11 DECEMBER 1935
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Econo.misch~Stati*stische
Benchten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
20E JAARGANG
WOENSDAG 11 DECEMBER 1935
No. 1041
COMMISSIE VAN REDACTIE:
P. Lief tinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en
H.
M. H.
A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties / 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh & van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam,
Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Postvhèque- en giro-rekening No.
145192.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in
Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch
Kwartaalbericht / 1.—. Leden en donateurs ontvangen
het weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie
op de verdere publicaties. Wummer Crisispoliti/c 60 ccut.
INHOUD.
BIz.
Ds VASTE LIJN IN DE HUIDIGE REGEERINGsP0LITIas
door
Mr. D. J. H-ziJshoff Pol…………………..1078
Handelspolitiek door
G. Brouwers ………………1080
Instellingen en commissies tot uitvoering van de
handelspolitieke maatregelen ………………..
1083
De scheepvaartpolitiek tijdens de crisis door
C. J. P.
Zaalberg………………………………..1085
De.E.N.A.S ……………………….. . …….
1086
Evenredige vrachtverdeeling in de binnenvaart ….
1086
De clearingpolitiek door
Prof. Dr. G. W. J. Bruins 1087
Nederlandsch Clearinginstituut ………………..
1089
Ôrgaiisatie van het Departement van Handel, Nijver-
heid en Scheepvaart ………………………..
1092
Landbouwpolitiek in Nederland …………………
1094
Voimen van steunverleening aan en productieregeling
;
van
:d
en
landbouw …………………………
. 1096
Da landbouw-crisismaatrègelen …………………
1097
Maatregelen Van socialen aard door
Meyer de Vries -: 1104
ÖNTV4NOÉN BOEKEN ……..-.-………………….. 1108
TER INLEIDING.
De in den loop der achter ons liggende depressie-
Jaren door de Regeering successieveli,jk getroffen
ruaati-egelen tot bescherming van landbouw, industrie
en scheepvaart hebben langzamerhand een dusdanigen
omvang gekregen, dat het voor den outsider – en ten
deele ook voor den insider – verre van eenvoudig
is geworden zich, zelfs voorzoover het de algemeene
lijnen aangaat, snel te oriënteeren omtrent strekking
en werking van de onderscheidene deden der crisis-
wetgeving. De Redactie van Economisch-Statistische
Berichten heeft het dan ook opportuun geacht een
bijzondere uitgave aan deze wetgeving
–
te wijden,
teneinde -den lezer -het verkrijgen van een globaal in-
zicht in het geheel der crisismaatregelen te verge-
niakkelijken.
Bij die beschouwingen, waarvoor dit van beteekenis
is, is voorts een uiteenzetting gegeven betreffende de
werkwijze der verschillende crisisinstellingen.
De meening, die in de
orcderteelcende
artikelen ge-
uit wordt, komt uiteraard geheel voor verantwoording van de schrijvers.
BERICHT.
Om ten volle rekening te kunnen houden met de
hooge eishen, welke in een tijd als deze worden ge-
steld aan vroegtijdige en regelmatige beschouwingen
over de internationale conjunctuur, hebben wij beslo-
ten onze conjunctuuroverzichten niet meer -driemaan-delijks, doch
-maandelijks
te laten verschijnen, met
d-ien verstande, dat om de di-je maanden een omvang-
rijker nummer dan het gewone maan dbericht het ka-
rakter van •de tot heden uitgegeven kwartaalberidh-
ten zal behouden. De totale omvang van de conjunc-
tuurberichten zal -door deze wijziging vrij aanzienlijk
worden uitgebreid. Het zal hierdoor mogelijk zijn
meer aandacht aan allerlei andere conjunctuurver-
schijnselen te schenken.
De abonnementsprijs van het weekblad Economisch-
Statistische Berichten zal, bij gelijken omvang en
gelijk karakter alá tot heden, gesteld worden 6p
f
16,— per jaar. De
prijs
van een afzonderlijk abon-
nement op het nieuwe Economisch-Statistisch Maand-
bericht zal
f 5,—
per jaar ‘bedragen. De abonnements-
prijs van
beide organen samen
is -gesteld op
f 20,-
per jaar. De
abonné’s
ontvangen dus in het vervolg
voor
f 20,— beide tijdschriften, tenzij zij v66r
31
De-
cember
1935
den wensch
kenbaar
maken, alleen -het
weekblad voor
f
16,— of alleen het maandbericht
voor
f 5,— te willen ontvangen.
Donateurs
en
Leden
van het Nederlandsch Econo-
misch Instituut ontvangen zoowel •het weekblad als
het maandbericht gratis.
– Deze wijziging, die eenerzijds een prijsverlaging
beteekent, anderzijds de.
mogelijkheid
‘biedt om voor
den ouden
prijs
naast ‘het weekblad een maandbericht
in plaats van een kwartaalbericht te ontvangen, vloeit
voort uit ons streven ons zoowel financieel als
redactioneel aan •de gewijzigde tijdsomstaudigheden
aan te.pbssen. – – –
1078
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 December 1935
DE VASTE LIJN IN DE HUIDIGE
REGEERINGSPOLITIEK.
Er is aan het Kahinet-Oolijn meermalen verweten,
dat het in zijn economische politiek allerminst con-
‘sequent is. Dit verwijt, waarvan de juistheid door cle
Regeering zelf ten deele is toegegeven, bevat wel een
kern van waarheid, doch is niettemin grooten.deels
overdreven. Er is wel degelijk een algemeen beginsel
in het geheele Regeeringsbeleici ‘aanwezig.
Het beginsel, waarop ‘de Regeeringspolitiek is op-
gebouwd, is dat van het gezonde, degelijke, ouderwet-
sehe conservatisme, dat een ierstei van den normaleim
toestand zooveel mogelijk wil overlaten aan de ver-
king der vrije economische krachten en slechts daar
uenseht in te grijpen, waar zulks onvermijdelijk is;
alleen ten aanzien van de huishoudinen van staat,
provinciëri, gemeenten, enz. sluit bedoeld
1)
Lincipe
een, actieve bemoeienis in.
Wij zullen thans •dit beginsel toetsen aan de ver-
schillencie onderdeelen der Regeeringspolitiek en ons
daarbij tot de. hoofdzaken bepalen.
De valutapolitiek is
gegrond op de overtuiging, dat
de gouden standaard onverzwakt ‘moet worden ge-
handhaafd, De Regeering volgt hiermede ongetwijfeld
een sterk behoudende politiek, omdat zij daarmede te
kennen geeft de moderne economische theorieën, die
alle sehouderophalend staan tegenover een zich vast-
klampen aan dien standaard, niet te willen toepas-
sen. Met name verwerpt zij cie theorie der ,,manage’cl
currency”, die door Prof
.. J. M. Keynes is geïnaugu-reerd, om v66r alles met behulp van hanktechnisehc
middelen de binneulandsche prijsniveau’s te stabihsee-
ren en de wisselkoersen te laten varieeren al naar
gelang zulks noodig mooht zijn om die stabilisatie
door te voeren. De Regeeriiig meent omgekeerd, dat
juist de wisselkoersen gestabiliseerd moeten blijven
en ‘dat de binnenlandsche prijsniveau’s zich daaraan
maar moeten aanpassen.
De begrootingspol’itiek.
Bij cle toepassing van een
conservatieve crisisbestrjdingspoli tiek staat, in nauw
verband met •de valutapolitiek, een saneering van de
begrootingen van staat, provinciën, gemeenten, euz.
op het eerste plan, omdat aan een verwaarloozing ‘der
openbare f:inanciën ‘zoowel om economische als om
zuiver psychologisehe redenen het gevaar eener deva-
luatie verbonden is. De Regeering heeft zich hieraan
gehouden en zooveel mogelijk het sluitend maken van
cle Rijks’begrooting nagostreefd. Dat zij in ‘deze taak
ondanks sterke vermindering der uitgavert niet vol-ledig is geslaagd, is hieraan te wijten, ‘dat de Staten-
Generaal haar ‘daarbij ‘in vele opzichten heeft tegen-
gewerkt. Deze tegenwerking ‘heeft mede tengevolge
gehad, dat zij gedwongen is geweest in sterker mate
haar toevlucht ‘te nemen tot belastiia’gverhoogingen
dan anders het geval zou zijn geweest, teneinde
‘s Lands financiën zoo afdoende
mogelijk
te saneeren.
Tot dusverre is zij in zoover in haar pogingen ge-
slaagd, dat het vertrouwen in ‘s Rijks financiën nim-
mer ‘geschokt is geworden.
De aanpassingspolitielc.
Deze valt in twee onderdee-
len te splitsen. Op ‘het gebied der overhei’d behoort
het fundament ‘der aanpassing te
zijn:
zoo krach-
tig
mogelijke
bezuinigingen ‘door cle betrokken over-
heden. Op het gebied van ‘het particuliere bedrijfs-
leven dient de Regeering zich echter wegens ‘de be-
ginselen ‘der conservatieve crisis’bes trijdingspolitiek
van te actief
ingrijpen
te ‘onthouden en alles zooveel mo-
gelijk aan de werking der vrije krachten over te laten.
De aanpassingspolitiek op het gebied der overheid.
Ten aanzien van de Rijksfinanciën heeft de Regeering
een saneering tot stand trachten te brengen door
o.’m. trapsgewijzë ‘de salarissen van het Rijkspersoneel
te verlagen of de premiebijdrage voor pensioen te
veihoogen, waardoor de reëe]e korting op 1 Januari
1936 omstreeks 15,5 pOt. zal bedragen. Verder ‘ijn
meermalen, o.a. krachtens de Bezuinigingswet, he-
zuinigingen toegepast. Ongetwijfeld moet worden toe-gegveii, dat deze maatregelen nog onvoldoende .zmjn,
doch de reden hiervan is gelegen in ‘cle omstandig-
lieid, dat dle Staten-Generaal ten opzichte van alle
versoheringen, en speciaal ‘dc salarisverlagingen, ‘ccci’
ongaarne meewei’kt, ja dikwijls tegenwerkt. Vnn dle
onvoldoende ve:rlaging der Rijksuitgaven kan men de
Regeering ‘derhalve
moeilijk
een verwijt maken.
Ten ‘behoeve van cle scheepvaart greep dle Regee-
ring krachtig in door verlaging van cle loodsgeiden. Ten aanzien van cie financiën van provinciën cmi
gemeenten stelt ‘de Regeering zieh wegens de auto-
nomie ‘dezer gemeenschappen op het ‘standpunt, dat
zij zelve voor de saneering harer begrootingen, heb-
‘ben te zorgen. Slechts wauneer ‘deze saneeringspogin-
gen ‘mislukken, grijpt de Regeerimig in en langs dezeri
omweg ‘kan zij in voorkomende gevallen in ‘de zaken
van de provinciën, gemeenten, enz. invloed uitoefe-
nen. Uitgaande van ‘dit conservatieve standpunt heeft
de Regeering nog onlangs uitdrukkelijk verklaard
zich niet te ‘willen bemoeien met de gemeentelijke
haven- en ‘kaclegel’den, die naar de meening van velen
belangrijk te hoog ‘zijn gebleven. Zeer logiseh is het
dan ook, dat cle Regeering zigh tot ‘dusverre niet heeft
ingelatenmet ‘cle erfpaohtsca’nons van sommige groate
gemeenten, clie tot dusverre zeer stroef zijn gebleven.
Eerst in het wetsontwerp tot verlaging van somm’ge
vaste lasten en van ‘huren ‘heeft ‘Zij zich ‘daaraan ge-
waagd; in ‘het kader van ‘dat wetsontwerp was zulks
dan oo’k wel
onvermijdelijk,
daar een inkomstender-
ving van huiseigenaren door huurverlaging tea dccle
geneutraliseerd moest worden door een verlihting
van lasten, w.o. verlaging van ‘de erfpac’hts-canons.
Tot het ‘gebied der Overheid ibehoort mede de meer-
dere aanbouw met overhei’dshulp van volkswoningen
teneinde dle verlaging van hureu van verschillende
arbei’derswoningen te ‘bevorderen in het belang van ‘de
aanpassing. De Regeericig heeft ‘ten ‘deze ingegrepen
door ‘het krachtens wetswijziging mogelijk te maken,
dat in verschillende gemeenten niet langer te dure
volkswoningeu werden gebouwd en dat de aflossingen
van verstrekte kapitalen voor woningen werden vet’-
laagd (waardoor tevens tot ‘huurverlaging zou kun-
nen worden overgegaan). Voorts verlaagde zij dc
rente van voorschotten voor den woningbouw van 5 ii
6 tot 4 pOt. en verstrekte zij gelden voor den bouw van volkswoningen tegen lagen huurprijs. Het Re-
geeringsoptreden op ‘dit gebied is voorzichtig en
langzaam geweest, hetgeen te ‘begrijpen valt, wanneer
men hédenkt, dat zelfs van de goedkoope volksmvonin-
gen, velker huren het meest stroef zijn gebleven, niet-
temm een groot aantal leeg staat, zoedat op den
duur ‘de ‘zelfregenereeren’de krachten in de maat-
se’happij wel ‘haar werk zullen doen.
De aanpassingspolit’celc ten aanzien van het particu-lier bedrijfsleven.
Een consequentie van cle conserva-
tieve crisishestrjdlingspolitiek is, da t cle Regeeririg
zich met de aanpassing in het particulier bedrijfsleven
zoo min mogelijk inlaat: de eigen krachten hij dit be-
drijfsleven moeten ‘hieivoor, zooveel
mogelijk
zorgen.
Ten hoogste ‘kan de Regeering ten deze maatregelen
treffen, waardoor ‘de werking van ‘de vrije krachten
beter tot haar reeht ‘komt terwijl slechts in hoogst
noodzakelijke gevallen wordt ingegrepen.
Aldus ‘heeft ‘de Regeering zich tot dusverre geheel
onthouden van een in’gijpen in de bonen bij de par-
ticuliere bedrijven.
Wat voorts ‘cle vaste lasten ‘betreft, ‘heeft
zij
al
heel spoedig ‘door de Padhtwet ‘de mogelijkheid ge-
opend om de pachten te verlagen; zonder dezen maat-
regel zouden de meeste pachters geruïneerd zijn. Ver-
‘der heeft zij het ‘bij ‘de wet mogelijk gemaakt, dat
cle meerderheid van o’hli’gatiehou’ders of, pandhrief
houders van een maatschappij kan instemmen met
verkorting ‘hunner rechten, ‘zoodat ‘het niet meer mo-
gelijk is, dat een enkele ohli’gatiohouder of pandbrief-houder de saneering van ‘die maatschappij belet. Doch
voor het overige heeft de Regeering zich aanvanke-
lijk angstvallig van verdere maatregelen onthouden.
