Ga direct naar de content

Jrg. 23, editie 1174

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 29 1938

29 JUNI 1938

AUTEURSRECHT VOORBEHOUD’N.

Ec

onomisch~Statis
,
tische
Berichten

1.
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

23P JAARGANO

WOENSDAG 29
JUNI 1938

No. 1174

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P.
Lief tinek; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en

Ii. 51. H. A. van der Valk (Redacteur-Secretatis).

jlI. P. J. Gooi – Adjunct-secretaris

Iudactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam-West

Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruigepiaatv.ng.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per, regel. Plaatsing bij abonr,e?nent volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh ct van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s- Gravanhage. Pos tchè qua- en giro-rekening

No. 145192.

Abonnenvéntsprijs voor het weekblad franco
P. P.
in

Nederland f 16,–. Abonnements prijs Economisch-Statis-

tisch Maandbericli.t f 5,— per jaar. Beide orgaien samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp.

f 6,— en f 23, per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsok Economisch instituut

ontvangen het weekblad en het iliaandbericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD:

Biz.

Dit RENTEVISItOOEDINC AAN DE INLEGGEItS BIJ DE
Rijits-

POSTSPAARI3ANIC
door
Mr. J. Oonskens…………..
482

Spaarbank en levensverzekering door
M. F. J. Gooi
..
485

Oorzaken van de verschuivingen op de hypotheekmarkt

voor
woningen door
Dr. H. M. E. A. van der Valk
..
486

II.tet centrale vliegveld door
Ir. J. F. W. Burkij
.
……
488

Verbi ndend verklaring ondernemersovereenkonist alzet

geraffineerd zout door
Dr. L. R. Sinnige

……….
490

Algemeen verbinciend verklaring van eei

zoutzieders-

overeenkomst door
Ir. Geurt de Baas

…………
492

De

plaatsing van

Nederlandsche

arbeidskrachten in

Duitschland door
Prof. C. W. da Vries

…………
493

Wettelijke bepalingen inzake prijsdiscriminatie in de

Vereenigde Staten door
Dr. Ph. van Luytelaer ……
494

AANTEEKENINGEN:

Methoden tot het vaststellen van den omvang der

besparingen

…………………………….
495

De 25ste publicatie van het Nederlandsch Ecoito-

misch

Instituut

…………………………..
496

O
NTVANGEN BOEKEN ……………………………
496

Statistieken:

Geldkoersen-Wlsselkoersen-Bankstaten
………………
497, 500
Groothandelaprijzen
………………………………..
498-499-

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

De wisselmarkt was in de verslag-week uitermate

rustig. Devaluatie-angst, w’aardoor voorhijgaand

eenige valuta van aanbod te lijden had, kwam vrijwel

niet vor. Meer dn meer krijgt men den indruk, dat

althans voor het moment de •Veree.iiiigde Staten dit

in zijn effect hoogst kwestieuse paardenmiddel voor

de conjunctuurverbetering niet in practijk wil bren-

gen, mede en misschien vooral omdat men zich reali-

seert, dat men deze maatregel niet op eigen kracht

kan nemen, omdat immers andere landen door soort-

gelijke maatregelen het effect tenminste opden Dol-

larko’ors zouden kunnen wegnemen. En een algemeené

goudprijsverhooging zonder meer heeft ook in de

,00gen der Amerikaansche autoriteiten wel heel wei-

nig attractié. De Dollar bleef dan ‘ ook met eenige

fluctuatie op hetzelfde punt, hangen.

Het Pond was voorbijgaand lager op 8.95, op welk

peil ons Egalistiefonds intervenieerde. Zijn aan-

koopen bleven echter binnen zeer enge grenzen; vrij

spoedig kon trouwens de koers alweer monteeren, een

heyeging, die in ,het begin vah dé nieuwe week nog

versterkt werd. Het Pond kwam toen op 8.95
5
/s

De stemming voor de Fransche Franc is iets beter;
het schijnt dat het Fransche Egalisatiefonds gelegen-

heid ‘heeft gehad weer wat deviezen op te neen. In

het begin van de nieuwe week handhaafde zich de

verbeterde tendens en kwam de koers op 5.03%.
De Belgische Francs waren goed gevraagd; er vindt

godimport pltats. Ook de termijnnoteering houdt

zich goed al heeft de drie-maandsnoteering zich niet

geheel op hetlaagste punt kunnen handhaven.

De geidmarkt vertoont geen wijziging. Het. Bel-

gische schatkistpapier heeft blijkbaar zijn evenwichts-
niveau gevonden ‘op circa 2% pOt.

De beleggingsmarkt is eveneens weinig veranderd,

met alleen wat lagere notee.ring voor integra.ln.

482

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 Juni 1938

DE RENTEVERGOEDING AAN DE INLEG-
GERS BIJ DE RIJ KSPOSTSPAARBANK.

Van de oprichting der Rijkspostspaarbank in 1881
af heeft zij aan haar inleggers een rente van 2.64
püt. uitgekeerd. Deze rentevöet hield uiteraard ver-
band met den toentertijd bestaanden rentestand van

3% pOt. voor solide heleggingsfondsen; niettemin was
het verschil niet zonder heteekenis, en bij de be-

handeling van het regeeringsvoorstel gingen uit de

Tweede Kamer verscheiden stemmen op, die de rente
van 2.64 püt. te laag achten. De Regeering was ech-

ter van oordeel, dat niet het behalen van een hooge

rente, maar de veiligheid der ingelegde gelden voor

de inle,ggers op den voorgrond stond. Ook moest uit
de overwinst een reservekapitaal worden gevormd,

welke een goed ingerichte spaarbank noodzakelijk

moest bezitten. Voorts verwachtte men hoogere ex-
ploitatiekosten voor’ de Rijkspostspaarhank in verge-

lijking met die van de particuliere spaarbanken, wel-

ker rentevergoeding hooger was dan de voor de post-
spaarbank voorgestelde.

Het schijnbaar eenigszins grillige cijfer van 2.64

was gekozen om een administratieve reden: het staat
gelijk met een vergoeding van 11 cent per
f
100 over
elk tijdvak van een halve maand, waarmede de instel-
ling rekent.

Sedert is de rentevergoeding ongewijzigd gehand-
haafd, ondanks belangrijke stijgingen en dalingen

van den algemeenen rentestand, omdat de opeenvol-

gende hestnren van oordeel waren, dat een spaar-
bank hestendigheid in haar beheer moet toonen en

dit niet den invloed van telkens wisselende omstan-
,

digheden mag ondergaan, zoolang deze niet van een
imperatieve natuur worden. Terwijl men blijkens de

geleidelijke verhooging van het rentegevend maxi-

mum een open oog had voor de aan den dag tredende
behoefte aan ruimere inlegsaldi, meende men, dat
de rentevergoeding niet de wijzigingen in den rente-
stand mocht volgen. In weerwil van herhaaldelijk

uitgeoefenden aandrang in de nog niet zoo lang ach-
ter ons liggende jaren, toen men 5 b. 6 procent van

zijn geld kon maken, om den langzamerhand trad i-
tioneel geworden rentevoet te verhoogen, is deze op
2.64 pCt. gehandhaafd gebleven
1),

Een korte verklaring van die schijnbaar ietwat
starre gedragslijn ‘schijnt hier op haar plaats.

Een spaarhank werkt niet voor het huidige oogen-
blik, maar over dit oogenhlik heen voor de toekomst.
Behalve voor een zeker deel, dat liquide gehouden
moet, worden en weiks grootte telkens naar de om-
itandigheden bepaald wordt, is het inlegkapitaal dus
op langen termijn belegd. Stijgt nu de rentestand,

dan heeft deze stijging slechts invloed in zooverre
als nieuwe beleggingen van door aflossingen en aan-
was van inlegsaldi verkregen bedragen hoogere ren-
te opbrengen. Neemt men in aanmerking, dat
0
1)
ruim
.f 110
millioen
2)
van het bezit der Rijkspost-
spaarhank niet afgelost wordt, dan blijkt de invloed

van de opnieuw belegde aflossingen niet groot te
zijn. Immers de overige vaste beleggingen worden in
den regel over een termijn van pi.rrL4O jaar afge-
lost en extra-aflossingen zijn in tijden van stijgende
rente uiterst zeldzaam. ‘De aanwas van het saldo-tegoed der inleggers is in normale jaren, bijv. van
1921-1930 gemiddeld slechts ruim
f
9 millioen per
jaar, zooclat ook dit niet van overwogenden invloed

is. Nochtans zou eenige renteverhooging uit beide
oorzaken mogelijk geweest zijn. Echter mag niet nit
het oog worden verloren, dat men tijdens een periode
van hoogen rentestand een prognose omtrent den duur claai-van niet vermag te stellen. Zou men te
optimistisch zijn, dan zou de vermindering van in-

J3ij de ‘w’ijz’iginjg van de Posts.panrbankw’et van
1931
werd daarin dc mogelijkheid van een rentevergoeding van
3
‘pCt. geopend. Van deze mogelijkheid is echter geen
gebruik gemaakt.
Insdhrij’vingen grootbouken
Nat.
Sohuld.

komsten, welke snel op zulk een periode volgt we-
gens de convel-teeringen tot lagere rente, spoedig tot
terugneming van een verhooging der inleggersrente

verplichten en een ongewënschte onrust veroorzaken.

Daartoe zou inedewerken een te verwachten snellere
toevloed van inleggelden, die bij daling van den al-

gemeenen rentestand al te gereedelijk hij de Rijks-

postspaarhank zouden worden ondergebracht, indien haar rente betrekkelijk hoog zou zijn.

Een belangrijke omstandigheid is daarenboven in.

de grootte van het reservekapitaal gelegen, welke in

een richting omgekeerd aan de stijging van den ren-
tevoet wisselt. Zoo ziet men, dat in de jaren 1917
tfm. 1920 de Rijkspostspaarbank in totaal aan nadee-
lige koersverschillen boekte ruim
f
46 millioen, toen
de koers der 4 pOt. Staatsschuld terugliep van 95 pOt.

(aanvang 1917) tot pIm. 73 pOt. eind 1920; in 1931

werd een nadeelig koersverschil geboekt. van ruim

f
64
millioen, over welk jaai de 4 pOt. Staatsschuld
daalde van 101 pOt. tot pl.m. 90 pOt. Zou met de

stijging van den algemeen en rentestand een verhoo-

ging der inleggersrente zijn ingevoerd, dan zou het
verlies op het reservekapitaal nog aanzienlijker ge-
weest zijn.

Weliswaar zou laatstvermelcle omstandigheid bui-

ten beschouwing hebben kunnen blijven, indien de
Rijkspostspaarhank een ander systeem van waardee-

ring der bezittingen bij de samenstelling van haar
balans volgde dan dat van de beurswaarde of’ de

daarmede overeenkomende geschatte waarde met een
maximum van 100 pOt.,,maar ook dit door haar ge-
volgde systeem geeft blijk van een opvatting, welke

zich in elk geval hij een uiterst degelijke beheer-
voering, als een nationale instelling eischt, aanpast.

Krachtige positie der Rjjicspostspaarbanlc.

In hoofdzaak de hestendiging van de rentevergoe-
ding ook in tijden van ietwat ruimere rente-ontvang-
sten heeft tenslotte geleid tot de zeer krachtige posi-

tie der Rijksinstelling, die op het eind van het jaar
beschikte over een reserve van
f
137 millioen. –

Verkorte ‘balans op
31
December
1937.

(in millioenen guldens).

Onbelegde middelen

41.—
Iiileggers ………
602.5
Liquide belegging

83.9

Staatsschuldboekjes

24.1
Vaste belegging .

634.—.
Diversen ………….
1.2
Diversen (nog niet

Reservefonds ……

13
.7.2
verschenen rente,
gebouw, enz

6.1

—I

1 765.-

Ondanks dat haar liquide middelen – met een ge-
zainenlijke opbrengst van naar schatting nog niet
3 ton – thans zijn opgelo’open tot
f
170 milhoen, kan
zij nog voorshands de oude rente aan haar inleggers
betalen zonder haar positie te verzwakken.

Lage onkosten bij de Rijksposlspaarbo,.n.k.

Behalve in de handhaving van ‘de rentevergoeding
op 2.64 pOt. mag de oorzaak van de kracht der
Rijkspostspaarbank ook worden gezocht in haar zui-
nig beheer. Over het. jaar 1937 wees haar totale
onkostenrekening slechts een totaal van j 2.146.000
aan.

Hieronder ‘is alias begrepen hijv.’ de totale perso-
neelsiasten, het druk- en hindwerk en ander mate-
rieel, onderhoud, enz. van het directiegehouw, de
vergoedingen aan het Staatsbedrijf der Posterijen,
Telegrafie en Telefonie, wegens de uitvoering van
den spaarhankdienst op de postkantoren en wegens
de portvrije verzending van stukken en de belasting
van de Doode Hand. De bedoelde vergoedingen aan
PTT bedroegen over 1937 resp.
f
643.000 en

f
260.000 en de belasting van de Doode Hand

f
252.246.

Hoewel de onkosten vitn een over het geheele
land werkende spaarbank, die daardoor wordt ver-

29 Juni 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

483

Rentestand bij de bijzonderé spaarbanken.

Op
31 December
In Mei

24
1927 1930
1932 1933
1935
1937
1938

1
1
2.16,,..
____
1
1
2 2
2.4

..
2 2
2.5

..
1 1
12
15
2.64

. .
2 2
1
1
9
15
2.7

,

. .
3
6
31
40
2.75..
1
1 1 1
5
8
16
17
2.76

..
10
10
2.8
1
1
2.88
1
1
3.—

,,

. .
54 58
69
91
115
157
142
125
.3.03..
1
1
1


3.12

..
2
1
1
1
3.2

..
1

2.25

. —








2
3 3
3.24..
1
2 2










3
2
4
1
1
3.25

..3
2
5
22
22
26
10 10
3.3

..
1 1
2
2
3
4
2
2
3.13

..
1
1
1


3.36
1
2
1
1
1
1


3.48

..






















2
1
1
3.5

..
24
25
26










4
37
20
8
7
3.6

..
.

38
53
58
67
49
25
5
5
3.72

..
1
1
2


3.75

,,

. .
3
11
23
7
6
1


3.84

..

—————-

1
1
1


109
101
73 27
20
4
1
1

3.9

……

1.08

..
1 1
– –
1

—–

1.2

..
3
2
1.25

..
2
3


1.32..
2
1
1













1.5

1.62

1.80

..
1
h92

5.—

. .
1
1
2

plicht tot een omvangrijker correspondentie en moei-
lijker contruuie dan eeteris parihus bij plaatselijke
spaarbanken vereischt is, door die omstandigheid
worden opgevoerd, bedragen zij slechts 0.28 pOt. van
haar bezittingen van ruim
f
765 millioen op 31 De-
cember 1937. Dit percentage steekt gunstig af hij dat van andere spaarbanken hier te lande. Dit kan
geen verwondering wekken, daar althans de grootere
bijzondcre spaarbanken directeuren met hun staf
moeten bezoldigen, die relatief aanzienlijk meer kos-
ten dan de sobere organisatie der .Rijksinstel1in;
daarbij mag echter niet uit het oog worden verloren,
dat deze instellingen haar inleggers veelal bijzon-
dere diensten bewijzen, welke het onkostencijfer
opvoeren.

Verlaging van de rente bij particuliere spaar-
banken.

Zooais hierboven reeds is opgemerkt, geeft cle fi-
nancieel e positie der Rijkspostspaarbank thans nog
geen aanleiding om voorstellen te doen tot ‘erIa-
ging der rentevergoeding aan de inleggers.

Dit neemt niet weg, dat met aandacht de belang-
rijke stijging van het inleggerstegoed wordt gevolgd
in verband met de daarover verschuidigde rente
tegenover de rente-inkomsten van het kapitaal. Nu
het aanbod op de kapitaalmarkt zoozeer de vraag
oveitreft, is eerder van vermindering dan van ver-meerdering der inkomsten sprake. Voor het toege-
vloeide inleggeld wordt uiterst moeilijk plaatsing
gevonden. Openen zich geen nieuwe heleggingsmoge-
lijkheden, dan komt vroeger of later het oogenblik,
waarop de winst van de instelling in verlies verkeert.
‘Behalve deze te verwachten omstandigheid is er
een tweede, die van invloed kan zijn op de rente-
politiek. Indien namelijk in belangrijke mate gelden
van particuliere spaarbanken naar de Rijkspostspaar-
bank zouden, worden overgeheveld, zou dit verschijn-
sel nader onder de oogen moeten worden gezien.

In de achter ons liggende jaren is de rentevergoe-

ding van nagenoeg alle bijzondere spaarbanken hoo-
ger, in sommige gevallen aanzienlijk hooger geweest
dan die der postspaarhank, zooals nevenstaand over-

zicht toont.
Het ligt in de rede, dat die instellingen, welke in

het verleden haar inleggers hebben hevoordeeld door
uitkeering van meer rente, daardoor thans spoediger
dan anders genoopt zijn tot verlaging daarvan. Ne-

venstaand overzicht toont, dat in den laatsten tijd

verschillende spaarbanken tot rentevermindering zijn
overgegaan.

Ondanks lage rente vaak voorkeur van de Rijks-
postspaarbank.

Op zichzelf is het opmerkelijk, dat de uitkeering door de bijzondere spaarbanken van hoogere rente
toch aan de Rijkspostspaarhank een gezonde ont-
wikkeling heeft gelaten. Voor een deel moet dit wor-
den toegeschreven aan de omstandigheid, dat er som-

mige deelen van ons land zijn, waar de Rijksinstel-

ling alleen werkzaam is en daarnevens aan haar fijne
vertakking over het geheele land door den dienst der
posterijen. Nochtans valt in verschillende plaatsen,

waar wel een bijzondere spaarbank werkt, toch een
bevredigend gebruik van de postspaarhank op te
merken.

Dit verschijnsel zou er op kunnen wijzen, dat in
weerwil van de matige rentevergoeding een deel der
spaarders de voorkeur geeft aan de Rijkspostspaar-
bank. Deze heeft zich nochtans nimmer op een con-
currentiestandpunt geplaatst en niet getracht, in-

leggers, die aan een ander spaarinstituut de voor-keur gaven, te behouden. Zij dient uitsluitend het
spaarwezen en niet haar eigen belangrijkheid.
De vraag is echter, of verlaging der rente hij de
bijzondere spaarbanken tot beneden die der Rijks-
postspaarhank niet tot gevolg zou hebben, dat vele

inleggers van eerstgenoemde hij haar overgaan. In-
dien dit in’ belangrijke mate zou geschieden, zou dit
haar verplichtingen zoodanig kunnen verzwaren, dat
zij herziening van haar rentevergoeding zou moeten
overwegen.

iii t het hierboven opgenomen overzicli t blijkt, dat
nog slechts een gering aantal spaarbanken haar rent

tot beneden clie der R.jkspostspaarbank verlaagd heb-
ben. Het verst is de Spaarhank voor de Stad Amster-
(lam met haar verlaging tot 216 pOt. gegaan. Ver-
elmeiclene hebben haar rente
01)
2.7 püt. gesteld.
blijkbaar om ‘nog iets hoven die der Rijksi nsteiling
i t te blijven; cle meeste , vergoeden ook thaus nog
3 pOt.

Het overzicht geeft chis nog geen reden tot onge-
rusthei cl aan cie zijde der bijzondere spaarbanken, te
minder indien men bedenkt, dat jarenlang cle rcnt-
vergoeding der Rijkspostspaarhank op één a tve:
miitzonderigen ria cle laagste was, en zij desondanks

tot grooten bloei is gekomen. Een ondersteuning
dezer bewering kan ontleend worden aan cle cijfers
dier op de volgende bladzijde afgedrukte tabel.
Het bedrag van den inleg in cle Rijkspostspaar-
bank is vrijwel gestadig vooruitgegaan. Weliswaar
gaan cle cijfers van cle jaren 1931, 1.032 en 1.033 ver
boven het normale uit, maar er waren verschillende
oorzaken, welke daartoe leidden, in September 1931
verliet Engeland den gouden standaard en in April

1.933 volgde Amerika met den val van den Dollar.
Bovendien is op 1 Januari 1932 een wijziging van cle
Postspaarhankwet ingevoerd, waarbij om. het mmcxi-
mum rentegevenci te goed voor particuliere i nieggers
werd verhoogd van
f
1200.— op
f
2500.—. lIet kan geen verwondering wekken, dat toen de onrust, door

eerstgenoemde oorzaken gewekt, geluwd was, de vol-
gende jaren een gedeeltelijke afvloeiing van den ah-
normalen inleg brachten. Neemt men een en ander in
aanmerking, dan kan, zooals de laatste kolom (aan
inleggers verschuldigd per 31 December) doet zien,
niet gesproken worden van een overheveling van gel-

484

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 Juni 1938

Bedrag inieg
Saldo van inleg en’térugbetaiing
Aan inlegg. verschuldigd p. 311)ec.
J a a r
Rijkspostspaarb.
Bondssp.banken
Rijkspostspaarb.
Bondssp.banken
Rijkspostspaarb.
Bondssp.banken

1
2
3′.
4 5
6
7

f
123.700.000
f

86.400.000

f

5.900.000
f

2.800.000
f
307.000.000

f.
187.000.000
120.900.000
98.900.000
,,

2.900.000
,,

7.900.000
., 312000.000
,, 201.000.000
,,

125.700.000
,,

115.600.000
,,

1.700.000
,,

12.900.000
321.000.600
,, 241.000.000

1924……………
1925……………,,

1

..
,,

127.500.000
127.900.000
,,

300.000′
12.000.000
329.000.000
257.000.000
1928………….

132.700.000 144.100.000
,,

2.900.000

14.100.000
341.000.000
284.000.000
,,

136.400.000
165.000.000
,,

‘2.100.000
11.900.000
351.000.000
,, 308.000.000
,,

149.000.000,
201.700.000
,,

15.400.000
31.600.000
375.000.000
,, 341.000.000
1929 ……
………
1930 ……
……….
,,

195.000.000
222.000.000
,,

54.000.000
4.100.000
439.000.000 366.000:000

1926 …… ………
927…………..

1932 ……
225.100.000
186.900.000
,,

60.100.000
,,

11.700.000
,, 511.000.000 ,, 367.000.000
1931 ……
………

184.100.000
196.200.000
,,

4.200.000
8.900.000
529.000.000
,, 388.000.000
,, 179.800.000
210.000.000
,,

2.400.000
7.800.000
,, 540.000.000
408.000.000
1933 ……………..

,,

173.500.000
,.

197.100.000
,,

13.000.000
,,

14.200.000
540.000.000 408.000.000
1934……………
1935 ……
………
1936………….

.
168.400.000 198.800.000
,,

7.800.000
,,

1200.000
546.000.000 422.000.000

1937. …………..
217.900.000
,, 255.200.000
,,

42.500.000
40.400.000
603.000.000
,, 479.000.000

den van de R.ijkspostspaarbank naar de bondsspaar-
banken. Evenmin mag dus, wanneer de rentevergoe-ding van een groot deel der spaarbanken tot beneden

die van de postspaarbanken zou dalen,
uit dien hoofde

een omgekeerde beweging worden verwacht.

* *,
*

Bij de beschouwfng van de bedragen van inleg over

de verschillende jaren valt in dit verband op te mer-

ken, dat tot
1927
die der Rijkspostspaarbank de cij-

fers van de bondsspaarbanken overtroffen. De hoo-

gere rentevergoeding van deze laatste doet dan steeds

sterker haar invloed gelden: de inleg in. cle bonds-
spaarbanken blijft geregeld grooter dan die in de

Rijkspostspaarbank, behalve in het jaar
1932,
toen de

vertrouwenscrisis wegens den val van het Pond vele
inleggers hun toevlucht tot de Rijksinstelling deed
nemen en bovendien de bovengenoemde verhooging

van het rentegevend maximum begon te werken. Het

zou derhalve niet als abnormaal kunnen gelden, in-
dien na het wegvallen van de ooizaak van den groo-

te.ren toevloed bij de bijzondere spaarbanken de ver-
houding van vSôr
1927
werd hersteld.
In het eerste kwartaal van dit jaar valt een ver-

schuiving naar de Rijkspostspaarbank ook nog niet
op te merken, al zijn haar maandsaldi belangrijker dan die der bijzondere spaarbanken; voor Januari,

Februari en Maart bedragen deze bij

cle Rijks’postspaarbank res.p. 8.53, 13.62 en 5.12 millioen gid.
cle bcvn’dsspaarbanken
,,
5.08, 4.41 en 0.32

Hierbij moet in het oog worden gehouden, dat de
postspaarbank elk bedrag moet aannemen en daaren-

tegen de particuliere spaarbanken in bepaalde geval-
len’ hooge bedragen, die het karakter van spaargelden
missen, weigeren.

