.000 ,, 64.893.000 ,, 119.401.000

10 Augustus 1949 .

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

639

Ook de lonen vertoonden een vortdurende stijging,

waarmee echter de productiviteit geen gelijke tred hield;

de winsten, uitgezonderd in het goudmïjnbedrijf, namen


eveneens toe, terwijl het nationaal inkomen, berekend naar –

prijzen’ van 1938/’39, steeg van £ 407,7 mlii in’ 1938/’39

tot £ 515 mln in 1944/’45 en £ 523,3 mln in 1945/’46,

om in 1946/’47 weer te dalen tot £ 500 mln, dit terwijl

de prijzen bleven stijgen.
Hoe belangrijk bovengenoemde oorzaken van de huidige

moeilijkhederf ook mogen zijn, verreweg de belangrijkste

was de grote toeneming van de invoer, zowel vin con-
sumptie- als van kapitaalgoederen. De invoercijfers voor
de jare.n 1945, 1946, 1947 en 1948 waren resp. £ 102 mln,

202 mln, £ 284 mln.en £ 325 mln. De inkomsten uit

exporten bleven, hoewel zij eveneens
steken,
hierbij verre

ten achter, o.a. doordat goud, het voornaamste export-

product van de Unie, sedei’t 1939 met slechts 15 pCt

iii prijs is gestegen, terwijl de prijsstijging der import-

goederen over dezelfde periode niet minder dan 107 pCt bedroeg. Aanvankelijk werd de dispariteit in de handels-

balans. overbrugd doör kapitaalimport en een ruime

credietpolitiek van de banken, maar de omkering van de
kapitaalstroom in het tweede kwartaal van 1948 bracht
de zwakke economische situatie duidelijk aan het licht.

Enkele suggesties voor de oplossing dezer problemen.

Prof. Richards heeft enige suggesties gedaan omtrent
maatregelen, die z.i. moeten worden genomen om de
huidige moeilijkheden op te lossen. Deze, vallen uitëen in

maatregelen op korte en op lange termijn.
De ‘onmiddellijke taak van de Unie is, aldus Prof.
Richards, meer te pi’oduceren, meer te exporteren en
minder te consumeren.
In de ‘eerste plaats zullen pogingen moeten worden ondernomen om meer recente en meer uitvoerige sta-tistische gegevens te verkrijgen. De statistieken in d&
Unie zijn nl. steeds vele maanden ten achter en wanneer
deze meer ,,up to date” zouden zijn, zouden zij belangrijk
kunnen bijdragen tot verbetering van de diagnostiek
m.b.t. de handelspositie, zodat tijdig de noodzakelijke
maatregelen zouden kunnen worden genomen.
In de tweede plaats zal de inflatie tot staan moeten
worden gebracht door een einde te maken aan de uit-
breiding der geldhoeveelheid. Een dergelijk proces moet
evenw’el voorzichtig ter hand worden genomen; ,,it is

not so much a
reduction
as such in volume and therefore

in prices as the
rate
of
reduction
which is important”. Een

snelle vermindering der geldhoeveelheid en en snelle
prijsdaling kunnen in’ een kapitalistisch georganiseei’de
maatschappij desastreuze gevolgen hebben, een langzame
en verstandige credietheperkingspolitiek daarentegen kan
het aanpasingsproces zonder nadelige gevolgen bespoe-
digen. Floewel een dergelijke disinflatie, wanneer zij eenmaal
in gang is gezet, evenals inflatie, een tendentie vertoont

het doel voorbij te schieten, kan een goed gevoerde over-
heidspolitiek er veel toe bijdragen om dergelijke excessen

te verzachten. -,
In de derde plaats zal de dispariteit tussen lonen en
arbeidsproductivitei t moe ten worden bestreden. Aan-
gezjen het relatieve tekort aan arbeidskrachten, dat tot
hoge lonen en. hoge kosten leidde, vermoedelijk nog zal
voortduren, zijn de enige middelen volgens Prof. Richards,
dat de consumenten weigeren dergelijke hoge kosten te betalen en dat de vrije mededinging op dé arbeidsmarkt

wordt hèrteld. Restrictie van
j
de hoeveelheid vei’richte
arbeid om het werk te doen voortduren, verhoogt de kos-
ten, doet daardooi’ de vraag afnemen en loopt tenslotte
uit op nadeel voor hen, die deze praktijken uitoefenen.
,,No one wants’ a deflation on the scale of 1929/32, but if a small amount restires a sense of proportion, a sense
of social values and social responsibilities, if it creates competition for customers and for jobs, increases effi-

ciency and reduces costs.
.. .
it will not be altogether a

bad.thing. The doctrine of full employment, while a usefuli

ideal, is of doubtfull validity: the ui’ge-of iiecessity to all

of’us stili plays a not considerable part in economie in-
centives to effort. And we wei’e as a country ‘much more

efficient at-the end of 1932 than in 1928″ .

Dezelfde beschouwingeii zijn vaft toepassing op het

bedrijfsbeheer. De laatste jaren is kaitaa1 te lichtvaardig

geïnvesteerd en de winsten waren, tengevolge van de

inflatie, geen bewijs van scherpzinnigheid in zaken of

industriële ‘ efficiency. Dit min of meer op goed deluk

gevoerde bedrijfsbeheer maakt nu langzamerhand plaats
voor i erkenning ervan als afzonderlijk studie-object. De
rede, welke F. G. Hill voor de ,,Chemical Metallui’gical and

Mining Society of South Africa” heeft gehouderi’over het

onderwerp ,,Management in Industry”, het werk van de
,,S.A. Institute of Personnel Management” en het gepro-

jecteerde werkterrein van de kortgeleden opgerichte
,,S.A. National Development Foundation” zijn alle symp-

tomen van een laat, maar krachtig ontwaken. Niettemin

bestaat er dringende behof te aan een ,,Industrïal and
Business Management Institute” in navolging van het

,,Harvard Institute of Business Research and Admi-

nistration”.