Eerst in den loop van 1935 werd een ‘maatregel ge-
11 December 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1079
troffen tot het tegengaan van onredelijke executies
van lan’dbouwhypotheken, terwijl in het thans nog
aanhangig wetsontwerp inzake de vaste lasten een
maximum gesteld wordt voor pandbriefrente, hypo-
theekrente, huren en erfpaehtscanons, zonder tot
rechtstreeksehe verlaging daarvan over te gaan.
De seunpolitie1c.
Deze is gebaseerd op het begin-
sel, dat ‘daar, waar zulks onvermijdelijk is, steun
wordt verleend, en dat -overigens de particuliere be-
langhebben’den of lagere overheidslichamen zichzelf
maar moeten helpen.
De steun ten aanzien van -de particuliere belang-
hebbenden is, ten einde ‘de overheidskassen zooveel
mogelijk te ontlasten, ingesteld op het principe, dat
de consumenten dien zelf moeten opbrengen; slechts
waar financieele ‘overheidshulp ‘de eenige uitweg is,
wordt deze met mate verleend. Het conservatieve be-
ginsel eischt nu eenmaal zooveel mogelijk sluitende
overheicisbegrootingen en met ‘dezen eisch zijn finan-
cieele steunverleeningen van ‘de overheid uit den aard
‘der zaak moeilijk te rijmen.
WT
a
t de ma
–
te der steunverleening betreft, moet al
•cladelijk worden toegegeven, dat een -bepaald, onder-
deel daarvan, nl. de agrarische steunverleening,
011-
-getwijfeld haar doel ‘heeft voorbijgesehoten. Niemand
zal de gereehtvaarcliheid van den steun aan de a’gra-
iische
bedrijven,
die zooveel sterker ‘door de crisis
zijn getroffen clan ‘de in’dustrieele, betwisten, doch dit
neemt niet weg, ‘dat deze steun – te ver gaat, zooals
blijkt uit het verloop van ‘de kosten van levensonder-
-hou’d te Amsterdam en Den Haag. In -deze steden
stpnden -de kosten voor voedingsmiddelefl in Decemiber
1934 op ongeveer 71 á 78 pOt. van ‘die, in December
1029; voor in-dustriele producten waren zij’ veel
lager, ni. voor kleeding 59 â 65 pOt. schoeisel 50
62 pOt. en huisraad 53Y2
á
59Y pOt. in Amster-
dam en 70 â 72 pOt. in Den Haag. Wanneer men
bedenkt, dat de grondstoffen voor voedingsmiddelen
meer ‘zijn gedaald dan die der industrieele, dat in -de prijzen dci voedingsmiddelen veel min-der bonen, en
‘clan nog in het algemeen meer gedaalde, zijn verwerkt
-dan in ‘die der industrieele artikelen,
terwijl
ten-
slotte de prijzen der industrieele artikelen ook nog
eenigszins worden opgehouden d-oor coutingenteerin-
gen, dan moet men wel tot de conclusie komen, da
–
t
met de agrarische steunpolitiek te ver is -gegaan.
Evenwel mag niet uit het oog worden verloren, dat
niet ‘de Regeering daaraan in de eerste plaats schuld
heef-t, maar de ‘Staten-Generaal en de -algemeene
politieke sfeer van clezen
tijd.
Welke democratische
Regeering, -h-oe conservatief van huis uit, kan zich
daartegen met volledig succes verzetten? Afgezien hiervan kan overigens naar onze meening
worden gezegd, dat ‘de Regeering zi-ch me-t haar steun-
politiek aan ‘cle door haar eenmaal aanvaarde conser-
vatieve beginselen heeft gehouden; -dit moge uit de
volgen-de opsomming blijken.
Geen financieele steun wordt verleend aan expor-
teerende industrieele bedrijven.
Zulks geschiedt evenmin ten behoeve van de voor
–
het binnenland werken-de industrieele bedrijven. Deze
worden daarentegen -gehopen door invoercontingen-
teering. Bedoelde eontingenteeringen worden echter op conservatieve wijze toegepast. Zij hebben niet de
streicking om die industrieën een verruimde binne:n-
landsohe markt te creëeren, doch alleen een ovenia-
tige invoer uit het buitenland met gedeprecieerde
valuta tegen te gaan, me-t in aanmerking neming van
cle verminderde ‘binnenlandsche koopkracht.
Bij ‘de binnenschee-pvaart -heeft de Regeering sterk-
iligegrepen ‘door toepassing van het stelsel der even-
redige vrachtverdeeling.
Zij
heeft dt echter .gedaan
wegens den depborabelen toestand van deze scheep-
vaart, v-olgens sommige deskundigen zou voor’ de
tegenwoordige constellatie ongeveer een derde van
de thans -bestaande tonnage voldoende zijn. –
Het conservatieve ‘karakter der Regeeringspolitiek
komt voorts tot uiting in den aan de zeescheepvaart
verleenden steun. Tot dadelijke su-bsidieerin-gen is de
Regeering niet overgegcan, om-da-t ‘het hegrootings-
evenwicht daardoor in gevaar zou worden gebracht.
Vandaar het stelsel van voorschotten. Aanvankelijk
ston’d de Regeering op ‘het standpunt, dat de voor-
schotten vroeger of later terug moesten worden be-
taal-d, doch nam zij in elk geval cle houding aan van
den bank-moedigen crediteur, ‘die den debiteur niet
executeert, doch in hoop op beter tijden een afwach-
tende houding aanneemt. Sinds 1 Januari 1935 is
echter een stelsel van kasv-oorschotten ingesteld, waar-‘
hij is -bepaald, ‘dat na afloop van elk jaar, in-dien blijkt,
‘dat de betrokken reederj geen winst (na aftrek van
afsohrjving volgens goed koopmansgebruik) heeft
gemaakt, de in -dat jaar verleende kasvoorschotten
niet meer behoeven -te worden terugbetaal’d.
Eenzelfde gedachte, maar voorboopig nog strenger
toegepast, ligt ten grondslag aan dé eredieten, die
het Moederband aan Nederlan-dsch-Indië verleent.
Aan Indië worden tot dusverre nog maar voorschot-
ten verleend zonder eenige toezegging omtrent kwijt-
schelding. Nederland -blijft -de lankmoedige crediteur.
Ook hij de steunverleening’ aan gemeenten ter be-
strijding van ‘de werkloosheidsuitgaven stelt de Re-
geering zich op conservatief, standpunt. De nitkee-
ringen voor dit ‘doel uit de Rijkskas zijn sterk inge-
krompen en mede in verband met de noodzakelijk-
‘hei-d eener sluitende Rijkabegrootinig tot ‘het hoogst
noodzakelijke teruggebracht. Zij zijn echter hoog ge-
noeg ‘gesteld om de ‘gemeen-ten cle gelegenheid- te geven, zich, met eenigen goeden wil, zelf te redden.
Maatregelen, die een achijnbare afwijking vorn’en
van de conservatieve Regeeringsbeginselen. Iii
de
handelspolitiek vol’gt -de huidige Regeering -ten aan-
zien van het buitenland sinds geruimen tijd het be-
ginsel -der reciprociteit naast ‘dat -der meestbegunsti-
ging, instede van het -door jarenlange toepassing ge-
ijkte Nederbandsche principe der uitsluitende meest-
begunstigin’g. Zij is er echter eerst vrij laat (nl. in
1933) toe overgegaan ‘en wel noodgedwongen, in ver-
band met -het starre protectionisme van het buiten-
land. Tot het laatst -heeft zij nog gewacht, ni.. tot
den afloop van de in J’uni 1933 te Londen gehouden
Internationale Economische en Monetaire Conferen-
tie; eerst na de mislukking daarvan ging zij tot de
reciprociteitspolitiek over. Overigens is -de Regeering met de toepassing van deze nieuwe politiek zeer voor-
zichtig en dus ‘weer conservatief. Tariefstrijd of
andere verwikkelingen met het buitenland – ge-
makkelijk groeiende vruchten eener actieve handels-
politiek – ‘heeft ‘zij angstvallig vermeden.
Wat de clearingpolitiek betreft, zal iedereen wel
willen toegeven, dat deze haar werd opgedrongen; een
andere uitweg ‘bestond nu eenmaal niet t.a.v. ver-
-sohillende valuta-zwakke landen. Een inbreuk op con-
servatieve beginselen kan men hier -dus niet in zien.
De instelling van’ ‘het ‘z.g. Werkfonds is meermalen
aan -de Regeering verweten als een sterke afwijking
van haar conservatieve politiek. Wij voor ons be-schou-
iven
–
het Werkf-onds echter veeleer als een in wezen
niet zoo heel belangrijke, maar toch in politiek op-
zicht nuttige concessie ‘aan de ,,feelin-g” van verschil-
lende personen, dat de -overheid iets moet doen voor
een ‘directe bestijdiiig der werkloosheid. De Regee-
ring moet noodgedwongen met ‘bepaalde stroomingen
in -de practische politiek rekening ‘houden, al m
–
ogë
zij daarmede allerminst kunnen instemmen. Het be-
drag van
f
60 millioen, waaruit het Fonds bestaat,
is
waarlijk
niet roo groot en zal niet zooveel grooter
worden, want voor 1936 is slechts een aanvullende
som van
f
15 mil-li-oen uitgetrokken. De Regeering
vin’dt trouwens, dat, zj met de iistelling van dit
Fonds al
rijkelijk
ver ‘is gegian, gétuige.’de in -dit
verband door den Premier in ‘de Tweede Kanier af-
gelegde verklaring, -dat men-met het herstellen vtcn
een toren of het aanleggen van
V
een fiétspad in: een
v
afgelegen streek niet bepaald de olkskracht verhoogt.
1
:
JULS1IOFF POL.
De Nederlanjdsche handelspolitiek, welke tot het
jaar 1931 het beginsel van dan vrijhandel -huidigde,
is in den- loop der jaren daarna geleidelijk van karak-
ter veranderd en wel in clezen zin, dat zij steeds
weer haar passiviteit heeft verloren.
Weliswaar staat de Regeering, wat de tariefpoli-
tiek betreft, in het algemeen – met enkele minder
belangrijke uitzonderingen – no-g op het standpunt
van den vrijhandel, doch t.a.v. de contingenteering,
in 1931 geïnaugureerd, is zij tot een politiek van
activiteit
–
tegenover het buitenland overgegaan.
Hieronder zullen in het kort •de maatregelen worden
weergegeven, welke als resultaat van deze verande-
ring in den loop der jaren het licht heb’ben gezien.
Crisisinvoerwet.
De eerste maatregel, welke de Regeering trof,
was van louter ‘beschermenden aard. De passiviteit
naar buiten bleef met de aanvaarding der meesthe-
gunstiging als grondslag der contingeuteering ge-
handhaafd.
De economische crisis ni. had reeds spoedig geleid
tot een toenemenden stroom van goederen naar de
Nederlandsche markt, de eenige waarop cie uitvoer
van het buitenland nog
vrijen
toegang had. Na
het verlaten van den gouden standaard door En-
geland en •de Scandinavische staten vreesde men ech-
ter een zoodanige toeneming van den invoer, dat
daardoor het Nederlancische bedrijfsleven in ernstige
mate zou kunnen worden geschokt. Om dat te ver-
hinderen werd bepaald (iste lid van art. 2 der
Orisisinvoerwet 1931), dat ,door Ons op voordracht
van onzen Minister van Arbeid, Handel en Nijver-
heid, nadat daarover een -door Ons te benoemen
Commissie zal zijn -gehoord, (kan) worden bepaald,
dat telkens gedurende een door Ons te bepalen tijd-
-vak dc invoer van bepaalde goederen uit ieder land
zal zijn verboden, voor zoover de totale waarde, •dan
ve1 de totale hoeveelheid of het totale gewicht dier
goederen uit -dat land hooger -zou zijn dan een bedrag,
hetwelk tot het gemiddelde bedrag, waarvoor in -het
overeenkomstige
tijdvak
van tenminste twee vooraf-
gaande jaren aan soortgelijke goederen uit dat land
werd ingevoerd, in een door Ons te bepalen verhou-
clig staat.”
Het han-dhaven van de meesdbegunstiging bracht
met zich mede, ‘dat door de Regeering het stelsel
van de proportioneele contingenten werd aanvaard,
d.w.z. elk land, ‘dat in de hasisperiode een bepaalde
hoeveelheid of voor een ‘bepaalde waarde aan goede-
ren had ingevoerd, verkreeg voor den duur, dat de
eontingenteering van het -betreffen’de product zou
-gelden, een ‘daaraan overeenkomstig aandeel in die
hoeveelheid of dat hedrag, waarvan de invoer zou zijn
toegelaten.
Weliswaar zou ook een stelsel van algemeene con-
tingehten zijn mogelijk geweest, op deze
wijze,
dat
voor een bepaalde periode een bepaal-de hoeveelheid
had kunnen worden ingevoerd, waar ook vandaan,
waarna voor de rest van die periode de invoer zou
zijn stopgezet, zoodra ‘het contingent vol zou
zijn
ge-
weest. Doch dit systeem heeft groote bezwaren. In
de eerste plaats kan het storend werken op de -bin-
nenlandsche markt, om’dat .het een plotseling toestroo•
men en -dan weer plotseling uitblijven van ‘buiten-
landsche goederen mogelijk maakt. Verder werkt het
ook st-orend in dezen zin, ‘dat het ‘de verhou’ding,
waarin normaliter verschillende qualiteiten uit ver-
schillende landen worden ingevoerd, in ‘de war kan
sturen.
De verhouding tusschen den toegelaten invoer en die in de basisperiode moest nu zoo woiden vastge-
steld, dat eenerzjds weliswaar de nadeelige gevolgen,
welke overmatige invoer van ‘de te coutingenteeren
artikelen had, werden vermeden, doch dat ander-
zijds niet de belaügen der consumenten werden ge-
schaa-d door ‘het teweegbrengen van prijsverhoogin-
gen. Waarbij dan natuurlijk tevens in het oog moest
worden ‘gehouden, dat te lage, dus verliesgevende
prijzen, in dit verband geen maatstaf konden vor-
men, omdat
–
het economisch leven er op den duur toch
niet -bij gebaat kon
zijn,
dat zijn productievermogen
door prjsbederf werd ondermijnd. Een methode van
contin-genteering -om prijsstijging der betreffende
artikelen te voorkomen en ‘dus te verhinderen, dat
de contingenteeringspolitiek in
strijd
zou komen met
de algemeene economische politiek, die immers op
deflatie is gericht, was het contingenteeren naar de
waarde, hetgeen in vele gevallen geschiedde, omdat
voor contin-genteering naar de hoeveelheid vaak
geen -grondmateriaal aanwezig was. Daardoor kweek-
te men de tendens ‘zooveel mogelijk tegen lage prij-
zen in te voeren, zonder dat het doel der contingen-
teering, het tegengaan van overmati-gen invoer, nood-
zakelijk verijdeld behoefde te worden. Men kon im-
mers het percentage van den toegelaten invoer, waar-
omtrent den Minister volledige vrijheid ‘bleef yoorbe-
houden, naar ‘behoefte vaststellen. Wel had ook deze
contin-genteering intusschen een gevaar. Het hevor-
‘derde het invoeren ‘van goedkoope kwaliteiten om
zoovecl mogelijk afzet te krijgen, waardoor soms on-
gewensehte storingen in cle inrichting der productie
hier te lande konden optreden. Dit neemt echter
niet weg, dat contingeuteering naar dc waarde in
beginsel minder verstarrend werkt, zoowel wat den
prijs als den omvang der productie betreft.