Positie van de
Rijlcspostspaarbanlc
t.o.v. der parti-
cv.li
ere spaarba.nken.

De Rijkspostspaarbank mag, wordt wel eens ge-
lioord, niet in conurrentie treden met de particu-
liere spaarbanken; bij haar oprichting was haar doel-

stelling aanvullend op te treden. Daaruit wordt dan.

afgeleid, dat de postspaarbank eigenlijk niet een hoo-
gere rente zou mogen vergoeden dan de particuliere
instellingen.
Zooals boven reeds werd opgemerkt, wil de Rijks-
postspaarbank slechts het sparen dienen. Zij heeft

steeds gemeend, dit in voldoende mate te doen bij een

rentevergoeding van 2.64 pOt., en zij ging daarmede
haar eigen weg zonder rechts of links te zi.en, wat
andere spaarbanken deden. Haar .inleggerskapitaal
toont duidelijk, dat haar taak desondanks belangrijk

uitgegaan is boven wat men zich als een aanvullende
heeft kunnen denken.
Zoá bovendien aan cle waarheid te kort worden
gedaan door de veronderstelling, dat destijds de.Re-

geering degenen, die zich tegen de stichting van een
Rijkspostspaarbank verzetten, daarmede heeft willen

verzoenen door een algemeene karakteriseeri.ng
vaui

den werkkring van haar stichting als een aanvullen-

den? Want wat zegt eigenlijk deze omschrijving an-

ders dan dat deRijkspostspaarbank een taak kreeg,
waar en zoo!er de §paarders haar die binnen haar
wettelijke bevoegdheden zouden opdragen!

*
*

Indien de Rijkspostspaarhank dus bij een conser-

vatieve en degelijke beheervoering de voorkeur bij de
spaarders zou krijgen en er niet op zou werken, dezen

bij de betaande spaarbanken weg te lokken, zou zi;j

niet buiten de grenzen van haar taak treden, indien
deze beheervoering zou meebrengen, dat haar rente
gedurende eenigen tijd, die van andere spaarbanken
zou overtreffen, zou zij zich door de uitspraak van
de Regeering, trouwens in een tijd van geheel andere
toestanden en opvattingen gedaan, daarin niet behoe-

ven te laten, weerhouden. Haar taak brengt thans
mede om aan haar inleggers die als totaliteit geno-

men, steeds een matige rente hebben genoten, deze

rente, nu zij relatief hooger is geworden, zoo lang

mogelijk te blijven vergoeden.
Slechts haar &gen positie zou haar daarin behoo-
ren te remmen, ware het niet, dat aan de mogelijk-

heid van moeilijkheden bij particuliere instellingen
moet gedacht worden bij belangrijke overheveling
nitar de Rijkspostspaarbank. Dit zal uiteraard voor-

komen moeten worden. De particuliere spaarbanken
hebben het sparen steeds con amore en krachtig ge-
diend; vooral in kleine plaatsen hebben zij ‘langza-

merhand een taak gekregen, welke niet geheel zou
kunnen worden overgenomen door de Rijkspostspaar-
bank, die naar vaste, uniforme regelen over liet ge-
heele land werkt en de bijzondere plaatselijke en in-

dividueele belangen niet in dezelfde mate zou kun-
nen dienen als een plaatselijke spaarhank, wier he-
.stuurders hun cliënten en de belangen, eigenschappen
en omstandigheden van dezen veelal persoonlijk

kennen.
Zou het particuliere spaarwezen in ernstige moei-
lijkheden komen door de handhaving der rente door
cle Rijkspostspaarbank, dan zal zij daarvan zeker nota
nemen, niet ,alleen omdat zij moet voorkomen, ‘dat
instellingen, wier taak zij niet volledig zou kunnen
overnemen, in haar bestaan zouden worden bemoei-
lijkt, maar ook en niet in de laatste plaats, omdat zij
naast en in samenwerking met de particuliere spaar-
banken wil medewerken om het vertrouwen in cie
goede spaarbanken ongerept te houden, wijl dit het

spaarwezen als zoodanig betreft.
1Fr. J.
OOMKENS.

29 Jui 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

485

SPAARBANK EN LEVENSVERZEKERING.

liet onderwerp door het Bestuur van den Neder-

.landschen Spaarhankbonci aan de orde gesteld. op de
33ste jaarvergadering van dien Bond te Beverwijk op
24 dezer kwam daar niet voor het eerst in behan-
deling. In De Econoinist van 1882
1)
wordt kort na

cle oprichting van de Rijkspostspaarbank hier te
lande, een bespreking gewijd aan cle bevoegdheid in

Engeland aan de Postspaarbank toegekend om kleine

posten voor levensverzekering of lijfrente onder
Staatsgarantie af te sluiten. Ook in het rapport in

1891 uitgebracht vooi’ de Maatschappij tot Nut voor

het Algemeen voor de begrafenisfondsen wordt gewe-

zen
01)
het meermalen geopperde plan om via de

Rijkspostspaarbank kleine posten af te sluiten voor

uitk-eeringen
bij
overlijden, waarbij dan de Siaa’ï de

eigenlijke verzekeraar zou zijn.
Sindsdien is dit onderwerp nog meermalen in tijd-
schrif.tartikelen en brochures behandeld; in het voor

deze vergadering geschreven prae-advies van de hand

van Mr. E. Land, Directeur van de Spaarbank voor
de Stad Amsterdam, wordt – hij wijze vaiinleiding –
een zeer volledige opsomming gegeven van vroegere
discussies op dit gebied en mede van ‘eerder in de

praktijk genomen proeven met het in één hand bren-
gen van spaargeidbeheer en levensverzekring in bin-

nen- en buitenland.
In Nederland is op dit gebied ervaring opgedaan
door de Nutsspaarbank te ‘s Gravenhage, welke instel-
ling in 1911 een proef heeft genomen met een ,,pen-
sioenspaarverzekering” naar het Oostenrijksche stelsel
van Prof. R. M. von Oppenried; volgens dit systeem
vormt de rente van de spaarrekening der deelnemers
cle koopsom voor de verzekering van een lijfreute in-
gaande op een bepaalde leeftijd. In 1914 werd deze
poging in zooverre uitgebreid, dat de deelnemende
inleggers inplaats van een lijfrente, middels het als
premie beschouwen der spaarrente, ook konden ver-
krijgen een op het 65e jaar of hij eerder
overlijden
in-
gaande kapitaalverzekering.

De Nutsspaarbank nam bij deze proefneming de
verzelceringsrisico niet zelve; de Eerste Nederland-
sche Verzekering-Maatschappij werkte hierbij met de
Spaarbank samen.
In zijn prae-advies ,,Beginselen der Saartechniek”,
ïitgehracht in 1916 bespreekt de heer H. W. Bosch,
Directeur der Haagsche Nutsspaarbank het misluk-
ken van deze proefneming – die in 1921 wegens ge-
brek aan deelneming werd ingetrokken – en wijdt de
mishikkirig vroriiamelijk aan niet begrijpen, onbe-

kendheicl en te gcringe populariteit van pensioenver-
zekeringen.

Mr. J. H. Andries, eere-lid van de Bond, bracht op
(Ie vergadering deze proefneming mede ter sprake.
Hij noemde deze poging tot opvoeding van het pu-
bliek een jeugdzonde ‘) van hemzelf, die duidelijk zou
hebben aangetoond, dat het publiek samengaan van
spaarhauk en levensverzekering niet wenscht. Dubieus
was het overigens volgens spreker of de veelal geuite
meening, dat de spaarbanken het publiek opvoeden
wel juist is; zijns inziens kan men deze stelling met minstens evenveel recht van spreken omkeeren. De
Spaarbanken kunnen haar functie in de samenleving
eerst dan goed vervullen als zij de behoeften, waarin
zij voorzien goed aanvoelen; in dat opzicht is even-

goed te spreken van opvoeden der spaarbanken door
het publiek. Hoe dat dan ook zij, de opgedane erva-
ring heeft geleerd, dat men uiterst voorzichtig moet
zijn met de bewering, dat aan de behoeften tot sparen en tot verzekeren door één instelling kan worden vol-
daan.
Een andere ervaring, die van kwantitatief veel
grooter belang is, werd opgedaan in den StaatMassa-suchets. Hier werd in 1907 door de overheid aan
par-

i) Blz. 60 en 4.
2)
Spreker is oud-Directeur van de
Nutsspaarbank
in
Den
Haag.

ticuliere
spaarbanken de bevoegdheid gegeven
zelf

verzekeringen tot een beperkt bedrag af te sluiten,

echter zonder daabij gebruik te maken van een veld-
organisatie of een ophaaldienst. In tegenstelling tot
de verzekering-maatschappijen, die hun chëntèle als
het ware overreden tot deelname, moeten daar de
spaarbanken passief blijven en afwachten tot de ge-
gadigden bij hen komen. Voorts is nog als eisch ge-
steld,’dat de verzekeringsafdeeling geheel gescheiden
moet zijn vaii de spaarafdeeling en dat door vorming

van garantiefondsen – naar door de overheid gestel-
cle minimum-criteria – voor dekking van kosten en

verzekeringsrisico is zorggedragen. Dit stelsel brengt

dus een regelmatige Staatscontrôle met zich.

Mr. Land blijkt in zijn praeadvies over dit stelsel

vrij goed te spreken: het heeft getoond levensvatbaar-
heid te bezitten, het verzekerd kapitaal over 137.345
posten verdeeld bedroeg ultimo 1936 $ 122.375.000 en
per ultimo 1937 rond 144 millioen Dollar. Dat het iiiet nog hooger geworden is wordt door Mr. Judd

Dewey, Deputy Oominissioner of the Saviug-Bank-
Life-Insurance, geweten aan tegenwerking van de
groote levensverzelceringmaatschappijen. In de ge-

clachtenwisseling wees Mr. Land nog op de gunstige werking, die het Massasuchets-stelsel heeft gehad op de tarieven der volksverzekering in dien Staat.
Onlangs heeft het stelsel navolging gevonden in

den Staat New-York – eveneens zonder acquisitie-
en ophaaldienst – waar de basis (135 spaarbanken
met 6 millioen spaarders en een ingelegd kapitaal van
5.289 millioen Dollar) zeker groot genoeg is om ook
daar een groote vlucht te kunnen verwachten.
In het debat op de spaarhankdag werd door Prof. Dr.

A. 0. 1-lolwerda in het licht gesteld, dat het slagen van
het Massasuchets-stelsel geen bewijs oplevert voor de
stelling, dat spaarbankorganisaties geschikt zouden zijn
de volksverzekering in eigen hand te nemen. Dat in
Massasuchets weinig wanbetaling en weinig verval te
constateeren valt, is eijenmin een bewijs voor de
meerwaardigheid van het stelsel. Als men ins ons land
dat deel der volksverzekering analyseert, dat zelf de
premies betaalt, – hierbij volksverzekering ruim op-
vattend – dan ziet men ook daar een zeer gering
verval en bijna geen wanbetaling. De Massasuchets-
posten ziji te beschouwen als de room van de voor
volksverzekering in aanmerking komende posten in
dien streek, aldus spreker.

In zijn prae-advies voor deze bijeenkomst tracht
Prof. E[olwerda de gestelde vraag te benaderen door
zich te realiseeren, welke spaarbehoefte wordt ver-
vuld door de spaarbanken, welke door de levensver-

zekering-maatschappijen. De schrijver komt daarbij tot de slotsom, dat heiden voldoen aan een behoefte
tot geldsparen. De spaarbanken hebben in zijn gedach-
tengang tot taak het publiek op te voeden tot het
zuivere sparen,
zonder bepaaldelijk vooraf aangewe-
zen doel, waarmede bevredigd wordt deels de inge-
schapen behoefte van den mensch naar macht, deels
een drang om voorzorgen te scheppen voor een onze-
kere toekomst, zonder zich scherp voor oogen te stel-
len aan welke eischen in die toekomst zal zijn te vol-
doen. De levensverzekering daarentegen bevredig-t meer een vorm van
doel-sparen,
waarbij men welis-
waar eveneens zorgt voor een onzekere toekomst, maar
zich toch meer tracht te realiseeren, wat mèn i’n de
toekomst meent noodig te hebben om aan zekere
levensbehoeften te kunnen voldoen.
Spaarbank en levensverzekering-maatschappij ont-
moeten elkaar nu in het bijzonder in die sfeer van
kleine luiden, waar de spaarbank zijn inleggers zoekt
en de levensverzekeringmaatschappij haar volksverze-
kering-cliëntèle uit recruteert. Op de spaargelden van
deze laag der samenleving, die kwantitatief zeer be-
langrijk is, azen – aldus Prof. Holwerda op de
Spaarbankdag – beide instituten; voorzoover de ver-
zekeringmaatschappij in de volksverzekeringsfeer ka-
pitaalverzekeringen afsluit
zijn
de beide instituten
hier in volle concurrentie.

486

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 Juni 1938

Maar concurrentie – mits niet ontaardend in een
méedoogenloozen strijd op het leven – kan zeer sti-
muleerend en gezond werken en behoeft nog aller-

minst samenwerking uit te sluiten. Die samenwer-
king kan dan speciaal daar ontstaan, waar de daden
van den een de bedrijfsvoering van den ander gun-

stig beïnvloeden; dus in dit geval of de kosten van
de dienstverleening verlagen, clan wel het volume van
de af te sluiten transacties vergrooten. Zoo redenee-

rend komt men tot een tweetal mogelijkheden van
samenwerking:

lo. de spaarbanken kunnen – voorzoover zij ten-

minste reeds een eigen ophaaldienst hebben -. ervoor

zorgdragen, dat het saldo van hun spaarders, die een
verzekering hebben afgesloten, telkenmale bij het .’er-

vallen van de premie voldoende groot is om het ver-

sèhuldigde premiebedrag daaruit te voldoen, resp.

het afsluiten van kleine kapitaalverzekeringen door
hun inleggers aanmoedigen;

2o. de levensverzekeringmaatschappijen kun nen,

door een doeltreffende propaganda, bevorderen, dat de

uitbetaalde (kleine) kapitalen van tot uitkeering ko-
mende posten aanleiding geven tot een storting hij de
spaarbanken.
Het eerste middel
zou
inderdaad voor de levensver-
zekeringmaatschappijen eenige kostenverlaging kun-

nen veroorzaken; een kostendaling, die overigens
slechts van belang kan zijn als het aantal posten, dat
langs dien weg betaald wordt voldoende groot is. Daar

staat evenwel tegenover, dat de ervaring leerde (juist hij de volksverzekering) hoe belangrijk, zoowel voor
het verval van posten als voor de verkrijging van

nieuwe posten, het regelmatig contact van de veld-

dienst met de verzekerden is. Voor de spaarhank kan
van deze combinatie een bezwaar zijn, dat het een
sterke kostenstijging niet zich brengt. Als tenslotte
niet anders bereikt wordt, dan een overheveling van onkosten van het eene instituut naar het andere, dan is van maatschappelijk standpunt bezien geen enkel

voordeel verkregen! Spaarbanken kunnen haar so-
ciale taak slechts dan goed vervullen als zij uiterst
goedkoop en. volkomen safe werken. Zij zijn zeer be-
perkt in de keuze van haar beleggingsobjecten; voor
hen geldt â fortiori het woord van een nestor van het
Nederlandsch bankwezen: ,,heleggen is iets zoo weg-
leggen, dat men het ongeschonden terugvindt”! Wil-
len zij dus hieraan vasthouden – en ons Necler-
landsch spaarbankwêzen brengt dien gulden regel in
practijk – dan zullen zij met minimale kosten moe-
ten werken om toch een bevredigend te achten rente
aan haar inleggers te kunnen vergoeden.

Dit middel belooft dus weinig, wat ook bevestigd
werd hij de gedachtenwisseling op de vergadering,
waarbij bleek, dat hier slechts resultaat te verwach-

ten is bij clie groep van verzekerden, clie jaar- of
niaanciprentie toch reeds uit eigen iiiitiatief op tiji
voldoen, dus voor de z.g. ,,tusschenverzekering”. Dat
het hier zeer wel kan en ook reeds is gelukt, bewees
de mededeeling van den heer II. W. Bosch, dat door
de Nutsspaarbank in Den 1-laag reeds maandelijks een

driehonderd overhoekingen uit dezen hoofde worden
gedaan voor een bedrag van circa
f
250.000 per jaar.
Bij d,ergelijke vormen van samenwerking zij evert-

wel cle spaarbank voorzichtig. Het vastkoppelen van
den naam van een spaarbank aan een bepaalde
levensverzekeringmaatschappij is voor de zelfstandig-
heicl van cle spaarbank ongewenscht en wekt ook licht
hij het publiek ongewenschte associaties. De spaar-
bank blijve – aldus Mr. L. F. A. M. . van Ogtrop in
het debat – zich sieren met het witte kleed der on-
baatzuchtigheid en den pluim der onafhankelijkheid.

Soortgelijke overwegingen brachten Mr. E. Land
er ook toe om in zijn prae-advies de samenwerlcing
van een bepaalde spaarbank met een bepaalde levens-

verzekeringmaatsehappij af te wijzen en – hoewel
allerminst blind voor de gebreken van de ,,Vrijwillige
Ouclerdornsverzekering”, welke krachtens cle Ou(Jer-
domswet 1019 hij cle Rijksverzekeringsbanlc kan
wor-

den afgesloten
1)

toch .tè ‘concludeeren, dat samen-

werking van de spaarbanken met de V.O.V., gelet

op het daaibij betrokken soci.le belang, wenschelijk is

Professor Holwercia bleek in de vergadering een iets afwijkend standpunt in te nemen. Hoewel deze

spreker de zelfstandigheid en onafhankelijkheid van

de spaarbanken eveneens als een kostbaar goed be-
schouwde – haar vrijheid wordt door den ‘verzelce-

raar vaak benijd! – en dus kon medegaan met de

opvatting, dat een spaarbank zich niet behoort te

binden aan één levensverzekeringmaatschappij, was
hij daarentegen toch van opinie, dat samengaan met

dè V.O.V. een minstens even groote aanval op die
kostbare
vrijheid
heduidt en het begin zou
zijn
van

een overheidsinmenging in het spaarbankwezen.

Nog grooter bezwaar zag Prof. Holwerda in het

feit, dat samengaan met de V.O.V. zou beduiden een

sterk naar voren brengen van de pensioengeclachte.

Zoolang de oplossing nog niet gevonden is hoe de

daarvoor feitelijk benoodigde fondsen te investeeren

en daardoor nog niet duidelijk is, hoe in (Ie toekomst
die pensioensbeloften zullen kunnen worden ingelost

– pensioen is tenslotte altijd een stuk van het volks-
inkomen, dat de productieven voor de niet meer pro-
ductieven moeten afzonderen
2)
– acht Prof. Hol-

werda het zeer onverantwoordelijk cle pensioenge-

dachte te popageeren en daarmede de groeiende
renteniers-mentaliteit van ons volk te stimuleeren.

Dit streven zou allerminst in overeenstemming te

brengen zijn, met de sociale taak der spaarbanken.
Het eenig doel van de gezochte samenwerking, con-

clucleerde Prof. Holwerda, is een weg te vinden om

te komen tot een reëele besparing in kosten voor cle

diensten de kleine verzekeraars aan te bieden; die
weg is than4 nog niet duidelijk, doch als een iegelijk

in spaarbankwezen en levensverzekeri ngsbedrijf daar-
op zijn aandacht gericht houdt, dan is te verwachten,
dat eerlang de oplossing wel wordt gevonden.

Door het probleem scherp te stellen en de gedach-
ten van alle deelnemers op deze kwestie te richten,
heeft cle jongste vergadering van den Spaarbankhond

een nuttig werk verricht. Moge het (le staande de

vergadering onder leiding van Mr. L. F. A. M. van
Ogtrop gevormde studiecommissie gegeven zijn te

rechter tijd de juiste oplossing aan te geven.
Cooi.

J)
Zie zijn praeaclvics bis. 64 laatste alinea.
) SPraeadvies EEciwerda,
1h1z. 13
en v;v.

OORZAKEN VAN DE VERSCHUIVINGEN

OP DE HYPOTHEEKMARKT VOOR

WONINGEN.

De moeilijkheden, waarin de hypotheekbanken als
groep op het oogeublik verkeeren, vloeien voor een
belangrijk deel voort uit de verschuivingen, welke
zich in de laatste jaren op de hypotheekmarkt vol-
trekken en zoowel van de vraag- als van de aanbod-

zijde uitgaan.
Wijzigingen op de hypotheekmarkt ‘uitgaande van

cle vraagzi,jde.

In de eerste jaren van de depressie vertoonden de huren van arbeiders- . en middenstandswoningen in
Nederland over het algemeen een stijgende tendens. Dit ging gepaard met dalende bouwkosten, (dalende
prijzen van materialen en dalende bonen) en een
verbetering van de woningaccomodatie. Nog afge-
zien van het meerdere comfort van de nieuwe hui-
zen, deden deze nog een lagere huur dan de oude
huizen. De bouwbedrjvigheid heeft zich dan ook in
Nederland – afgezien van een stagnatie aan het
einde van 1931 en het begin van 1932 als gevolg
van een tijdelijke credietcrisis na den val van het Ponçl Sterling – tot ver in de depressie (1935) op
een betrekkelijk hoog peil kunnen hafldhaven, dank
zij ook de ruime middelen, die op de hypotheekmarkt

29 Juni 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

487

beschikbaar waren. Vraag en aanbod bewogen zich

beide op een hoog niveau.
Tengevolge van de dalende koopkracht van de

bevolking, die zich uitte in een dalende vraag naar
woningen eenerzijds, de groote bouwactiviteit ander-

zijds, werd het evenwicht op de woningmarkt geheel
verstoord. Het aantal leegstaande woningen nam,

vooral in de groote steden, zeer aanzienlijk toe, de
waarde van de oude huizen begon snel te dalen en vele

huiseigenaren, die de vaste lasten niet meer konden
voldoen, geraakten in moeilijkheden. Dit was vooral

het geval met de huizenbiokken in de groote steden,

waarop voornamelijk door de hypotheekbanken hypo-
theek was verstrekt. De hypothecaire geldschieters wer-

den, mede door regeeringsplannen (Juli 1935) tot ge-
dwongen verlaging van de hypotheekrente, terughou-
dend en de bouwbedrjvigheid nam daardoor snel af.

Na de depreciatie keerde het vertrouwen van de hy-
potheekgevers weliswaar terug, maar door de geste-
gen bouwkosten en het groote aantal leegstaande
wo-

ningen bleef de houwbedrijvigheid zich ook in 1937

0
1
)
een laag peil bewegen.
De twee genoemde verschijnselen — dalende prij-
zen van woningen’) en verminderde houwbedrijvig-

heid — hebben, afgezien van de moeilijkheden, die hieruit voor de hypotheekbanken ontstonden tenge-

volge van de waardedaling van de ondeipanden, voor-
al de vraag naar hypotheken sterk doni’ verminaeren.
Om dit aan te toonen hebben wij vanaf 1929 een
schatting gemaakt van de waarde van den nieuwbouw.
Waarde van de 90% v/h aant. woningen
nieuwe woningen’) niet 60% hyp. belast
in miii. guldens in miii. guldens
1929 … .

179

97

1930 ….

179

97

1931 ….

180

97

1932 ….

109

60

1933 ….

142

77

1934 ….

138

74

1935 ….

116

62

1936 ….

80

43

1937 ….