Wat de maatregelen op lange termijn beti’eft, merkt

Prof. Ricliards op, dat de landbouw en de industrie moeten
w’orden ontwikkeld, om, wanneer de goudmijnen zullen
zijn uitgeput, de plaats vah het goudmijnbedrijf te kunnen
innemen. Tot nu toe konden deze bedrijfstakken slechts
stand houden door protectie en doordat zij, hetzij direct

of indirect, werden gesteund door de goudmijnen. Ge-
durende de oorlog en daarna zijn deze sectoren van het

bedrijfsleven tegen onverantwoordelijk hoge kosten uit-
gebreid en de efficiency laat ovei’ het algemeen veel te
wensen over. Willen zij te zijner, tijd, wanneer de steun
van de goudmijnen zal zijn opgehouden, in staat zijn

een positie op de wereldmarkt te veroveren, dan zal de
effjciency aanzienlijk moeten voi’den verbeterd. In de
industriële sector zijn reeds vorderingen in deze gemaakt; de,,Council for Scientific and Industrial Research” en zijn
ondergesôhikte organisaties’ zijn op de meeste gebieden
reeds werkzaam, daarbij geassisteerd dooi het ,,Bureau
of Standards”. In de agrarische sector is echter w’einig te
bemerken van een verhoging der efficiency. Vooralsnog

zal, gezien de betrekkelijk geringe resultaten van industrie
en landbouw, de toekomst van de Zuidafrikaanse Unie
voornamelijk afhangen van de goudpi’oductie en de goud-export, die in de jaren 1945, 1946, 1947’en 1948, ondanks

het feit, dat de prijzen der overige uitvoergoederen aan-
zienlijk zijn gestegen, resp. 57, 49, 58 en 54 PCI van de
totale uitvoer*aarde bedroeg.
In de tweede plaats zal de macht van de monopolies, die
in Zuid-Afrika op velerlei gebied werkzaam zijn, in het
belang van de consumenten en in het belang van de
economie als geheel, moeten worden verminderd. Prof.
Richards hoopt, dat het door de ,,Board of Trade and
Industries” tr hand genomen monopolie-onderzoek vele
praktijken, die tot nu toe in een’geheinzinnig vaas waren
gehuld, aan het licht zal brengen.
In de toekomst zal Zuid-Afrika in sterke mate een
beroep moeten doen op buitenlands kapitaal voor de fi-
nanciering van industrie, mijnen en openbare werken.
Het eigen kapitaal is nl. onvoldoende om in de behoeften
te voorzien.
In de vierde plaats zullen alle mogelijke krachten in de
Unie moeten worden benut. 1-liervoor komt allereerst
de naturelle-arbeid in aannierking. Zo spoedig mogelijk
zullen hiertoe stappdi moeten worden gedaan, daar vermoe-
delijk een grootscheepse immigratie van Europese arbeids-
krachten in de toekomst niet zal plaatsvinden, terwijl het
,er tevens naar uit ziet, dat het aanbod van naturelle-
ai’beidskrachten niet zo groot zal zijn, als in het verleden
het geval was.

L

11
640

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1
10 Augustus 1949
11

INTERNATIONALE NOTITIES.

DE STEENKOOL. EN COKESPLANNEN DER
MARSHALL-LANDEN.

In het kortgeleden gepubliceerde ,,Report of the Coaj

Committee” treft men gegevens aan omtrent de plannen,

die in de Marshall-landen bestaan tav. steenkolen en
cokes. Zoals uit onderstaande tabel blijkt, wordt voor

1952/’53 een gezamenlijke productie van harde steenkool
beoogd van ca 511 mln ton, d.w.z. ca 12 pCt meer dan

de gemiddelde productie over de jaren 1935/’38.

Harde steenkool.

(Jaarcijfers in duizenden tonnen).

1948/’49 1949/’50
1952/’53
419,502 447.280
510.960
48.389 55.676 60.484
Jlrufo

protluetio

……….

wo. uit deelnemende lan-

Invoer

……………….

den

(cxci.

invoer van

cle
Franse zône uit Bizonia)

. .
23.267
31676
43.986
25.366 36.565
54.973
wo. naar deelnemende lan-
Uitvoer

………………..

den (excl. uitvoer van Bizo-

.

44.2.545
nia. naar de Franse zône)
. .
21.589
32.416
49.609
Vcrbrulk

(mcl.,, bunkering”)
466.391
516.471

De totale cokesproductie in 1952/’53 zal vermoedelijk

ca98 mln ton bedragen, waarvan 73 mln ton in de vorm

van cokesoven-cokes. Van deze 73 mln ton zal ongeveer

53 mln ton bestaan uit coke van de groottecategorie

,,meer dan 60 mm”, hetgeen voldoende zal zijn om in de
behoefte der ijzer- en staalindustrie, nl. 47,5 mln ton, te
voorzien.

Cokesooen-cokes.

(Jaarcijfers in duizenden tonnen).

/
1948/49
‘1949/50
1952/’53

.55.090
60.506 73.340
11.204
12.772 Brutd

productie

………..

wo. uit deelnemende lan-
den

(cxci.

invoer van

de

.

0.020
Franse zône uit Bizonia)
.
9.411
10.729

12,387

Invoer

…………………9.951

Uitvoer

……………….
11.801 12.123
wo. naar deelnemende lan-

den (cxci. uitvoer naar de
10.325
11.057
Franse

zône)

………….8.638

Verbruik

……………..
55.021
59.909
73.989

TheCoalCommïtte” is van mening, dat dei’e plannen,
waarbij de nadruk wordt gelegd op productieverhoging
d.m.v. vergroting der arbeidsprestatie door mechanisatie,
reorganisatie ondergronds e.d., over het algemeen op
gezonde basis berusten en dat realisering alleszins’ mogelijk
schijnt. Vele problemen vragen echtei’ nog om een op-
lossing. Zo zal bijv. Benelux, i.c. Nederland, waar de pro-
ductie voor 19491’50 iets beneden die van 1948/’49 wordt

geraamd, zich zeér moeten inspannen om voor 1952/’53
een productieverhoging met 20 pCt t.o.v. 1948/’49 te be-
reiken. Voorts hebben vele landen nog steeds te kampen
met gebrek aan arbeidskrachten en woningen, terwijl

tenslotte rekening dient te worden gehouden met ver-
schillende onzekerheden, waaraan het mijnbedrijf nu
eenmaal bloot,staat. Wanneer deze moeilijkheden zijn op-
gelost en het programma zal zijn gerealiseei’d, zullen de
Marshall-landen, aldus ,,the Coal Committee” belangrijke
bedragen aan dollars kunnen uitsparen.

DE LANDBOUW IN SCIIOTLAND.