– Een probleem, dat verder nog om oplossing vroeg,
was hoe de contingenteering van den invoer nu nader
geregeld moest worden. Men kon ‘dit of zelf -doen
of het aan het buitenland overlaten, m.a.w. onze
Regeerin’g kon de administratie der contingenten zelf
ter hand nemen, of zij kon afspreken met ‘de Rc-
geeringen der verschillende landen, -dat deze zich
daarmede zouden belasten. De Regeerin-g -heeft zich
echter van -den aanvang af op ‘het standpunt gesteld,
dat zij -dit zooveel mogelijk %elf moest doen. Slechts
in een enkel geval is zij van dit principe afgeweken.
Op -den duur bleken echter toch groote gebreken te
kleven aan de eerste erisisinvoerwet. Een van -de -be-
langrijkste tekortkomingen was wel deze, dat de vast-
stelling van den ‘toegestanen invoer op basis van -den
invoer gedurende tenminste twee voorafgaande jaren
tot een ernstige verstarring in de handelsverhouding dreigde te leiden. Men was daardoor aan den invoer
uit de landen, die tijdens -dc basisperiocle iuvoerden,
gebonden en bovendien, hetgeen erger was, aan de
verhouding, waarin. -deze invoeren in de ‘basisperiode
plaats von-den. Niet slechts, -dat dit nadeeli-ge gevol-
gen met zich bracht voor ‘den importhan-del, ook uit
een oogpunt van algemeen belang was het zeer •-be-
clenkeljk, dat wij onze -handelsbetrekkingen met lan-
den, -die ons exportfaciliteiten en nieuv’e afzetgebie-
den konden bieden als compensatie voor verloren ge-
gane, niet naar het met onze ‘behoefte overeenkwarn,
kon-den stimuleeren. Dit was ‘des te erger, omdat in
den loop der jaren het systeem van contingenteering
steeds meer toepassing had gevonden. Het bleek
steeds meer noodzakelijk, ‘dat men, om bepaalde in-
voercontingenten van het buitenland te
krijgen,
iets
moest -hebben aan te ‘bieden. Had men dit niet, dan
raakte men achterop. Deze ontwikkeling leidde onze
Regeering ertoe het beginsel der meestbegunstiging
te laten vallen en dat -der reciprociteit hij -de con.-
tingenteering in te voeren. De politiek van afweer
en behoud maakte plaats voor de actieve han-delspoli-tiek. Dien-overeenkomstig werd een stelsel ingevoerd
van dubbele contingenten, nl. een proportioneel, dat
elk land op de wijze als onder -de ou-de wet werd toe-
gewezen, het z.-g. autonome contingent, en het z.g.
verdragscontingent, -dat nader bij verdrag zou worden
vastgesteld.
De oorzaak van het feit, dat men het proportioneelc
contingent niet heelemaal deed verdwijnen, was in
-het volgende gelegen. De mogelijkheid was. niet on-
denkbaar, dat men op een gegeven moment -den in-
11 December 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1081
voer van een bepaald artikel uit een bepaald land zou
moeten stopzetten, wanneer men daarmee nog geen
verdrag had gesloten. Om nu de ernstige gevolgen, die hieruit voor den importhandel voortspruiten, te
ontgaan, ‘behield men het proportioneele contingent.
Alleen moest dit natuurlijk veel lager zijn dan on-
der de oude wet. Het spreekt vanzelf, dat het veel
beleid eisch’t dit proportioneele contingent op de
juiste hoogte vast te stellen. Eenerzijds moet men
zorgen, dat de importhandel niet wordt geschaad en
mag men het dus niet te laag vaststellen, anderzijds
mag het ook weer niet te hoog zijn om de strategische
positie bij onderhandelingen met het ‘buitenland niet
te verzwakken.
Een belangrijk punt wa verder dit, dat •de crite-
ria, welke aan het •begrip overmatigen invoer werden
gesteld, werden verruimd. Niet slechts, dat men bij
de interpretatie van dit begrip tevens rekening ‘hield
met den invoer in een voorafgaande periode, toen
do gevolgen van verstorende import-belemmeringen
cii van valutadepreciatie in ‘het buitenland nog niet
bestonden, ook de ‘daling van de binnenlandsche koop-
kracht zou ‘bij (leze interpretatie een rol spelen en
eveneens de exportverliezen van de Ned. industrie.
Een verdere belangrijke wijziging, welke de oude
wet onderging, ‘hing samen met de bepaling in het
gewijzigde tweede artikel ‘der wet, welke inhoudt,
dat voor den invoer op gron’d ‘der ‘bij verdrag nader
vast te stellen contingenten door den Minister voor-
waarden kunnen worden gesteld ter bevordering van
normale marktverhoudin’gen ‘binnenslands. De bedoe-
ling dezer bepaling is om abnormale concurrentie
bij eenigszins ruim gestelde contingenten te ‘beperken
en zij slaat ‘dan ook in ‘het ‘bijzonder op gevallen van
zich plotseling vooi’doende valuta-concurrentie of
dumping. De Regeering kan bijv. in een ‘dergelijk
geval de importeurs verplichten een deel hunner aan-
koopen
bij
de Nederlandsche industrie te doen. Zij
‘heeft echter niet ‘het recht om op grond ‘dezer be-
paling ordening in ‘den een of anderen zin gebieden’d
voor te schrijven in een bepaalden tak van bedrijf,
ten ‘behoeve waarvan contingenteering in ‘het leven wordt geroepen. Dit neemt intussehen niet weg, ‘dat
de Regeering tea deze drang in een bepaalde richting
kan uitoefenen, wanneer de industrie de gevraagde
contingenteeri’ng hard noodi’g heeft.
Tenslotte bestaat natuurlijk ook de mogelijkheid
financieele voorwaarden te stellen voor den invoer
van bepaalde goederen. De Regeering heeft echter
direct haar voornemen kenbaar gemaakt deze moge-
lijkheid niet te zullen ‘benutten. Dit zou er tenslotte
op neerkomen, dat speciale invoerrechtên zouden
worden geheven ‘bij invoer uit bepaalde landen. En in
verband met de meestbegunstigingsclausule zou een
dergelijke toepassing der bepaling vele moeilijkheden
met zich sleepen.
Tenslotte is bij de nieuwe wet, in tegenstelling tot
de oude, oo’k in beginsel het veredelin’gsverkeer onder
‘de contingenteering gebracht. Dit was noodig, omdat
zich gevallen voordeden, waarbij buitenlandsche goe-
•deren in on’bewerkten vorm, die niet gecontingen-
teerd varen, aan een strooman ‘hier te lande werden
verkocht, die ze dan weer, na een geringe bewer-
king, ter veredelin’g naar zijn ‘buitenlandsche ‘fabriek
verkocht, welke ze vervolgens weer Vrij in ons land kon invoeren. In liet ‘bijzonder op het gebied van de
woli’ndustrie deed zich deze moeilijkheid in den vorm
van crisis’grensbedrijfjes voor. Teneinde ‘dergelijke
ontduikingen der wet tegen te gaan, werd de vrijstel-
ling van deze groep van goederen facultatief gemaakt.
Niet slechts tegenover het buitenland echter héef t de nieuwe wet
‘belangrijke
wijzigingen in de contin-
genteeringspolitiek in het leven ‘geroepen. Ook naar
binnen was dit liet geval. Het ‘oude systeem, waarbij
de invoer van gecontingenteerde goederen werd voor-
behou’den aan die importeurs, welke de betreffende
goederen ook in •de basisperioden ‘invoerden, werkte
uitermate verstarrend. Het werkte niet slechts rem-
mend op verschuivingen tusschen de bestaande impor-
teurs van gecontingenteerde ‘goederen, ‘het belette ook
de opkomst van nieuwe zaken in de betreffende
branches. Er moest dus een regeling worden getrof-
fen om, met ‘behoud van den regel, dat zij, die in de hasisjaren bepaalde goederen invoerden, bij contin-
genteering een ‘dienovereenkomstig aandeel in het
totale contingent van een ‘bepaald land zouden ont-
vangen, er voor te zorgen, ‘dat de groeikracht van
den handel niet verstikt werd. Men ‘heeft deze rege-
ling gevonden in het stelsel ‘der bijzondere toewij-
zingen. De importeurs, die in de basisjaren impor-
teerden,
‘krijgen
hun aandeel in het autonome contin-
gent, ‘dat direct voor de geheele contingenteerings-
periode wordt verstrekt, en hun aandeel in het bij
verdrag overeengekomen extra-contingent, dat in het
algemeen per kwartaal wordt verstrekt, doh van het
totale contingent wordt een bepaald percentage, van
geval tot ‘geval vast te stellen, in reserve gehouden
voor ‘bijzondere toewijzingen. Dit percentage kan ge-
geven worden aan nieuwe firma’s, die gen recht heb-
ben op een normaal aan’deel en aan za’ken, die behoef-
te ‘hebben aan invoer boven het hun toegestane con-
seut. Bovendien gaat dat gedeelte, hetwelk de impor-
teurs met recht op consent van het ‘hun toegewezen aandeel niet gebruiken, eveneens in den pot der bij-
zon’dere toewijzingen, zoodat ‘deze ‘hoeveelheden voor
hetielf’de doel kunnen worden ‘benut als ‘het genoemde
percentage.
Crisisuitvoerwet.
De Crisisui’tvocrwet van 1931, die als een comple-
ment is te ‘beschouwen van ‘de Cri’sisinvoerwet, is
steeds van minder beteekenis geweest ‘dan laatstge-
noemde wet.
Zij
is oorspronkelijk ingesteld om de
‘moeilijkheden op ‘te heffen, die voor den exporthan-
del ontstonden door contingenteeringsmaatregelen in
het buitenland ‘getroffen. Aan ‘die eerste contingcii-
teerin’gsregelingen lag geen systeem ten grondslag.
Invoer werd toegelaten tot ‘het contingent vol was;
verdere zendingen werden teruggezonden. Hier gold
dus: wie ‘t eerst ‘komt, ‘t eerst maalt. Dit was zeer
hinderlijk voor den .geregelden exporthaudel. De Cri-
sisuitvoerwet maakte ‘het nu mogelijk den export te
verdeelen over de geregelde exporteurs door middel
van uitvoercertificaten op grond van hun geregelden
invoer naar het betreffen’de land.
Zooals ‘gezegd, ‘bleef de wet echter van geringe be-
teekenis, omdat spoedig de contingenteeringsrege-
lingen werden aangevuld met uitvoeringsmaatrege-
len, waarbij volgens een bepaald systeem invoercon-
senten werden verdeeld. Waar echter de buitenland-
she Regeeringen ‘deze administratie ‘der contingen-ten niet zelf ter ‘hand namen, doch ze aan ons over-lieten, kon ook naderhand de Orisisuitvoerwet wor-
den toegepast. De toewijzing der uitvoervergunningen
werd mede opgedragen aan ‘het Crisis in- en uitvoer-
bureau.
De clearing met Duitschlan’d en nu ook die, met
verscheidene andere landen ‘heeft echter een onver-
wachte uitbreiding aan deze werkzaamheden gegeven
in verband waarmede dan ook een afzonderlijk Crisis-ui’tvoerbureau is ‘gesticht. Duitsclilan’d ‘bijv. is niet in
staat om lledig ‘de goederen te betalen, welke wij op
g
:
ron
d van ‘het onlangs gesloten handeisverdrag in dit
lan’d zouden mogen invoeren. In verband daarmede
zijn ‘de betalingscontingenten geschapen. Met de Duit-
sohers is overeengekomen, bepaalde hoeveelheden van
met name genoemde goederen in te voeren, welke in
ieder, geval over ‘de clearing kunnen worden betaald.
Bepaalde percentages van die hoeveelheden zijn aan de
individueele exporteurs toegewezen. Deze verdeeling
en het toezicht op de uitvoering is nu voornamelijk
het werk van het Crisisuitvoerbureau geworden, waar-
bij intusschen voor zoover
mogelijk
‘de medewerking
van de betreffende ‘bedrijfsorganisatie is ingeroepen.
Dit alles geschiedt wel niet op grond van de crisis-
uitvoerwet, doch ‘het staat toch practisch op een lijn
met de maatregelen oj:gron’d van deze vet getroffen.
1082
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 December 1935
Wet heffing invoerrechten op korten termijn.
Al is dus de contingenteering tot het hoofdihestand-
deel ‘der Nederlandsche ‘handelspolitiek geworden,
ook (le tariefpolitiek heeft een wijziging, zij het een
geringe, in de richtin.g van bescherming ondergaan,
toen de wet van 17 Mei 1934 tot instelling, afschaf-
fing, verhooging of verlaging van invoerrecht op
korten termijn werd uitgevaardigd. Deze wet houdt
artikelen in. flet eerste bevat de lepaling, dat in
ceL aanhangig wetsvoorstel vervatte’ bepalingen tot
instelling, afschaffing, veihooging of verlaging van
invoerrechten geheel of gedeeltdlijk voorloopig reeds
met ingang van een nader aan te wijzen tijdstip
kunnen worden toegepast, als ware het voorstel, wat
de aldus in werking gestel(le
– bepalingen betreft,
reeds tot wet verheven. De bedoeling hiervan is om
overmatige invoer voor de in werkingtreding der wet
ten behoeve van de schatkist tegen te gaan.
liet 2de artikel echter is het belangrijkste. Dit
luidt als volgt:
,,Tenein’de het te gronde gaan van Nederlandsche
bedrijven ‘door hun bestaan bedreigende ‘buitenland-
sc’he maatregelen te voorkomen, of teneinde met het
buitenland gemaakte tarief af spraken onmiddellijk
van kracht te doen zijn, kan door ons worden be-
paald, •dat voor door ons aangewezen goederen ge-
durende een daarbij vastgesteld tijdvak van ten hoog-
ste 1 jaar:
een nieuw invoerrecht zal worden geheven,
een bestaand invoerrecht al worden afgesdhaft,
verhoogd of verlaagd.”
Volgens lid 4 moet dan verder na het inwerking-
treden onmiddellijk een voorstel van wet tot goed-
keuring aan de Tweede Kamer worden gezonden, ter-
wijl het besluit bij intrekking van het voorstel of
verwerping door de Staten-Generaal onverwijl’d
wordt ingetrokken.