104

60

In de laatste kolom hebben wij een schatting ge-
maakt van de vraag naar hypotheken. In 1936 en
1937 was deze vraag bijna de helft van die in de
periode 1929 tot 1931. Hoewel de bouwbedrijvigheid
in het begin van dit jaar grooter is dan die in de
beide vorige jaren, zal daaruit waarschijnlijk niet
een grootere vraag naar hypotheken voortvloeien in

verband met het verschijnsel, dat verschillende levens-
verzekeringniaatschappijen zelf woningen laten houw’en.

Wijzigingen op de hypotheekmarkt uitgaande van

de aanbodziijde.
Gemakshalve nemen wij aan, dat de hypotheken

na vijf jaren automatisch verlengd worden. Afge-zien van deze bedragén, bestaat het aanbod op de

hypotheekmarkt uit twee deelen:
le. aflossingen. Elk jaar wordt gewoonlijk 2 pOt.
afgelost, dat dus opnieuw beschikbaar is voor hypo-
thecaire belegging.
2e. Dat deel van de jaarlijksche besparingen cii
beschikbare middelen, dat op de hypotheekmarkt
wordt aangeboden.
Ad 1. Indien aangenomen wordt, dat elk jaar
2 pOt. wordt afgelost, dan zou er in 1935 een be-

drag van
f
68 millioen (2 pOt. van
f
3.4 mifliard,

het totaal uitstaande bedrag op de hypotheecmarkt)

beschikbaar zijn geweest
3).

1)
Wij moeten hier generaliseeren. De waardedaling van
groote huizen is veel eerder ingetreden dan die van nijd-
{lenstandswoningen en ook eerder beëindigd. Verder apelen
bij de prijsvorming van huizen nog speciale factoren een
belangrijke rol, waardoor op het oogeublik naast prijs-
stijgingen
ook
prijsdali ngn voo rkomnen.
3)
Geschat op grond van de berekeningen, die gemaakt
zijn in ,,De Nederlandsuhe Conjunctuur” van Mei 1935,

blz. 19.
3)
Men zie ons artikel ,,Omvang en samenstelling van
de hypotheekmarkt voor woningen” in E.-S. B. van
22

Juni jl.

Dit bedrag is — op basis van de door ons gemaakte
schattingen — reeds grooter dan de geheele vraag

naar hypothecaire credieten in dat jaar en hetzelfde
geldt waarschijnlijk voor 1936 en 1937, toen de vraag
nog kleiner was (zie onze berekening in de laatste

kolom van bovenstaande, tabel). Er zou dus, zui-
ver kwantitatief gezien, in de laatste jaren geen
plaats zijn geweest voor het toevloeien van nieuwe be-

sparingen naar de hypotheekmarkt.
In werkelijkheid wordt echter niet altijd 2 pOt.

afgelost en bovendien zijn -de moeilijkheden voor
vele huiseigenaren in de laatste jaren zoo toe-

genomen, dat
zij
in het geheel niets meer of minder dan

2 pOt. aflossen’). Het bedrag aan aflossingen, dat
thans vrijkomt, is daarom geringer dan
f
68 mii-

lioen. Hoe dit ook
zij,
in elk geval blijkt uit deze

gegevens, welke op
schattingen
berusten, dat het

aanbod van afgeloste bedragen de totale vraag naar
nieuwe hypotheken schijnt te benaderen, zoodat voor
nieuwe besparingen op dit gebied weinig emplooi be-

staat.
Ad 2. In werkelijkheid zal niet het geheele bedrag
aan aflossingen op de hypotheekmarkt worden her-

belegd. Er zijn natuurlijk allerlei verschuivingen,
mede in verband met de te bedingen rente. Tenge-
volge van den overvloed van kapitaal is de concur-
rentie op de hypotheekmarkt zoo fel, dat de rente
voor goede hypotheken sterk is gedaald.

Tot dusverre hebben wij aangenomen, dat elk
hypotheekcontract na vijf jaren automatisch ver-
lengd wordt. Tengevolge van de felle concurrentie
is dit thans minder dan ooit het geval. Indien wij

aannemen, dat alle contracten op vijf jaren luiden
en gelijkelijk over elk jaar verdeeld zijn, dan moet

dus per jaar voor
1/
van f
3.4 milliard is ongeveer

f 700
millioen, vernieuwd worden. De slechte debi-

teuren zijn weliswaar aan hun credietgevers gebon-
den (dit aantal is de laatste jaren sterk toegenomen),
maar men kan veilig aannemen, dat in den laatsten

tijd jaarljksch voor veel hoogere bedragen dan vroe-
ger nieuwe overeenkomsten worden afgesloten.

Het betreft hier echter
verschuivingen,
daar de

vraag naar nieuwe hypotheken, op grond van onze berekening, zoo gering is, dat de aflossingen daar-
voor geheel of bijna voldoende zijn. De besparingen
kunnen dus in het geheel niet of slechts voor een
zeer gering gedeelte op de hypotheekmarkt plaatsing
vinden; voorzoover nieuwe besparingen oude verdrin-
gen, blijft het probleem hetzelfde.

Dere conclusie, waartoe wij op grond van schat-
tingen komen, wordt, wat dit gebied betreft, dus
geheel bevestigd door het thans zoo brandende vraag-
stuk van het gebrek aan beleggingsmateriaal. De
oorzaken hiervan laten wij buiten beschouwing.
Omvang en beteekenis van de verschuivingen
0])

de hypotheekmarkt.

Tengevolge van den dalenden rentestand is de
drang van de beleggers naar de hypotheekmarkt sterk
toegenomen. Dit verschijnsel valt samen met een zeer
geringe vraag naar nieuwe hypotheken op de wo-
ningmarkt. De concurrentie moet zich dus uiten
in verschuivingen tusschen de verschillende catego-
rieën van geldgevers. Thans doet het geval zich voor,
dat de vraag naar hypotheken gering is cii het aan-
bod van kapitaal groot, zoodat de duurste crediet-

gevers uitgeschakeld worden.
Dit verschijnsel verklaart de moeilijke positie,
waarin de hypotheekbanken als groep zich bevinden.

‘) Op grond van de Crisishyipothee’k.afIossiugsvet kun-
nen hppothecaire debiteuren 1hun aflossing beperken tot
1
pCt. per jaar. Terloops zij opgemerkt, dat teugevolge van
deze wat de waarde van hypothecaire vorderingen – bij
gelijkblijvende prijzen van het onderpand – wordt ver-
zwakt, indien men aanneemt, dat
2 pOt. aaiiortisatie o’ver-
eenkomt met de noodzakelijke afschrijving. Het afsehrij-
vingsvraagatuk van huizen is echter weer een probleem

01)
zichzelf.

488

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 Juni 1938

Tezamen bedragen haar uitzettingen ongeveer 30 pOt.

van het totaal bedrag der uitstaande ‘hypothecaira

leeningen. De besparingen bij de ‘levensverzekering-
maatschappijen, spaarbanken, sociale’ fondsen enz.

nemen regelmatig toe. Indien deze instelling’en het-

zelfde percent’age van haar totale beleggingen op de

hypotheekmarkt blijven uitzetten, beteekent dit een

stijging van eenige tientallen millioenen guldens per

jaar, hetgeen bij een stabielen toestand van de uit-

staande hypotheken op de woningmarkt moet leiden

tot een verdringing van de duurste credietgevers, dat

over het algemeen de hypothëekbanken zijn. Nemen
cle hypothecaire uitzettingen van. de genoemde in-
stellingen en fondsen ook nog
rela,tief
toe, dan wordt
deze tendens nôg versterkt.

Deze verschuiving tusschen de verschillende groe-

pen op de hypotheekmitrkt is reeds eenige jaren aan

den gang. De daling van de uitstaande paudbrie-

ven van hypothéekbanken, clie in Nederland werken,
vormt een bevestiging ‘van dit verschijnsel.

T,Jitstaaiide pandbrieven van hypotheekbanken.

Stijging tot 1932

Daling vanaf 1933 1925..
f 669 miii.
1933.. f987
miii
1929..
909
1935..

,,
975
1930..
979
1934..
922
1931..
996

.’
1936.
901
1932..
999

1937..

..
850

in de laatste 5 jaren zijn de uitstaande’padbri.even
met
f
150 millioen gedaald en. deze daling zet zicli

thans nog onverminderd voort. Zoolang een aanzien-

lijke expansie van de bouwbedrijvigheid niet plaats

vindt, de prijzen van woningen niet sterk stijgen, de

afkeer an cle groote beleggende instelli ogen voor
laugloopende obligaties blijft bestaan, de kapitaal-

rente op een laag niveau blijft, de beleggingsgewoon-
ten van de groote instellingen en fondsen niet ver-
anderen en de besparingen op een hoog niveau blij-
ven, zullen verschuivingen op de hypotheekmarkt
plaats vinden.

Hoewel de positie van de hypotheekbanken als
groep door deze verschuivingen wordt aangetast, be-
teekent dit . geenszins, dat alle hypotheekbanken

hieronder lijden. De sterkste hypotheekbanken heb-
ben de rente van haar pandbrieven reeds aanzienlijk
– dit proces is nog steeds aan den gang – kunnen
verlagen en zijn zoodoend in staat met de andere

groote instellingen en fondsen te concurreeren. Het
is zelfs mogelijk, dat de krachtigste hypotheekbanken tegenover de levensverzekeringinaatschappijen in een
sterker psitie komen als vroeger.

In hoeyprre deze verschuivingen ook van invloed zijn
op de door
psrtcuhieren verstrekte hypotheken, valt
niet na te gaan. De aflossing van pandbrieven be-.
teekent een vermindering van de indirecte beteeke-

nis van de particuliere beleggers, omdat deze het
grootste deel van de pandbrieveji houden. in welke

mate hun directe positie op de hypotheekmarkt wordt
aangetast door de recente verschuivingen valt tén-
gevolge van gebrek aan gegevens niet te beoordeeleu.

Het zon van veel belang zijn, indien de door ons ge-
maakte schattingen en vereenvoudigingen verbeterd
df door juiste gegevens vervangen konden worden,
niet alleen voor één bepaald jaar, maar voor een
reeks’an jaren, omdat, daardoor meer bekend zou
worden over een belangrijk onderdeel van de kapitaal-
marktin Nederland, dat in de laatite jaren zoo sterk
de aandacht trekt.

Evenmin valt nauwkeurig na te gaan, hoe thans de
verhoudingen op de hypotheekmarkt zijn. Bovendien
is het prodes van verschuivingen nog in vollen gang.
‘V’an belang is evenwel, dat de leveusverzekeringmaat-
schappijen hoe langer hoe meer, zoowel indirect als
direct, belang
krijgen
hij de woningmarkt. Dit ver-
schijnsel is niet zonder heteekenis. v. d.
V.
HET CENTRALE VLIEGVELD.

In dit weekblad
1)
zijn eikele artikelen verschenen
over de plannen van de ‘Regee’ring tot stichting van
een centraal vliegveld. Deze verhandelingen vormen
eenerzijds pleidooien voor de stichting van een nieuw
veld en adderzijds voor het behoûd van de locale vlieg-
velden Schiphol en Waalhaven, terwijl, ingeval van

stichting van een centrale luchthaven, Schiphol hier-

voor in aanmerking wordt gebracht en aan Waalhaven
respectievelijk een daarvoor in de plaats komende Rotterdamsche luchthaven op” den Rechtei Maas-

oevei, de rol van secundaire haven voor bin,nenlandsch

verkeer en korte buitenlandsche verbindingen (spe-

ciaal met Londen) wordt toegedacht. Het schijnt
gewenscht dit probleem, in aansluiting aan het arti-

kel van den heer Vermeij, ook van Rotterdamsche
zijde nog eens nader te belichten. Het zal hiervoor
noodig zijn zeer in het kort de ‘historische ontwikke.

hing yan de Rotterdamsche luchthaven te memoreeren.
Onmiddellijk na het eindigen van den wereldoor-
log, toen het burgerluchtverkeer zich begon te ont-
wikkelen, heeft Rotterdam als eerste Nederlandsche

gemeente het initiatief genomen tot, de stichting van
een eigen luchthaven. Reeds op 9 October 1919 werd

door den Gemeenteraad het desbetreffende besluit
genomen, injuhi 1920 werd de luchtpostdienst op

Londen geop.çd en in Maart 1521 werd Waalhaven
officieel in g’ebruik genomen. Gezien de weinige tee-

kening, die het hurger1uchtvrkeer toen in zijn ont-
wikkeling toonde, legde men een vliegveld aan, dat
tevens (voor zoover toen te overzien was) voor wa-
tervhiegtuigen dienst zou kunnen . doen en gaf aan

het gehe’cle plan een provisorisch karakter met het
doel, zoodra de omnstandigheden dit noodig zouden
doen blijkén, Ôver te gaan tot dè stichting van een
definitieve luchthaven. Dit blijkt wel uit de woor-
den, waarmede het betreffende voorstel bij den Raad
werd ingediend:

,,Zoowel met het oog op de velerlei onzekerheid,

die ten aanzien van de ontwikkeling van het lucht-
verkeer bestaat, als om het
tijdelijk karakter,
hetwelk
het vliegterrein zal hebben, is het ontwerp zoo een-
voudig mogelijk gehouden.” Men meent echter met het nemen van maatregelen niet te mogen wachten,

,,teneinde Rotterdam in het luchtverkeer een ‘voor-
‘sprong te verzekeren.”

Wanneer men nu de geschiedenis van Waalhaven
nagaat, ziet men, dat omstreeks 1924, toen in de ont-
wikkeling van het luchtverkeer eenige teekening be-
.gon te komen, Rotterdam plannen maakte, over te
gaan tot den bij de stichting in uitzicht gestelden
omhouwr van Taalhaven
tot een permanente lucht-
haven, respectievelijk stichting van een definitief
vliegveld op den Rechter Maasoever. Op dit oogen-

blik werden echter op verlangen van den toeumaligen

Minister van Waterstaat, onderhandelingen geopénd
met Den Haag over een gemeenschappelijk vliegveld.
Daar niet te voorzien was, dat deze zich over een tien-
t’al jaren zouden uitstrekken doch de stichting van

een gemeenschappelijke’ luchthaven binnen enkele
jaren verwacht mocht worden, werden de plannen tot
uitbreiding respectievelijk vervanging van Waalhaven
voorloopig aangehouden. Dit bracht echter reeds aan-
stonds nadeelen voor Rotterdam met zich mede; zoo
werd hijv. de centrale werkplaats van de K.L.M. over-
gebracht naar Schiphol. Gedurende de volgende jaren
breidde de burgerluchtvaart zich steeds meer uit en

verlangde verhoogde accommodatie; het was Rotter-
dam’ ijiet mogelijk in verband met de hierboven ge-
noemde omstandigheden aan liet luchtverkeer deze
faciliteiten te verschaffen; dit was dus gedwongen

zich naar elders i.c. op Schiphol, te oriënteeren.
Nadat in 1934 het vliegveld Delft niet voor uit-
i’oering” m.et behulp van het Werkfonds in aanmer-

king kwam, was aan deze lijdensgeschiedenis een eind
gekomen. Kort daarop trok de gemeente Den Haag,

) Zie
E.-S.B.
van
1
en’15 Juni ji.

29
runi
1938

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

489

te wier behoeve deze onderhandeligen door het Rijk

geopend waren, zich practisch terug, zoodat de op-

offering en terugstelling
van Rotterdam gedurende

tien jaren geheel doelloos bleken. Ondertusschen had
deze beslissing het voordeel, dat Rotterdam, thans
weer alleen op eigen krachten aangewezen, als in 1919

cle zaak energiek aanpakte en dat evenals toen, bin-
nen korten tijd weer een plan voor een eigen moderne

luchthaven ter uitvoering gereed lag.
De historische ontwikkeling resumeerend, kan men

3 tijdvakken onderscheiden:
le. tijdvak 1919-1924. Rotterdam sticht de eerste

luchthaven voor civiel verkeer in Nederland. Deze
haven krijgt een steeds toenemend verkeer; de outil-

lage is voorbeeldig, zoodat Waalhaven een eerste

plaats onder de Europeesche vliegvelden inneemt.
2e. tijdvak 1924-1934. Op verlangen van het Rijk

worden onderhandelingen met Den Haag gevoerd,
waardoor de moderniseering van Waalhaven achter-
wege blijft. Het aanwezige verkeer en de technische
dienst van de K.L.M. gaan geheel of grootendeels

naar Schiphol, waar ook de uitbreiding van hetlucht-
verkeer practisch geheel terecht komt. De onderhan-
delingen loopen op niets uit en Den Haag trekt zich

practisch terug.
3e. tijdvak 1934-1938. Rotterdam besluit tot stich-

ting van een vliegveld in den Zestienhôvenschen pol-
der en verkrijgt op de uitgewerkte planen de goed-

keuring der Regeering. Eerst in laatste instantie komt
onverwacht het idee van een centraal vliegveld op

den voorgrond.

Kan men derhalve zeggen, dat Rotterdam op his-
torische grondeti een ontwijfelbaar recht heeft op een
eigen luchthaven, ook de verkeerscijfers rechtvaardi-

gen deze.n eiscl ten volle, zulks in afwijking van de
oogeuschijnlijk op grond van de grafieken voor de
hand liggende conclusie. Zooals hierboven is aange-

toond, is de oriënteering van het verkeer op Schip-
hol gedurende den tijd 1924-1934 een gedwongen
verschijnsel, door den technischen achterstand van

Waalhaven ontstaan.
De thans bestaande verhouding in verkeer tus-
schen Schiphol en Rotterdam is dus niet ontstaan,
zooals Mr. Vegting aangeeft’), door het natuurlijke
aanbod van betalende lading in beide luchthavens.
Integendeel, cle eerst gestichte haven Waalhaven is
in haar nataurlijken groei kunstmatig belemmerd,
terwijl daardoor de groei van Schiphol grooter is
geweest dan bij vrije ontwikkeling van beide lucht-

havens het geval zou zijn geweest. Op grond hiervan
kan uit de vergelijking van vervoercijfers niet ge-

conciucleerd worden tot de verhouding van dc werke-
lijk aanwezige mogelijkheden voor beide luchthavens.

Mr. Vegt,ing schrijft, dat de K
.
L
.
M. niet alleen voor

Schiphol, doch ook voor Waalhaven belangstelling

heeft getoond; dit kan niet o:atkend worden, doch
hierbij client niet uit het oog verloren te worden, dat
de ongunstige toestanden op Taalhaveu
het aan cle

K.L.M. niet mogelijk maakten, deze belangstelling in
(laden om te zetten;
de
steeds grooter wordende ach-

terstand in cle outillage van Waalhaven dwong de
K.L.M. tot concentratie op
dc&t
veld, waar haar de

voor de uitoefening van haar bedrijf noodige facili-
teiten gegeven werden, ni. Schiphol. Of dit voor cle
.K.L.M. een onverdeeld voordeel is geweest, moge hicr

verder buiten beschouwing blij ven.
De toestand op Waalhaven is dus zoo, dat bij vol-
doende verbindingen veel meer personen en vracht
vervoerd zouden kunnen worden clan tot nog toe het geval was; het op de Rotterdamsche luchthaven aan-

gewezen gebied bergt veel grootere mogelijkheden in
zich. Er zijn verschillencicl verladers, die tot nog toe
van andere vervoermiddelen gebruik maakten; doch
clie voor de luchtvaart gewonnen kunnen worden.
Voor weder andere bedrijven is een stijging van het

i)
E.-S.13.
van
15
Juni ji.

vervoer te wachten bij betere verbindingen, in
dit

verband moge genoemd worden het transport van

groenten en bloemen uit
het Westland. Daar
hierbij

de tijdfactor een. zeer groote rol speelt, is een cen-
traal vliegveld op de thans gedachte plaats hiervoor

zeker ongunstiger dan het bij Overschie geprojec-

teerde.
Hoe groot de i.n dit opzicht aanwezige mogelijk-

hedenzijn, bewijst onderstaand staatje, dat eeu over-

zicht geeft van de vervoerde passagiers, post en
vracht over de eerste 5 maanden van 1938 en cle
overeenkomstige maanden in 1937 (tusschen haa]cj.es):

Waalh.

Passagiers

Vracht in kg.

Post in kg.

Januari

605

(318)

18.505

(8.07
9
)1 9.687
(5.554)

Febr.
..

914

(306)

17.294

(6.872)

8.820 (7.020)

Maart..

1.654

(653)

28.840

(9.472) 10.314 (7.901)
April
..

2.791 (1.123)

37.072 (13.840) 16.445 (9.752)
Mei
….

3.330 (1.813)

47.435
(16.999) 17.274 (9.609)

Sdhipiiol:

Jan.
..

1.631
(

)
j 93.243
(56.3
4
6)1
36.538 (27.294)

Febr.
. .

2.308 (2.209)

95.936 (58.725) 37.271 (34.130)
Maart..

3.797 (3.454)

136.304 (78.012) 43.809 (36.797)
April
..

4.716 (5.047)
~
141.606 (105.839) 46.544 (39.076)

Hierbij dient nog bedacht te worden, dat in Schip-
hol de transitopassagiers dubbel geteld worden en in

Waalhal’en enkel, zoodat de verschillen in het aan-
tal passagiers kleiner zijn dan uit een oppervlakkige
beschouwing der cijfers zou volgen.
Bij vergelijking van deze cijfers wordt voorts op-
gemerkt, dat Rotterdam in den winter 1937f38 en in
den zomer 1938 meer directe verbindingen gelcregen

heeft, terwijl tevoren het verkeer geheel op Schiphol

geconcentreerd was.

Hieruit blijkt wel duidelijk, dat de verbeterde ver-voersmogeli,jkheid onmiddellijk geleid heeft tot een
vergroot aanbod van betalende lading, hetgeen be-
wijst, dat de aanvoercapaciteit van het Rotterdamsche
gebied nog geenszins bereikt is, en dat een niet on-
belangrijIc deel van het Amsterdamsche verkeer af-
komstig was uit gebieden, die op het Rotterdamsche

vliegveld
zijn
aangewezen. Op grond van deze over-
wegingen kan dus beweerd worden, dat de vergelij-
kende cijfers een voor de Amsterdamsche luchthaven
geflatteerd beeld geven en dat het Rotterdamsche
vliegveld een plaats van meer heteekenis inneemt dan
uit deze cijfers zou kunnen worden geconcludeerd.
Dat desondanks Rotterdam, hoezeer op historische gronden ook het tegendeel gerechtvaardigd zou zijn,
geenszins de door Mr. Van der Valk gevreesde ,,lucht-
haven met internationale aspiraties” wil stichten,
volgt uit het voorstel van Burgemeester en Wethou-

ders aan den Raad der Gemeente tot stichting van
het nieuwe vliegveld, waar
het
College
schrijft:
,,dat

,,het plan geenszins beoogt een vliegveld van de
,,aliereerste orde te bouwen, doch dat slechts bedoeld
,,wordt een luchthaven te stichten, die aan het lucht-
;,verkeer onder alle omstandigheden de vereischte vei-

,,ligheid biedt.”
Hieruit blijkt voldoende, dat Rotterdam slechts
reëele doeleinden nastreeft en dat, al zal de ,,secun-
daire luchthaven” wel een belangrijker rol spelen dan
Mr. Vegting haar meent te kunnen toedenken, beide
vliegvelden naast elkaar bestaansrecht hebben, zonder
dat een concurrentie, anders dan in den vorm van
,,een gezonde, tot de grootst mogelijke energie en
ondernemingslust prikkelende, vriendschappelijke ri-

valiteit”
1)
deze verhouding behoeft te vertroebelen.
Ir. J. F. W.
BURKIJ.
Ingenieur van den
Gemeenitelijken
Technisohen Dienst te Rotterdam.

1)
C.
Vermeij
E.-S.B. 1 Juni
jl.

490

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 Juni 1938

VERBINDEND VERKLARING ONDERNE-

MERSOVEREENKOMST AFZET
GERAFFINEERD ZOUT.