H’et beeld van de Schotse landbouw heft zich gedu-

rende de afgelopen tien jaar st,erk gewijzigd; duidelijk
komt dit naar voren, indien men het regeringsrapport
over de agrarische toestand in Schotland van 1938 ver-
gelijkt met het kortgeleden gepubliceerde na-oorlogse
rapport.

Gedurende de twintig jaar vôôr de jongste oorlog
daalde de akkerbouwproductie in Schotland aanzienlijk,
zoals blijkt uit onderstaande tabel. Tussen 1918 en 1939

nam de bebouwde oppervlakte met 619.000 acres af. Ge-
durende de oorlogsjaren heeft zich – hetgeen trouwens

van de agrarische_ sector van geheel Groot-Brittannië

kan worden gezegd – een ware agrarische revolutie vol-
trokken,. in die zin, dat de productie, vooral van akker-

bouwgewassen, zeer sterk werd opgovoerd, ter besparing

van scheepsruimteen om dure valuta uit te sparen. Van
1939 tot 1943 – het topjaar – steeg de bebouwde oppel’-

vlakte in Schotland met 641.000 acres, d.w.z. nam gedu-

rende dezevierjaren sterker toe dan zij intwintigjaartijd

was gedaald. Vooi’ tarwe en gerst bedroeg de toeneming

resp. 113 en 114 pCt en voor have – de totale opper-

vlakte wordt gemiddeld voor de helft met dit gewas he-
teeld – 30 pCt.

Akker-

.

Totaal

Totaal
bouwgroncl Klas ei-
bebouwde

fotaa

(CXCI.
en

._

peimanen

.

inc .

r’tshnd

OPPCI

sland

IOU 1
braaklanci),

vlakte

grazings”)

in 1.000 acres

1918
2.099 1,354 3.453 1.308
4;761
1939
1.480_
1.455 2.935
1.623
4.558
1940
1.664
1.399
3.063 1.463 4.527
1941
1.925 1.308 3.233
1.238 4.470
1942
2.098
1.227
3.324
1.109
4.433
1943 2.121
1.250
3.371

.
1.057
4.427
1944

2.113 1.257 3,370 1.053
4.423
1945
2.01.1
1.332
3.343 1.082
4.425
1946
1.937
1.368
3.305 1.115
4.420
1947
1.859 1.424 3.283 1.130
4.414
1948
1.852
1.432
3.283
1.134
4.417

Ontleend aan: ,,Tlie Economist” van 23 Juli 1949.

Ook de veestapel toonde een bevredigende vooruitgang,
ondanks het gebrek aan voeder, enige strenge winters en

een sterke inkrimping van het grasland in 1941. Het

aantal runderen was aan het einde van de oorlog met
111.000 toegenomen; het aantal schapen daarentegen
was gedurende de oorlogsjaren tot de helft geredi.iceerd,

terwijl ook de varkens- en de pluimveestapel achteruit
zijn gegaan. –

In de jaren na de oorlog bleef de runderstapel toenemen,

het aantal schapen bleef dalen, maar de pluimveestapel

is thans 1.574.000 stuks groter dan voor de oorlog.
Dit resultaat geeft – aldus ,,The Economist” van 23
Juli jl. – echter nog geen reden tot voldaanheid. In het
agrarische uitbreidingsprogramma wordt op Schotland

een beroep gedaan om in de beoogde productie-uitbreiding

van £ 100 mln, voor 10 pCt bij te dragen. In de recente
terugval van het akkerbouwareaal, vooral voor tarwe,

ziet ,,The Economist” een aanwijzing, dat de ,,targets”
van ‘het Economic Survey te hoog zijn gesteld.
Het is voor ,,The Economist” nog steedsmoeilijk in te
zien – voor hen, die de artikelen over de agrarische poli-
tiek van GrootBrittannië in dit blad sedert de oorlog
steeds hebben gevolgd, een bekend geluid – waarom de

Britse Regering nog immer streeft, naar een zo groot mo-
gelijke productie in plaats van, i.v.m. het in vergelijking

t6t het buitenland hoge kostenpeil, èen zo rationeel mo-
gelijke productie.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Ook in de afgelopen week is de geldmarkt iets ‘ruimer

geworden, doordat enig, bij de maandwisseling opgenomen,
bankpapier naar .de banken terugstroomde, terwijlook
weder schatkistpapier kwam te vervallen. De callgeldrente
werd dan ook in het begin der verslagperiode verlaagd tot
1 pCt, op welk niveau aan het einde der week niet alle
aanbod kon worden geplaatst. Ook de r’iarktdisconto’s
vertoonden een niet onaanzienlijke ‘daling, voor het kort-
lopende papier nl.
1
/16
pCt. Driemaandspromessen werden
tegen 1/
16
pCt verhandeld, Februaripapier was gevraagd
tegen hetgeen er op wijst, dat voor deze schaars

10 Augustus 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHEBERICHTEN

641

aanwezige termijn de vraâg weer gaat overheersen, terwijl
Mei-t/m Julipromessen tegen
1/j6
pCt waren aangeboden.

De aandelenmarkt toonde over het algemeen in het
begin der week een daling,.welke in de tweede helft van

de verslagperiode ruimschoots werd ingehaald. Van in-

vloed schijnt hierbij te zijn de betere conjunctuurverwach-

ting in de Verenigde Staten, aangezien de economische

toestand in dit land ‘voor het bedrijfsleven in de gehele

wereld, en in het bijzonder vooi’ West-Europa, van bijzon:

dergrootbelangis. Bovendien nam het aanbod voor Engelse

rekening van aandelen Koninklijke, en in mindere mate van Unilever en Philips, in de laatste dagen dezer week
enigszins af, waardoor de druk op de koersen dezer fondsen

eveneens verminderde. Verkoop van Nederlan’dse fondsen

uit Engels bezit kan alleen plaatvinden, wanneer Neder-

landers Engelse fondsen tot een gelijk bedrag in Londen verkopen. De neiging hiertoe’ is aanzienlijk geringer ge-
worden, misschien ook omdat het hiervoor in aanmerking

komende materiaal, dat wegens de Engelse fiscale bepalin-
gen grôtendeels uit staatsfondsen bestaat, uitgeput geraakt.