Tenslotte kan een dergelijk besluit niet worden ge-
troffen, als niet eerst ‘de Economische Raad er over
is gehoord.
in dit artikel treffen twee ‘gronden, welke aanlei-
ding kunnen zijn tot het nemen van een besluit als
hier bedoeld. Ten eerste de wensch met het buitenland
getroffen tariefafspraken onmiddellijk van kracht te
doen
zijn
en ten tweede de wensch ‘het te gronde
gaan van Nederlan’clsche bedrijven door hun bestaan hedreigende huitenlandsche maatregelen, te voorko-
men. Het eerstgenoemde ‘doel sluit niet in de Regec
ring cle gelegenheid te verschaffen tot een actieve
tariefpolitiek, hijv. door het instellen van veehttarie-
ven. Dit zou trouwens met deze wet alleen reeds hier-
om onmogelijk zijn, omdat een vechttarief het vast-
stellen van verschillende tarieven voor verschillende landen •zou veronderstellen. Een recht op grond van
deze wet ingesteld, geldt echter in verband met de
meestbegun stigi ng voor alle landen, uitgezonderd ‘die,
waarmede
wij
geen han’delsverdrag hebben, waarin de
meestbegunstigingsclausule is opgenomen, of heele-
maal geen landeisverdrag. De bedoeling is dan ook
in hoofdzaak slechts ‘deze: wanneer wij van het bui-
tenland bepaalde concessies op handelspolitiek ge-
bied kunnen los krijgen in ruil voor bepaalde tariefs-verlagingen, ‘deze tariefsverlagingen onmiddellijk te
kunnen doorvoeren, teneinde de concessies onmiddel-
lijk te kunnen ‘krijgen.
De don van de wet is echter de tweede beweeg-grond: het voorkomen van den ondergang van be-
drijven ‘door buiteniandscl.me maatregelen. De Regee-
ring heeft zich dit ‘middel doen verleenen om de
Nederlandsehe industrie te kunnen helpen in geval-
len,’ waarin de erisis’invoerwet tekort schiet. Het ge-
val kan zich namelijk .in dezen crisistijd voordoen,
dat door een onverwac’hten buiteniandschen maat-
regel een Nederlan’dsche industrie plotse’lin.g haar af-
zetgebied zooclanig ziet beknot, of ‘den prijs, waar-
voor zij haar producten fabriceert, zoodan’ig ziet
dalen, dat zij zonder Regeeringssteun te gronde ‘zou
moeten gaan. Het is
mogelijk,
‘dat de Orisisinvoerwet
dan geen baat kan brengen, omdat contingenteering
buy. afstuit op technische bezwaren, wegens gebrek
aan voldoende gespecifi ceerde gegevens betreffende
aard en hoeveelheid der ingevoerde goederen. Of ook:
wanneer er geen sprake is van overmatigen invoer
en toch hulp noodig ‘kan zijn. Een jong ‘bedrijf buy.
kan ‘behoorlijk rendabel zijn, doch kan in zijn be-
staan of uitbreiding ‘door duinping van uit het bui-
tenlan’d worden getroffen.
Dc formuleering van ‘de wet: ,,.het te gronde gaan”
dwingt ‘hier intussehen tot het betrachten van matig-
heid, zoodat een veelvuldige toepassing ‘der wet, het-
geen ‘hot door ‘de achterdeur invoeren van een pro-
tectionistisch tarief zou kunnen beteekenen, niet te
verwachten is. De geschiedenis sedert de totstandko-
ming der wet heeft ‘dit clan ook wel bewezen.
Retorsiewet.
Een vierde handelspolitieke maatregel, de retorsie-
vet van 5 Aug. 1933, is van meer ingrijpenden aard
‘dan de beide vorige.
Deze wet is in het leven geroepen, om den invoer
van goederen tê treffen uit landen, waarmede Ne-
derland niet door een handelsverdrag ‘het weder-
zijdsch economisch verkeer ‘heeft ‘geregeld en die
Nederland ongunstiger dan andere landen behande-
len, ‘dan wel op -een wijze, die in strijd is te achten
met de levens’belangen des lands. De middelen daar-
toe zijn ‘zoowel het verbieden van ‘den invoer, in zijn
geheel of ‘boven een bepaalde totale waarde, hoeveel-
•heid of gewicht, als wel de heffing van een bijzon-
der invoerrecht.
Reeds eerder werd het als een bezwaar gevoeld, dat
ons land, wanneer n’oodig, niet krachtig kon optre-
den tegen landen, waarvan
wij
de meestbeguus’tiging
niet hadden kunnen verkrijgen of waarmede heele-
maal geen handelsbetrekkingen bestonden. Wij had-den tot •dusver immers steeds de onvoorwaardelijke
ineestbegunstiging toegepast; al onze autonome rege-
lingen gingen stilzwijgend of uitdrukkelijk van de
meesthegunstigin’g uit. Onze vrijhandelspolitiek ver-
schafte ons echter aan den anderen kant zooveel
voor’deelen, .dat wij ‘deze betrekkelijk kleine ongemak-
ken maar op den koop toenamen. Tijdens de heer-
schen’de depressie waren echter de omstandigheden
eeuigszins anders geworden. Onder den druk daar-
van ontstond er in de meeste staten een nieuwe
oriënteerin’g op’ economisch gebied, het protectionis-
inc nam zienderoogen in beteekenis toe, het groeide
hier en ‘daar zelfs uit tot een streven naar autarkie.
Dit bracht met zich mee, dat vele staten hun ‘han-
delspolitiek van alle handen zoo spoedig mogelijk
wilden vrijwaren, teneinde op geheel nieuwe basi
weer han.delsovereenkomsten te kunnen aangaan. De
toestand, dat Nederland hij andere landen werd ach-
tergestel’d, behoefde niet meer noodzakelijk tot de
uitzonderingen te behooren, waar ‘overal een drang
was tot het opzeggen van han’delsverdiagen. Niet
echter slechts, wanneer een verdragslooze toestand
voortduurde, braht dit gevaren voor ons ‘land met
zich mee, ook tijdens de onderhandelingen over nieu-
we verdragen, die een meest’begunstigingsdlausule
zouden moeten inhouden, konden de andere landen
ons door onze onvoorwaardelijke meestbegunstiging
‘belangrijke scha’de toebrengen. De noodzaak ‘kon zich
verder voordoen, .dat ‘wij van onzen kant verdragen
opzegden, wanneer onze belangen door de nieuwe
economische politiek der staten te zeer geschaad
dreigden te’ worden. ‘Wanneer wij ‘dan geen kracht
achter ‘die opzegging kondeu zetten ‘door de ‘bevoegd-
heid, in ‘dat geval den invoer uit dat land op cru-
stige
wijze
te treffen, was onze export volkomen bloot-
gesteld aan de willekeur van ‘dergelijke staten. Dit
kon geen protectionisme worden genoemd, aangezien
hij retdrsiemaatregele:n niet het oog was gericht op
‘de gevolgen daarvan voor de binnenlan’dsche markt;
slechts de bescherming van export- en scheepvaarthe-
langen zou daarbij voorzitten.
G. BRouwElms.
11 December 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1083
INSTELLINGEN EN COMMISSIES TOT UITVOERING
VAN DE HANDELSPOLITIEKE MAATREGELEN.
Voor de uitvoeri:rig (ier contingentecr.ing is in het
leven geroepen het Orisisin- en -uitvoeihureau, later,
toen dit bureau ook een taak met betrekking tot dc
clearing kreeg, gesplitst in Crisisinvoerbu renu en
C risisuitvoerhureau.
Het doel, de taak en de werkwijze dier instituten
zullen Ii ieronder kortelijk worden uiteengezet.
Crisisinvoerbureau.
Een Koninklijk Besluit, genomen op grond van cle
Orisisinvoerwet, cie uitvoering waarvan aan het C.I.B.
is opgedragen, kan om. bevatten:
Een verbod van invoer uit ieder land van een
bepaald artikel of een groep van artikelen voor een
zeker tijdvak (de zoogenaamde eontin’genteeiingspe-
node), voor ioover ‘deze meer ‘bedraagt dan een
zeker percentage van de hoeveelheid en/of de waarde,
welke werd ingevoerd in een bepaald voorafgaand
tijdvak,
de bevoegdheid van den Minister (van Handel,
Nijverheid en Scheepvaart) om voor door hem aan
te wijzen landen bijzondere contingenten vast te stel-
len (zoogenaamde verdragseontingenten),
de bevoegdheid van den Minister om een lijst
van goederen, welke niet onder ‘het onder 1. genoem-
de verbod vallen, vast te stellen,
de bepaling, dat cle inyoer slechts mag plaats
vinden op een door of vanwege den Minister af te
geven vergunning,
de wijze waarop een dergelijke vergunning aan-
gevraagd behoort te worden en den termijn van in-
diening daarvan .(het model der aanvrage wordt door
den Minister vastgesteld),
G. de bepaling, dat cle aanvrage gestaafd moet kun-
nen worden door de noodige bewijsstukken,
de bepaling, dat, na cieugdelijkbevinding dci aan-
vrage, door of vanwege ‘den Minister een toewijzing
wordt verleend, op vertoon waarvan vanwege den
Minister vergunningen worden verleend. Op de toe-
wijzingen wordt het bedrag of ‘de hoeveelheid der
afgegeven vergunningen afgeschreven. (Het model
wordt door den Minister vastgesteld),
het vaststellen van het te heffen bedrag ter be-
strijding van de kosten (consentgelcl),
de bevoegdheid van den Minister het stellen van een bankgarantie of andere zekerheid te vorderen als
waarborg, dat de ‘bij de Orisisinvoerwet te stellen
regelen, alsmede de voorwaarden waarop ‘de invoer is
toegestaan, naar het oordeel van den Minister behoor-
lijk worden nagekomen en de ‘bevoegdheid deze bank-
garantie of andere zekerheid ten ‘behoeve van den
Staat vervallen te verklaren, indien deze regelen en
voorwaarden niet zijn nagekomen. (De modellen der
‘hiervoor ibenoodigde bescheiden worden door den
Minister vastgesteld),
de bevoegdheid van den Minister om Bijzondere
Vergunningen te verstrekken, indien zulks noodzake-
lijk blijkt.
Tenslotte de ‘bevoegdheid van den Minister om
nadere regelingen ter uitvoering van het desbetref-
fende ‘besluit en den ‘datum van inwerkingtreding
vast ‘te stellen.
Na de afkondiging van het Koninklijk Besluit in
de Staatscouran’t worden bij nieuwe contingenteerin-
gen ‘de aanvraagformulieren (voor belanghebbenden)
verkrijgbaar gesteld •hij de Kamers van Koophandel
en Fabrieken.
Bij
verlenging van een bestaande con-
tingenteering zendt het O.I.B. deze foi-mulieren recht-streeks naar de ‘haar bekende importeurs.
Op deze aanvraagformulieren vult de ‘belangheb-
bende zijn invoeren gedurende de basisperiode in en
hij verbindt zich tevens zich aan de voorschriften te
zullen houden. Een algemeene leidraad, aangevuld
door bepalingen op ‘het aanvraagformulier, licht deze
voorschriften nader toe. Het aanvraagformulier wordt
vervolgens door ‘den aanvrager hij •de Kamer van
Koophandel en Fabrieken, waar
zijn
maatschappij is
ingeschreven, ingeleverd. De Kamer zendt dit for-
mulier door naar het C.I.B.
Na ontvangst van ‘het aanvraagformulier berekent
het C.I.B. aan de hand van den opgegeven invoer
cie gewone toewijzing voor den importeur, welke toe-
wiJzing aan de Kamer van Koophandel wordt toege-
zonden, onder merdedeeling aan den aanvrager, dat
hij bij deze Kamer, tegen betaling van consentgeld,
vergunningen ‘kan verkrijgen, tot het totale bedrag
of de totale hoeveelheid op ‘deze (zoogenaamde g&
wone) toewijzing vermeld.
De grootte van het bedrag of de hoeveelheid is
gebaseerd op een bepaald percentage van de door ‘de
aanvragers opgegeven invoeren gedurende de ‘basis-
periode. Deze percentages worden, evenals alle andere
gegevens, welke van belang kunnen zijn, zoo’als ver-
lengingen van con’tin’genteeringen, lijsten van uitzon-
deringen enz. onder andere gepubliceerd in ‘de ,,Han-
dels’berichten” (uitgegeven door het Departement van
Handel, Nijveiheid en Scheepvaart).
Als uit te keeren percentage wordt genomen dat,
vastgesteld in liet K. B., verminderd met een zeker
percentage voor het verleenen van Bijzondere Toewij-
zingen
1)•
Bijzondere Toewijzingen worden verleend:
T. voor jonge zaken of uitbreidingen, gedurende of
na de hasisjaren, •doch v(6r het begin eener contin-
genteering, waardoor voorkomen wordt, dat firma’s.
welke een bepaald kapitaal in een nieuwe of uitge-
breide zaak hadden geïnvesteerd voor den aanvang
der ‘desbetreffende contingenteering, zonder rechten
o:p toewijzingen zouden zijn.
IT. In alle andere •bijzondere gevallen. De toewijzingen, en de daarop op te nemen vergun-
ningen, uitsluitend gebaseerd op de bij K. B. vastge-
stelde percentages, hebben in den regel een geldig-
heidsduur, welke gelijk is aan de contin’genteerings-
periode. De geldigheidsduur van toewijzingen en ver-
gunningen op grond van verdragscontingenten houdt
daarentegen verband met den duur der verdragen.
Deze verdragsperiode wordt meestentijds verdeeld in termijnen, om ‘daardoor een overzicht te kunnen krij-
gen van de uitputting der contingenten. Na afloop
van zulk een termijn vervallen ‘de in dien termijn
afgegeven toewijzingen en vergunningen.
In het algemeen komen voor toewijzingen alleen in
aanmerking zij, die in de basisperiode het betreffen-de gecontingenteerde artikel of de groep artikelen op
eigen naam invoerden. Hieruit volgt, .dat agenten
van ‘buitenlandsehe huizen geen rechten op toewij,
ringen kunnen ‘doen gelden, daar de facturen op
naam luiden van ‘dengene, die door bemiddeling van
een agent de goederen ‘invoerde.
Ter staving der opgegeven invoeren in de basis-
periode dienen ‘bewijsstukken te worden overgelegd.
Bij hun aanvragen moeten de importeurs een lijst
overleggen van •de facturen, waarvan de bedragen of
hoeveelheden der basisinvoeren zijn opgenomen. Deze
lijst wordt aan ‘de hand van de Ibewijsstukken gecon-
troleerd.