De Neclerlandsche Staatscourant van 13 Juni 1938

No. 112 bevat de Ministerieele beschikking, waarbij
cle onderneniersovereenkoiist inzake geraffi neerci zout

voor consurnptiedoeleinden voor verbruik in Necicr-

land, aangegaan door

cle N.V. J. J. Bouvy en Zoon’s Zoutziederij ,,Dc
Paauw”, te Amsterdam;

cle N.V. De Leidsche Zoutkeet, te Leiden;

cle Firma Jos. Marres, te Maastricht, en
cle N.V. Rotterdamsche Zoutziederij v/h Kolff &
Vis, te Rotterda,

voor den tijd van 1 jaar algemeen verbindencl ver-
klaard is.

Deze beschikking, steunende op cle Wet tot het

Verbindcncl en Onverbiudeiid verklaren van onder-

nemersovereenkomsten van24 Mei 1935, heef t terecht

de aandacht getrokken, daar deze verbindenclverkla-

ring cle eerste is, welke zoowel cie quota als cle prijzen

in een bedrijf regelt en derhalve het bedrijf in vollen
omvang controleert.

De finesses dezer regeling komen i u genoemd

nummer der Staatscourant voor, terwijl de gevolgde

procedure door de zoojuist genoemde wet is vast-

gesteld: ik acht mij derhalve ontslagen van de nood-
zalcel.ijkheid hierop nader in te gaan.

De feiten, die den Minister aanleiding hebben ge-
geven, deze beschilcking uit te vaardigen, mogeii hier

echter een bespreking vinden.

Ontstaan van de zoutcon.ventie.

Het zoutziedersbecirijf wordt sinds onheugljke

jaren in Nederland uitgeoefend. Eertijds werd hct
zout gewonnen uit zeewater, dat door middel van
gradeerverken langs natuurlijken weg ingedampt werd totdat een behoorlijke concentratie aan zout
verkregen werd. Deze min- of meer geconcentreerde

pekel werd daarna in ijzeren pannen ingedampt.

Deze zeer primitieve methode werd verbeterd door
verwerking van het uit cle buitenlandsche mijnen af-

komstige ruwe steenzout. Dit steenzout wordt opge-

lost tot volledige concentratie en deze verzacligde
pekel in pannen ingedampt.

Door deze methode was men niet meer gebonden aan de zeekust, zoodat overal in het land zich groo-
tere of kleinere ziederijen ontwikkelden. De techniek
stond ook in
dit
bedrijf niet stil, zoodat circa 50 jaar
geleden, naast het pannenbedrjf ook het verdampen
van de pekel in vacuo, dat het zoogenaamde vacuum-
zout ]evert, hier te lande bij de Firma Kolff & Vis
te Rotterdam, ingang vond.

De moorddadige concurrentie tussehen deze bedrij-
ven leidde weldra tot noodtoestanden, zoodat gezocht
werd naar een middel deze bedrijven te ,,ordenen”,
wat na veel besprekingen tenslotte gelukte, zoodat in
1897 opgericht werd ,,de Nederlandsche Zoutconven-tie”, omvattende alle toen ter tijd werkende ziederijen
(pl.m. 50).

Deze conventie was gebaseerd op de toenmalige
productie cl er verschillende zi ederijen, terwijl de prij-
zen voor de verschillende soorten bindend werden
vastgesteld.

Daar hier
quanta
Wddn vastgesteld (en geen
diuota) en het ‘erbiui1c’i’&n geraffineerd zout in den

loop der jaren aanmrkèlijk toenam, werden deze

basisquanta door de beter geoutiJleerde ziederijen be-
langrijk overschreden, waartegenover een geldelijke
compensatie voor Icleine ziederijen stond. Deze con-

ventie heeft zonder noemenswaardige schokicen gun-
stig gewerkt tot het jaar 1918.

Oprichting van de Kosin1clij1ce Nederlandsche
Zoutindusjrje.

In het jaar 1917 werd door een combinatie van 4
personen, waarvan drie direct betrokken waren bij
cle N.V. Rotterdamsche Zoutziederij ‘fh. Kolff &
Vis, een aanvrage tot de Regeering gericht tot het

verkrijgen van een concessie voör uitlooging van
zoutlagen.

Deze aanvrage leidde tot het wetsontwerp, door
den toenmaligen Minister Posthuma in de vergade-

ring der Tweede Kamer van 1.5 Mei 1911 vexdecligcl.

De Kamer had. ernstige bezw’aien tegen dit ontwerp,
welke in hoofdzaak hierop neerkwamen: Verleening

eener concessie aan de grootste ziederj zou de anclerc

ziederjen met ondergang bedreigen, daar de conces-

sionaris de grondstof met zeer geringe kosten ter

beschikking had, terwijl de andere ziederijen deze
grondstof uit liet buitenland moeten betrekken. Er

werd betoogd, dat met het voortbestaan van een zeker

aantal over het land verspreide ziederijen het alge-

meen be1an gemoeid was en dat de voorziening van
zout in tijd van oorlog, staking ed. niet afhankelijk

mocht zijn van ééne zi.ederj, die door haar ligging

vlak bij de grens aan bijzondere gevaren is blootge-
steld.

Dit wetsdntwerp werd dan ook verworpen met 43

tegen 21 stemmen. In het tweede wetsontwerp, een

jaar later ingediend, werd getracht aan bovenge-

noemde bezwaren tegemoet te komen. De Minister
had overleg gepleegd met de Zout-Conventie en ver-

klaarde woorcielijk: ,,Overigens zijn ook juist ver-

tegenwoordigers der Zout Conventie in de combinatie

opgenomen, teneinde het Bestuur der onderneming

rekening te doen houden met de belangen der zout-
zieders en de zoutvoorziening des lands, zoodat hier-
door ook .ten opzichte van de mogelijkheid van het

voortbestaan der ziederijen dit ontwerp aan de ge

opperde bezwaren tegemoet komt.”

Dit wetsontwerp werd aangenomen met 49 tegen

9 stemmen, waarna de oprichting der Koninklijke
Nederlancische Zouti ndustr ie volgde. :

Verdere ontwiiciceling.

Gevolg hiervan was een sterk vergroot binnen-
iandsh productie-apparaat. Teneinde hiervoor plaats

in te ruimen kwam een overeenkomst tot stand,
waarbij de zieders de helft van hun productie aan de
K. N. Z. afstonden, waardoor
,
de K. N. Z. in de gele-
genheid werd gesteld direct met een capaciteit van
25.000 ton te beginnen. De zieders namen dit zout
van de K. N. Z. af, waardoor dus ook de afzet ge-

waarborgd was. De K. N. Z. had in haar eerste pok-
ken- en mazelenjaar, waarin de qualiteit van haar
product uiteraard niet prima was, derhalve het groote
voordeel, dat zij, dank zij de zout-conventie haar pro-duct tegen behoorlijke prijzen kon plaatsen.

Daar de capaciteit der kleinere fabrieken tenge-
volge van deze regeling te klein werd voor een loo-
nend bedrijf, werden in 1923 een groot aantal kleine
ziederijen stilgelegd, welke als compensatie daarvoor
een bevoorrechte positie als grossiers-afueiners der
K.N.Z. verkregen. Er had dus in dat jaar een vriJ-
willige saneering dier industrie plaats.
Er bleven toen 6 ziederijen over, die een regeling

op quota-basis verkregen, twee clie gedeeltelijk inoch-
ten proclu.ceeren, terwijl de sti lgelegde zi ccl erijen.
agenten der K.N.Z. werden. De overige bepalingen
der Z.C. bleven gehandhaafd.
De verniewing der conventie, welke wederom ge-

heel in minnelijk overleg geregeld werd, heeft in het algemeen voldoening gegeven. Eerst in 1931 pakten
zich de onweerswolken tezamen. Vanaf dien tijd bc-

gon de K.N.Z. zich meer op export toe te leggen en
deze export richtte zich in eerste instantie op
Duitschland. Dit land had in Nederland groote be-
langen door zijn leveringen van ruw zout aan de
zieclers, de visschierij en de industrie.

Na lang onderhandelen werd vastgesteld, dat de
K.N.Z. een hoeveelheid van 6.250 ton geraffineerci
zout ongehinderd in •Duitschland mocht invoeren,
terwijl Duitschland zich verbond geen geraffineerd
zout naar Nederland te expôrteeren.

29 Juni 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

491

Daar de K.N.Z. een quanturn van 10.000 ton ge-

uischt had, werden cle Nederlandsche zieders door dc’
K.N.Z.
gedwongen van hun bi tineulandschen afzet
3.500 ton ter beschikking der
K.N.Z.
te stellen. Deze
ciscil is ingewfliigd, omdat cle K.N.Z. dreigde cle
conventie anders niet te verlengen.

Deze 6250 ton hebben in de hierop volgende

]ijclensjarcn der conventIe een belangrijke rol ge-

speeld. 1) u tschlancl verhoogde ni. het invoerrecht op

geraffineerd zout van 80 Pf. tot R.i. 2.40. Na
moeizame onderhandelingen, waarin de zieders ba-

trokken werden, clie pressie moesten uitoefenen op

hun leveranciers van ruw zout, werd voor de K.N.Z.
in het Ilandelsverdrag 1034 cie bepaling opgenomen,

dat deze 6.250 ton konden worcleti :i ngevoercl t2gen
liet oude tarief van 80 Pf., terwijl bij de clearing-

overeenkomsten de voor alle andere artikelen ge
teide beperking van den uitvoer (aanvankelijk p1
nl.
40 pOt.) op zout niet werd toegepast.

Capaciteilsuitbrp,iding der K.N.Z.

Inmiddels besloot de K.N.Z. tot den bouw van een
nieuwe fabriek te iElengelo met een capaciteit van
80.000 ton per jaar.

Oorspronkelijk had de K.N.Z. aan de Regeering
medegedeeld, dat zij hare totaalcapaciteit van onge-
veer 75.000 ton tot ongeveer 100.000 ton zou opvoe-
ren. Plotseling veranderde zij echter van tactiek en
verdubbel
clø
zij hare productie-capaciteit, verhoogde
(leze zelfs onlangs tot 180.000 ton, omdat het zout-
verbruik in Nederland in 1937 deze hoeveelheid be-
droeg. iierbij mag niet uit het oog verloren worden,
dat hieronder begrepen is ongeveer 60.000 ton Duitsch
nljnzout en 22.000 ton zeezout, gebruikt door diverse
Nederlandsche industriën en visscherj, die om tech-
nische redenen niet of zeer moeilijk het K.N.Z. ge-
raffineerde zout kunnen bezigen. Indien de K.N.Z.
mede over een mijn-bedrijf beschikte, zou haar eisch
om hare productie op te voeren tot de totale Neder-
lancische consumptie zin hebben. Nu zij niet alle ver-
cischte kwaliteiten lci.n leveren, is de begeerde hoe-
veelheid niet op deugdelijke gronden gebaseerd. De
zieders staan hier echter uiteraard buiten. Wil de

K.N.Z: den invoer van Duitsch mijuzout aanmerke-lijk beperken en kan zij dit niet uit eigen kracht, dan
zal zij cle hulp der Regeering hiertoe moeten inroe-
Pen.

Bij de oLLdlerhandeiingen over de afsluiting van het
Nederiandsch-Duitsche handelsverdrag 1937 verzocht
cle K.N.Z. onze Regeering om te bewerken, dat haar
in. Nederland een aanmerkelijk vergroote afzet werd
toegestaan van zout aan Nederlandsche industriën en
visscherij en ecn onbeperkte invoer in Scandinavië,
waar cle K.N.Z. zich hij vorige overeenkomsten Vrij-
willig beperkt had. Hoewel Duitschiand eind 1936
bereid bleek, om in belangrijke mate aan de verlan-
gens der K.N.Z. tegemoet te komen, bleef de K.N.Z. op onverminderde inwilliging harer eischen staan en
verzocht onze Regeering
om
(daar zij haar zin niet
kon doorzetten) in het Nederlandsch-Duitsche han-
delsverdrag 1937 de zoutclausuie te schrappen. Zulks
geschiedde, waarna de K.N.Z. besloot, om op andere
wijze te trachten haar eischen door te zetten.
Zij eischte, dat cle Nederlandsche zieders wederom
een deel van hun afzet aan haar zouden afstaan
(5.500 ton) en dat zij hun grondstoffen van de K.N.Z.
zouden afnemen.

Inwilliging dezer eischen was uit den aard der
zaalc onmogelijk.

Immers: daar de K.N.Z. het uitloogsysteem toe-
past, beschikt zij niet over ruw zout, doch slechts
over opgelost zout (pekel). De afname van grondstof
zou dus moeten plaats vinden in den vorm van pekel
of van het reeds geraffineerde product. De afname

van pekel heeft technisch onoverkomelijke bezwaren;
cle afname van het reeds geraffineerde product, dat
in de ziederijen weer moet worden opgelost en daarna
geraffineerd, is volkomen onlogisch. Trouwens wat

zou er van de onafhankelijkheid der zieders overblij-

ven, wanneer deze hunne grondstof uitsluitend van
hun concurrent zouden moeten betrekken?
Daarnevens zou Duitschiand onmiddellijk beginnen
niet den import van geraffineerd zout tegen uiterst
lage prijzen, daar dit land en ook Frankrijk, dat ge-

deeltelijk de zieders van hunne grondstof voorziet,

hunne jarenlange belang-en uitgeschakeld zouden zien.
De eenige oplossing hiervan zou zijn contingentee-

ring van den invoer van geraffineerd zout of belang-
rijke verhooging van het invoerrecht.
1-let behoeft geen betoog, dat de zieders er niet toe
mochten overgaan, om aldus er toe mede te werken,
dat een ,,zoutoorlog” met Duitschiand en Frankrijk

ontketend zou worden, waarvan zij de dupe zouden
worden.

Einde der zoutconventje.

De zieders wezen op 29 Mei 1937 de eischen van de
K.N.Z. dan ook van de hand, waarop de K.N.Z. de
40-jaren bestaan hebbende Zout-Conventie opzegde.

De Regeering bleek de bezwaren der zieders vol-
komen aan te voelen en voldeed aan hun verzoek om de door hen gemaakte (volgens het systeem der oude
Zout-Conventie geconcipieerde) ondernemersovereen-
komst algemeen verbindend te verklaren.

Het spreekt wel vanzelf, dat de vier zieders niet
tot de aanvrage om verbindendverklaring zouden zijn
overgegaan, indien de strijd met de K.N.Z. met ge-
lijke wapens zou kunnen gestreden worden. De K.N.Z.
heeft echter een aan.rnerkelijken voorsprong op de
zieders. Zij heeft als prijs voor de concessie aan den
Staat slechts 150 aandeelen behoeven te betalen.

Voert de K.N.Z. dus een strijd tegen de zieders, door het zout tegen kostprijs te leveren, dan krijgt
de Staat in die 9trjdperiode geen dividend en ont-
vangt de K.N.Z. dus haar grondstof uit den Neder-
landschen bodem voor niets (slechts kosten van op-
pompen).

De zieders moeten daarentegen hun grondstof uit
het buitenland koopen.

De Regeering kon een dergelijken ougelijken
strijd uiteraard niet toelaten.

De procedure voor de hindendverklaring omvat het hooren van alle belanghebbenden door de Commissie

ex art. 8 der genoemde wet: de zoogenaamde Com-
missie Lieftiuck. Deze hearing was voor de aanvra-
gers een onverdeeld succes, daar alle belanghebben-
den hij den zouthandel, zoowel grossiers als directe
verbruikers, hunne volle ingenomenheid betuigden over de werking der juist 40-jarige Zout-Conventie
en den wensch uitspraken, dat de chaos in den zout-

handel, ontketend door de opzegging der conventie,
spoedig tot het verleden zou behooren.

Deze waardeering voor de oude conventie is ge-grond op het feit, dat deze nooit misbruik gemaakt
heeft van hare macht en steeds een open oor gehad
heef t voor de rechtmatige verlangens der afnemers.

De overweging van den Minister luidt dan ook, dat de verbindendverklaring geacht mag vorclen voor de
economische verhoudingen in den betrolcken bedrijfs-
tak van overwegende heteekenis te zijn, omdat daar-
door een eind zal worden gemaakt aan een prijsstrjjd,
die in toenemende mate leidt tot ontwrichting van
productie en distributie van zout.
Het algemeen belang wordt gemotiveerd, doordat
verhinderd wordt dat een gedeelte van het productie-
apparaat in den betrokken bedrijfstak op een door de
huidige productie- en afzetverhoudingen niet gerecht-
vaardigde wijze tot vernietiging wordt gedoemd!
Deze heide overwegingen zijn volkomen in over-
eenstemmirig met de hierboven geschetste feiten.
Dr. L. R.
SINNICE.

492

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 Juni 1938

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING

VAN EEN ZOUTZIEDERSOVER-

1.

1)

Verhouding van de Koninklijke Nederlandsehe

Zoutindustrie tot de zieders.
Vanaf de oprichting van de K.N.Z. in 1918 heeft

er een

samenwerking (quoteregeling) bestaan tus-

schen de K.N.Z. en cle zieclers voor consumptiezout

in Nederland, waardoor aan de zieders een bepaalde

productie gewaarborgd was. De K.N.Z., die zich tot

taak heeft gesteld de productie van cle Neclerlandsche

zoutwinning op te voeren tot het c••fer van het Ne-

derlandsche verbruik, zoekt de vergrooting van haar

afzet op het terrein van het industriezout en den ex-

port, waarbij dus de productie van de zieders onaan-

getast blijf t.

Verhouding tot Duitse hiand.
Alle pogingen om op het genoemde program van de.

K.N.Z. overeenstemming met het Duitsche Zoutsyn-
dicaat te ‘bereiken, zijn mislukt. Duitschiand heef t
-een invoerrecht op alle soorten zout, dat in Febru-
ari 1933 verhoogd werd van M. 0.80 per 100 kg tot

M. 2.40, later tot M. 3.60 per 100 kg. Vanaf dien cia-

tum dateeren de moèilijkheden met Duitschlançl. in

een Nederlandsch-Duitsch handeisverdrag ) werd aan de K.N.Z. over haar bestaanden export naar .Duitsch-

land van 6.250 ton per jaar het oude invoerrecht

van M. 0.80 toegestaan, en tevens bepaald:
le. dat de K.N.Z. haar uitvoer naar Zweden en

Noorwegen tot een bepaald cijfer zou beperken’ en

2e. dat de Nederlandsche Regeering aan den in-
voer van Duitsch zout geenerlei beperking in den

weg zou leggen.
Het Duitsch syndicaat voert een felle concurrentie tegen de K.N.Z. en verkoopt industriezout in Neder-
land en andere vrije markten voor minder dan
fs
van de

in Duitschiand geldende prijzen. De genoemde bepa–

lingen in het Nederlandsch-Dui tsc]i handeisverdrag.
betreffende de garantie aan Duitschiand voor een

vrijen invoer in Nederland en de beperking van den
uitvoer van de K.N.Z. naar Zweden en Noorwegen

vormden een zoodanige belemmering voor de K.N.Z.
in den ongelijken strijd met Duitschland, dat deze

bepalingen niet gehaidhaafd konden worden; van
Duitsche zijde is daarop het oude- invoerrecht van

M. 0.80 per 100 kg ingetrokken:
De verhouding is thans zoo, dat de ICN.Z. over

haar door clearingsbepalingen beperkten zout-uitvoer
naar Duitschiand een invoerrecht betalen moet van

M. 3.60 per 1,00 kg, terwijl Duitschiand ca. 80.000 ton
industriezout vrij van rechten naar Nederland uit-
voert. De K.N.Z. mag in deze ongelijke behandeling
niet berusten ‘en moet gebruik maken van cie midde-

len, waarover zij tegenover Duitschland beschikt.
De zieciers betrokken tot dusverre de grondstof voor

hun bedrijf hoofdzakelijk uit Duitschland ca. 30.000
ton per jaar. Deze gronclstofafname is in de laatste

jan meermalen naar voren gebracht voor verkrijgen

van redelijke voorwaarden voor den export van Ned.
zout miar Duitschland. Nu Duitschiand elke over-
eenstemming afwees, heeft de K.N.Z. van de zieclers,

welke zooals vermeld in hun productie door cle
K:N.Z. beschermd worden, verlangd, dat zij de grond-
stbf niet meer van Duitschianci, iaar tegen gelijken
prijs van de K.N.Z. af zouden nemen. Vier van dc

zeven zieclers waren niet bereid aan (leze voorwaarde

voor verdere samenwerking te voldoen, waardoor de
K..N.Z. zich genoodzaakt zag de’ Zout-Conventie te

beëindigen. De tegen het gebruik van de grondstof

1)
Jl weasch er hier nadrukkelijk op te wijlen, dat
-ik

geen pritneipieel tegenstander ben van ordening
of
van
algemeen veiibindeudverklarinlg van ondernernersovereen-
komsten in het algemeen; de verschillende -bezwaren die ik hier naar voren zal brengen, diebben alleen betrekking
op dt .speoiale geval.

)
Van 15
Decanzber 1933.

van de K.N.Z. aangevoerde technische bezwaren zijn

intusschen in cle practijk ongegrond gebleken; dc

zieders, welke met het zout
van
de K.N.Z. hebben
gewerkt, verkregen daarmede producten, die aan cle

hoogste eischen volcloeii.
Een ander bezwaar, dat genoemd werd, was, dai;
het zout van cle K.N.Z. door zijn groote zuiverheict

geen. raffinage meer behoeft, waarbij over het hoofd

gezien werd, dat de K.N.Z. in de eerste plants cie
als consumptezout minder geschikte afvallen uit

haar
bedrijf
als grondstof zou leveren en overigens

dat ht door cle K.N.Z.
als
grondstof te leveren zotif

van een geheel ander kristaltype is dan de soorten,

die over het algemeen in cle bedrijven der zieders ge-

-proc1uceeid worden. 1-let gebruik van de niet duur-dere grondstof van de K.N.Z. kan daarom zeker niet

minder economisch genoemd worden dan het gebruik
vn het minder zuivere Duitsche ruwzout. Liever

dan de K.N.Z. in zijn strijd tegen het Duitsche syn-

dicaat te steunen door het afnemen van de grond-

stof bleven de vier zieders trouw aan hun Duitschen

leverancier, daarbij steun zoekend in de Wet op het
algemeen veb.i.ndendverklaren van ondernemersover-
eenkomsten. Een aanvraag tot verbindendverklaring
van de vroegere zoutconventie kon niet in behande-

ling kome, dus maakten zij samen een overeenkomst
tot verdeeling van hun afzet in consumptiezout,

welke overeenkomst eerst in werking zotqbtrede.n na
algemeen verbindend verklaring, welke inmiddels

werd afgekondigd.
De verbindendverklaring treedt in een geschil tus-

schen bedrijfsgenooten.

Ik meen te mogen betwijfelen of de Wet op het

verbi ndend en on verbindenci verklaren van onderne-mersovereenkomsten wei ooit bedoeld zal zijn om een
geschil tusschen bedrijfsgenooten als het onderhavige

tot een eenzijdige oplossing te brengen. De Minister
stelt zich nu op het standpunt, dat onze eisch inzake

cie grondstofafname onredelijk is en steunt door de

verbinciendverklaring de vier zieders en daardoor hun

Du:itsche grondstofleveranciers tegen de K.N.Z., ter-
wijl in 1.936 van regeeringszijde werd verklaard, dat

het noodzakelijk zou zijn, cle K.N.Z. door regeerings-
maatregelen in den ongelijken strijd tegen Duitsch-

land te hel-pen.

De meerderheid wordt door -een minderheid ge-

bonden.

De vier aanvragers beschikken over een gezamen-

lijke productie van 33 pOt., terwijl de K.N.Z. alleen

reeds over ‘ruim 5-1 pOt. beschikt, ongerekend het
c(uantum van hen, die zich aan de zijde van de K.N.Z.
hebben gesteld. Hier is dus een minderheid, die een
belangrijke meerderheid bindt. Merkwaardig is ook,

dat deze minderheid in de Algemeene Zout Com-
missie, welke met de prijsvaststelling en de uitvoer

ing

van de overeenkomstis belast, over 10 van de 19
stemmen beschikt en de overige producenten, welke
samen 67 pOt. – van cie productie hebben, over slechts

9 stemmen. 1-loewel dezerzijds op deze onjuiste ver-
houclir.ig gewezen werd, heeft cle Minister geen aan-

leiding gevonden hierin verandering te brengen.