Indonesische fondsen ondergingen in de verslagperiode

niet onbelangrijke koersverhogingen. De goede voortgang,
welke op politiek ebied wordt gemaakt, vormt hiervoor
waarschijnlijk de belangrijkste reden, terwijl de meer
gunstige conjunctuurverwachtingen in de Verenigde Staten

hierbij uiteraard ook van belang zijn, daar dit gebied voor
de afzet van de Indonesische producten van grote be-
tekenis is. –
1-let koersverloop op de aandelenmarkt moge blijken uit
onderstaande’ tabel.

29 Juli

5 Aug.

1949
1949

A.K.0.

…….

…………….
170*

175

v.

Berkel’s

Patent

…………..
114
115
Lever Bros
& Unilever C. v. A.
260
260

Koninklijke Pefroleum

……….
305
304

Philips

G. b. v. A.

…………..
234*
234*

1-I.A.L.

…….

.
…………. …
152*
151

NS.0.

……………………
153*
153*
FI.V.A.

……………………
156*
160
Deli

Mij

C. v. A.

…………..
1
4
8/8
151*
Amsterdam Rubber

………….
136*
142
Internatio

………………….
174′


178*

STATISTIE(EN.

1)11

DERLANI)SCHE’BANIC..

(‘Too.naamste posten in duizenden guldens).

cd

o.
M
° -‘P
be;7cd
0

Pq

30 Dec.

’46
700.876
4.434.786
100.186
153.109
2.744.151
27

Juni

’49
446.923
187.469
184.077 149.913
2.970.699
4

Juli’49
446.906
.

193.821
213.172
146.311
3.015.921
11

Juli

’49
447092
214.526 212.884
141.757
2.975.553
18

Juli

’49
447.253
230.938
201.131
153.955
2.966.180
25

Juli

’49
447.275 238.897
200.325
163.650
2.975.964
1 Aug. ’49
447.436
240.733
219.014 143.459
3.043.409
8 Aug. ’49
434.468
259.878
179.291
142.847
3.006.945

Saldi in rekening courant

CO
Ut
22

30 Dec. ’46
27

Juni ’49

181.255
378.500
2.517
59.845
.391.889
389.994
4

Juli

’49
112.051
378.500 2.506 82.918
414.930
404.432
11

Juli

’49
167.670
420.948
2.556 72.477
428.596
367.464
18

Juli

’49 217.650
420.948
2.532
64.639
447.085 381.798
25

Juli

’49
487.504
203.102
2.506 44.126
427.762
390.469
1 Aug. ’49
395.129
243.086
2.460
60.094
430.138
374.385
8 Aug. ’49
447.325
272.727 7.449 33.788
407.409 320.946

DE ‘JAVASCIIE BANK.

(Voornaamste posten in duizenden guldens).


E

0J2
Data
E
5.38
.E5
G;’-0
0022
‘O02.)
022be

.0
3o

…o
,

‘to
Go.0”
o

o
4

31 Maart 1947
80
5.363
33.256

85.402
255.201
15

Juni

1949
84
93.638

14.603

65.961
964.141
22 Juni

1949

L
784
98.540 14.553

65.846
937.378
29 Juni

1949
84
109.602 14.539

66.489
964.003

Rekening-courant
saldi
,0
4)
Data
o

31 Maart 1947
81.527
453.816
.–


503.7

18
101.304
15

Juni

1949
31.296
848.983

730.537

53.357
22 Juni

1949
30.267
849.927

714.832
53.762
29

Juni ..,1949
31.998
858.377

.
746.446 53.875

Muntbiljettencirculatie per 31 Maart 1947 1646.830.979
Muntbiljettencirculatie per 15 Juni 1949 1 891,974.382,50
– Munttuljeticncirculatie per 22 Juni 1949 1 890.1 26.682,50
Munthiljettencirculatie. per 29 Juni 1939 1887.934,267,50

NATIONALE BANK
VAN ZVITSI6RLAND.
(Toornalnste posten in millioenen francs).

“‘
0 0
,
0

Data
3
73
.
°

31 Dec. 1946
4.949,9
158,0 238,7
52,7
4.090,7
1.1-13,7
15

Juli

1949
6.004,6
445,8 128,8
39,7
4.204,8
1.953,8
23 Juli

1949
6.052,0
458,6
120,9 39,7
4.239,9 1.969,0
30

Juli

1949
6.160.1
362,2
111,8
39,7
4.322,8 1.892,4

ZWEEDSE RIJKS BANK.
(Voornaamste posten in millioenen kronen).

‘Metaal
Staatsfondsen

4)
E
Data

îa,S

“‘.0

0
.99
CÜ. 3
cb
,’
>
0
“‘

31 Dec.

1946
839
532
.

1,544

50
1
t

284

94
182
7

Juli

1949
156
99

3.262

337

208


120
15

Juli

1949
156
99

3.266

346

211


120
23 Juli

1949
156
99

3.089

365

229

.


120

Deposito’s

Direct opvraagbaar

o
,
Data
J
o
2
ul
5

.
4)
,.

31 Dec.

1946
2.77
875
706
94
230
174
7
7

Juli

1949
2.865
1.01-1
684 248 260
167
8
15

Juli

1949
2.793
1.120
910
124
264 159
9
23 Juli

1949
2.800
933
621
227
267
173
11

IN-
E&
UITVOER VAN NEDERLAND
‘).

Invoer
_Uitvoer
Saldo

– –

aan
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde
Waarde
in dol-
in mii-
in dul-
in mii-
in

mil-
zenden
lioenen zenden lioenen lioenen
tonnen’)
‘guldens
tonnen’)
guldens
guldens

Tot.

’39
24.306 1.517
12.708
966

551
Tot.

’46
11.764 2.145
3.919

.
785
-1,360


Tot.

’47
16,544
4.251
5.843

1.859
,
-2.392
Tot.

’48
19.101 4.919
7.357 2.669

-2.250

Jan.

’49
1.498
464 653 318

146
Febr. ’49
1.269
401
644 245

156
Mrt

’49
1.632
3
)
476
.
728 283

193
Apr.

’49
1.770
438
684 256

182
Mei

’49
1.681 427

722
273

154


Juni

’49
1.985
445
741
312

133

‘)
Bron: Centraal
Bureau voor de Statistiek”.
Exclusief
pakketpost, diamant,
gouden

en

zilveren
munt en
muntmateriaal.
t)
Bruto-gewicht;
van
1948 af
netto-gewicht.
‘)
G-ecorrigeerd

FA

K
F

1

642

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICÎ-ITEN

10 Augustus 1949

OVERZIChT DEll LÂTSTE VIER VERKORTE BALANSEN VAN DE NE1)ERLAOSCHE BANK.