Toch bestaat de mogelijkheid, ‘dat agenten op eigen
naam een ‘gewone toewijzing verkrijgen. Deze moge-
lijkheid wordt ‘geopend door de instelling van zooge-
naa’mde afstandsverklaringen. Importeurs met rech-
ten ‘op ‘grond van invoeren in de basisperiode kunnen
deze rechten ‘door tussehenkomst van ‘het O.I.B. over-
‘dragen op een ander (daarbij mag, geen vergoeding
gegeven worden).
Veelal vindt dit plaats doordat tal van kleine im-
porteurs, die ‘hun import steeds door een bepaalden agent lieten verzorgen, dit ook thans door hem wil-
len laten ‘doen, waardoor hun ‘de beslommeringen van
alles, wat aan contingenteering vast zit, bespaard
worden. Hiertoe wordt een z.g. afstandsverklanin’g
J)
Tenzij met ‘het land, waaruit de invoer in de basis-
periode plaats voad, een zoogenaamd verdragscontingent
is overeengekomen. In de meeste gevallen kan- dan een
hoogere toewijzing worden verleend. –
1084
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11
December 1935
opgemaakt, onderteekend zoowel door den werkelijken
importeur als den agent. Beiden staan voor de juist-
heid der opgaven in. De agent stelt echter alleen de
zekerheid tot juiste nakoming der voorschriften.
Op grond dezer afstandsverklaringen verkrijgt de
agent een •op zijn naam staande agenten-toewijzing,
waarop ook goederen kunnen worden ingevoerd, ge-
factureerd aan anderen, in tegenstelling met de
overige vergunningen, waarop alleen goederen kun-
nen worden ingevoerd, welke zijn gefactureerd aan
clengene, op wiens naam de vergunning is gesteld.
Tenslotte ‘bestaat de mogelijkheid om ten behoeve van anderen incidenteel afstand te doen van een ver-
kregen vergunning, afgegeven op een gewone toe-
wijzing, mits geen vergoeding wordt ontvangen.
De
mogelijkheid
bestaat verder, dat importeurs hun
gewone toewijzingen en daarop afgegeven vergunnin-
gen met elkaar ruilen via het O.I.B. Dit bevordert de
uitputting •der contingenten, daar anders een •derge-
lijke toewijzing of vergunning ongebruikt zou blijven.
Crisisuitvoerbureau.
Aan het Orisisuitvoerbureau is
opgedragen
de
algemeen-economische en statistische voorbereiding
ter vaststelling van de betalingsmogelijkheid van lan-
den, waarmede Nederland clearing-verdragen heeft
gesloten. Daarnaast kreeg het Bureau tot taak, te
zorgen voor de centralisatie van het beheer, de con-
trôle en de administratie van de betalingscontingen-
ten, die uit het brengen van den uitvoer binnen de
betalin’gsmogelijkheid resulteeren.
De vaststelling van de betalingsmogelijkheid ge-
schiedt ‘door op periodieke tijdstippen de uit den in-
voer van goederen en aan Nederland en zijn Koloniën
bewezen dienstprestaties ter beschikking komende be-talingsmiddelen te prognosti’seeren.
Het systeem van ‘de prevision’neering of budgetee-
ring wordt ten behoeve van de begrooting der yoor
den uifvoer ter beschikking komende middelen toege-
past., Deze methode biedt het voordeel van de moge-
lijkheid eener periodieke herziening der geprevisi’on-
neerde schattingen op ‘gron’d van de
werkelijke
invoeren
en van ‘de gedane stortingen bij het Ned. Clear. Inst.
Bij de berekening van het algemeen betalingscon-
tingent voor den uitvoer wordt verder rekening ge-
houden met de seizoens-invloe.den, zoowel bij den in-
voer als bij den uitvoer.
De bepaling van het algemeen betalingscontingent
hou’dt mede in: de algemeene verdeeling ervan tus-
schen het Moederland en zijn Koloniën en daarbinnen
tiisschen de verschillende uitvoerpro’ducten.
De Regeering laat zich
bij
de algemeene verdeeling
tussehen ‘het Moederland en de Koloniën leiden door
cle bestaande exportverhoudingen van heide gehieds-
deelen. Voor de verdeeling tussehen de verschillende goederen onderling wordt eveneens uitgegaan van de bestaande verhoudingen, waarbij evenwel algemeene
economische en handelspolitieke overwegingen in aan-
merking worden genomen.
Naast de algemeene verdeeling is noodzakelijk een
sub-repartitie tussc’hen de individueele exporteurs,
hetzij producent of hande1aar. Bestaande verhoudin-
gen worden ‘bij deze verdeeling gerespecteerd, zoo mo-
‘gelijk onder inachtneming svan eventueele correcties
ter voorkoming van verstarring..
Met het oog op de uiteenloopende productie- en
verkeestechniek der diverse branches van het be-
‘drijfsleven en dan historische’n groei van de reeds ten
tij’de van de oprichting van •het Crisisuitvoerbureau
bestaande uitvoerregelingen, werd bij de uitvoering
van de door dit Bureau te nemen maatregelen ‘decen-
tralisatie toegepast. Binnen het kader van een ge-
coördineerd plan werd aan reeds met uitvoerregeling
belaste organen of aan daartoe uit het bedrijfsleven te
creëeren organen ‘de
eigenlijke
uitvoering van de
exportregeling zooveel mogelijk gedelegeerd.
De wijze van sub-repartitie onder de individueele
exporteurs wordt vastgesteld na overleg met belang-
hebbenden. Al naar gelang van de behoeften van den
handel wordt bij de su’b-repartitie ofwel het indivi-
dueele cjuote-systeem op grond van ‘basisjaren, ofwel
het ‘stelsel van afroep, gebaseerd op het beginsel van
,,wie het eerst komt, die het eerst maalt”, ‘hetzij een
combinatie van “de twee, gevolgd.
Bovendien wordt bij cle verdeeling een bepaald per-
centage van het betalin’gscontingent in reserve ge-
h’ouden, teneinde zooveel
‘mogelijk
aan het dynamische
element in den export tegemoet te kunnen komen en
onnoodige hardheid bij de vercieeling te vermijden.
Het resultaat van de sub-repart.itie wordt aan be-
langhebbenden in ‘den vorm van een in’dividueele toe-
wijzing medegedeeld. Deze toewijzingen geven in prin-
cipe het maximum bedrag aan, waartoe ‘de exporteur
over ‘de clearing vereffening kan verkrijgen.
De administratie der uitputting van ‘de toegewezen
betalingscontingenten geschiedt d’oor middel van de
afgifte van vereffeningscertificaten, welke, op een
daartoe gratis hij de Kamers van Koophandel ‘beschik-
baar gesteld aanvraagformulier, kunnen worden aan-
gevraagd bij het Crisisuitvoerbureau of den ‘gedele-
geerde voor het betreffende product.
Voor ‘de vereffening van de vorderingen uit hoofde
van goederenuitvoer moet de aanvraag voor het ver-
krijgen van een vereffeningscertificaat als regel ge-
schieden voordat de exporteur tot uitvoer overgaat.
Het vereffenin’gscertificaat levert aan het Neder-
landsch Clearing Instituut het bewijs, ‘dat aan de,
door het Crisis Uitvoer Bureau te controleeren, ver-
eischten, o.a. betreffende de Nederlan’dsche nationali-
teit der goederen, den datum van invoer, den verval-
datum der vorderin’g, enz., is voldaan. Tevens blijkt
uit het certificaat, dat de exporteur over het benoo-
digde •betalingscontingent beschikt en ‘dat de uitvoer der goederen metterdaad heeft plaat’s gehad. Het ver-
effeningscertificaat dient verder om aan den houder
binnen het kader ‘der betalingsmogelijkheid zekerheid
van vereffening over ‘de clearing bij ‘gebleken transfer-mogelijkheid te waarborgen.
Uiteraard zijn er nog meer vereischten voor ver-
effening over de clearing, o.a. storting in het andere
land, adviseering van deze storting, enz. Zonder cer-
tificaat kan terzake van goederenleveranties geen ver-
effening over de clearing plaats hebben.
In gevallen van clearing-compensaties, verrekening
over ,,Ausliinder-Son’derkonti für Inlandzahlungen”,
transacties over ‘het ,,Spezial Verrechnungskonto”,
worden door het Crisisuitvoerbureau, ten bewijze
van de nationaliteit der goederen en het feit van den
uitvoer, contrôlecertificaten afgegeven.
De hoven ‘geschetste werkzaamheden hebben in
hoofdzaak betrekking op de betalingscontingenten-
regeling met Duitschiand. Ten aanzien van ‘den uit-
voer naar Bulgarije, Roemenië en. Turkije ‘heeft het
Crisisuitvoerbureau een soortgelijke taak.
Ten aanzien van den uitvoer naar Italië worden
uitvoer-registratiebewijzen afgegeven, nadat de Ne-
der,lan’dsche nationaliteit en ‘de invoer in Italië is be-wezen. Het uitvoer-registratiebewijs dient het Neder-landsch Clearing Instituut als nader bewijs bij de ver-
effening. Aan het uitvoer-registratiebewijs op zich-
zelf kan evenwel geen recht tot vereffening via de
clearing worden ontleend.
Voor ‘de contingenteeringsmaatregelen van het bui-
tenland wordt door ‘het Crisisuitvoerbureau de ad-
ministratie, als voorgeschreven door de Crisisuit-
voerwet, verricht over de vastgestelde ‘hoeveelheicis-
contingenten. Het recht
–
tot ‘den uitvoer binnen de
hoeveel’heidsgrenzen wordt aangetoond door een daar-toe stre’kkend certificaat.
Commissies.
Behalve het Crisisinvoerbureau en het Crisisuit-
voeibureau zijn nog verschillende Commissies
bij
de
contingenteering ingeschakeld.
Als zoodanig moge in de eerste plaats hier worden vermeld de Commissie van a’dvies ex art. 2 Crisisin-
voerwet. Deze ‘heeft tot taak ‘het uitbrengen van ad-
viezen aan -den Minister van Handel, Nijverheid en
11 December 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1085
Scheepvaart betreffende eventueel nieuw te contin-
genteeren artikelen en betreffende de wenschelijkhei’d
van verlenging van reeds ingestelde contingentee-
ringsmaatregelen.
Indien de Minister na gehouden voorloopig onder-
zoek bij Zijn Departement van oordeel is, dat de
contingenteeringsaanvrage nadere overweging ver-
dient, stelt hij deze aanvrage ter fine van advies in
handen der Commissie. Deze hoort daarna of alle be-
langhebbende groepen of alleen de producenten. Het
laatste, indien van het hooren van die andere groepen
ongewensohte gevolgen, in het
bijzonder
in den vorm
van geforceerden invoer, moeten worden gevreesd.
Wordt in het laatste geval tot contingenteering over-
gegaan, dan geschiedt dit meestal voor korten tijd,
min of meer als proefcontingeuteering, bij het kort
daarna te houden onderzoek over ‘cle wensche’lijkheid
om deze eerste contingeuteering te verlengen, laat
cle Commissie zich dan wederom door alle belangheb-
‘bende groepen voorlichten, gelijk dit ‘bij alle verlen-
gingsa’dviezen gebruikelijk is.
De Commissie heeft als regel te adviseeren over:
de vraag of gecontingenteerd moet worden, resp.
de eontin’genteerin’g moet worden voortgezet;
den duur van de contingenteering;
‘de te kiezen basisperiode;
‘het proportioneele percentage, dat aan alle lan-
den wordt toegekend;
•den in totaal toelaatbaren invoer;
welke artikelen in en welke buiten den coutin-
genteeringsmaatregel hehooren te vallen.
Voorts zijn in ‘het afgeloopen jaar nog de volgende Commissies van bijstan’d voor de uitvoering der con-
tingenteering door den Minister van Handel, Nijver-
heid en Scheepvaart ingesteld:
a.
Commissie van Bijstand voor de Contingenteering
van steenkolen, welke tot ‘doel heeft het behandelen
van vraagstukken, samenhangende met de uitvoering
van de invoerbeperking van onderscheidene kolen-soorten, inzonderheid met betrekking tot de prijzen
der kolen.
5.
Commissie van Bijstand voor de Contingentee-ring van kunstzijden garens, welke ten doel heeft het
behandelen van vraagstukken samenhangende met de
uitvoering van da invoerbeperking van kunstzijden
garens, inzonderheid met betrekkig tot de vast te stel-
len normen voor verkoopprijzen en leveringsvoor-
waarden.
Commissie van Bijstand voor de Contingentee-
ring van wollen stoffen, welke den Minister van ad-
vies ‘dient omtrent eventueel vereischte veranderingen
in de hoogte der wöllen stoffencontingenten. Zij
spreekt zich ook uit over de impor’Vbehoeften der
diverse branhes in verband ‘met de door •de verschil-
lende groepen benoodigde stoffen en ‘de collectie,
welke ‘door de Ned. industrie wordt gebracht.
Commissie van Advies inzake het vervallen ver-
klaren van garanties (Crisisinvoerwet), waarvan ‘het
doel als volgt kan worden omschreven:
De handelaar, die een consent ontvangt voor den
import van een gecontingenteerd artikel, heeft een zekerheid te stellen voor ‘de behoorlijke nakoming
van ‘de ingevolge ‘de Crisisinvoerwet gestelde regelen,
alsmede van de voorwaarden, waarop hem invoer is
toegestaan, zulks ter ‘beoordeeling van den Minister.
Alvorens ‘de Minister evenwel overgaat tot het ver-
vallen verklaren van zulk een garantie, wint
‘hij
het
a’dvies in der bovengenoemde Commissie.
Commissie van Adviês inzake het vervallen ver-
klaren van bankgaranties en andere zekerheden, ge-
steld in verban’d met de uitvoering der Crisisuitvoer-
wet, welke ‘het geven van advies beoogt in alle geval-
len, waarin een met de regeling van den uitvoer van bepaalde goederen belaste instantie terzake van een
door een exporteur gepleegde overtreding van de
voorwaarden, waarop ‘de uitvoer hem is toegestaan,
tegen dien exporteur strafmaatregelen wenscht te
zien toegepast.
DE ‘SCHEEPVAARTPOLITIEK TIJDENS DE CRISIS.
De in 1929 ingezette inkrimping van het interna-
tionaal ruilverkeer maakte plotseling een groot ‘deel
van de transportmiddelen ter zee overbodig. Dit over-
aanbod leidde wel tot vrachtprjsverlagingen, ‘die alle
kans op winst weguamen, doch in dit
bedrijf
is de
totale vraag afhankelijk van omstandigheden, die sic’h
door ‘de prijs zeer weinig laten beïnvloeden.
Grote verliezen waren hiervan onvermijdelijk het
gevolg, zodat
vrij
spoedig
hij vele rederijen de reser-
ves uitgeput waren en de crediteuren meer vragend
‘dan aanbiedend optraden.
Het gevaar, •dat het eerste dreigde was, dat waar-
‘devolle
rederijen
door financiële uitputting tot stil-
stand en spoeclige likwidatie zouden komen.