Aard van de overeenkomst.

De overeenkomst h.eet te zijn een regeling voor den

afzet; de niet produceerencie leden van de vroegere
zontconventie, dus zij di.e hun bedrijven reeds geslo-

ten hadden en het zout van de K.N.Z. afuamen,
werden echter van de regeling geheel buitengeslpten,
daar alleen aan cle producenten een afzetquote wordt’-.
toegekend op bas:is van hun afzet in 1934, 1935 en –

1.936, echter niet -alleen van eigen product, doch
blijkbaar ook voor cle hoeveelheid K.N.Z. zout, die

zij als handelaar hebben afgezet. Het gevolg hiervan –
is, dat zij ten koste van d.e K.N.Z. zich een grootere
quote toekennen dan waarop zij op grond van hun –

29 Juni 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

493

productie in de bas:isjaren aanspraak zouden kunnen

maken. Om niet te uitvoerig te worden, laat ik

andere eveneens groote riadeelen voor de K.N.Z. maar
buiten bespreking. Alleen noem ik hier nog de boete-

bepaling, wegens overschrijding van de quote. Ook

de vroegere Zoutconventie kende deze boetebepaling,
welke, hoewel niet zuiver proportioneel, er toch reke-

ning mee hield, dat een groote producent eerder tot
een grootere
overschrijding
komt dan een kleine pro-
ducent.

Bi de nieuwe regeling is met dit laatste in
het geheel geen rekening gehouden, zoodat de K.N.Z.

reeds hij een overschrijding van haar quotc met 2

pOt. vervalt in een boete, welke tevens zeer ver

zwaard is, terwijl een kleinere producent zijn quote
zelfs met 30 püt. zou kunnen
overschrijden
alsvorens

in dezelfde boete te vervallen. Men begrijpt, dat deze
hoetebepaling voor de K.N.Z. zelfs bij een zoo nauw-
keurig mogelijke naleving van de overeenkomst zeer

nadeelig zal zijn, indien men weet, dat aan de pro

ducenten niet een vast quantum wordt toegekend,

doch een percentage in de gezamenlijke aflevering,
welke niet van te voren bekend is. Onze bezwaren
tegen deze boeteregeling vonden bij den Minister

echter geen gehoor.

Algemeen belang en economische verhoudingen.

Volgens le Wet moet de overeenkomst van over-wegende beteekenis zijn voor den betreffenden be-
drijfstak en moet het algemeen belang de verbindend-
verklaring eischen. Men zou mogen verwachten, dat

waar een minderheid hier een meerderheid moet bin-
den, aan deze beide eischen op sprekende wijze dient
te worden voldaan en juist dit is naar mijn meening,

zoowel wat betreft de eerste als de tweede eisch,
geenszins het geval. De K.N.Z. beschikt over eigen
grondstof en kan veel economischer produceeren clan
de zieders.

De lagere prijzen, die het gevolg
zijn
van de
concurrentie, kan men zeker niet in strijd met
het algemeen belang noemen. Indien een prjsstrjd

cle verdwijning der zieders als producenten tengevolge

zou hebben, hetgeen van regeeringszijde in 1936 dc
meest juiste oplossing werd genoemd, zou de zout-
voorziening niet iii gevaar komen, daar te allen
tijde en op alle plaatsen door de K.N.Z. voor vol-

doende zoutvoorraden kan worden gezorgd. Als over-
weging voor de verbindendverklaring van de zout-

overeenkomst werd door den Minister ook genoemd
de ontwrichting van de distributie van zout door den
prijsstrijd. Kan men echter van ontwrichting van dc
distribLitie spreken, alleen op dezen grond, dat voor

het zout, zooals voor de meeste levensmiddelen welke
aan vrije concurrentie onderhevig zijn, regelingen
omtrent verkoopprijzen en winstmarges ontbreken, in-
dien overigens een prompte levering overal gewaar-
borgd is?

Onder algemeen belang moet naar mijn meening
niet verstaan worden het belang van enkelingen
als producenten en distrihuanten, maar het belang
van het geheele volk en dit is ongetwijfeld het
meest gediend met een goedkoope productie, zoo-
wel om het belang van de massa als consument als
om de perspectieven, die een zoo economisch moge-
lijk werkend bedrijf voor nieuwe werkgelegendheid
opent.

Mijn conclusie is, dat deze verbindendverklaring de
K.N.Z. onder curateele stelt van enkele kleinere zie-
ders ên hen steunt in het betrekken van hun grond-

stof van de door de verhoudingen van invoeren en
invoerrechten reeds zoo sterk in het voordeel zijnde
.Duitsche zoutindustrie, welke daardoor in haar strijd

tegen de K.N.Z. op de Nederlandsche en de buiten-
landsche markten wordt gesterkt.
Tr.
GEURT DE
hAAS.

DE PLAATSING VAN NEDERLÂNDSCHE

ARBEIDSKRACHTEN IN DUITSCHLAND.

De werkloosheid, als groot maatschappelijk euvel, is in Duitchland niet meer aanwezig. Dat wil natuur-

lijk niet zeggen, dat in Duitschland niet nog vele
werkloozen zouden zijn. Zoo zijn er enkele bedrijfstak-

ken als bijv. de textielindustrie, waarin, door gebrek
aan grondstoffen, de productie belangrijk is geremd,
met het gevolg, dat de in deze branche gestoken ka-
pitalen en kapitaalsgoederen (machines) zoowel als

de vaste arbeidskrachten in deze industrie werkzaam,

ook nu nog werkloos zijn. Het is niet dadelijk moge-
lijk om deze vaste arbeiders en andere leiding gevend

of administratief personeel spoedig om te scholen of
aan ander, voor hen geschikt werk te helpen. Vandaar

ook in Duitschland nog werkloosheid als maatschap-
pelijk verschijnsel. Het aantal werkloozen wordt nog vergroot door arbeidskrachten, die door individueele

omstandigheden (bijv. faillissement van den patroon)
tijdelijk werkloos zijn.

Afgescheiden echter hiervan is de zichtbare werk-
loosheid als maatschappelijke ramp geheel verdwenen.

Welke de oorzaken, welke de licht- en de schaduw-

zijden van dit verschijnsel zijn,, behoeven wij hier

niet te beoordeelen. Wij constateeren slechts feiten.
In tal van.bedrijfstakken met name in het bouwvak
en op het platteland bestaat een nijpend gebrek aan
geschikte arbeidskrachten. De landbouw komt in
deze zeer drukke periode handen tekort. De veeboer
vraag-t melkers, maar kan deze niet krijgen.

Duitschland is zelf met man en macht aan het
werk. Vrouwen- en kinderarbeid op het land is geen
uitzondering. Italianen, Polen en Hollanders treft
men overal. Zelfs gevangenen, onder politie-toezicht,
zijn op het land aan den arbeid. Gaarne zou Duitsch-
land nog veel meer vreemde arbeidskrachten aan-
trekken, wanneer maar niet de deviezen-nood bestond.

De elasticiteit van de productie binnen een be-
paalde volkshuishouding wordt nu eenmaal, onder
elk politiek systeem, bepaald door zekere factoren,

waartoe ook behooren de beschikbare arbeidskrachten.
Wanneer slechts één dezer factoren aan het einde
van zijn capaciteit komt, is het met verdere expansie
der productie gedaan. Vandaar dat de Duitsche werk-
gever, met hulp van den Duitschen Staat en van de
openbare arbeidsbemiddeling op zoek is, ook naar
nieuwe Nederlandsche arbeidskrachten.
Dit is op zichzelf volstrekt niet een nieuw ver-
schijnsel. Véôr den weréldoorlog waren in de aller-
beste jaren
bijna
twee maal honderd duizend Neder-
landers, dikwijls in Nederlandsch gezinsverband, in
Duitschland gevestigd of althans daar tijdelijk woon-
achtig.

In en vooral na den oorlog kwamen velen toch nog weer naar Nederland terug of zij werden in Duitsch-
land armlastig. De ondersteuning van behoeftige Ne-
clerianders in Duitschiand werd een acuut vraagstuk.
1-let Rijk der Nederlanden moest zelf deze ondersteu-

ning financieren en administreeren. De behoeftigen.
werden later gesplitst in werkloozen en armen. OoIc
de Nederlanders, die werkloos waren, hebben thans
veelal opnieuw werk gevonden. Arme, behoeftige Ne-
derlanders, waarvoor geen werk meer is te verkrij-
gen, zijn ei- in Duitschland helaas nog genoeg. Een

uitnemend georganiseerde Nederlandsche rijksdienst
heeft de zorg voor al deze behoeftigen, levende in
het buitenland (Duitschiand, België, Frankrijk en
elders).

Thans echter stroomen weer Nederlandsche arbei-
clers naar Duitschiand om te profiteeren van de goede
bonen, met name in de houwvakken. Een dertigdui-
zend arbeiders vonden daar werk, maar ditmaal blij-
ven de gezinnen in den regel thuis. De Nederlandsche
arbeider gaat nu naar Duitschland om Nederlandsch
geld te verdienen. Hij werkt in Duitschland om te
sparen of hij wil geld oversturen naar huis.

Maar dit geheel nieuwe bestaan in den vreemde

494

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 Juni 1938

levert ook vele risico’s. Het zou waarlijk niet voor

de eerste keer zijn, dat de Nederlander, die in het buitenland arbeid vond, met vele teleurstellingen
,,huis toe” keert. Rusland was een achttal jaren ge-
leden een land van vele beloften, maar van nog méér

teleurstelling. De Nederlandsche arbeider kan, ook

zonder eigen schuld, in allerlei moeilijkheden komen.
De karakters zijn nu eenmaal niet hetzelfde. Het Ne-
derlandsche volkskârakter duldt moeilijker den teugel.

Derhalve is ook hier hulp van de Nederlandsche

Regeering gewenscht. Plaatselijke ondersteunings-
commissies in Nederland doen geheel verkeerd om op

eigen houtje te trachten ,,hun” menschen in Duitsch-

land te plaatsen. De Nederlanders moeten tegen
eiken vorm van verkeerde tewerkstelling worden be-

schermd. Sedert vele jaren is te Oberhausen een Ne-
derlandsche Arheidsbeurs gevestigd en slechts de

daaraan verbonden Nederlandsche ambtenaren zijn

in staat als arbeidsbemiddelaar op te treden..

En dat is zelfs niet de hoofdzaak. Wanneer een
Nederlandsche arbeider door den Nederlandschen
dienst in Duitschiand werk heeft gevonden, moeten

levens- en arbeidsvoorwaarden
voortdurend,
worden

gecontroleerd. Ook dat kan slechts alleen geschieden,

itithans alleen
goed
geschieden, door den Nederland-

schen ambteljken dienst in Duitschiand.
Stellig is het, niet name voor Nederlandsche grens-
bewoners, wel mogelijk om ,,op avontuur” in Duitsch-

land werk te zoeken. Een enkele maal zal ook wel

goed werk worden gevonden. Men hoort dan wellicht
van den man, die vroeger in Nederland werkloos
was, vele maanden niets meer. . . . totdat
hij
wellicht

in ééns zich meldt ôf in Duitschland ôf hier als:

armlastig.
Georganiseerde hulpverleening door den rijks-
dienst is liet beste middel tot voorkoming van teleur-
stelling. Maar onder die voorwaarde is er in dezen
tijd in Duitschland zooveel werk voor Nederlandsche

arbeiders als de Duitsche deviezen-positie toelaat.
C. W.
DE VRIES.

WETTELIJKE BEPALINGEN INZAKE PRIJS-

DISCRIMINATIE IN DE VEREENIGDE

STATEN.

Op 19 Juni 1936 is in de Vereenigde Staten de

Robinson-Pairnan Anti-Price .Discrimination Act
van

kracht geworden, die. door amendeering van de
Clay-

ton Act
1)
van 1914, zooals haar naam reeds te kennen
geeft, verbiedt voor dezelfde goederen verschillende

prijzen vast te stellen voor verschillende koopers. Deze
wet beoogde in hoofdzaak de groote vinkelmaatschap-
pijen bij haar inkooppolitiek zekere restricties op te
leggen, nadat een door liet Amerikaansch Congres
ingesteld, desbetreffend onderzoek had aan het licht
gebracht, dat de ,,chaius” in groote mate profiteerden
van allerlei extra, geheime kortingen, provisies, ,,ad-
vertisirmg-ailowances” cm., die de met hen concur-i’eerende zelfstandige tusschenhandelaren en detail-
listen niet van hun leveranciers ontvingen. Door
prijsdiscriminatie te verbieden wil de Rohinson-Pat-
man Act dus de toepassing van het beginsel: gelijke
kansen voor onderlinge concurrenten, helpen be-

vorderen.
Wij w’illen hieronder enkele bepalingen dezer wet,

alsmede een voorbèelcl van haar toepassing nader be-
schouwen en tevens daarbij stilstaan
bij
de taak van
de
Federal Trade Con’tmission
bij deze materie, ter-
wijl ook opvattingen van den Amerikaanschen rechter
inzake toelaatbaarheid van prijsdiscriminatie met
betrekking tôt een andere wet in dit verband onze
aandacht vragen.
* *
*

De Rohinson-Patman Act richt zich tegen prijs-
discriminatie voor zoo.ver hiervan gevolg kan zijn het

1)
An
Aat to Sfl1)1)lCnIeflt existing laws agai.nst unlawful
restraints and nionopolies, and for other purposes.

verzwakken of beperken der concurrentie of het in
de hand werken van het scheppen van een monopolie:

•,Phat it shail be umilawfui for any Persen engaged in
coniiiierce in the course of sueh conimeroe, eithcmr d’irectly
or indirecmt1 ‘,. to disci’iminate ‘iii price betwecia different
Purchaselis of conimodi.tie.s of l.ikegr ade and qual’iy, wihere
ither or auy of the pirchases -involved in suah d-iscrimi-
nation are in commerce, ii
,
here such oommnodi-ties are so)d
for use, eonsu.mption, er r-csale witArin the United States or any Territom’y thereof om’ the Distmict of Columbia or
any insular .possess-io-Ii or other piace under time jurisdic-
tio’n of -the United States, and where the effect of sunh
di-scriniinat’iosi may be -substamtiaily to lessen competition
01′
tud to creaite a monopo’ly ‘in auy line of
eornnierce,
or
to injure, destroy, om’ pm’even’t compet-itiomi ialtih any person
ii’-ho either grants
01′
knowimigly recieves the benefit of
such discrim’ination om’ w-ith custoniers of alt-her of thcm,”

Prijsverschillen, die zich baseeren op verschillen in
productie- of dstributiekosten, in verband met ver-

schillende methoden waarop of hoeveelheden waarin

de goederen worden verkocht of geleverd, blijven ech-
ter geoorloofd, want de wet vervolgt:

,,Provided,
That not-hing hem-eiu contained sha,11 prevent
differential wh-ich make ommly due allowance for differeim-
ces in. lthe oost of manufactum’e, saac om’ delivery resulting
from the differing met-hods om’ quantiirties iin which such
commodities am’e ‘to such -purohasers soid om’ delivered,”

Een volgende bepaling geeft evenwel in bepaalde
gevallen aan de Federal Trade Oommission het recht

zelf kwantiteits]imieten vast te stellen met betrekking

tot bepaalde goederen, ul.:

w’here it finds that availahie purehasers ‘in great-er
quaniti-ties are so few as to cender differentials on aecouut
thereof unjus’tly diseriimrinaïto’ry or promotive of monopoly
in any liiie of comnme’rce; and the foreigoing shaJi thea not
be eenstrued ‘to permit differeirtials based ou differences
‘in quau’tities greater than •those so fixed and estaiblished,”

Groote invloed op de wijze van organisatie van den
inkoop zal ook kunnen hebben de toepassing van de
z.g. brokerage-claimse der wet. Deze richt zich tegen

het verleenen van kortingen of vergoedingen aan tus-
schenschakels (personen of organisaties), welke wel
als zoodanig optreden doch eigenlijk als tusschenscha-

kel voor het tot standkomen der transactie geen dien-

sten bew’ijzen en direct of indirect optreden ten ‘ne-
hoeve vanof onder contrôle staan van den koopmir:

,,11hait it shal1 be unlawful for -au’ person enigaged iii
conimerce, ‘in the course of suah comnierce,
‘to
pay or grant,
or to receive or accept., aaythiu.g of value as a eomnrission,
brokerage, or other eompensaition, Om’, any a.11owaace om’
d’iseounjt in hen thereof, exeept fom’ services rendered in
conneetion -wth -the sale or pu,rchase of goods, wares or
merehandise, either to the other party to such transac-
t’io’n or to an agent, repi’eson.itative, or other imi.termed-iary
t’herein where suCh i’nterined’iary is act-ing. in fact for or in bahalf, or ‘is subjeot ito ‘the direct or indirect con-
trol, of any party to suoh ‘tramisaction ether than the per-
sen by wihom such eoimipensaitiion is so gm’anted or paid.”

* *
*

Na het bovenstaande over eenige der voornaamste
bepalingen der Robinson Patmari Arm ti-Price Dise.r i-
mination Act, thans iets over de procedure harer toe-
passing en den rol die de Federal Trade Commission

daarbij speelt.
De
Federo,l Trade Conrmission Act
van 1915 be-

paalt ,,That unfair methods of competition in coni-

merce are hereby declared unlawful” en draagt aan
de F.T.C. om. op deze te verhinderen. Zij heeft thans
eveneens tot taak de uitvoering van sectie 2 van

de Clayton Act verbiedende ,,unlawful price clk-
crimination”,. zooals deze is geamendeerd door ‘dd Robinson Patnian Act. Bij deze gedeelten van haar
taak verricht de F.T.C. een semi-juridische functie
1)•

i)
Een ander belangrijk deal van haar werkzaa,mhe’id
bestaat uit. jhet instellen van een onderaoeik (general iii-
vest-igaiti nu) naar de economische omstandigJiedemi iii een
bepaalde industrie of bedrijfstak – hetzij op verzoek van
den President, liet Congres of de Aittonney Gei.ieral, hetzij
op eigen initiatief.

29 Juni 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

495

Op grond van een klacht of uit eigen initiatief

kan de F.T.C. onderzoeken of een beweerde inbreuk

0
1) de wet onder haar jurisdictie valt en of een actie
,.would be to the interest of the public”, indien zij

tot de overtuiging komt, dat er voor haar aanleiding

tot optreden bestaat, client zij zelve bij den betrok-icene, die van wetsovertredirig wordt verdacht, een

aanklacht (complaint) in, vermeldende de gronden.

waarop deze steunt. 1-hema volgt een bepaalde, voor-

geschreven schriftelijke en mondelinge behandeling

voor de Commissie, waarbij de gedaagde gelegenheid
krijgt tot verweer. Indien de Commissie haar aan-
klacht handhaaft, constateert zij met feiten en con-

clusie dat de wet is overtreden en vaardigt tegen den

gedagde uit ,,an order to cease and desist”.

Aan een dergelijke ,,orcler” als zoodanig is geen

straf verbonden. Weigert de gedaagde echter binnen
een bepaalden termijn hieraan te gehoorzamen, dan
kan de F.T.C. in beroep gaan bij den gewonen appel-

rechter (een United States Circuit Court of Appeals)

om haar ,,order” executoir verklaard te Icrijgen, zoo-

dat eerst dan de gedaagde strafbaar wordt, indieu
hij hieraan geen gevolg geeft. Voor beide partijen staat echter nog beroep open op het United Statcs

Supreme Court. In de practijk komt het echter niet
vaak zoover; in vele gevallen wordt de ,,order to cease and desist” door de persoon of onderneming tegen wie zij is uitgevaardigd opgevolgd.
* *
*

Wat nu de toepassing der wet tegen prijsdiserimi-
riatie betreft, zij hier als voorbeeld melding gemaakt

van een geval, waarbij het betrof een Iciacht inzake
beweerde overtreding van de ,,hrokerage section”
tegen een z.g. ,,dumwy” brokerage house, de Biddic Purehasing Co. te New-York, een inkooporganisatie
van een aantal grossiers in levensmiddelen. De aan-
iclacht der F.T.C. stelde, dat deze van verkoopers
voor ,,market information and purchasing services”
zg. makelaarsprovisie ontving, doch, in plaats van die
te behouden als betaling voor aan de verkoopers be-
wezen diensten, deze zgn. makelaarsprovisie op haar
beurt weder doorhetalde aan de koopers, terwijl ook
deze doorbetaling aan de koopers niet geschiedde ,,for
any services they rendered”
1),

Op grond hiervan vaardigde cle F.T.C. op 11 Juli
1937 ,,an order to cease and desist” uit, wellce echter
door de betrokkene niet werd opgevolgd. De F.T.C.

ging hierop in beroep bij het U.S. Circuit Court of
Appeals in New York, hetwelk begin Mei 1938, cle
aanklacht rechtmatig vericlaarde en daarbij de bedoe-
ling der Robinson Patman-wet omschreef als ,,to re-
store equality of opportunity in business”. Deze zaak,

die thans aan het Supreme Court is voorgelegd, leert vel, dat met name de toepassing van de ,,brokerage-
section” dezer, aanvankelijk vooral tegen de filiaal-
maatschappijen gerichte wet, ook voor clan zelfstandi-
gen handel en
zijn
inkooporganisaties ingrijpende
gevolgen kan hebben.
* *
*
Een geval van heel ander karakter, waarbij de
rechter de rèchtmatigheid van prijsdiseriminatie vol-
gens de jongste Amerikaansche wetgeving had te be-
oordeelen, deed zich onlangs voor in den staat Min-
nesota. Dit geval was daarom reeds anders, omdat h0t

hier de voor het publiek geldende winlceiprijzen
betrof.
Evenals in nog 21 andere staten der Amerikaan-
sche Unie is de laatste jaren in den staat Minnesota
een zg.
Unfair Tracle Practice Act
tot stand ge-

kooien, welke o.m. voorschrijft dat voor verkoopen in
den detailhandel een minimum prijsopslag van 6 pOt.
op den inkoop- resp. vervaugingsprijs verplicht is.
Met dit soort wetten heeft men met nanTe de lokarti-
k-elenpolitiek der filiaalbeclrjjven willen bepericen en
,,price-culling” in het algemeen willen tegengaan.
1)
Annua.1 Report Federal Trade Commission, Fiscal Year
encled June
30, 1937.

De grootste onder de winicelmaatschappijen, de
Great Atlantic and Pacific Tea
Cy.,
kwam hiertegen
in verzet, op grond van verschil in aan de koopers
bewezen service en daardoor in de vaste kosten bij de

door haar geëxploiteerde winkels. Het federale hof
van Minneapolis stelde haar op 5 Mei jl. in het gelijk
op grond van de overweging, dat een winkel die con-

tant verkoopt en niet thuisbezorgt (,,cash-and-carry

basis”) met veel lagere verkoopicosten zaken kan doen
dan een winkel op ,,eredit-and-delivery basis”. Het
Hof oordeelde, dat anders, wanneer de maatschappij
het gemiddelde van deze kosten van al haar winicels

zou moeten nemen, de klanten van de eerste soort

winkels niet ten volle zouden kunnen profiteeren van
de lage prijzen, die nu konden worden genoteerd en

indirect mede de hoogere kosten van de tweede soort

winkels zouden moeten di-agen. Dit zou niet juist zijn en het Hof beschouwde prijsverschillen, gebaseerd op
verschillen in verkoopkosten, als ,,benefecial to the
public, and not harmful to anyone”.

Tegen dit vonnis, dat de betreffende wet van den
staat Minnesota ongrondwettig verklaarde, heeft de

]aatste inmiddels hooger beroep aangeteekend hij het
Hoogste Gerechtshof. Het belang dezer kwestie voor

den Amerikaanschen detailhandel ‘springt al dadeljk in het oog wanneer men beclenict dat nog 21 andere

staten der Unie soortgelijke Unfair Trade Practice
Acts hebben uitgevaardigd.