(in millioenen guldens)

,

.

.

Actief

data
18-7-’49

25-7-49

1_3_’!,9
8T8’49
1

Pas4ief

data
18_7_’49j
25-7-49
1-8-’49
8-8-49

Wissels,

prômessen

en
Kapitaal

…………..
2.0,0
20,0
20,0
20,0-
schuldbrieven in disconto

1)

‘)
.12,0
1
)
12,0
1
)
15,3
15,3
15,3
15,3
Wissels, schatkistpapicr en
61,7
61,7
61,7
.61,7
schuldbrieven,

door

de
22,5
22,5 22,5
22,5
Bank gekocht

:

– .


Voorzieningsfonds

perso-

Schatkistpapier,
.
door

de

Reservefonds …………….

Bijzondere reserves

……….

neel

in

tijdelijke

dienst
1,5
1,5
1,5
.1,5
Bank overgenomen van
.
.

.

Pensioenfonds

…………..

Bankbiljetten

in

omloop
de

Staat

der

Neder-
(oude uitgiften)
76,8.
76,4
76,1
75,8
landen

ingevolge

over-
.
Bankbiljetten

in

omloop
eenkomst van 26 Febru-
(nieuwe uitgifte)

. . .
2.966,2

2.976,0 3.043,4 3.006,9 1.800,0
1.800,0
1.800,0 1.800,0
Bankassignaties in omloop
0,2



Voorschotten in rekening-
.
Rekening-courant saldo’s:


courant

op

oncterpand

‘S
Rijks Schatkist
217,7
487,5
395,1
447,3

Sri

1947

……………

(mcl.

beleningen)
154,0′)
163,62)

148,5
2
)
142,91)

‘s Rijks Schatkist,

hij-
Voorschotten aan het Rijk




zondere rekening

. . .
420,9
203,1
243
3
1
272,7
l3oekvorclering op de Staat
,
Geblokkeerde saldo’s

.
2,5 2,5
2,5
2,5
der

Neclerlanclen

inge-
.
Saldo’s

van

banken

in
volge overeenkomst van
64,6
44,1 60,1
33,8
26 Februari

1947 ……
.1
1.500,0
1.500,0 1.500,0
Vrije saldo’s van vreemde
Munt en muntmateriaal:
circulatiebanken

en
Gouden munt en gouden

..500,0

.
Soortgelijkeinstellingen
647,1
427,8
430,1
407,4
muntmateriaal

……
439,1
439,2 439,2 426,0

Nederland

…………..

Andere vrije saldo’s

.
381,8
390,5
374,4
320,9
Zilveren munt, enz.

.
8,1
8,1
8
3
3
8,5
Crediteuren

in

vreemde
Papier op het buitenland
.
230,9
238,9
240,7
259,9
.

geldsoort … . ………..

.9,4
4,6
4
3
8
6,8
Tegoed bij correspondenten
Diverse rekeningen
15
.2,6
150,2
150,3
156,6
in het buitenland

. . .
195,4
198,1
216,5
178,0
Buiten!. betaalmiddelen

.
5,7
2,3
,2,5
1,2
Vorderingen in guldens op
vreemde

circulatieban-

ken

en

soortgelijke

in-
stellingen

…………..
266,5
276,1
275,8
263,1
Belegging van kapitaal, re- serves, pensioenfonds en
.

.
voorzieningsfonds
121,0
120,9 120,9
118,4
Gebouwen en inventaris
.
2,0 2,0 2,0 2,0
Diverse rekeningen
138,1
134,5
134,5
137,7

,
4.860,8
4.883,7
4.900,9
4.849,7

.
4.860,8
4.883,7 4.900,9
4.849,7
‘) Waarvan schatkistpapier
rechtstreeks

door

de
Bank in

disconto

ge-




.
.
Circulatie der door de Bank


nomen

………………..

‘)Vaarvan

aan IndonesiO
namens cle Staat in het
(Wet

van

15-3-1933
verkeer gebrachte munt-…
Staatsblad no. 99)

..
34,3
34,3

34,3
34,3
biljetten

.

……. …..
135,7
136,4
137
3
8
137,2

MAANDCIJFERS.

,

INLEdOINOEN EN TERTJOIIE’I’ALINGEN OP PARTICULIERE

OÈCOMBINEERDII MAANDSTAAT VAN DE VIER NEDER-

SPAARBOEKJES BIJ DE ALGEMENE SPAAR- EN

LANDSE GROTE BANKEN EN VAN HET NEDEIR.

LIJFRENTEKAS IN BELOI1

LANDSE BEDRIJF
YAN
DE NEDERLANDSCHE

,
HANDEL-MAATsCI[AprlJ:

(in duizenden francs)

Nedcrl. Nederl.

Banken
Banken

en Ned.

(In millioenen guldens)

Handel-Mij.

.

31

30

30

31
Mei

Juni

Mei

Juni /

1049

1949

1141

1949

ACtiva:

-.
Kas, kassiers en daggeldleningen

70

60

85

82
Ned.

schatkistpapier ……….

…2091

2108

2611

2632

.

.

.2161

2168

2696

2714

Wissels
Bankiers in binnen-en buitenland

92

90

119

125
Prolong.en voorsch.tegen effecten

38

38

49

49

177

186

303

297

Ander overheidspapier

………..

.43

40

131

120

Effecten

en

syndicaten

……-

15

16

19

22
Deelnemingen (incl.voorschotten)

28

28

38

39

Debiteuren

………………..439

444

530

531

482

488

587

59

Gebouwen….
……………

.9

9

16

16
Diverse rekeningen

……….

.

m
Belegde bestemingsreserven

. – 1

1

1

1

Tijdvak

betalin-

Saldo

het

einde

Terug-

inleggers aan
eggingen

gen

van het

Tegoed der

tijdvak ‘)

1938

3.331.391

3.496.925

-165.534

12.670.559
1946

5.213.360 .