Het verzoek der Nederlancische Reedersvereeniging
aan de Regeering om een subsidie ter tegemoetko-
ming in de aan het varen onvermijdelijk verbonden
verliezen werd in 1932 nog niet ingewilligd. Wel
werd toen de ,,Benas” opgericht met cle uitsluitende
taak om door middel van het verlenen van rentedra-
gende voorschotten tegen onderpand te trachten ,,’de
positie van de Nederlandsche koopvaardijv’loot in het
internationaal zeesoheepvaartverkeer te ‘handhaven en
te versterken” (zie art. 2 ‘der Statuten), onder meer
,,door het bevorderen van een nauwere aaneenslui-
ting en samensmelting der daarvoor in aanmerking
‘komende reederjen, enz.”
Sedert eind 1932 zijn dientengevolge een aantal
rederijen weer in een kapitaals- of kaspositie gebracht,
die het voortbestaan kon rekken. Daartoe zijn balan-
sen gereorganiseerd, accoorden ‘met crediteuren ge-
troffen en ter kasversterking en verliesvermindering
schepen verkocht.
Het zou evenwel spoedig
blijken,
dat noch in de
hoeveelheid lading, noch in de vrachtprjzen herstel
in aantocht was. De voortgaande en blijvende daling
der wisselkoersen in de voornaamste zeevarende lan-
den, die de vracht- en passageprjzen beheersen, nam
alle hoop weg op sluitende reisrekeningen, zelfs zon-
der met afschrijving en andere vaste lasten rekening
te houden.
De valutadruk kwam het duidelijkst tot uitdruk-
king in het ga’geverschil, niettegenstaan’de •op onze
vloot het loonpeil belangrijk lager is dan in de indus-
trie en de publieke ‘dienst.
Ten einde ‘dit verschil te helpen overhruggeii,
kwam midden 1933 de
gagecredietregeling
tot stand,
volgens welke – nadat de zeelieden in een loonsver-
laging in de C.A.O. hadden toegestemd – een rederij
een 1 pCt.-crediet kan opnemen ter grootte van een
zeker percentage van het loon, welk percentage in 1934 met gelijktijdige verdere loonsverlaging ver-
hoogd is.
Van ‘dit gagecrediet is terugbeta.ling alleen ver-
plicht nadat in enig jaar een netto winst is gemaakt
en wel één vierde gedeelte van die winst.
Door deze regeling werd het
mogelijk
reizen zonder
kasverlies te oiidernemen, die anders ter voorkoming
van zodanig verlies achterwege hadden moeten blijven.
Toch was ‘het in 1933 niet
mogelijk,
ook met be-
hulp van het gagecrediet, voor een ‘bevredigend aan-tal schepen emplooi te vinden. Toen tegen ‘het najaar
de seizoenreizen met hout teneinde liepen en geen
andere vracht te vinden was, dreigde het gevaar, dat
de kosten van ‘het opliggen menige rederij in moei-
lijkheden zouden brengen. Om dit te helpen voor-
komen, werd in het winterhalfjaar 1933-1934 het
opligcrediet
mogelijk gemaakt met
gelijke
voorwaar-
‘den van rente en terughetaling als ‘het gagecrediet.
* *
*
Het jaar 1934 bracht geen verlichting. Dat het
aantal opliggende ‘schepen verminderde was groten-
deels een gevolg van ‘de inkrimping der vloot door
sloop en vooral door verkoop naar het ‘buitenland.
Het varen bleef verliesgevend, ‘hoofdzakelijk ‘door de
1086
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
ii December 1935
invloed van het valutaverschil, daar de wereldvrach-
tenmarkt in Shillings rekent. Ook subsidies en vlag-
hevoorrech’ting werkten in stijgende mate in ons
nadeel.
De jaarverslagen der rederijen en cie koersen van
aandelen en obligaties geven daarvan de weerslag.
Geen Nederlandse bedrijfsgroep van een betekenis als
de koopvaardij geeft een dergelijk ‘kapitaalverlies te zien en geeft zoveel ‘gegronde vrees voor onherstel-
bare uitputting en inkrimping.
1-let verzoek van de Nederlandsehe Reedersvereeni-
‘ging om hulp â fonds perdu vond tegen 1935 ingang
bij ‘de Regering met •het gevolg, ‘dat voor 1935 en
1936 onderscheidenlijk
f
8.200.000 en
f
8.000.000 zijn
beschikbaar gesteld op de Rijks:begroting voor het
verlenen van renteloze voorschotten aan rederijen,
met wat terugihetaling ‘betreft alleen deze restrictie,
dat na ieder jaar ‘de schuld geroyeerd wordt indien
geen winst is gemaakt en terugbetaling alleen ge-
shieclt voor zover in dat jaar winst gemaakt is.
Jiet bedrag van het ,,renteloze voorschot” wordt
voor iedere rederij ‘berekend, schip voor schip, alleen
voor de reisdagen en de aan een reis verbonden ha-
ven’da’gen. Een en ander volgens een schaal, waarin
de bedragen gebaseerd zijn op de grootte van het
schip en zijn bestemming als vracht- of passagiers-
schip ‘of een combinatie ‘hiervan.
Gehoopt ‘wordt, ‘dat dank zij ‘deze regeling het varen
zonder kasverliezen mogelijk wordt en ‘de afschrj-
ving verdiend zal kunnen worden. De ‘bezorgdheid
voor ‘het verouderen van de vloot wordt er niet ‘door
weggenomen. De normale aanbouw heeft enige jaren
niet plaats gehad en inmiddels zijn de reserves voor
nieuwbouw voor het ‘dekken ‘der ‘bedrjfsverliezen ge-
bruikt moeten worden.
Als vast’taand aannemend, ‘dat er een wereidver-
voer ter zee zal blijven bestaan, al kunnen wij niet
voorse11en ‘of ‘dit 50 of 150 pOt. als in’dexcijfer zal
krijgen, en •het een belang van de eerste grootte voor
cle welvaart van Nederland achtend, dat het een zee-varende mogeu’d’heid blijft, ‘dient thans ‘goed beseft,
dat er in onze vloot plekken zijn aan te wijzen, waar
aanvulling, vernieuwing e.n versterking een levens-
kwestie ‘voor ‘menigc rêderj en op niet lange duur
voor dc gehele koopvaardij is.
C. J. P. ZAALBECO.
DE B.E.N.A.S.
liet College van Commissarissen bestaat uit 3 lie-
geeringscorumissarissen en 2 Commissarissen, allen
benoemd ‘door de algemeene vergadering van aan-
‘deel’houders (voor de eerste maal door de Regeering).
Voor 2 Regeeringscommissarissen doet de Minister
van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, voor 1 de
Minister van Fina:nciën een voordracht van 2 per-
sonen per plaats. Voor de 2 overige commissarissen
doet de Raad van Commissarissen een aanbeveling.
Het personeel vau de Benas bestaat uit 1 Direc-
teur, 1 Secretaris en 3 kautoorbedienden. Voor ac-
countantswer’k wordt ‘hulp verleend ‘door het Depar-
tement van Financiën. In ‘technische zaken wordt
hulp verleend door de Scheepvaartinspectie. Behalve
met ‘het verstrekken van gel’dleeningen en hetgeen
daaraan verbonden is, heeft de Be.uas werkzaam-
heden verricht, bestaande uit onderzoekingen en ad-
viezen op scheepvaartgebied.
Aandeelhouders (kapitaal 5000 aandeelen ,van
.f
1000) zijn de Staat niet 2600 aandeelen en 36 reede-
rijen met 1 ‘tot 25 aandeelen. Gestort is 10 ‘pCt.
Gel’dleeningeu kunnen alleen aan aandeelhouders,
zijnde Nederlandsche scheepvaartondernemingen, ver-
leend worden, tegen onderpand. De Benas leent
hiertoe uit ‘s Rijks kas of van derden onder Rijks-
garantie. De Benas ‘betaalt voor de ‘gewone credie-
ten 4 pCt. en brengt in rekening 4i6 pOt. (één ‘geval
4 pOt., één geval 4Y4 pOt.). Gage- en opligcredieten
worden verstrekt tegen 1 pOt.; dc Benas brengt
2°/os in rekening voor administra’tiekosten.
Er l’oopen gewone leeningen aan 16 reederjen met
een totaal crediet van
f
13.156.330,23, waarvan op-
genomen
f
8.265.667,36. Van deze credieten ‘bedragen
er 6 minder ‘clan
f 100.000,
drie tussehen
f 100.000
en
f
500.000, één
f
676.000 en voorts 6 tusschen
1 en 3 milli’oen ‘gulden.
Gage- en opligerediet is verleend aan 26 reederjen
tot een totaal bedrag van
f
4.085.317,10. Van dit
crediet moet na een jaar met winst 25 ‘pOt. van die
winst (na afsehrj’ving) voor aflossing worden be-
stemd. Op ‘de gewone credieten moet jaarlijks 10 pOt.
worden afgelost na het eerste jaar.
De z.g.
gewone credieten
zijn
in den regel eerst
verleend na een financieele saneering, waarbij offers
geëischt zijn van crediteuren, waaronder de Scheeps-
verbandbanken. Ook is ter verbetering der kaspositie
verkoop van schepen geëisoht. In deze credietovereen-
ko’nisten zijn voorwaarden opgenonien, die aan de
Benas ‘groote medezeggingschap ‘geven in ‘de ‘be-
drijfsvoering. Hiervan is enkele malen gebruik ge-
maakt om onderlinge concurrentie te verbieden of
het saboteeren van collectieve regelingen door een
buitenstaander. In vele gevallen
zijn
bezuinigingen
voorgeschreven en is overleg gepleegd over reisbe-
grootingen en reisrekeningen.
In één geval is het crediet vergroot, teneinde de
vloot te verbeteren.
Het gagecrediet, ingevoerd Tuli 1933, ‘had ten doel
het verschil in gages volgens de C.A.O. met concur-
reerende vloten te ‘helpen over’bruggen. Eish ‘daarbij
was in 1933 een uniforme gageverlagin’g van 10 pOt.
en bij de verhooging van het gagecrediet van 15 tot
25 pCt. nog een verlaging van gemiddeld 4 pCt.
Opligcrecliet is
verleend in ‘den winter 1933-1934.
Toen ‘waren vele reeders genoodzaakt schepen op te
leggen, omdat varen veel meer verlies gaf dan op-
liggen,
terwijl
voor de kosten van ‘het opliggen geen
geld ‘beschikbaar was. De in 1932 en 1933 gemaakte
reizen hadden geen oversdhot gelaten voor het finan-
cieren van de normale wintersiapte en toen was de
siapte veel ‘grooter duit gewoonlijic.
]3enas-sie’u’n 195.
Bij de wet van 13 September 1935 is
f
8.200.000
beschikbaa.r ‘gesteld voor 1935, teneinde daaruit rente-
boze ongedekte voorschotten ten ‘behoeve van ‘de zee-
scheepvaart te vcrleenei,t. De voorschotten worden
verleend volgens ecn schaal per Biuto Registerton
voor varende passagierssehepen en vrachtschepen.
Terugbetaliug geschiedt, in’diën over 1935 winst is
gemaakt.
De Benas zal alle gesteunde reederijen onderzoeken
en tbepalen, welke steun ‘geval voor geval verder
noodig is.
Ook voor 1936 is
f
8.200.000 in het ‘hegrootings-
voors tel opgenomen.
EVENREDIGE VRACHTVERDEELING IN DE
BINNENVAART.
De Wet van 5 Mei 1933 (Stbl. No. 251), houden’de
tijdelijke maatregelen ter bevordering van eeoe zoo-
veel mogelijk evenredige vrach’tverdeeling in de bin-
nenscheepvaart, voorziet in de instelling van Be-
vrachtingscommissies voor ‘de hinnenscheepvaart,
welke in de eerste plaats tot taak ‘hebben tussdhen-
komst te verleenen
‘bij
het sluiten van overeenkom-sten van gebruik of hevrachting van vaartuigen ter
zake van vervoer ‘binnen het Rijk. Alvorens tusshen-
komst te verleenen, ‘beoordeelt ‘de Oo’m.missie den
vrachtprijs en ‘keurt
zij
‘de ‘bevrachti’ngsvoorwaarden.
Na ‘goed’keurin’g van vrachtprijs en verdere condi-
ties wordt de Fben’oodigde scheepsruimte toegewezen
met inachtneming van alle eischen, welke het betrok-
ken vervoer stelt., z’ooveel
mogelijk
naar ‘de volgorde,
11 December 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1087
waarin de voor ‘het vervoer geschikte vaartuigen in
het register der Commissie zijn ingeschreven.
Op deze wijze wordt het vervoer meer gelijkmatig
over de schippers verdeeld en wordt tevens eene meer
redelijke belooning van de prestatie van den schipper
verkregen.
In cle tweede plaats hebben de Commissies tot taak
goedkeuring te ver]eenen aan bevrachtingsovereen-
komsten, buiten hare tusschenkomst gesloten of te
sluiten. Deze goedkeuring wordt verleend, wanneer
de overeenkomst betrekking heeft op vaste relaties
tussehen vervoerder en verla’der, of op het vervoer
van oiaverpakte vloeistoffen (tankvaart), dan wel op
campagnevervoer (heetwortelen, pulp, fabrieksaard-
appelen).
Ingevolge art. 7 van cle vet is het inladen of in
lading nemen in een vaartuig van goederen, voor
vervoer naar binnen liet Rijk gelegen plaatsen, zoo-
mede het veiwoer dier ‘goederen in dat vaartuig ver-
boden, tenzij dit
blijkens
een daarvan overgelegd gel-
•ciig bewijs geschiedt krachtens eene overeenkomst,
teii aanzien van welke door eene Bevrachtingseom-
missie tussehenkomst of goedkeuring is ‘verleend. In
het geval van tusschenkomst dient als bewijs, het
door de Commissie voor cle desbetreffende reis afge-
teekende bevrachtmgsboekje. In ‘het geval van goed-
‘keuring worden bewijzen van goedkeuring afgegeven, wegens vaste relaties, tankvaart of campagne-vervoer.
In de derde plaats behoort tot de taak der Be-
vrachtingscommissies ‘het verleenen van ontheffingen
van het in art. 7 bedoelde verbod ten behoeve van
beurtvaartondernemiiigen.
Dit verbod geldt voorts niet ten aanzien van ver-
voer, hetwelk, blijkens eene daarvan door de Com-
missie afgegeven verklaring, anders dan krachtens
overeenkomst geschiedt. De wetgever heeft hierbij
het oog gehad op het vervoer van goederen, clie aan
den eigenaar van het vaartuig in eigendom toebe-
hooren.
Voor de uitvoering vaii cie wet is het land verdeeld
in 20 bevrachtingsdistrieten, in elk waarvan eene
Bevrachtin’gscommissie ‘is •gevesti’gd, ‘benoemd door de
betrokken Kamer(s) van Koophandel en Fabrieken.