Zoowel dit geval als de bepalingen en toepassing
der federale Anti Price Discrimination Act toonen
aan, dat men in de Vereenigcle Staten wel streeft naar ,,equality of opportunity” op het gebied van

handel en distributie, doch anderzijds er voor schijnt
te willen waken prijsverschillen, d:ie door kostenver-

schillen economisch gerechtvaardigd zijn, in het al-
gemeen belang niet onmogelijk te malcen.

Ook beschouwd in het licht van hetgeen men hier
te lande ,,streven naar ordening” pleegt te noemen,
verdient o.i: deze materie en met name het optreden
der Federal Trade Commi.ssion, belangstelling.
Th.
VAN LUYTELAER.

AANTEEKENINGEN.

Methoden tot het vaststellen van den omvang
der besparingen.

Uitgaande van de gedachte, dat het voor het on-
derzoeken van economische en conjunctureele pro-
blemen van groote waarde is om over zooveel moge-
lijk q uantitatieve gegevens te besehikicen, heeft
Dr. L. R. W. Soitendij1c
in zijn studie: ,,Methoden
tot het vaststellen van den omvang der besparingen”,
die binnenkort als 25ste publicatie van het Neder-landsch Economisch Instituut verschijnt, getracht
een inzicht te vericrijgen in de wijzen, waarop de om-
vang van het bespaarde gedeelte van het volksinico-
men kan worden vastgesteld. In de eerste plaats
wordt een dergelijk quantitatief onderzoek van belang
geacht in verband met de kennis van de besteding
van het volksinkomen en van den invloed welken de
conjunctuur op die besteding uitoefent. In de
tweede plaats verdient een onderzoek van dezen aard
belangstelling in verband met den invloed, welken

de besteding van het volksinkomen hamerzijds op
de conjunctuur heeft. In de derde plaats kan het
bedoelde onderzoek bijdragen tot vermeerderin.g van
de kennis omtrent de relatieve heteekenis van de
bronnen van kapitaalaanbod.
Grootendeels in overeenstemming met de tegen-woordig vrij algemeen gehuldigde opvatting wordt
,,sparen” door den schrijver omschreven als het ,,niet
consumeeren van beschikbaar gekomen koopkracht
gedurende de iniconiensperiode, waarin die koopkracht
ter beschikking komt”. Een korte behandeling van
eenige definities van andere strekking dient slechts
om de gekozen definitie te rechtvaardigen. De onder-
havige studie toch vereischt een hegripsbepaling,
waarvan de keuze een motiveering behoeft.

496

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 Juni 1938

Achtereenvolgens worden cltarna ver stadia onder-
scheiden, waarin de vaststelling van den omvang der

besparingen kan plaats vinden. Men ontmoet deze

stadia, wanneer men den, stroom van besparingen
vanaf zijn ontstaan volgt. Het eerste sthdium is nog
in de consumptiesfeer gelegen; de vaststelling vindt

hier plaats door de inkomens van individuenen on-
dernemingen met de uitgaven van deze subjecten te
vergelijken. Als tweede stadium worden de i’nlagen

bij de collecteerendo instellingen, als spaarbanken,
levensverzekeringrnaatschappijen, enz. gemeten. Het

derde stadium strekt zich uit tot de beleggingen van deze instellingen, en wordt door den schrijyer gety-

peerd als het aanbod aan den uiteindelijken investeer-

der. Het vierde stadium tenslotte heeft betrekking
op den omvang van de investeeringen zelf.

Deze vier stadia, waarin vaststelling van den om-
vang der besparingen mogelijk is, beloven in prin-
cipe – d.w.z. afgezien van de mate, waarin het voor
ieder van de stadia vereischte statistische materiaal

aanwezig zal blijken – reeds een geheel verschillend
resultaat. Uitvoerige beschouwingen hieromtrent
brengen schr. tot de overtuiging, dat aan een onder-

zoek in het eerste stadium de voorkeur moet worden
gegeven, met daarna, in afnemende mate, een voor-

keur voor een onderzoek in’. het tweede, derde en
vierde stadium.

en, ook over een’ ontwikkelingtendens van de be-

sparingen, tengevolge van ‘de vele hiaten in het be-

staande statistische materiaal, nog geen definitief
oordeel valt uit te spreken, acht ‘schrijver het resul-

taat van zijii practisché toepassingniet’ ontinoedigend. De toenemende belangstelling voor statistische vraag-

stul ken van dozen aard, zoowel in het binnenland

als in het buitenland – zoo heeft om. de Volkenbond

een onderzoek in voorhereidiig over de statistische
relatie tusschen cle kapitaalvorming en de investee-

ring, terwijl de besproken literatui.ir ook op een zeer
groote bel’sngstelling in Duitschland en de Vereeni-

de Staten’ wijst – maken het wâarschijnljk, dat ovei’
eenigen tijd het materiaal aanmerkelijk zal zijn uit-

gebreid, zo’sdat volgens de in deze studie uitgetip-
pelde richtljen een inzicht in de ontwikkelingsten-
dens van den omvang der besparingen zal kunnen
worden verkregen.

De 25ste publicatie van het Nederlandsch Eco-

nomisch Instituut.

Dezer dagen zal de 25ste publioatie van het Nder-
landsch Economisch Instituut verschijnen, t.w.:
Methoden tot het vaststellen van den omvang der’ be-
sprelcin gen
dô’or Dr. L. R. W. Soutendijk. Deze studie
wordt in den handel gebracht voor
f
2.50. Voor dona-
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch In.
stituut geldt de verminderde prijs van
f
1.85. Dona-
teurs en leden kunnen zoowel bij het Secretariaat van
het N.E.I., Pieter de Hooghweg
122,
Rotterdam-West
(Giro 158477) als hij den boekhandel en de uitgevers
bestellen. Anderen
uitsinit end
bij den ‘boekhandel en
de uitgevers (De Erven F. Bohn NV., Haarlem).

ONTVANGEN BOEKEN.

Motorrijtuigenbelastingwej
door H. J. Hofstra, in-
specteur der directe belastingen, invoerrechten
en accijnzen; serie D. B. No. 7 2e ‘druk van De

Belastingwtgeving. (G’drichem 1938; J. Noor-
duyn en Zoon N.V. Prijs ingen.
f
2.80; gecart.

f
3.20.) ‘

De srbrke ontwikkeling van het ‘vegvei’.keer maakt een
algemeene ”raagibaak ‘betreffende de Lotatandkoniing van
de opgelegde mo’torrj’tuigeizbelastingaansl.ag van veel
waarde. De gedachte om in de inleiding den lezer duidelijk
te maken waarom hij deze heffing betaalt en hoe de op-
brengst wordt aangewend is een gelukkige.

Rijwielbelastingwet
door H. J. Hofstra, inspecteur
der directe belastingen, invoerrechten en accijn

zen; serie I. en A. No. 2 van de Beiastingwet-
geving. (G’orinchem 1938; J. Noorduyn en Zoon
N.V. Prijs ingen.
f
1.25; gecart
f
1.65.)
Dit boekje, van de hand van deuzelf.deji snhrijver als
het bovenstaande maakt do1 en n’ei’kwijie van de rijwiel-belasting in kort bestek duidelijk.

Branche
Telefoon Boeic
voor Rotterdam, samenge-
steld met behulp van de gegevens van het Alge-
meen Adresboek van Nederland. Uitgave N.V.

De bestaande onderzoekingen, welke hetzij op den

ömvang der besparingen, hetzij op den omvang van
kapitaal- of vermogensvorming gericht’
zijn,
en an-
derzijds onderverdeeld kunnen worden tengevolge van

de omstandigheid, dat zij zich voor een deel op een
vaststelling van den absoluten omvang van het on-
derzochte verschijnsel richten en voor een adér deel

een onderzoek naar den tendens op den voorgrond
stellen, worden in het tweede hoofdstuk besproken
en, waar noodig, becritiseerd. Zij leveren als het ware
een overgang naar het derde hoofdstuk, dôordat zij

den lezer aantoonen, welke statistische gegevens voor
ieder van de mogelijkheden tot vaststelling vereischt
zijn en hem de overtuiging schenken, dat
bij
den
tegenwôordigen stand van de economische statistiek
slechts twee van de vier stadia – waartoe het in be-
ginsel te verkiezen eerste stadium niet behoort – ten
aanzien van Nederland toepassing zullen kunnen
vinden.

Het derde hoofdstuk geeft een practische toepas-
sing voor Nederland van een onderzoek volgens het
tweede en volgens het derde stadium, waarvan het
laatste min of meer het aanbod op de kapitaalmarkt
volgt., Schrijver baseert zich hierbij uitsluitend op
bestaande, elders verzamelde gegevens.
Hij
begeeft
zich niet in schattingen, doch rangschikt het aan-
wezige materiaal, waarbij speciale aandacht aan de
mogelijkheid van dubbeitellingen wordt geschonken,
terwijl hij tevens aangeeft, welke verbeteringen nood-
zakelijk zijn om met een onderzoek van dezen aard
goede resultaten te bereiken.

Hoewel een beeld van, den totalen omvang der be-

Rudolf Mosse, Amsterdam. (Rotterdam 1938;
sparingen door dezen opzet nok niet is verkregen,
1

N.V. Uitgevers Maatschappij Prospecta.)

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)

Artikelen

Rotterdam

,

‘,
1

Amsterdam
Totaal

19-25Juni
.
Sedert
Overeenk.
I9-25Juni

Sedert


Overe,ik.
1938 1937 1938
1Jan. 1938
tijdvak 1937
1938
1Jan. 1938
tijdvak 1937
,

15.982
527.668
839.858


4.250
17.735,
531.918
857.593
4.304 76.988
138.341


.
2875
76.988
141.216

7.882 8.258



7.882 8.258

Tarwe

………………

Maïs
………………
660.441
547.843
1.050
56.776
76.547
717.217
624.390.

Rogge

……………….
Boekweit
…………………
50.59
..1
9.020 184.954
154.253

8.626
6.189 193.580
160.442 Gerst

……………….
100
104.010
.

71.474

7.812
3.180 111.822

.
74.654
Haver

…………………
Lijnzaad

……………
7.500
81.745
106.367
8.021
128.822
125.421
210.567 231.788
,

33.139 35.556

100

33.239
35.556
Lijukoek
…………….750
.637
31.000
‘16.483
160
7.240
2.449 -‘

38.240
18.932′
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten
430
17.538 22.141
243
3.005
2.002 20.543
24.143

29 Juni 1988

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

497

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’3.

Ned
Disc.Wissels. 2

3Dec.’36
Lissabon


.411 Aug.’37
Londen ……2
30Juni’32 Bk
Bel.Binn.Eff.
}Vrsch.inR.C.
2

3Dec.’36
21

3Dec.’36
Madrid ……5

9Juli’35
Athene ……….
6

4Jan. ’37
N.-YorkF.R.B.1
26Aug.’37
Batavia

……..
3
14Jan. ’37
Oslo

…….. 31

5Jan.’38
Belgrado ……..
5

1Febr.’35
Parijs

……2.12
Mei’38
Berlijn ……….
4
228ept.’32
Praag

……3

1Jan.’36
Boekarest ……..
4

15Dec.’34
Pretoria

. .
.3

15Mei’33
Brussel ……….
3
30 Mei ’38
Rome ……..4

18Mei’36
Boedapest

……
4
28Aug.’35
Stockholm

..21

1Dec.’33
Calcutta

……..
3
28Nov.’35
Tokio

3.4611
Mrt.’38
Dantzig

……..
4

2Jan.’37
Weenen …… 31
10Juli’35
Helsingfors ……
4

3Dec.’34
Warschau …. 4

18Dec.’37
Kopenhagen
4
19Nov.’36
Zwits,Nat.Bk.125Nov.
36

OPEN MARKT.

1938

25

20125

13(18

7(11
Juni

Juni

Juni

Juni

1937

21/26
Juni

1936

22/27
Juni

1914

20124
Juli

Amsterdam
Partic. disc.
114
1
14
14
11
4

1/4
3.4
3314.4314
Prolong.
1
12 12
1
12
1
12
1
3_4
1
12
3-414
Londen
Daggeld… ‘/,-I
‘/,-I
‘/,-1
1
12_I
‘J,

I
12’1
1
12-1
Partic. disc.
9
116
9
133
9
1I6_
19
132
9
1_
5
1
‘°J32

’18
3
14
.7
18
11614
Berlf/n
Daggeld…
2
3
1,-3
2
3
14-3
2
7
18-3
3
/5
2
3
/4-3
3
15
2
1
/,-/
21/
4
314
2)
2518-3118
MaandeId
2
3
14-3
2
3
/4-3

2
3
/4-3
211
2314

2
3
14-3
1
18
2
1
12-
7
!8
Part, disc.
211,
2
718
2
7
19
2718
271
21/
8

2
7
/8
Warenw. ..
411
4

4.114
4-112
4.114
4/4
4.114
4-114
New York
Daggeld’)
1
1
1 1
1
1
3
116
Partic.disc.1
1
12
1
12
1
12
11
1
1_
8
11
3
116
1
Koers van
25Juni
en daaraan voorafgaande weken t(m. Vn dag.
22/26 Juni.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York’)

21 Juni 1938
1.80%
8.95%
72.821 5.03%
30.67
100%
22

,,

1938
1.80%
8.95%
72.771
5.03% 30.65
100%
23

,,

1938
1.80% 8.95j. 72.77
5.03%
30.63
100%
24

,,

1938
1.80k,

8.95% 72.75
5.03%
30.66
100%
25

,,

1938
1.80%,
8.95%
72.771
5.03%
30.67
100%,
27

•,

1938
1.80%
8.95%
72.821
5.03%
30.66
100%,
Laagste d.wl)
1.80% 8.94
72.671
5.02
30.60
100
floogsted.w’)
1.81
8.9 6
y
4

72.90
5.04
30.70
100%
lkluntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100

Data
serla,,d
Praat
Boeka-
Mila
,
a
,
ç
Mad
,
r$d

21 Juni 1938
41.47 6.28



22

1938
41.51 6.28



23

,,

1938
41.48 6.28

– –
24

1938
41.44
6.28

– –
25

,,

1938
41.46
6.28



27

,,

1938
41.46
6.28



Laagste d.w’)
41.3734
6.24



Hoogste d.w’)
41.55
6.30
1.45
9.55

Muntpariteit
1

48.003
7.371
1.488 13.094
48.52

Data
Stock-
holm’)
hagen’)
Kopen-

Hel-

for!
‘)

Buenos-
Aires’)
Mon-
treal’)

21 Juni 1938
46.20

40.-
45.0%
3.96 47%
1.79
22

,,

1938
46.15

39.971
45.-
3.96
47y
1
,
1.78%
23

,,

1938
46.15

39.971
45.-
3.96
47y,
1.78%
24

,,

1938
46.17k 40.-
45.-
3.9%
47y,
1.78%
25

,,

1938
46.171 40.-
45.021
3.96
47%
1.79
27

,,

1938
46.20

40.-
45.021
3.96
47%
1.78%
Laagste d.w’)
46.10

39.92k 44.92k
3.93
46%
1.78
Hoogste d.w’
46.221 40.05
45.05
3.98
47%
1.79%
Muntpariteit
46.671 66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
*) Noteering te Amsterdam. *’) Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t iste of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Q
a
Londen
($
per £)
Parijs
($
p.
IOOfr.)
Berlijn
($ p.
100
Mk.)
Amsterdam
($ p. 100 gld.)

21 Juni

1938
4,95%
2,78%
40,32
55,38%
22

,,

1938
4,95%,
2,78%
6

40,29 55,39
23

,,

1938
4,96%
2,78
1
%,
40,31
55,44
24

1938
4,96%
2,78
1
%,
40,32
55,42%
25

1938
4,96%,
2,78%
40,31%
55,41%
27

,,

1938
4,95.1118
2,78%
40,30 55,35

28 Juni

1937
4,93y,
4,46%
40,10 54,98%
v1untpariteit..
4,86
3,90%
23,81%
40%,

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen
en
Landen
Noteerings-J
eenheden
1

11Juni
1
1938

1
18Juni
1
20125
1938

1LaagstelHoogstel
Juni
1938
1
25juni
1938

Alexandrië..
Piast. p.
97%
9734
97%
97%
97
1
.i
Athene

….
Dr. p.
£
547% 547%
540
555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1110%
1110%
1110%
1/10%
1110%
Budapest

..
Pen. p.
£
25%
25%
24%
25%
25%
BuenosAire,’
p.pesop.0
19.051 18.991
18.97
19.05
19.02
Calcutta
. .
..
Sh. p. rup.
1151%,
115
25
1,
1/5%
1151%,
11515132
Istanbul

..
Piast.p.
620 618
618 620 618
Hongkong ..
Sh. p.
$
112%
112%
112%
.
113%,
1/2%
Sh. p. yen
112
112
1111%,
112%,
112
Lissabon….
Escu.p.
110%
110%
110
110%
110%
6

Kobe

…….

&texico

….
$
per
£
– – –

Montevideo
.
d.per
20%
20
19%
20%
20%
ontreal

..
$
per
£
5.02% 5.01%
5.00%
5.01%
5.00%
Rio d. Janeiro
d. per Mii.
2%
219
16

2% 2%
2%
Shanghai

..
d. p.
$
8%
8%
8%
9%
8%
Singapore ..
5h. p.
$
213% 213%
213
1
%,
2/4
2/3%
Valparaiso
2).
$
per
£
125
125
125 125 125
Warschau ..
Zl. p.
£
26%
26%
26
1
26%

1
26%
1)
Offic. not. 15 laten, gem. not., welke Imp. hebben te betalen
10
Dec. 1936 16.12.
2)
90 dg. Vanaf
13 Dec. 1937 laatste ,export” noteering.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS 8)
Londen’)
N.York
2
)
Londen
21 Juni 1938..

181%
6

42%
21 Juni 1938….

14019k
22

,,

1938..

18
1
%,
42%
22

,,

1938….

140110
23

,,

1938..

18
1
%,
42%
23

,,

1938….

140/9
24

,,

1938..

19
42%
24

,,

1938….

140110
25

,,

1938..

19

25

,,

1938….

140110
27

,,

1938..

19%,
42%
27

,,

1938….

140110

28 Juni 1937..

19
1
%,
44%
28 Juni 1937….

140,8

27 Juli

1914.. 24%
159
27
Juli

1914….

84110%
1)
in pence
p.
oz.stand.
2)
Foreign silver in
$c. p. oz.
line.
3)
in 5h.
p.oz.
line

STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
Vorderingen.

1 15 luni 1938 1 23 luni 1938
Saldo van
‘8
Ktjks Schatkist bij De Ne-
derlandsche Bank
………………
fl53.180.332,57
t
157.718.281,35
.
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

72.944,87
110.064,53
Voorschotten

op

uitimo

Mei

1938
a(d. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te
keeren hoofd,, der pers, bel., aand. in
de hoofd,, der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas- tingen en
op
de vermogensbelasting


,,

3.133.509,-
,,

848.137,17
Idem aan Suriname ………………
10.654.737,01
,,

10.855.187,14
Kasvord.weg. credietverst. a/h. bulteni

102.630.891,97
,,
103.128.498,25

Voorschotten aan Ned.-Indië
……….

Daggeldieeningen tegen onderpand
Saldo der postrek. v. Rijkscomptabelen

….


,,

44.779.074,94

30.737.728,32
Vord.
op
het Alg. Burg. Pensioenf.
1),,,


Vord.
op
andere Staatsbedrijven’)….
,,

10.515.192,85
-11.342.789,96
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.

16 van haar octrooi verstrekt
– –
Schatkistbiljetten in omloop ………
f231.448.000,-
f231.373.000,-
Schatkistpromessen in omloop
……
8.500.000.-
,,

8.500.000,-
,,

1.089.816,-
,,

1.088.8I1,50
Schuld

op

ultimo

Mei

1938

ajd.
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d.
pers. bel., aand.
1.
d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op
die

.

Ziiverbons in omloop
……………..

bel, en
op
de vermogensbelasting
.. …
.

8.543.773 97
,,

8.543.773,97

Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.
1)
,,

1.043.656,50
,,

486.538,83
,,

590.736,56
,,

960.735,96
Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en
T.’) …
,,220.795.064,84

202.344.680,18

Schuld aan Curaçao’)
……………..

Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…..
,
25.500.000,-
Id. san diverse instellingen’)
………..
..25.500.000,-
194.332.641,37
,,
195386.720,38
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.

1

18 Juni 1938
1

25 Juni 1938



Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
f
126.000,-

f

1.292.000,-
Verplichtingen:

Saldo Javasche Bank

………………

Voorschot’s Rijks kas e. a. Rijksinsteil.
,,
2.798.000,-
,,

684.000,-
Schatkistpromessen in omloop …….
16.500.000,-
,,

16.500.000,-
Schatkistbiljetten in omloop
………
,,
5.000.000,-
,,

5.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
,,
1.114.000,-
1.114.000,-
idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.

.
..

1.838.000,-
,,

1.681.000,-
Belegde kasmiddelen Zeifbesturen…

545.000,-
,,

545.000,-
Voorschot van de Javasche Bank

,,
1.019.000,-
,,

3.508.000,-
1)
Betaaimiddelen in
‘s
Lands Kas
/
32.744.000,-.

SURINAAMSCHE
BANK.
Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Data
Metaal
Circu-

latie
Andere
opelschb.
schulden
Discont.
Dlv.
reke-
ningen’)

21 Mei

1938..
880
1.027
605 553
1.191
14

1938.,
880 1.096
576 552 1.190
7

,,

1938,.
879
1.200
613 548
1.181
29
April
1938..
877
1.239 510 555
1.186
23

,,

1938..
878
1.051
551
557
1.170

1

Juli

1914..
645
1.100
560
735

1

396
1) Siuitp. der activa.

498

GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- EN GENO1
OERST
64(5 kg
MAIS
ROGGE
TARWE
BURMA RIJST
BOTER per kg.
KAAS
EIEREN
Amer.No.31′
Rotterdam per 2000 kg.
74kgRussi-
Rotterdam per 100 kg. Loonzein
Edammer
Alkmaar
Gem. not.
Heffing
1)
Zie blz.460
van E.S. B.
loco
Rotterdam
T
noteer. op Amerik.
Mixed schei) loco
Rotterdam
Termi
j
nBahia
noteer. op
Blanca
5)
per cwt. t.o.b.
Rangoon/Bassein
Leeuwar-
der Comm.
1
Crisis
1
Zivl-
Fabr.kaas
Eiermi
j
n

Roermond
v.15Juni f1.
per2000kg.
1 of 2 mnd
1

No. 2i)
per 100kg.
1 of 2 mnd.
1

Locoprijs
Herl.Ned.Ct.I

Not.
Noteering
1
Centr.
gag exp.
per 50kg.
P. 100 St.

Tf
%2f
%T%T%7%
sh.Tr
r
T3
1927
237,-
110,2
171,50
89,3
176,-
87,1
12,475
102,5 13,825
110,1
14,75
109,3
6,83
104,5
1113
1
14
2,03 98,4

43,30
95,0
7,96
99,3
1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9 13,15
108,1
12,57
5

100,1
13,475
99,9
6,43 98,4
1017
3
14
2,11
102,3

48,05
105,4
7,99
99,6 1929
179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0 10,87
5

89,4
11,27
5

89,8
12,25
90,8
6,34
97,0
l016
2,05
99,4

45,40
99,6
8,11
101,1
1930
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7
6,225
51,2 8,27
5

65,9
9,67
5

71,7
5,09 77,9
815
1,66
50,5
. –
38,45
84,4 6,72
83,8
1931
107,25
49.9
78,25
40,8
84,50
41,8 4,55 37,4 4,65
37,0
5,55
41,1
3,09 47,3
516
1,34
64,9

31,30
68,7
5,35
66,7
1932
100,75
46,8
72,-
37,5
.77,25
38,2 4,62
5

38,0 4,70 37,4 5,225
38,7
2,59
39,6
5(11
1
j
0,94
45,6

22,70 49,8
4,14
51,6
1933
Z
70,-
32,5
60,75
31,6
68,50
33,9 3,55
29,3 3,75 29,9
5,025
37,2
1,84
28,2
4(51/
5

0,61
29,6 0,96
20,20 44,3
3,71
46,3
1934
75,75
35,2
64,75 33,7
70,75
35,0
3,325
27,3
3,25
25,9
3,67
5

27,3
1,74
26,6
41731
4

0,45
21,8
t,-
18,70
41,0
3,45
43,0
1935
u
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
30,3 3,07
5

25,3
3,87
5

30,9
4,125
30,6
2,07 31,7
5/8
1
/2
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6
3,20
39,9
1936
1937
0

86,-
40,0 74,50
38,8
74,-
36,6
4,275
35,1
5,75
45,8
6,27
5

46,5 2,19 33,5
5/71/
0,58
.