3.828.538

1.384.822

19.823.453′)
1947

8.698.208
1
)

4.964.338

3.733.870
4
)

24.185.471
4
)
19485)

8.459.006

5.941.062

2.517.944′

27.441.915

Januari

852.193

382.326

469.867

24.655.338
Februari ‘

775.301

402.827

372.474

25.027.812
Maart

871.613

521.056

350.557

25.378.369
April

835.491

511.956

323.535

2570190
6

Mei

533.937

472.658

61.279

25.763.183
Jüni

643.313

613.036

30.277

25.793.460
Juli

754.894

573.926

180.968

25.974.428
Augustus

648.810

481.296

167:514

26.141.942
September

626.138

488.368

137.770

26.279.712
October

.

621.566

463.992

157.574

26.437.286
November

583.765

402.930

180.835

26.618.121
December’)

711.985

626.691

85.214

26.703.415
Totaal 1948
1
)

8.459.006

5.941.062

2.517.944
0949
Januari

917.072

433.855

– 483.217

27.925.132
Februari

.

– 710.185

489.532

220.653

28.145.785
1′,Iaart

913.565-

540.123

373.442

28.519.227
April

644.800

‘ 655.704

10.904

28.508.323
Mei

640.189

583.302

56.887

28.565.210
Juni

615.632

‘571.004

44.628

28.609.838

2

3620

Passiva:’

‘) Bron: ,,Studi0n van de Algemene Spaak- en Lijfrentekas”

Deposito’s op termijn

253

243

350

330

.

Kassiers en genom. daggeldl

9

9

‘)Na het omzetten van de geblokkeerde gedeelten in obligatiln
Diverse rekeningen

70

61

91

74

Crediteuren

………………2265

2298

2851

2896

Bestemmingsreserven

…….

1

1

1

1

van de Muntsaneringslening en het aftrekken van de belasting op

Wissels

………………….3

2

3

2

‘) Op

het

einde

van

het jaar inclusief gekapitaliseerde interest.

3312

het kapitaal.

Aandelenkapitaal

…………..160

160

210

211

‘) Van

Januari

1947

af

inclusief

inkoop van obilgatien van de
Reserve

………………….78

78

97

97

Muntsanel:ingslening ad
lrs
823.035.000.
2830

2852

3603
1
_3620-


‘) Van December 1948 af voorlopige cijfers.

t

10 Augustts 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

643

INDEXCIJFERS VAN• OROOTHANDELSPRIJZN IN NEDERLAND
1)
).

Juli ’38-Juni ’39=100 1946

1947 1948 Mrt

Apr. Mei
1949

1949

1949

Voedlngsmlddelen:

plantaardige ……..209

230

228

226

229

230

dierlijke …………191

199

233

257

256

248

totaal …………..200

214

231

242

243

240
‘GrondNtøifcn:
hnutw. buitenlands

463

631

567

552

552

517
chem. producten

272

342

376

.396

390

389

textlelwaren ……..258

284

282

282

281

285

Ieder …………..224

243

304

543

543

543

metaalwaren ……..261

294

306

315

314

312

paplerwaren ……..332

474

524

414

402

397
hulpstöffen

170

201

216

263

263

263

totaal …………..282

328

342

369

369

367
Afgewerkte producten:

glas, aardewerk. enz 238

256

269

278 P282

282

houtwaren ……….349

390

382

379

379

374
chem. producten

328

318

325

364

361

356

textielwaren ……..315

344

360

358

‘368

372

lederwaren ……….292

321

330

355

366

370
papierwaren

……. 283

303

347

362

362

362
gefabr. voed.midd.

21 1

223

225

235

235

234

metaalwaren …….248

263

270

271

271

.272

totaal ………….261

276

283

293

294

294
Mgem.IndexclJfer

251

271

281

294

295

294

1)
Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C.B.S.”.
‘) De wegingscoëffici6ntei zijn vastgesteld overeenkomstig de
verhoudingen In 1941.

ENIGE INDEXCIJPERS VAN DE INDUSTRIËLE PRODUCTIE
IN BELGIË
1)

1938

100
Sept.
Oct.
Nov.
Dec.
Jan.
Febr
Mrt
Apr.
1948
1948
1948
1948
1949
1949 1949
1949

Algemene Index v. d.
115
118 110

•115
117

111
122
md.

prod.’) …….
Steenkool

………
94,9
98,6
94,8

99,0
98,8

94,6
106,2
98,5
105,8
114,5
112,7 115,5
111,1

102,1
111,9
105,2
Cokes

………….
Cement

………..
131,1
124,4 101,7

87,3
70,6

70,1
89,7
101,1
175,2 182,6
177,6 186,3
186,2 175,8
196,5
169,1
182,6
193,0
182,5 188,0
191,2 185,5
215,3 184,5
Afgewerkt staal

.
197,0
202,7
196,0 203,9
208,8 205,3
235,3 192,6
Afgewerkt ijzer

.
85,7
66,1
72,6

76,0
91,4

92,8
100,5
80,6
Vias (spinnerij)
75,5
73,4
97,3

85,4
79,8

86,2
80,5
Vias (weverij)
44,0
47.9
52,6

55,8
48,7

48,1
60,2
Katoen (spinnerij)
108,5 103,8
84,5 102,1
106,0

97,6
118,9
Katoen (weverij)

.
130,1
128,6
112,8 126,2
112,0 116,3
130,0
Wol (kamwol, spin-

Ruw

ijzer

………
Ruw staal

………

119,3 131,8
136,6 127,9
126,8 120,0
121,2
Wol (weverj)
117,8
120,1
113,5 124,8 129,5 124,3
147,5

. 10,6
62,9
41,7

52,2
48,8

44,4
48,6
Hoigias

……….
119,0
96,9

94,0
89,6

90,7 95,8

nerij)’

………..

133,4
146,5
130,6 $32,6
131,3 135,0
148,2

vlakglas ………..73,5

141,6
130,5
144,4 150,0 125,3 122,6
Papier

………..
lilargarine

………
Geraffineerde suiker
86,3

.

85,1
102,3 103,4
64,0

62,3
132,T6,4
66,60,6
Sigaren

………..
36,2
38,4
66,3

58,3
33,1

10,8
21,63,1
Sigaretten

………
161,3
130,2
105,6 128,0
126,5 116,4
148,88,4

‘) Bron: ,,Statistisch
Bulletin”
van het Nationaal
Instituut
voor
de Statistiek.

betekent:
gegevens
ontbreken.