Van de beslissingen der Bevraehtingscommissies
niet ‘betrekking tot vaste relaties, tarikvaart, cam-
pagne-vervoer, heurtvaart en vervoer van ,,eigen goed
in eigen schip” is beroep
mogelijk
‘bij den Raad van
Beroep voor :Bevrichtingszaken te ‘s-C-ravenhage
(waarvan het secretariaat is gevestigd i)j het Depar-
tement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart.
Ter bestrijding Van kosten wordt door ‘de Bevrach-
tingseominissie
bij
‘het verleenen van ‘tussehenkomst
eene vergoeding geheven van ten hoogste 2 pCt. van den bedongen vrachtprijs en bij goedkeuring wegens
ea’mpagnevervoer van 1 pCt. Bovendien wordt de ter
plaatse ‘gebruikelijke scheepsbevraehtingsprovisie vau
ten hoogste 5 pCt. geheven, die, indien van de 1w.-
mi’ddeling van een ‘seheepsbevrachter ‘gebruik is ge-
maakt, aan dezen ten goede lcomt.
1)
Bij Kon. Besluit No. 45 van 18 Augustus 1933 is
bepaald, dat de ‘besluiten van de Kamers van Koop-
handel en Fabrieken h’oudende instelling der
Be-
vrachtingscommissies op 7 Sept. 1933 in werking
treden.
1)
Voor nadere bijzonderheden omtrent de regeling wordt
verwezen naar ,,Verslagen en Mededeelingen van de Af-
•deeling Handel en Nijverheid van het Departement van
Economische Zaken”, Jaargang 1933, No.
1.
DE CLEARINCPOLITIEK.
Terwij’l verschillende landen reeds in 1932 tot het
afsluiten van elearin:gver’dragen waren ‘overgegaan,
dateert ons eerste clearingverdra’g, ‘dat met Chili, van
midden 1934. Dat Nederland niet dan aarzelend
dezen weg betrad, is begrijpelijk. Clearing todh brengt
noodzakelijkerwijs mede, dat tegenover ‘het land,
waarmede een clearingverdrag wordt gesloten, ‘het
vrije betalingsverkeer plaats maakt voor een gebon-
den betalingsverkeer, terwijil bovendien ‘de ‘bilaterale
gedachte, ‘die in deze crisisjaren ‘de onderlinge ver-
houding tussehen ‘de staten zoozeer is gaan ‘beheer-
schen, in de elearing op haar scherpst is ‘belichaamd.
Tussehen twee landen, ‘die beide een algemeene
deviezenregeling in het leven hebben geroepen, ligt
•een of andere vorm van clearing of althans ‘gemeen-
schappelijke regeling van ‘de toewijzing van deviezen
in ‘het onderlinge ‘betalingsverkeer in ‘den aard ‘der
dingen. Anders staat de ‘zaak, wanneer slechts een
van beide landen een deviezenregeling ‘heeft ‘getrof-
fen, ‘het andere daarentegen ‘het internationale heta-
liiigsverkeer geenerlei belemmeringen in ‘den weg
leg’t. Zoolaug de deviezenregelin’g van ‘het eene land
practiseh slechts dient om kapitaalverplaatsin’gen en
andere ongewenscht geadhte transfers naar het bui-
tenland tegen te gaan, doch ‘de ‘betaling van het ‘han-
‘cleisverkeer ten volle en ‘zonder vertraging mogelijk
laat, is er i’oor ‘het andere land ‘geen reden tot actief
ingrijpen, al zullen met ‘het land in
dluaestie
al spoe-
‘dig regelingen over betaling van rente en eventueele
aflossing op uitstaande leeningen en andere geld-
vorderingen, ‘hetzij van Regeeringswege, hetzij door
‘de georganiseerde belanghebbenden zelf, moeten wor-
‘den getroffen.
In ‘de meeste gevallen hebben de bestaande devie-
zenregimes echter ‘de neiging zieh allengs te versdher-
pen. Z’oo spoedig ‘de binnenlandsche koopkracht, daar-
hij dikwijls ‘d’oor overhei’dsmaatregelen ‘gestimuleerd,
hoven de transferrnogelijkhecleu uitgaat, •ontstaan
spanningen, die verd’ere restricties in het ‘deviezen-verkeer onvermijdelijk maken. liet ‘gevolg is, dat ‘bij
de devi ezentoewijzing toenemende vertragingen ont-
staan ‘dan wel ‘dc aangevraagde bedragen slechts ten
‘deele worden toegewezen, wat in heide gevallen voor
het andere land neerkomt op een onvrijwilliige crediet-verleening, ‘die ‘des te meer als een onbillijkheid wordt
gevoeld, waar omgekeerd ‘de import uit ‘het valuta-
zwakke land ten volle en zonder vertraging in vrije
devieze.n wordt betaald.
Onder ‘zoodanige omstandigheden is in vele geval-
len een olearingverdrag ‘de beste oplossing. Wel w’or-
den aldus niet alle bezwaren opgebeven en is, als
gezegd, een partieele regi’ementeering van het beta-
lingsverkeer het noodzakelijk gevolg, maar bereikt
wordt tenminste, dat dle loopende bedragen, die het
valutasterke land aan ‘het andere schuldig wordt,
gereserveerd blijven voor betaling ‘van de eigen loo-
pende vorderingen ‘op dat land. Voor het valuta-
zwakke land ‘heeft een dergelijk verdrag weliswaar
tot consequentie, ‘dat ‘het ‘de aanvankelijk ‘geheel in
eigen handen genomen zeggenschap ‘over het beta-
lingsverkeer ‘met ‘het valutasterke land voortaan met
dit land moet gaan deelen, maar het voorkcm.t hier-
mede., ‘dat ‘het valutasterke land tot seherpere maat-
regelen van afweer overgaat, en stelt met name zijn
export naar dit land veilig.
.OL het valutasterke land ‘het initiatief tot een
clearingovereenkomst nemen moet ‘of niet wordt mits-
‘dien ‘be’heerseht door een afweging van voor- en na-
deelen, waarbij ‘de intensiteit der spanningen in ‘het
‘deviezenregime v’an het andere land tenslotte den be-
sJ.issend’en factor vormt.
In ‘de meeste ‘gevallen is men er echter met de af-
sluiting v’an een elearingövereenkomst niet. Dezelfde
factoren, die v66r de afsluiting d’er overeenkomst
den export naar ‘het va’lutazwakke land stimuleerden,
daarbij slechts geremd door het toenemend ‘gevaar
1088
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11
December 1935
geeti betaling te erlau’gen, doen zieh onder vigueur
van de clearingregeling eveneens en ‘in versterkte
mate gevoelen. De kooper in •het valutazwakke land
kan toch in zijn eigen valuta betalen en ‘het vertrou-
ven op een vlotte verrekeni.ng via de clearing is aan-
vankelijk groot. Is het handel’sverkeer tussehen ‘beide
landen inderdaad zfd ‘eenzijdig, dat het een ‘belang-
rijke vermeerdering van ‘den export naar ‘het valuta-
zwakke land kan verdragen, zonder dat ‘het elearing-
evenwicht in gevaar komt, dan is ‘tegen
•deze
abnor-
male exportvermeerdering geen bezwaar. Dit is ech-
ter slechts bij uitzondering het geval. Normaal is,
‘dat het wederzijdsehe verkeer zooclanige scheeftrek-
king niet kan verdragen. Onvermijdelijk is clan ech-
ter, dat, wil men voorkomen, dat opnieuw en ditmaal
onder vi’gueur van cle clearin’govereenkomst een on-
matige onbedoelde eredietverleening oitstaat, een
regeling getroffen moet worden, welke eenzijdige op-
voering van ‘den export van het valu’tasterke land
naar ‘het valutazwakke land tot ver ‘bove.0 de ‘beta-
1 ingsmogelijkheclen van ‘de clearing verhindert. Dit
wil
dus zeggen, dat in den regel een clearingovereen-
komst aangevuld dient te worden ‘door een algeheele
contingenteering van ‘den export ‘van het valutasterke
naar het va’lutazwalde land. Deze contingenteering,
‘die uiteraard op haar beurt voorwerp van overleg
met het andere land wordt, is in wezen een handels-
politiek probleem.
Van ‘het bovenstaande is cle ‘geschiedenis van ‘het
betalingsverkeer met Duitschlan’d in de laatste jaren,
voor en na ‘de totstandkoming van het clearingver-
drag, een ,,Schulbeispiel”. Ook hij de andere clearin.
gen doen zip’h, in geringereir omvang, dezelfde pro-
blemen voor en moet de oplossing tenslotte in dezelf-
de richting worden. gezocht.
De ‘omvang van ‘de beperking, clie aan ‘den poten-
tieelen export naar het valutazwakke land moet wor-
den aangelegd, wordt, als gezegd, beheerscht ‘door de
betalingsmogelijkheden die uit de clearing voort-
vl’oeien, m.a.w. door de ontwikkeling van het ‘han-
clelsverkeer in ‘omgekeerde richting. Over het alge-
meen vertoont deze een dalende
‘lijn.
Behalve dat zich
‘hierin ‘de afnernende koopkracht van Nederland weer-
spiegelt, oefenen •ook dikwijls ‘de reeds aangeduide interne omstandigheden in ‘de landen met deviezen-
regime een ‘druk op dezen export uit. Opvoering van
koopkracht ‘heeft eenerzij’ds een expansie van ‘de ibm-
nenlan’dsche markt tengevolge, tendeert anderzijds
tot verhooging der productiekosten.
In een zoo gecompliceerde verhouding van vorde-
ringen en schulden als tusschen Nederland en Duitsch-
land ‘heeft deze beperking van ‘de hetalingsmogelijk-
heici over ‘cl’e clearing tot gevolg, dat, wil tegenover de verschillende groepen van ‘crediteuren ‘hillijkhei’d
worden ‘betracht, niet de éxport alleen den ‘druk moet
opvangen, maar oo’k de andere groepen en met
name ‘de rentevoi’deringen, die eveneens direct en
indirect ten laste der clearing komen, een evenredig
deel van den laat moeten dragen. Dit heeft geleid tot ingewikkelde regelingen, waarbij de Regeering voor
de moeilijke taak stond tussehen deze verschillende
groepen van vorderingen het juiste evenwidht te be-
waren.
Dat ook het valutasterke land on’der zoodanige om-
standigheden ‘er groot ‘belang bij heeft, dat de invoer
uit ‘het valu’tazwakke land zooveel mogelijk op peil
blijft, •is ‘duidelijk. Vandaar ‘dat tal van clearingver-
dragen na eenigen tijd tendenties in deze richting
wakker roepen. In de verhouding met Duitschiand
kan in ‘dezen o.a. naar de clearingcompensaties worden
verwezen, terwijl ook ‘de voor ‘de afrekening van het
reisverkeer ‘getroffen regeling een bescheiden ver-
grootirig van ‘de betalingscapaciteit der clearing op
‘het oog heeft. In het hierna volgen’d artikel wordt
op deze punten nader ingeg’aan.
* *
In het bovenstaande zij’a in vogelvlucht de voor-
naamste factoren opgesomd, die ‘het algemeene
Re-
geeringsbeleid op clearingge,bied ‘beïnvloeden. Daar-
nevens ‘zijn er, wanneer ‘het ‘gaat om de concretisec-
rin’g van ‘di’t beleid in een ‘bepaalde verdragsregeling,
nog tal van quaesties, die overwogen en beslist moe-
ten worden. Zoo het bestreken gebied, waarbij valt
op te merken, ‘dat uitbreiding tot ‘betalingsverplich-
tingen ‘buiten ‘het goederenverkeer steeds ‘de moeilijk-
hei’d rnede’hi’engt, ‘dat hij gebreke van een constateer-
hare greusoverschrijding de contrôle veel meer voeten
in de aarde heeft. Z’oo ‘cle cjuaestie van ‘de koersbepa-
ling hij cle afrekening, ‘die, vooral wanneer het andere
land de tegenre’kening in ‘cle eigen valuta wenscht te
voeren, tot ‘bijzondere maatregelen dwingt ten einde
een ‘deficit voor ‘het verrekeniiiigsinstituut te vermij-
‘den, Z’oo de quaestie van de aan de particuliere com-pensatie te geven plaats, hetzij ,,zus’dtzlic’h” als in ‘de
regeling met Duitschlan’d en Turkije, hetzij als onder-
‘deel viin het normale vericeer, als met Italië, Chili en
Bulgarije – een cluaestie die in ‘de eerste plaats ‘door
het systeem ‘der devieze.uregeli.ng
in het andere ‘land
wordt beheei’scht. En zoo meer. Voor een deel wordt
in ‘het navolgead artikel aan deze divaesties aan-
‘dacht gewijd, voor een ander deel zouden zij het ‘be-
stek van deze publicatie overschrijden.
Te:nslotte zijn er ‘de technisdhe quaesties, welke
zich hij de uitvoering voordoen, samenhangend eens-
deels met ‘cle noodzakelijkheid een intensief dagelijksdh
verkeer ‘met naar eigen, onderling zeer verschillende,
beginselen arhei’dende vreemde instellingen zonder
stoornis te ‘laten verloopen, an’d!erdeels met het mas-
sale karakter, ‘dat dit verkeer – zoo in de clearing
met Duitsohlancl – kan aannemen.
Tot slot volgen ‘hier enkele cijfers nopens den
stand der clearingrekeningen per 30 November 1935.
De cijfers omvatten voor alle clearingen de mutaties
op ‘de ‘h’oof’dposten van ‘het begin der clearingen af.
D u
i t s c h 1 and.
1.
Stor’tirigen
in
Nederland
……………
f258.023.900
waarvan bestemd voor:
Achterstallige
vorderingen
…………
,,
37.365.500
Rentedienst Dawes- en Young)eenin’g en Stilihalte;
Rentetransfer
……………
,
25.005.000
Vi’ije
rekening
Reichabatik
.,……….,,
11.417.000
cl.
Nieuwe
onder
de
clearing
vallende
vor-
cleïingen
…..,,..,,,.,.,,,,,,,,,.,,,,,
184.236.400
2.
Stortingen in Duitschiand
(nieuwe onder de clearing vallende vorderingen)
……..,.
221.622.600
3.
Uitbetalingen in Nederland op nieuwe vor-
deringen
(1
sub
d)
………………,.,,,
182.779.000
4.
Speciale Verrekening..
Stortin.gen
in Nederland
tegen
afgegeven
reischèques
…………………..
…..
,,
2.895.200
Uitbetalingen
in
Nederland
………….,,
1.847.200
Overgebracht naat’ algemeene rekening
(1)
,,
800.000
Nog ‘beschikbaar
………………,….,,
248.000
Uit deze cijfers ‘blijkt, ‘dat de adhterstand in ‘de
clearing, d.w.z. het verschil tussehen post 2 en post 1
sub d,
f
37.386.200 bedroeg, waartegenover erop ‘ge-
wezen ‘kan worden, dat op de adhterstallige vorderin.
gen (1 su’b a) practisch eenzelfde ‘bedrag is ingehaald.