28,1
0,88
5

17,55
38,5
3,50
43,6
137,75
64,0
105,75
55,1
III,-
55,0
8,95 73,6 8,02
5

63,9
8,92
5

66,2
2,70 41,3
61-
0,78
37,9
0,67
19,75
43,3 3,96
49,4

April

1937
Mei
149,75
69,6.
110,75
57,7
115,-
56,9
10,-
82,2
9,40 74,9
10,17
5

75,4 2,72 41,6
6/-/4
0,69
33,4
0,80
16,45
36,1
3,05
38,0
z
144,50
67,2
107-
55,7
110,-
54,5
10,-
82,2
8,925
71,1
9,725
72,1
2,64 40,4
5/10’/
0,71
34,5
0,72
5

17,325
38,0
2,89
36,0
Juni

,,
5.1
148,75
69,2
99-
51,6
105,-
52,0
10,15
83,4
7,52
5

59,9 8,95
66,3
2,63 40,3
5110
1
14
0,74 35,9
0,70
19,825
43,5 2,98
37,2
Juli

,,
149,25
69,4
108,25
56,4
III

55,0
9,85
81,0
8,575 68,3
9,975

73,9
2,68 41,0
5111
1
14
0,77
37,4
0,68 20,15 44,2
3,74 46,6
Aug.
Z
136,50
63,5
106,50
55,5
112:-

55,4 9,30
76,4
7,825
62,3
9,225
68,4 2,86 43,8
614
.
0,78 37,9
0,64
21,50 47,2
3,84
47,9
Sept.

»
129,50
60,2
107,-
55,7
122,-
60,4
9,225
75,8
7,55
60,1
8,525
63,2 2,96
45,3
617
0,85
41,3 0,525
21,-
46,1
4,69
58,5
Oct.
136,25
63,3
109,-
56,8
114,75
56,8
8,57
5

70,5
7,62
5

60,7 8,50
63,0 2,96
45,3
61711
4

1,-
48,5
0,42
23,-
50,5 4,99
62,2
Nov.
133,50
62,1
106,25
55,3
116,-
57,4
7,22
5

59,4 7,10
56,5 8,12
5

60,2 2,53
38,7 5171
0,96 46,6 0,46 22,20
48,7
4,99
62,2
Dec.

»
130,25
60,6
110,-
57,3
120,75
59,8
7,30
60,0
7,05
56,1
8,025 59,5
2,43
37,2
515
0,84 40,8 0,60
20,80 45,6 5,24
65,3

k
n.

1938
br.
130,-
60,4
113,75
59,2
117,25
55,0 7,65 62,9
7,45 59,3
8,40 62,3
2,35
36,0
513
0,80
38,8 0,615
21,45
47,1
4,15 51,7
,,
129,50
60,2
106,-
55,2
110,75
51,9 7,60 62,5
7,275
57,9
8,30 61,5
2,39
36,6
514
0,81
39,3
0,65
22,12
5

48,5
3,65 45,5
Mrt.

» 121,50
56,5
104,50
54,4
109,75
51,5
7,10
58,4
6,77
5

53,9 7,70
57,1
2,36
36,1
513
0,81
39,3
0,56
21,70
47,6
2,80
34,9
Apr.
116,75
54,3
107,50
56,0
117,75
55,2 6,65
54,7 6,55
52,1
7,35 54,5 2,42
37,1
515
0,87
42,2
0,47
5

19,60
43,0 2,90
36,2
Mei

,,
11350
52,8
104,50
54,4
III,-
52,1
6,17
5

50,8 6,12
5

48,8 6,95
51,5
2,64
40,4
5110
11
4

0,89 43,2
0,45
20,-
43,9 3,25
40,5
(1 Mei-8 Juni
109,50
50,9
100,25
52,2
103,-
48,3
5,70
46,8 5,52
5

44,0 6,50
48,2 2,65
40,6
5111
0,81
39,3
0,50
19,75
43,3 3,35
41,8
8-14 Juni1938
103,50
48,1
102,-
53,1
103,50
48,6 5,30
43,6
6,10 48,6 6,95
51,5 2,69
41,2 61-
0,80 38,8
0,50
19,75
43,3 3,20 39,9
14-21

,,

»
100,50
46,7
100,-
52,1
101,-
47,4
5,50
45,2
6,10
48,6
7,20 53,4 2,69
41,2 61-
0,77
37,4 0,55
19,-
41,7 3,45
43,0
fl-28
101,50
47,2
100,-
52,1
103,50
48,6.
6,-
49,3
6,12
5

48.8
7.-
51.9 2.66
40.7
5/ll
1
l
0.92
78.9 (1.80
10.75
41.
155
44′
JUTE
KATOEN
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
,,First Marks”
in olie gekamd; loco Bradford per Ib.
13114 Dernier
Stand. Ribbed
Middling Upland
1

Super Fine C.P.
c.i.f. Londen
per Eng. ton
loco
New York per Ib.
.

.Oomra
Liverpool per Ib.

1
Hert.Ned.Ct.1

wit Or. D. te
New York per Ib.
Smoked Sheets
loco Londen p. Ib. Crossbred Colonial
Carded 50’s Av.

.

,
erino
u’* S
Av.

Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct./
Not. Not.
HerI.Ned.Ct.
1
Herl.Ned.Ct.
1

Not.
Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
f
%
£
cts.
%
$cts.
cts.
%
pence
ets.
%
pence
cts.
%
pence
f
j
$
ets.
%
penci
1927
442,38
103,4
36.101- 43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27
133,8
96,8 26,50 244,9
104,8
48,50
13,55
.105,8
5,44
93
140,2
18,50
1928
445,89
104,2 36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8 111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,75 1929
395,49 92,4
32.14/3
47,6
101,1
19,10
33,2 92,4 6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9
4,93
52
78,4
10,25
1930
257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50 19,7
54,8
3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57,7
26,75
8,50 66,4
3,42
30
45,2
5,87
1931
0
192,15
44,0

17.117
21,1
44,8
8,50
20,1
55,9 4,28
60,9
44,0

109,0
46,6
23,25
5,97 46,6
2,40
15
22,6
3,12
1932
1933
146,86
34,3
16.181-
15,9
33,8 6,40
19,5
54,3 5,39
42,5
30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
12 18,1
3,37
128,63
30,1 15.1212
17,4
37,0
8,70
16,8
46,8
4,91
48,9
35,4
14,25
96,9
41,5
28,25
3,21
25,1
1,61
II
16,6
3,25
1934 115,85
27,1
15.9/9
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8
4,37 51,4
37,2
16,50
95,8
41,0 30,75
1,92
15,0
1,29
19
28,6 6,25
1935
s.i
134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90 17,7
49,3
5,87 42,2

.
30,5

84,5 36,2
28,-
2,41
18,8 1,63
18
27,1
6,-
1936
142,61
33,3
18.618
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7
5,60
54,3
39,3
16,75
108,6
46,5 33,50
2,71
21,2
1,73
25
37.7 7,75
1937
183,46
42,9
20.814
20,8 44,2
11,44
20,0
55,7
5,34 89,0 64,4
23,75
132,7
56,8 35,50
3,30
25,8
1,865
35
54,3
9,50

April

1937
99
<
189,96
44,4
21.313
26,0
55,2
14,35
23,1
64,3 6,16
96,5
69,8 25,75
144,9
62,0
38,75
3,56
27,8
1,95
44
66,3
11,62
Mei

»
Juni
201,20
47,0
22.716
24,3
51,6
13,35
22,7
63,2
6,04
97,4
70,4
26,-
142,9
61,1
38,25
3,25
25,4
1,78
5

38
57,3
10,25 »
Juli
186,90
43,7
20.1617
22,9
48,6
12,60
22,3
62,1
5,96 95,6
69,1
25,50
140,2
60,0 37,50 3,28 25,6
1,805
36
54,3 9,62
»
189,87
44,4
21.113
22,4
47,6
12,32
21,5 59,8
5,71
95,8
69,3
25,50
142,2
60,8
37,75 3,42 26,7
1,88
5

34
51,3
9,12
Aug.
188,67
44,1
20.1716
18,8
39,9
10,35 19,6
54,5
5,19
98,9
71,5 26,25
145,0
62,0
38,50
3,30 25,8
1,82
33
49,7 8,87
Sept.

»
186,01
43,5
20.1413
16,3
34,6
9,-
17,4
48,4
4,64
94,1
68,1
25,25
131,3
56,2
35,-
3,19
.24,9
1,76
34
51,3
9,-
Oct.

» 188,16
44,0
20.19/8
15,2
32,3 8,42
15,5
43,1
4,15
83,6 60,5
22,50
117,7
50,4 31,50
3,02
23,6
1,67
30
45,2
8,-
Nov.

»
s.,
185,91
43,4
20.12110
14,4
30,6
7,99
15,2
42,3
4,04
74,6
54,0
20,-
103,9
44,5
27,75
2,86 22,3
1,585
27
40,7
7,12!
Dec.

»
173,86
40,6
19.71-
14,9
31,6
8,28
15,5 43,1
4,15
69,5
50,3
18,50
110,1
47,1
29,50
2,71
21,2
1,50
5

28
42,2
7,37!

Jan.

1938 168,56
39,4
18.1518 15,4
32,7
8,56
15,9
44,2 4,26
67,3 48,7
18,-
101,2
43,3
27,-
2,69 21,0
1,49
5

26
39,2
7,-
Febr.

»
Mrt.
Z
166,62
38,9
18.1117
16,1
34,2 9,00
16,5
45,9
4,41
63,9
46,2
17,-
98,1
42,0 26,25
2,78
21,7
1,55
5

27 40,7
7,12!
»
165,08
38,6
18.81-
16,1
34,2
8,91
16,1
44,8
4,30
61,1
44,2
16,25
98,3
42,1
26,25
2,81
21,9
1,56
25
37,7 6,75
Apr.
»
156,59
36,6
17.9/5
15,8
33,5
8,76
15,5 43,1
4,15
60,7
43,9.
16,25
95,6 40,9
25,50
2,75
21,5
1,525.
.
22 33,2
5,87
Mei

» 158,09
36,9
17.1212
15,3
32,5
8,48
15,2
42,3 4,06
61,7


44,6
16,50
98,9 42,3 26,50
2,82
22,0 .1.56
21
31,7 5,62!
31 Mei-8 Juni
152,41
35,6
17.-/-
14,3
30,4 7,89
13,6
37,8 3,65
61,6 44,6
16,50
97,1
41,5
26,-
2,82
22,0
1,56
21
31,7
5,62!
8-14Juni 1938
151,76
35,5
16.1819
14,7
31,2
8,16
13,8
38,4
3,70 61,6 44,6
16,50
96,1
41,1
25,75
2,73
21,3.
1,505
22
33,2
6,-
14-21

»
151,80
35,5
16.1819
15,5
.32,9
8,62
14,2
39,5
3,81
59,8
43,2
16,-
95,2 40,7
25,50
2,71
21,2
1,50
5

23
34,7 6,12!
11-28

»

» 151,05
35,3
16.1716 15,9
33,8
8,81
15,1
42,0
4,04
59,7 43.2
16.-
94.2 40.3
25.25 2.87
22.4
1.59
26
39.2
7.-

:-
KOPER
Standaard
Loco Londen
per Eng. ton

LOOD
gem. prompt en
1ev. 3 maanden
Londen per Eng.ton

TIN
Loco Londen
per En g. ton
IJZER
Cleveland No. 3
franco Middlesb.
per Eng, ton

GIETERIJ-IJZER
(Lux 111)
per Eng. ton
f.o.b. Antwerpen

ZINK
gem. prompt en
1ev. 3
maanden
Londen p. Eng, ton

ZILVER
cash Londen
per Standard
Ounce
HerI.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.1
(t
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.
NE
Herl.Ned.Ct.I

Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
H
er
l.
Ned.C
t.1
Nt

f
%
T
f
%
£

f
%
£
f
%
sh.
f
%
S
h.
i’
f
ir
ets.

ir
pence
1927
675,10
85,9
55.13111
295,75
106,5
24.8/1
3303,60
120,6
289.115
44,10
104,7
7219
39,10
98,9
6416
345,40
108,8
289/11
132
101,5
26
1
116
1928
771,20
98,1
63.1419
256,15
92,2
21.314
2749,50
94,6
227.418
39,85
94,6
65110
37,90
95,9
6218
305,75 96,4
25.515
135
103,8
26
3
14
1929
x
912,55
116,1
75.917
281,10
101,2
23.4/11 2465,65
84,8
203.18!10
42,45
100,8
7013
41,55
105,1
68
1
9 300,80
94,8
24.17
1
8
123
94,6
24
7
/
16

1930

661,10
84,1
54.13
1
7
218,70
78,8
18.1
1
5
1716,20
59,1
141.19
1
1
40,50
96,1
67/
35,95
91,0
5916
203,55
64,1
16.1619
89
68,5
17
11
/ji
1931
<
431,85
54,9
38.719
146,60
52,8
l3.-/7
.1332,55
45,9
118.911
33,-
78,3
58/8
28,90
73,1
.

5115
140,05
44,1
12.8111
69
53,1
145/
1932
z
275,75
35,1
31.1418
104,60
37,7
12.-19
1181,30
40,6
135.18/10
25,40
60,3
58/6
22,20
56,2
51
1
1
118,95
37,5
13.13
1
10
64
49,2

1
7
13
/
1933 1934
268,40
34,1
32.11
1
4
97,25 35,0 11.16
1
1
1603,50
55,2
194.11/11
25,55 60,6
62/-
21,-
53,1
51
1

129,80
40,9
15.14
1
11
62
47,7

1
8
1
/
226,80 28,8
30.6
1
5
82,65
29,8
11.1/-
1723,15
59,3
230.7
1
5
25,-
59,3
66/
11

20,25
51,2
5411
103,05
32,5
13.1516
66
50,8
21
1
14
1935
u,
230,95
29,4
31.18/
1

103,40
37,2
14.5
1
8 1634,25
56,2
225.14
1
5
24,70
58,6
68
1
2
20,25
51,2
56/-
102,65
32,3
14.3
1
6
87
66,9
28
1
5
/
16

1936
298,75
38,0
38.811
137,15
49,4
17.1217
1592,-
54,8
204.1218
28,40
67,4
73/-
22,40

56,7
5717
116,55
36,7
14.1917
65
50,0
20
1
(
1937
488,55
62,1
54.813
208,95
75,3
23.516
2176,70
74,9
242.7110
41,30
98,0
91111
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.414
75
57,7
295/16

April

1937
559,70
71,2 62.716
235,50
84,8
26.4110
2404,95
82,8
268.-/-
36,35
86,3
811-
54,25
137,3
120111
238,65
75,2
26.615
78
60,0
20
1
5/1
Mei

»
545,95
69,4
60.15/-
214,95
77,4
23.18/5
2256,45
77,6
251.2/-
36,40
86,4
81/-
59,65
150,9
13219
209,35
66,0
23.5111
76
58,5
29
5
116
Juni

»
iu
499,7(1
63,6
55.13
1
5
205,40
74,0
22.17/8
2245,10
77,3
250.2
1
6
36,35
86,3
81/-
60,60
153,3
135
1

194,55
61,3
21.13
1
5
75
57,7
20
Juli

»
510,10 64,9
56.1113
213,70
77,0
23.13111
2365,20
81,4
262.51-
45,55
108,1 1011-
59,60
150,8
13216
205,75
64,8
22.1316
75
57,7
20
Aug.

»
517,55
65,8
57.6
1

205,25
73,9
22.14
1
6
2388,50
82,2
264.9
1

45,60
108,2
101/-
48,60
123,0
109
1

215,35
67,9
23.16/8
75
57,7

1
9/
8

Sept.

»
474,25
60,3
52.15111
187,55
67,5
20.17/8
2323,10
79,9
258.1216
45,35
107,6
1011-
44,65
113,0 9915
191,80
60,4
21.711
74
56,9
19
7
1
Oct.

»
413,15
52,5
46.1111
164,80
59,4
18.718
2036,85
70,1
227.51-
45,25
107,4 1011-
42,30
107,0
9415
162,05
51,1
18.117
75
57,7
20
Nov.
357,50
45,5
39.1319
150,10
54,1
16.1313
1726,80
59,4 191.141-
46,85
111,2
1041-
39,85
100,8
8815
143,20
45,1
15.17
1
11
74
56,9
19
11
1
16
Dec.

,,
362,70
46,1
40.7/2
144,90
52,2
16.2
1
6
17
34
,
45

59,7
193.-/-
49,-
116,3
109
1

38,80
98,2
86
1
4
139,-
43,8
15.915
70
53,8
18
5
/

Jan.

138
S.
0
367,75
46,8
40.1916
143,50
51,7
15.1919
1640,65
56,5
182.161-
48,90
116,1
1091-
36,50 92,4
8114
134,05
42,2
14.1819
74
56,9
19
3
i6
Febr.

,,
f-.
353,70
45,0
39.819
137,35
49,5
15.613
1642,15
56,5
183.1111
48,90
116,1
1091-
33,45 84,6
7416
128,85
40,6
14.714
75
57,7
20
3
/16
Mrt.

,,
357,25
45,4
39.1617
144,80
52,2
16.2110
1649,65
56,8
183.1812
48,90
116,1
1091-
31,80
80,5
70111
128,90
40,6
14.714
75
57,7
201,6
Apr.
»
354,85
45,1
39.11/7
141,35.
50,9
15.15/4
1536,80
52,9
171.9/5
48,85
115,9
109/-
32,80
83,0
73/2
124,75
39,3
13.1814
71
54,6
18
7
18
Mei

»
o
328,80
41,8
36.12/9
127,85
46,0
14.4/
11

1452,30
50,0
161.16
1
6
48,90
116,1
109
1

29,75 75,3
66
1
4
113,50
35,8
12.12
1
6
70 53,8

1
8/4
t Mei-8 Juni
312,60
39,8
34.17/6
122,45
44,1
13.1312
1550,75
53,4
173-1-
48,85
115,9
1091-
26,90
68,1
60/-
112,35
35,4 1
12.1018
71
54,6
19
8-14 Juni1938
0

309,10
39,3
34.101-
1
20,401
43,4
13.8,9
1543,35
53,1
172.51-
48,85
115,9
1091-
28,55 72,2
63/9
111,45
35,1
12.8/9
71
54,6
I8
55
/j
4-21

»
310,80 39,5
3413/9
124,30
44,8
13.17
1
6
1626,25
55,9
181.10/-
48,85
115,9

1
09/-
28,80
72,9 64
1
3
123,50
38,9
13.15/8
70
53,8
18
11
116
:1 28

»

»
338,60
43,1
37.1613
134,601
48,5 15.-18
1676,80
57,71
187.51-
48,80
115,8
109/-
28,-
70,9
6216
126,20
39,5
14.1/11
71
54.6
191I1

LDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexcijters gebaseerd op 1927 t/m 1929 = 100).

499

GE-
SLACHTE
GE- SLACHTE
DEENSCH
BACON
BEVROREN
ARG. RUND-
CACAO G.F.
KOFFIE
Loco RdamlA’dam
SUIKER
Wittekrist.
THEE
N.-Ind.thee-
RUNDEREN
VARKENS
middelgew. No. 1
VLEESCI-I
Accra per 50 kg
per
1
/2 kg.
suiker loco
veilina
kdam
-.
(versch)
er 100 kg
(versch)
oer 100kg
Londen per cwt.
Londen per 8 Ibs.
c.i.f. Nederland
Rotterdam! Amsterdam
Gem.Tava-
en
Sumatrathee
°
Robusta
uperior
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.

HerI.Ned.Ct.INot.
i

totterdam

HerI.Ned.Ct.l
santos
per
ioo
kg.
per'(2kg.
7
%
f
%
1

-:-

i

.
x
sh.
sh.
cts.
%
cts.
%
T
cts.
%
1927

– – –

6515
97,8
10716
2,73
92,2

416
41,21
119,4
68/-
46,87
5

95,5
54,10 91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,8

66,80
100,3
11015
3,03
102,4

51-
34,64
1004
5713
49,62
5

101,1
63,48
107,3 15,85
99,1
7525
99,3 102,2
1929
96,40
101,8
93,12
5

109,2

67,81
101,8
11212
3,12
105,4

512
27,70 80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3 69,25 91,4 94,1
1930
108,-
114,0
72,90
85,5

57,19
85,9
9417
2,97
100,3

4111
21,04 61,0
34111
32
65,2
38,10
64,4 9,60
60,0
60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3

35,72
53,6
6316
2,44
824

4f4 13,84
40,1
2417
25
50,9 27,10
45,8
8,-
50,0
42,50
.
56,1
53,3
1932
61,-
64,4
37,50
44,0

25,46
38,2
5817
1,70
57,4

3111
11,77
34,1
2711
24
48,9
30,04
50,8
6,32
5

39,6
28,25
37,3 43,0
1933
52,-
54,9 49,50
58,0

30,74
46,2
7417
1,54
52,0

319
9,30
26,9
2217
21,10
43,0

22,83
38,6
5,32
5

34,5
32,75
43,2
31,0
1934
1935
61,50
64,9
46,65
51625
54,7

3294
49,5
481
8811
1
142
48,0

31912
8,15 23,6
21110
1680
34,2

1840
31,1
4,07
5

25,5
40
52,8
34,9
.
48,125
50,8
60,5

32,-
8815
1,19
40,2

31312
8,15
23,6
2216
14,10
28,7

15,21
257
3,85
24,1
3450
45,5
32,5
1936
53,425 56,4 48,60 57,0

36,37
54,6
9316
1,48
50,0

3/912
12,05
34,9
3014
13625
27,8

16,875
28,5
4,02
5

25,2 40
52,8
39,2
1937
71,275
75,3
61,85
72,5

42,27
63,5
94/1 1,90
64,2

413
17,35
50,3
3818
16,62
5

33,9

22,375

37,8
6,22
5

38,9
53,50
70,6 53,6

April

1937
71

75,0
56,25
65,9

42,32
63,6
9413
1,72
58,1

3110
20,83 60,3
4615
17,875
36,4

23375
39,5 6,125
38,3
54,25
71,6
54,4
Mei

,
73’32
5

77,4
56,75
66,5

42,71
64,1
95J-
1,90
64,2

41214
17,30
50,1
3816
17,50
35,7

23
38,9
6,07
5

38,0
55
72,6
53,6
1 uni
80’5
84,7
55,75
65,3

39,87
59,9
88110
2,04
68,9

4(6
1
(2
15,66
45,4
34111
17,50
35,7

23
38,9 6,525
40,8
50,50
66,7
52,7
uIi

,,
78,45 82,8
60,85
71,3

42,63
64,0
9416
1,97
66,6

4(4
1
(2
16,46
47,7
3616
17,50
35,7

23
38,9
6,57
5

41,1
55
72,6
55,1
Aug.

,,
77,87
82,2
67,875
79,6

46,32 69,6
10216
2,13 72,0

41812
17,61
51,0
391-
17
34,6

23
38,9 6,50
40,6
54,75
72,3 55,3
Sept.

,
72,425
765
69,20
81,1

46,17 69,3
102110
1,96
66,2

4(4(2
15,97
46,3
3517
16,75
34,1

23
38,9
6,32
5

39,6
56
73,9
55,1
Oct.
69,97
5

73,7
7020
82,3

43,70 65,6
9716
1,91
64,5

413

12,55
36,4
28f-
15,75
32,1

22,87
5

38,7
6,40
40,0
55,25
72,9 55,0
Nov.