‘) Indexcijfer Ministerie
van
Economische
Zaken:- 1938
=
100

E11IOOTHANDELSPRIJZEN
VAN.
GRANEN, VELDBONEN, BOTER,
KAAS
EN EIEREN IN’NEDEULAND
‘).

Tarwe’)
Rogge’)
Gerst
Haver’)
-Mais
gbum
Veidbonen’)
Boter
Kaas
.Eieren

,50

4)
0
44
•4
‘eO
-;

Tijdvak
ee
0
– ° cd

4),.,
cd
,
04)
0

0Q,
1
0

1..
4).-.
d 4)
4)..
1.,
d
4)
0

,t
,

‘Ld
W,54)
0
4)
.
4)

,
dC)

04

-‘
“‘
r-
0

co

o

r r
t t
t
I

t
t
,

t t t
ç
Jan..1948
21,50

21,29
.

19,78
20,17′
18,54
22,17′
20,17′
23,00


3,12
1,636
16,15
1295 Febr.
21,50
21,24
19,97
20,37′
$8,48
22,37′
20,37′
26,06
1
)

.
3,12
1,66
16,15
12’95
Maart
21,35
2119
20,39
20,50 $8,38 22,50
20,50 26,70
3,12
1,68 14,10
‘to
Ii
April
.

21,34 21,19
20,71
20.67′
$8,56
22,67′
20,67′
29,56
3,12
1,646
14,10
i1’iO
Mei
21,21
.

21,14
.20,46
20,77′
18,58 22,70
20,77′
27,50 3,07
1,65
14.20
1
)
11,20
1
)
Juni

21,31
21,10
20,92
20,85
$8,55
22,85 20.85 26,75
3,07 1,65 14;20
11’20
Juli
21,73
21,47
20,77 20,95
48,47
22,95
21,17′
.
3,07


1,64′
14,20

i1’20


Aug.
22,18 21,98
19,81
19,17′
18,19
21,27′
19,32′
.
3,14
1,65
14,20 11,20
Sept.
21,34
21,29

19,66
19,37′ 18,12′ 21,47′
19,37′
.
3,14
1,66′
14,20
11’20
Oct.

21,37

21,27
20,29
19,57′
18,05
21,67′ 19,57′
.
.
3,14
1,66′
16,10
13’tO
Nov.


21,79
21,22
20,56
19,77′
18,32
21,92′ 19,77′
27,94
3,96
1,64
16,10
13’lO
Dec.
21,87
21,45′

20,80′
20,01′
18,29
22,07′
19,97′
27,00
3,96
‘1,62
14,20
11
:
20

Jan.

1949

21,74 21,36
20,91
20,17′
17,93
22,27′
20,17′
28,59
3,96
1,61′
14 20 11,20
Febr.
21,77 21,08
21,40
.
18,05
22,57′ 20,37′
32,81
3,96
1,66
1503′)
11:90′)

22,10′
21,58
22,50
20,64
M
aart
19,55
22,81′ 20,61′ 33,37′
3,96
1,66
14,40
11,06

4- 9 Apr.
22,00-23,00 21,70-22,20 21,75-24,50
20,77′
19,25-22,75
22,97′
20,77′
31,00-31,50
3,96
1,66
14 05
10 85.
11-16 Apr. 22,25-23,00 21,75-22.30 21,75-24,50
20,77′
19,75-23,25
32.00-32,50
3,96
1,71
14.05
10:8
5
18-23 Apr. 22,25-23,00 21,75-22,30 22,80-24,75
20,77′
20,50-23,75
.
31,00-32,00
3,91
1,73
14,05
10,75
25-30 Apr.
22.00L22,75
21,60-22,20
22,50-24.25
20,77′
20,50-23,50
.
.
30,00-31.00
3.86
1,81
14,05
10,85
2- 7 Mei
22.10-22,75
21,60-22,25 22,00-24,00
20,97′
20,50-23,00
23,17′
.
.

27,00-28.00
3,86
1.69
15,15
11,95 9-14 Mei
22,25-22,75
21,75-22,50 92.00-24,50
20,97′
20,50-23,00
.
.
26,00-27,00
3,86
1,65
15,60
12,60
16-21 Mei 22,00-22,50 21,70-22,25 21,50-23,50
20,97′
20,00-22,75

.
25,00-26,00
3.86
1,60
15,80

i
12,60
33-28 Mei 22,10-22,55 21,75-22,20
21,00-23,50
20,97′
20,00-22,75

.
25,00-26,00
3,87
1,60
15,00
11,80
20Mei-
4 Juni
22,10-22,40 21,60-22,00 23,00-23,25
21,17′
20,00-23,00
23,37′
3,87
1,59
15,40
12.20
6-11 Juni
22,00-22,25 21,65-22,00
22,50-23,00
21,17′
20,00-23,25
23,37′
.
.
3,87
1,61
15,40 12,20
13-18 Juni
22,00-72,25
21,75-22,10
23,00-23,75
21,17”
20,00-23,10
23,37′ 21,17′
.
3,87
1,64
16,40
6
)
12,45


20-25 Juni
22,00-22,25 22,00-22,15 23,00-24,00
21,17′
20,50-23,50
.
.

.
.
3,81
1,61
16,50 12,60
27 Juni-
2 Juli
22,00-22.25 22,10-22,25
23,00-24,00
21,17′
21,00-23,75

.
3,81
1,60
17,00
13,20
4-9

Juli
22,10-22,40
22,25-22,50
23,00-23,50
21,17′
2
0,00
-22
,50
. .
3,81
1,62 17,10
13,30

11-16

Juli
22,1 0-22,60
22,50-23,00
22,75-23,25
21,17′
20,25-22,75
.
. .
3,81
1,62
17,60
14,00
18-23

Juli
22,00-22,50 22,60-22,75
23,00723,50
2117′
20,50-22,00
. .
3,81
1,66 18,10 14,40
25-30 Juli
22,25-22,75
22,25-22,50
23,00-73,50
21,17′

.
3,81
1,67
17,40
13,70

1)
Deze statistiek sluit
aan bij die,
gepubliceerd in ,,E.-S.B.” van 11
Mei 1949, blz. 382.
‘)
betekent:

vrije

marktprijzen;
.

betekent:
geen aanbod.
‘)
Met ingang van 9 Febru9ri 1948 is de handel
vrij geworden.
‘)
Van 44
Mei af.