,
6817
5

72,0
72,3751
84,8

40,77
61,2
9016
1,95
65,9

414
12,18
35,3
2711
13,50
27,5

20 33,8
6,425
40,2
53,75
71,0 52,2
Dec.
68,95
72,8 72,15
84,6

43,23 64,9
9612
1,92
64,9

413
1
12
11,07
32,1 2418
13
26,5

17,25
29,2
6,40
40,0
47,75
63,0 51,0

Jan.

1938
7082
5

74,8 70,37
5

82,5

43,54 65,4
97′-
1,96
66,2

414
1
/
2

12,18
35,3
2712
13
26,5

16,10
27,2
6,17
5

38,6
51,25
67,7
51,1
Febr.

,,
70,25
74,2
68,75
80,6

43,95
66,0
981-
2,08 70,3

4/71/2

12,44
36,0
2719
13
26,5

16
27,0
5,40
33,8
50,25
66,3
50,3
Mrt.

•,
69,15
73,0 66,37
5

77,8

45,87 68,9
10212
1,90
64,2

413
13,30
38,5
2918
13
26,5

15,50
262
5,05
31,6
52,25
69,0
48,6
Apr.

,
70,35
74,3
64,40
75,5

47,29
71,0
10516
1,88
63,5

412
11,68
33,8
2611
13
26,5

15
25,4
4,65
29,1
53,50
70,6
41,9
Mei

,
71,50
75,5
62,-
72,7

46,22
69,4
1031-
1,92
64,9

413j2
8,64 25,0
1913
12,50
25,5

14
23,7
4,70
29,4
53,_
70,0
41,1
Mei-8 Juni
72,-
76,0
61,50
72,1

43,95
66,0
981-
2,02 68,2

416
7,73 22,4
173
12,50
255

14
23,7
4,62
5

28,9
51,50
68,0
45,6
14 Juni ’38
70,-
73,9
60,-
70,3

43,95
66,0
98!-
1,90
64,2

413
8,29
24,0
1816
12,50
25,5

14
23,7
475
29,7
51,50
68,0
45,3
21

,,


70,-
73,9
59,25
69,5

43,90 65,9
98/-
2,02 68,2

416
8,29 24,0 18,6
12,50
255

14
23,7
4,75
29,7
49,50
65,3
45,3
28

.
70,

73,9
59,- 1
69,2

43,87
65,9
98/-
1,92
64,9

413112
8,73 1
25,3
1916

12,50
25,5

13
22,0
4,75
29,7
49,50
65,3
45,9

GRENENHOUT
Zweedsch ongesort.
VUREN-
HOUT

HUIDEN COPRA
Ned.-Ind.
GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
LIJNZAAD
La Plata
GOUD

21J
2
X
7 per standaard
ex opslagpl. Londen
basis 7″
f.o.b.

Gaaf,open
Zweden/Fini.
kop
57-61 pond
per longton
Londen
c.i.f.
loco
cash Londen
per ounce line

.-


z
o

perstandaard
van 4.672 M.
Veiling te
Amsterdam
per lOO kg
Amsterdam
Rotterdam
per lOOD kg.
1)
___________
Herl.Ned.Ct.I

Not.
=
<
Uerl. Ned.
Cl.

Not.
____________
Hen. Ned. Ct.
1

Not.
_7



1


1

T


ir
rn
y
x
1927
230,28
100,1
l9:-(-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,625
106,5
266,03

106,4 21.18111
185,-
95,0
51,50
100,1
85/-
105,3
104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-(-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,875
104,1
254,10

101,6
21-/-
185,25
95,1
51,45
100,0
85/-
102,0
100,2
94,6
1929
229,71
99,9
19-/-
146,-
95,6
32,25
80,5
27,375 89,4
230,16
92,0.
l9.-f9
214,-
109,9
51,40
99,9
85/-
92,7 95,4
84,5
1930
218,43
95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3
22,62
5

73,9
175,55
70,2
14.1014
181,75
93,3
51,40
99,9
85/-
69,6
75,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.141- 110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7
12.2111
95,50
49,0
52,-
101,1
9215
47,6
54,6
44,7
1932 136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-14
70,-
35,9
51,25
99,6
1181-
35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1
10.1914
75,50
38,8
51,35
99,8
12417
33,1
39,0
34,5
1934 134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90 22,5
71,90
28,7
9.1213
72,75
37,3
51,50
100,1
13718
31,6
31,3
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50 39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.81-
67,25
34,5
51,50
100,1 14212
32,2 37,0
34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,0
38,9
113,49
45,4
14.11(9
85,-
43,6
54,60
106,1 14014
39,0
42,2
40,7
1937
205,35
89,3
22.1712
132,25
86,6 23,35
58,2
15,225
49,7
127,81
51,1 14.418
110,50
56,8
63,20
122,8
14019
53,4
57,8
58,3

April

1937
208,79
90,8
2351-
135,-
88,4
28,0
71,1
16,81
5

55,1
138,95
55,6
15.918
114,50
58,8
63,45
123,3
14115
59,3 80,4
63,6
ei


211,29
91,9 23.101-
137,-
89,7
26,25
65,5
14,95
48,8
127,60
51,0
14.41- 112,50
57,8
63,15
122,7
140/8
56,7 60,2
58,2
luni

,
211,01
91,8
23.101-.
137,50
90,1
24,25
60,5
14,325
46,8
130,85
52,3
14.1117
110,50
56,7
63,10
122,6
14017
54,8 59,0

56,1
uh
212,-
92,2
23.10(-
136,25
89,5

59,9
14,525
47,4
137,65
55,0
15.5(4
113,-
58,1
63,15
122,7
1401-
55,2 60,2
56,3
aug.
212,40
92,4 23.101-
135,-
88,4

62,4
13,95
45,6
126,66
50,6
14.-(6
115,-
59,1
63,05
122,5
13917
53,7 59,2
55,3
Sept.

,,
211,08
91,8
23.lOj-
135,–
88,4
25,-
62,4
13,15
42,9
120,84
48,3
13.911
115,25
59,2
63,05
122,5
14014
52,4 57,9
55,3
)ct.

,
210,65 91,6 23.101-
135,-
88,4
23,-
57,4
13,50
44,1
121,70
48,7
13.1117
116,75
59,9
63,-
122,4
14016
50,4
56,1
51,2
’40v.
209,46
91 1
23.51-
132,50
86,8
18,-
44,9
12,50
40,8
109,57
43,8
12.313
110,50
56,7
63,10
122,6
14011
41,7 53,2
46,7
)ec.

,
206,69
899
23.-!-
125,–
81,9

17,-
42,4
12,375
40,4
105,31
42,1 11.1415
109,75
56,3
62,85
122,2
139110
44,9
51,8
46,3

lan.

1938
203,65 88,6
22.1319
123,-
80,6

19,-
47,4
11,87
5

38,8
99,85
39,9
11.216
109,75
56,3
62,65
121,8
13917

44,4
51,9
44,7
?ebr.

,,
199,56
86,8
22.51-
122,50
80,2

17,-
42,4
10,95
35,8
95,86
38,3
10.1319
108,-
55,5
62,70
121,9
139/9
43,4
51,0
44,3
4rt.

,
197,49
85,9
22-1-
116,25
76,1

15,-
37,4
10,975
35,8
92,92
37,2
10.712
106,25
54,6
62,75
122,0
139J11
41,8 49,9
43,2
pr.


197,23
85,8
22.-!-
110,-
72,0

14,50
36,2
10,625
34,7
90,22
36,1
10.1/3
101,75
52,3
62,65
121,8
13919
40,0 48,9
40,5
4ei
195,17
84,9
21.15(-
105,50
69,1

14,50
36,2
10,425
34,0
91,54
36,6
10.4/-
98,50
50,6
62,85
122,2
1401-4
39,4
47,8
39,2
Mei 8 Juni
192,83
83,8
21.10;-
102,50
67,1

14,-
34,9 9,75
31,8
90,76
36,3
10.2/6
92,50
47,5
63,-
122,4
14017

38,2
46,7
39,1
14 Juni ’38
190,43
82,8
21.51-
102,50
67,1

14,-
34,9
9,87
5

32,2
92,40
36,9
10.613
94,50
48,5
62,95
122,4
140164
38,5
46,1
39,9
21

,
190,37
82,8
2
1
5f-
102,50
67,1

14,-
34,9 9,625
31,4
91,84
36,7
10.5/-
96,75
49,7
63,10
122,6
140/10
38,1 41,0
40,5
28

,,
190,24
82,7
21.51-
102,50
67,1

14,-
34,9
9,87
5

32,2
94,59
37,8
10.1113
100,-
51,4
63,05
122,5
140110
39,7
47,1
42,8

TÊfNKOLEN
Westf./Holl.
PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
BENZINE
Gulf Exp. 64166
0

KALK-
SALPETER
ZWAVELZURE CEMENT
S T E E N E
N

.
es
binnenmuur
P. 1000 stuksip.
buitenmuur
bunkerk. ongez.
f.o.b. R’damj
33 t!m. 33.9° Bé
S.
g.
per
franco schip
AMMONIAK
‘mg bij
franco
– ‘2

E
°
Adam per
te
N
-York p. barrel
U.S. gallon

1Herl.Ned.Ct.1

Ned. per 100kg
franco schin
Ned. per 100

g
voden
wal

R od en
1000 stuks
Klinkers en
.oc

Herl.Ned.Ct.I Not.

Not.
1000kg.
bruto
erdam
BoeegrauwI
Hardgrauw



r
ï
ïi:

y
.

1927
11,25
103,1
3,21
103,6,
1,28
37
128,0 14,86 11,48
102,6
11,44
102,5
1

18,-
99,0
13,65 104,3
16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5 2,99
97,1
1,20
24,85 85,9
9,98
11,48
102,6
11,08
99,3
1

18,-
99,0
13,60 104,0 19,50 104,5
96,5 99,0
1929
11,40 104,4
3,06 99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
1

18,55
102,0
12,-
91,7
20,-
107,1
98,5
95,9
1930
11,35 104,0
2,76
89,6
III
21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
1

18,55
102,0
II,-
84,1
19,-
101,8
83,3
‘77,1
1931
10,05
92,1 1,42
46,1
0:57
12,38
42,8
4,98
8,61
77,0
7,73
69,3
16,55
91,0

76,4
15,50
83,0
61,9
55,4
1932

73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83
6,15
55,0
4,20 37,6
12,-
66,0 8,50 65,0
II,-
58,9
49,6
43,0
1933
7,-
64,1
1,14
37,0 0,57
9,24
32,0
4,63
6,18
55,2
4,63 41,5

60,5
8,75
66,9
10,50
56,2
46,4
40,3
1934
6,20
56,8
1,40
45,5 0,94
7
1
18
24,8
4,84
6,11
54,6
4,70
42,1
11,25
61,9
7,-
53,5
8,50
45,5
44,8
38,8
1935
6,05
55,4
1,39
45,1
0,94
7,65
26,5 5,18
5,89
52,7
4,81 43,1 II

60,5 6,75
51,6 8,50
45,5
46,4
39,9
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6 5,65
5,70
51,0 4,82
43,2
10:50

57,7
6,75
51,6 8,75
46,9
48,5
44,1
1937
8,80 80,6
2,09
67,7
1,15
11,08
38,3′
6,10
5,75
51,4

4,97
44,5
11,35
62,4
7,50
57,3 9,50
50,9
66,4
60,5

pril

1937
8,55
78,3
2,12 68,8
1,16
11,30
39,1
6,18
5,80
51,8
5,-
44,8
11,35
62,4 7,25
55,4
9,25
49,6
68,4
64,2
vtei

82,4
2,11
68,5
1,16
11,46
39,6
‘6,30
5,85
52,3 5,05
45,3
11,35
62,4
7,25
55,4
9,25
49,6
70,9
64,4
uni

9,-
82,4
2,11
68,5
1,16 11,48
39,7
6,31
5,85
52,3
5,05
45,3
11,35
62,4
7,25
55,4
9,25
49,6

69,8
63,0
uh

,,
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,58
40,0
6,
38

5,60
50,1
4,80 43,0
11,35
62,4 7,45
56,9
9,50
50,9
70,3
63,4
ug.
9,-
82,4
2,10
68,0
1,16
11,57
40,0 6,38 5,70
51,0
4,90
43,9
11,35
62,4
7,45
56,9
9,50
50,9
68,2
61,6
ept.

,,
9,-
82,4
,

2,11
68,5
1,16
11,56
40,0 6,38 5,75 51,4
4,95
44,4
11,35
62,4
7,45
56,9
9,50
50,9
65,8
59,6
)ct.

8,95
82,0
2,10 68,0
1,16
11,25
38,9
6,22
5,80
51,8
5,-
44,8
11,35
62,4 8,25
63,1
9,75 52,2
62,1
56,8
4ov.

,.
9,-
82,4
2,09 67,7
1,16
10,49
36,3 5,82
5,85
52,3
5,05
45,3
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75 52,2
59,0
.
53,9
)ec.

9,35
85,6
2,09 67,7
1,16
9,60
33,2 5,34 5,95 53,2
5,15
46,1
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75 52,2
58,5
52,3

an.

1938
9,90 90,7 2,08 67,4
1,16
9,34
32,3
5,20
6,05
54,1
5,25 47,0
12,85
70,7 8,50
65,0
10,50
56,2
59,1
52,4
‘ebr.
9,90
90,7 2,08
67,4
1,16
9,10
31,5
5,09 6,10
54,5
5,30 47,5
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
58,0
51,4
4rt.

9,90
90,7 2,09 67,7
1,16
9,08
31,4 5,05 6,15
55,0
5,35
47,9
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
58,1
50,7 pr.

9,90

1
90,7
1

2,09
1

67,7

1
1,16
1

8,89
1

30,7
1

4,94
1

6,20
1

55,4
1

5,40
1

48,4
1

12,85
70,7
9,-
1

68,8
112,-
64,3
t

51,5

t
49,5
lei

,

1
9,90

1
90,7
2,10
68,0
1,16
8,92
1

30,8
1.

4,94
6,25
1

55,9
1

5,45
1

48,8
1

12,85
1

70,7
1

9,-
1

68,8
112,-
1

64,3
1

55,6

1
48,3
/tei-8
Junhl
9,90

1
90,7
1

2,10

1

68,0

1
1,16
1

8,95
1

31,0
4,94
1

6,25
1

55,9
1

5,45
1

48,8
1

12,85
1

70,7
1 9,-
68,8
112,-
1

64,3
1

55,0

1
47,4

I’I
14
Juni
‘381
.990

1
90,7

1

2,09

1

67,7

1
1,16

1

8,95
1

31,0
4,94
1

6,25
1

55,9
1

5,45
1′

48,8
1

12,85
1

70,7
1

9,-
1

68,8
112,-
1

64,3
1

55,2

t
47,6
9,90

t
90,7

12,09167,711,1618,811
30
,514,
88
1

6,25
155,91
5,451
48
,8112,
85

170,71
o,-1
68,81l2,-I
64,3!
.55,8
48,1

500

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29
Juni
1938

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 27 Juni 1938.

Activa.

Binnen!. Wis- (Hfdbk.
f

7.947.852,82

sels, Prom., Bijbnk.
,,

67.612,49

Goud
Andere
Beschikb.
Dek-
Data
Munt _Muntmat.
Circulatie
__
opeischb.
schulden
Metaal-
saldo
kings
perc.

27 Juni ’38
112858
1.368.373 911.301
954.052
756.22
80
20

,,

’38
112888
1.368.333
905.521
959.460 756.323
80

25 Juli

’14
65.703
96.410
310.437
6.198 43.521
54

Totaal
Schatkist-
B 1ee

Pa
p pier
Diverse
Data
bedrag
.
disconto’s promessen
i
rechtstreeks
n ngen
o

het
reke-
buiten!.
n1ngen
1
)

27 Juni 1938
8.425

329.825 5.400
6.388
20

,,

1938
8.454

328.435
5.400
7.475

25 Juli

1914
67.947

61.686 20.188
509
‘)Onder deactiva.

JA’VASCHE BANK.

Data
Goud
Zilver
Circulatie
Andere
opeischb.
schulden

Beschik
metaal
saldo

25 Juni’38
5
)
1.620
184.660
62.580
37.724
18

,,

’38
2
)
136.180
186.780
62.580
36.436

28 Mei1938
116.886 1

19.638
184.605
.62.461
37.697
21

,,

1938
118.574 1

19.314 185.142
63.915 36.265

25 Juli1914
22.057

1

31.907 110.172 12.634 4.842

Data
N.-Ind.
betaalb.

Dis-
conto’s
Belee-
ningen
1
1

Diverse
reke-
ningen’)

percen-
.
lage

25 Juni’38’)
2.490
77190
43.320
.

55
18

,,

’38
1
)
2.960
75.230
47.320
55

28 Mei1938
1.625
49.962
55
‘13.850

1
48.269
21

,,

1938
1.828
13.828

1
49.205
49.047
55

25 Juli 1914
6.395
7.259 75.541
2.228
44
t)
Sluitpost activa. 2)
Cijfers
telegrafisch
óntvangen.

BANK VAN ENGELAND.

1
Bankbilf.
1
Bankbilf.
t

OtherSecurities Data
Metaal
1

in
un
Bankingl Disc, and
1
circulatie
_Deparfm.
Advances Securitles

22 Juni 1938
1327.325 483.272 1

43.140
5.500

20.627
15

,,

1938
327.268
485.737

40.673
5.681

20.093
1

221uli1914
_40.164
j

29.317 33.633

I
OtherDeposits
1
Dek-
Data
1

00v.
Sec.
Public

J
Depos.
Bankers

Other
1
Reserve
kings-
_Accountsl
1
perc.
l)

22 Juni’38
110.176
1

21.656
105.513

35.307
1 44.0531
27,1
15

,,

’38
114.401

11.556 109.002

43.246
1
41.5291
25,3

22 Juli ’14
11.005 14.736
42.185
29.2971
52
.,,e5,.11011
neverve en
uepustta.

BANK VAN FRANKRIJK.

Data
Goud
Zilverl
1
Te goed
in h t

Wis
Waarv.I

op hei
.
Belee-
1Reonr1.~e~loos

vohot
bUj:fll.
sels
buiten!.

ningen
v.d. Staat

16Juni’38
55.808 1
4301
241
7.4911
7771
4.193
1
3.200
9

,,

’38
55.808
4181
19
8.6671
4.359
3.200

23Juli’14
4.104
1
8401

1
1.5411
8_
769
1

Bonsv.d)
1
Diver-

Rekg.Courant
Data
zeI/st.
amort. k.
sen
1)
Circulatie
Staat
1
ZeI/st.
1
Parti-
Iûmort.k.l
culieren
16Juni’38
5.575
1

2.894
1

99.414
1

622
1
2.636
15.048
0

,,

’38
5.575
1

2.767
100.235
1

868
2.596
15.467

23 Juli’14


5.912 401
1

1
-,
UIULijJUDL flflIVd.

DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
1
Andere
Data
Goud
bij bui-

j

als goud-
wissels
Belee-
ten!. circ.
1
dekking
en
nin gen
banken’)
1
geldende
t
cheques

23 Juni 1938
70,8
1
20,3
5,9
5.197,3
57,8
15

,,

1938
70,8 1
20,3
5,7
5.382,9
64,7

30 Juli

1914
1.356,9
1


750,9
50,2

Data
Effec-
Diverse Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Activa’)
latie
Cr1.
Passiva

23 Juni 1938
546,0
1.239,8
5.724,3
1.029,5
260,7
15

,,

1938
545,2
1.170,1
5.845,0
1.009,9
252,2

30 Juli

1914
330,8 200,4 1.890,9
944,-
40,0
1)
Onbelast.’) w.o. Rentenbankscheine 23,
15Juni,
resp. 25,23 milI.

NATIONALE BANK VAN BELGIË
(in BelRa’s).

Data

Goud

.
0

,
.8

Rekg.Crt.


1
1938 8
0
n
çJ
L
1
L
0
c
Q,

0
0u
cn

0O,,
_

]”.I2TTI
55
1

7421 4571
51

TÖT
11
314
16
1
6
..
1
2.777

1

7421
464
74
150
228 4.109
15
279

FEDERALRESERVEBANKS.

Goudvoorraad
.

Wissels

Data

Goud-

,,Other

In her-
1
In de
Totaal

certifi-

cash”
2)

disc. v. d.
1

open
member
1
markt
bedrag

caten’)

.

banks
1
gekocht

15 Juni’38 10.646,6 10.637,4
1
401,3

1

0,5
8
,,
’38 10.647,0 10.637,4
1
397,8

8,6
1_
0,5

Belegd
1

Totaal

1
Goud-
1
Algem.
Gestort
1
Dek-
1
Dek-
Data

in U. S.
1
in circuJ

Kapitaall kings-
1
kings-

Gov.Sec.
1
iatie
1
s

1
perc.
8
)
1
perc.4)

15 Juni’38 2.564,0
1
4.123,1 19.277,2
1
133,6
1
82,4
1


8
,,

38
1
2.564,01
4.135,8
1
9.251,4
1
133,6

82,5


t)
Deze certificaten werden door de Schatkist aan de Reserve Banken
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.’34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
,Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelschbare
schulden: F. R. Notes en netto depoelto.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en
wettig betaalmiddel tegenover Idem,
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HEr
FED. RES. STELSEL.

1
Dis-

1
1
lReservel
Totaal
1
Waarvan
Data
Aantal
conto’s
t

Beleg-
1

bij
de
1
depo-
1

time
leening.
en
beleen.
1_
‘gingen
1
F.
R.
1
banks
1

sito’s
1 1
deposits

8 Juni’38’
24
1

8.625
112.319
6.355

1
27.002
1

5.230
1

,,


3
81
1
1

8.334

J
12.202
6.252

1
26.485
J

5.216
U
PUsten
Van
U nOU. fldflK UC
UUVUSUflU
flUflR 0fl 00
non. os
England zijn in duizenden, alle overige posten in millioenen van
de betreffende valuta.

enz.ln a18c.1ig.sc11.

•””‘

f
8.424.556,52
Papier o. h.
Buiteni. in disconto

……

Idem eigen portef.

f

5.400.000,-
Af: Verkochtmaar voor de bk.nog niet afgel.


5400 000

BeleeningenHfdbk.
f
302.183.698 76
1
)
mcl. vrsch…
in rek -crt
Bijbnk.
,,

3.772.318,72

op onerp:
Ag.sch.
,,

23.868.959,33

f
329,824,976,81

Op Effecten enz.
..
f
329.061.810,231)
OpGoederen en Cce!.
,,

763.166,58

329.824.976,811)
Voorschotten a. h.
Rijk……………

Munt, Goud ……
f

112.857.535,-
Ifuntmat., Goud
•.
,,1.368.372.851,41

f
l
.
48l.23O.386,4l

Munt, Zilver, enz.

,,

21.246.878,60
Muntmat. Zilver

»


1.502.477.265,01
2
)
Belegging van kapitaal, reserves en
pen-
sioenfonds

……………………
,,
43.568.725,60
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
,,
4.580.000,-
Diverse rekeningen …………. …..
,,
6.387.543,60
Staatd. Nederi. (Wetv. 2715/’32, S. No. 221)
,,
8.905.871,61

f
1.909.568.939,15
Pasiva.
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,
4.860.787,51
Bijzondere reserve

………………
,,
7.102.179,67
Pensioenfonds

………………….
,,
11.876.596,85
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
911.300.625,-
Bankassignatiën in omloop ……….
,,
43.053,92
Rek.-Cour.
,f’
Het Rijk
fl
45
.
02
l.l
48,3
O

saldo’s:

Anderen

,,
808.988.269,34

954.009.417,64
Diverse rekeningen ……….
.
..
.
….

,,
376.278,56

f

1.909.568.939,15

Beschikbaar metaalsaldo

…………
f
756.291.599,17
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
1.890.728.990,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
onde
rgebracht

………………..
,,

t) Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15 Maart
1933,
Staatsbiad No. 99) ……..
f

65.883.125,-
2)

Waarvan in het buitenland …………………….

.. 120.086.920,37

Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Auteur