4)
Met ingang
van 14 Februari is de handel Vrij
geworden.

‘)
Van 13 Juni ar Is het gewicht 70171 kg.

KON.
NEDERL. BOEKDRUKKERIJ
H.
A. M. .ROELANTS

SCHIEDAM

vrije
.øtixtizt

ESTABLISHED 1878

An Independent Journal of Finance
and Trade

*

OBJECTIVE APPRAISALS

CONSIDERED JUDGMENT

IMPARTIAL OPINION
,

*

Contains most complete range of

British economic and financial statist-

ics published in any weekly journal

*
s

World ,wide circulation

– *

Annual subscription rate: (post free-

to inciude all supplements) £ 3:2:6


(fi 33,4
0
)

.4 Special Suppiement on .ZJconomic Gon-
ditions in The
Netherla’,,ets was
published
on Jan uary 31 1948. A limited
number
of this Suppiement remain for Bate.

LON.DOH: 81 cA.1VNON S2’JI.BET, E.C. 4

5
,

644

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Augustus 1949

GOUDPRODUCTIE ‘)

(in mln dollars van circa $ 35 per ounce fijn)

Jaar
Zuid-
Afrika
Veren.

1
Staten’)
Canada
Austra-
hO’)
Totaal ge-rappor-
teerd’)

1939
448,8

.
19’G,4
178,3
57,6
.

1.031,2
1940
491,6
210,1
185,9
57,5
1.106,4
1941
504,3
209,2
187,1
52,4
1.110,4
1942
4944′
131,0
169,4 40,4
982,1
1943
448,2
48,8
127,8
26,3
774,1
1944
429,8
35,8
102,3
23,0

701,5
1945
427,9
32,5 94,4
23,0
683,0
1946
417,6 51,2
09,1
28,9
697,0
1947
392,0
75,8 107,5 32,8
705,5
1948
405,5 73,5 123,5
31,2
5
)
730,6

Jan.
34,8
6,0 9,6
2,4
60,4
Febr.
32,5
5,5
9,2

1,9
57,2
Mrt
34,4.
6,4


10,1
2,3
60,9
April
34,2
5,6
10,0
2,2
59,6
Mei
.
34,4
6,1
10,0 2,4
61,2
Juni

.
33,9
5,7
10,2
2,8
60,2
Juli
34,5
6,2
10,4 3,8
64,6
Aug.
33,7 7,7

.
10,7 2,6
62,4
Sept.
33,3
7,4
10
3
3
2,5
.
61,8
Oct.
33,4
6,5
10,7
2,6
61,3
Nov.
33,2
5,3
10,9
2,7
60,7
D cc.
33,1
5,0
11,4
2,8
60,4

1949 Jan.
32,9
3,9
10,8
2,4
Febr.
31,0 3,9
10,8
2,4
Mrt
34,6
5,5
12,0
April
33,4
5,7
11,4

‘) Ontleend aan: ,,Federal Reserve Bulletin”.

‘) Exclusief Sovjet Rusland.

‘) Inclusief Philippijnen. Jaarcijfers zijn schattingen van de

,,U.S. Mint”; maandcijfers worden gerapporteerd door het ,,Ameri-
can Bureau of Metal Statistics”.
4)
Gerapporteerd door ,,Commônwealth Bureau of Census and
Statistics”; van 1946 af onderhevig aan eventuele rèvisie.
‘) Gecorrigeerd.

JONG BEREISD ZAKENMAN

leeftijd 25 jaar, moderne talen beheersend, goede schooloplei-
ding, representatief, van goeden huize, ongehuwd, zoekt een
hem passende werkkring, ook genegen te worden uitgezonden.
Br. onder no. ESB 1485, bur. v. d. bl., Postbus 42, Schiedam.

GEREPATRIËERD N.I.
RECHTERLIJK HOOFD-AMBTENAAR
zoekt werlqcring. Br. onder no. ESB 1482, bur. v. d. blad., Post-
bus 42, Schiedain.

Vraag enAanbod inzake Kantoorbehoeften, Brandkasten, Machines,
Gebouwen, Industrie-terreinen, enz.

Economisch – Statistische

Berichten

Adres voor Nederland: Pieter de Floochstraat
5, Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie en Administratie
38040.
Giro
8408.
Bankiërs: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Rgdactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nornie,
14,
Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
.,
Rotterdam (W.).
Bardeiers: Banque de Commerce, Brussel.

In prima staat verkerende

Lips Brandkast

te koop aangeboden.
Afmet.: 65
x
75
x
110
Brieven te richten onder
no. ESB 1481, Bur. v.d. BI.,
Postbus 42, Schiedam.
AANGEBODEN:
Gesch. v. d. Nederi. Bank
1814-1864. Mr. A.
M.
de
Jong. Deel 1 en 2. Half le-
deren band
f
25.-. Gesch.
v. d. Javasche Bank, L. de
Bree, Deel 1 en 2
f
20.-.
Gesch. der Amst. Stoom-
vaart, Dr.
M.
G. de Boer,
Deel 1, 2 en 3
f
25.-. Ge-
denkboek Kamer v.
K.,
Mr.
G. M. Greup, Deel 1 en 2
f
15.-. Handel en Scheep-
vaart van A’dam. F. Ketner.
f
4.50. Br. onder no. ESB
1483, Postbus 42, Schiedam.

Abonnementsprijs, franco per poel, voor Nederland f
26,-
per jaar;
voor België/Luxemburg Belg. francs
465
per jaar, te voldoen door
storting bij de Ban que de Commerce te Brussel
of op
haar Belgische
postgirorehening no
26 0.34.
Overzeese gebiedsdelen (per zeepost) f
26,-,
overige tanden
f 28,-
per jaar
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden
beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.

Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W).

Te koop aangeboden een
Dalton Multiplex
Boekhoud-Bekenmachine


Adverteer in
in staat van nieuw, voor
f
750. Accountancy-Office.

deze rubriek.
Menno v. Coehoornstr. 28,
Utrecht, Tel. 22700.

A.DVERTENTIES.

Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H.
A. M.
Roelants, Lange Haven 141, Schiedam (Telefoon
69300,, toestel
6). Advertentie-tarief f
0
,4
0
per mm. Contract-ter-leven
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f o,6o per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van,redenen te weigeren.

Losse nummers
75
cents, resp. 12 B.
francs

Auteur