C h i Ii,
Stortingen in Nederland ………………..
f927.200
Stortingen in Chili …;…………….,,,,,,,
962.000
Uitbetalingen ‘in Nederland. ,.,…….,…..,,
874.200
Toegelaten particuliere compeusaties …….. ,,
218.700
Z’ooals uit ‘deze cijfers ‘blijkt is de clearing met
Chili, die, wat den invoer uit Chili en mitsdien ook
‘de ‘stortingen hier té lande betreft, in sterke mate
‘door seizoeninvloeden wordt beheersoht, vrijwel in
evenwicht. De ou’de vorderingen, die over een afzon-
derlijke rekening werden ‘gea’dministrateerd, zijn,
voorzoover wederzijds toegelaten, geheel afbetaald.
Het particuliere compensatieverkeer is tot ‘dusver niet
tot ‘belangrijke ontwikkeling gekomen.
11 December 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1089
Turkije.
1.
Stortingen
in
Nederland
………………
f
1.843.700
waarvan bestemd voor:
Turksohe
Centrale
Bank
…………….
,,
553.100 Clearingvorderingen
………………….
1.290.600
2.
Stortingen
in
Turkije
…………………….
549.800
3.
Uitbetalingen
in
Nederland
…………….
1.231.200
4.
Toegelaten particuliere compensaties …….
,,
16.700
Als blijkt heeft
zici
in de elearing met Turkije een
belangrijke achterstand ontwikkeld, waarop in het
hierna volgend artikel nader wordt ingegaan. Reeds
geruimen tijd geleden is de Nederlandsche Regeering
hieromtrent met de Turksehe Regeering in overleg
getreden, ‘hetwelk nog niet tot resultaat heeft
geleid.
Italië.
Clcarinçj’re/cening ,,A.” (Nederland).
Stortingen
in
Nederland. ……………..
f 2.559,900
Stortingen in Ite.lië ………………Lire
28.166.000
Uitbetalingen in Nederland …………..
f 2.145.400
Toegelaten particuliere compeusaties ……..
918.700
Clearingrekening ,,B” (Overzeesche Gebiedsdeelen). Stortingen op rekening van het Clearing-
instituut
……… . …………………
f
898.100
Stortilmgcn in Italië . …………….. .Lire
19.516.500
Uitbetalingen door het Cleariuginstituut ..
f
852.700
Toegelaten particuliere conipen’saties ……..
18.300
Als gevolg van de sanctiemaatregelen. in ‘het cre-
diet- en ‘handelsverkeer met Italië worden ‘hier te
lande op het oogenblik in beginsel slechts stortingen
aanvaard en in Italië gedane stortingen gehomolo-
geerd voor zendingen, die uiterlijk 17 November ii.
in beide richtingen op weg waren gebracht. Hetzelfde
geldt voor ‘de particuliere compensaties.
B u 1 ga r ij e.
Toegelaten particuliere compeusaties ………..
f 20.800
Zooals in het volgend overzicht nader wordt uit-
eengezet, zal het c’learingverkeer met Bulgarije zich
hoofdzakelijk in den vorm van particuliere compen-
saties afspelen. De clearingovereenkorrist is eerst
sedert kort in werking.
R oe m e n i ë.
Wegens de redenen, in ‘het navolgend artikel uit-
eengezet, kunnen omtrent de clearing met Roemenië
geen cijfers worden verstrekt. B.
NEDERLANDSCH CLEARINGINSTITUUT.’)
Het Instituut heeft ten ‘doel:
lo. Mede te werken aan ‘de uitvoering van maat-
regelen, door ‘de Nederlan:dsdhe Regeering genomen
of te nemen op grond van wettelijke voorschriften,
algemeene maatregelen van bestuur of verdragen en
overeenkomsten met vreemde ‘mogendheden betref-
fende het internationale betalingsverkeer, voor zoover
‘dit op ‘den grondslag van verrekening (clearing)
plaats vindt;
2o. bevordering vah cle doeleinden, welke de Neder-
landsche Regeering met •de onder ten eerste van dit
artikel bedoelde maatregelen beoogt.
Sinds ‘de oprichting van het Clearinginstituut
heeft de Regeering met verschillende landen clearing-
verdragen afgesloten.
Het algemeen beginsel dier clearin’gverdragen is
‘bekend. Het omvat de vervanging van de wederzijd-
sche betalingen in deviezen tusschen de beide landen
onderling ‘door een afrekening ‘binnen Nederland tus-
schen de ‘debiteuren en crediteuren van het andere
land. In feite komt deze •binnenlandsche afrekening
1)
Ingesteld ingevolge Kon, besluit van
8
Mei
1934
(Stbl. No.
232), op
‘grond van de wet van
25 Juli 1932
(Stbl. No.
375),
sedert vervangen door de wet van
14
No-
vember
1934
(Stbl. No.
583).
Statuten vastgesteld bij acte van
19
Mei
1934,
gewijzigd
bij acte van
29
October
1934.
daarop neer, dat de debi’teuren van het andere land
in plaats van ‘hun crediteuren in ‘dat land recht-
streeks te betalen ‘het verschuldigde storten op
rekening van het Nederlan’dsch Olearinginstituut,
hetzij ibij De Nederlandsche Bank, ‘hetzij
‘bij
den Post-
g 1 rodienst.
Uit ‘de aldus verzamelde gelden worden de vor-
(lezingen van ‘de Nederlandsebe crediteuren op het
andere land uitbetaald. Dit laatste geschiedt echter
slechts in zooverre als de debiteur in ‘het andere
land
zijn
schuld vereffend heeft door de storting
van het verschuldigde bij ‘het verrekeningsinstituut
in ‘dat land. Eerst wanneer dit verrekeningsinsti-
tuut ‘het Nederlandsch Clearinginsti’tuut een mede-
deeling ‘heeft gedaan over die vereffening kan ‘hier
te lande door het Nederlandsdh Olearinginstituut,
voor zoover het saldo op clearingrekening dit toelaat,
de vordering van den desbetreffen’den Nederland-
schen crediteur worden uitbetaald.
Een en ander is technisch als volgt uitgewerkt.
Iedere debi’teur, die een betaling naar het andere land
heeft te verrichten, welke ‘betaling valt onder de
clearingbepalingen, stort het verschul’digde op de
bovenomschreven wijze. Tezelfdertijd geeft ‘hij van
(leze storting bericht aan het Clearinginstituut op
een z.g. bericht van storting (formulier A). Aan de
hand van ‘de doorslagen van deze stortingsberichten
wordt ‘het verrekeningsinstituut in het andere land
op de ‘hoogte ‘gesteld van de ‘hier te lande ‘plaats ge-
had hebbende stortingen, waarna in ‘het andere land
maatregelen kunnen worden getroffen om ‘de via
de clearin’g voldane vorderingen van de ‘daar te lande
gevestigde crediteuren te voldoen.
Omgekeerd ontvangt ‘het Clearinginstituut op ge-
lijke wijze bericht van de stortingen, die ‘bij het ver
rekeningsinstituu’t in het andere ‘land hebben plaats
gevonden. Het Clearinginstituut geeft op een z.g.
stortin’gsadvies aan den ‘begunstigde hier te lande be-
richt van ‘het feit, dat er te zijnen behoeve
bij
het
verrekeningsinstituut in ‘het andere land een zeker
bedrag is gestort, terwijl hem verzocht wordt de vor-
dering, die ‘door die storting is vereffend geworden,
op een formulier B bij het Olearinginstituut in te
dienen, onder nauwkeurige omschrijving van den
aard van ‘de vordering.
Aan ‘de hand van de gegevens op of bij het formu-
her B verstrekt beoordeelt het Clearinginstituut. of
verrekening van de desbetreffende vordering volgens
de clearingbepalingen via de clearing wel mogelijk is.
Loopt dit onderzoek bevredigend af, dan wordt het
aan ‘begunstigde toekomende uitbetaald, voor zoover
‘het saldo op de ‘desbetreffende clearingrekening dit
toelaat. Is het saldo niet groot genoeg, dan geschiedt de uitbetaling, zoodra ‘dit ‘saldo door stortingen hier
te lan’de voldoende is aangegroeid.
Acht het Clearinginstituut de verrekening van de
vordering via de clearing niet in overeenstemming
met de clearingbepalin’gen, dan blijft de uitbetaling
achterwege, terwijl het verrekeningsinstituut in het
andere ‘land daarmede in ‘kennis wordt gesteld, welk
instituut ‘het ibij hem ‘gestorte ‘bedrag daarna aan den
storter kan terugbetalen.
De binnenlandsche afrekening, waarop ‘de clearing, zooals boven werd uiteengezet, neerkomt, kan omvat-
ten alle betalingen naar het andere land; zij kan zich
ook beperken tot ‘bepaalde groepen van betalingen
tussehen de beide landen, welke groepen dan nader
omschreven worden in het gesloten clearingverdrag.
Het eigeil karakter van het betalingsverkeer tus-
schen Nederland en ieder der betrokken vreemde lan-
den, alsmede het feit, dat de in die landen geldende
deviezenregimes, waaraan de clearingregelingen zich
in ‘belangrijke mate heb’ben aan te passen, onderling
op vele, dikwijls essentieele, punten afwijken, ‘dragen
er verder toe bij, ‘dat ieder der clearingen een ver-
schillend stempel draagt.
De ‘bestaan’de clearingen worden hieronder dan ook
afzonderlijk besproken.
1090
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 December 1935
Chili.
Het Cleariugverdrag d.d. 1 Juni 1934 met Chili
gesloten trad in’ werking d.d. 16 Juni 1934. Dit ver-
drag beoogt eejisdeels een geleidelijke afwikkeling der
oude Nederlandsche handeisvorderingen op Chili,
anderdeels een regeling voor de vereffening van alle
nieuwe wederzijdsehe vorderingen voortspruitende uit
het handeisverkeer tusschen de beide landen.
Buiten de clearing vallen eenerzij’ds Chileensch
koper, alsmede op veiling te Londen gekochte Chileen-sehe wol, anderzijds, op Curaçao en Aruba geraffineer-
de petroleum en petroleumderivaten sinds 1 Januari
1935, Nederlandsc’h-In’dische thee. Voorts is bepaald,
dat van in Nederland ingevoerde Chili-salpeter slechts
40 pCt. van liet factuurbedrag in •de clearing zal be-
hoeven te worden gestort. Van de laatsthedoel’de stor-
tin’g tegen Chili-salpeter wordt % geboekt op reke-
ning B, bestemd voor de aflossing der oude handels-
vorderingen. De resteerende %, alsmede alle stortin-
gen tegen invoer van andere ‘goederen komen op
rekening A ter voldoening van nieuwe handeisvor-
cle ringen.
De aparte constellatie van de Chileensehe deviezen-markt, waar ‘de Guldens, die uitstaan op de algemeene
clearingrekening in Nederland, een lagere noteering
in Pesos doen dan de Guldens, ‘die uitstaan ‘op •de af-
zonderlijke compensatiere’keningen, is aanleiding, .dat
van den Ohileenschen export naar Nederland ‘buiten
de salpeter weinig goederen via •de algemeene clea-
ringrekening worden betaald. Alle andere goederen
dan salpeter worden verrekend door middel van par-
ticuliere compensatie.
Duitschiand.
Het d.’d. 21 September 1934 met Duitschland afge-
sloten clearingverdrag werd na opzegging op 2 No-
vember 1934 en hernieuwde onderhandelingen op
5 December 1934 gevolgd door een nieuw verdrag.
Dit cleai-ingverdrag i’s ruimer van opzet dan dat gesloten ‘met Chili. Behalve de vorderingen voort-
spruitende uit ‘het -goederen-verkeer dienen mede over
de clearing te worden verrekend met dat verkeer ver-
band houdende expeditie- en doorvoerkosten, com-
missies en provisies, voorts vorderingen wegens Rijn-
en binnenvaart en doorvoer, wegens patentkos’ten,
licenties en soortgelijke verrichtingen en voorts in
het algemeen vorderingen wegens economisch gerecht-
vaardigde en gebruikelijke kosten, ‘die in verband
staan met het Nederlandsch-Duitsche han’delsverkeer
en tenslotte de betalingen van reisbureaux en ‘de saldi
der spoorwegen, post-, telegraaf- en luchtvaartadmi-
nistraties.
Verder bevat dat verdrag een regeling voor de
afzondering uit de clearingontvan’gsten , van bepaal’de
percentages eensdeels ter delgin’g ‘der oude handels-
vorderingen, ancierdeels om ter vrije beschikking te
worden gesteld van de Reicisbank te
Berlijn
(art. 13).
Naast ‘de opsomming van de groepen van betalin-
gen, die via ‘de clearing moeten worden bewerkstelligd,
bevat ‘het clearingverdrag ‘bepalingen nopens de mo-
gelijkheid van vereffening van schulden buiten de
clearing om, welke vereffening steeds ‘de toestem-
ining van het Nederlandsch Clearinginstituut behoeft,
c.q. aangevuld door een toestemming van de ‘bevoegde
Duitsehe autoriteiten. Zoo is in het ‘belang van een
gemakkelijke afwikkeling van het verrekeningsver-keer de mogelijkheid geopend (art. 7) tot een recht-
streeksche verrekening van vorderingen met econo-
misch gerehtvaardigde en gebruikelijke kosten, die
in ‘het land van ‘den ‘debiteur op die vorderingen
drukken. Voorts wordt ook in uitzonderingsgevallen
een dergelijke verrekening van wederzi.jdsche vorde-
ringen, in verband staande met het Nederlan’dsch-
Duitsche goedereuverkeer, toegestaan (art. 9).
– De officieele koersen, waarop ‘de afrekening ge-
schiedt, bewegen •zich om en bij de pariteit tussohen
de heide valuta’s.
Hieibij zij nog aangeteèken’d, dat, gebruikmakend
van de ‘bevoegd-heden in art. 6 van het verdrag aan
de beide -vereffeningsinstituten toegekend, door het
Clearinginstituut met de Deutsche Verrec’hnungs-
kasse schriftelijk werd overeengekomen, dat stortin-
gen te Berlijn, na’dat zij door ‘het Clearinginstituut
aan ‘begunstigden zijn geadviseerd, niet zullen kun-
nen worden teruggenomen dan
–
niet toestemming die
hegunstigden en voorts, dat, indien om welke reden
ook de uitbetaling in Nederland wordt vertraagd,
steeds ‘het bij storting tc
Berlijn
in Nederlandsch
courant vastgestelde bedrag tot uitbetaling zal v.ror
den gebracht. Omgekeerd wordt in Duitschiand tot
uitbetaling gebracht de tegenwaar.cle in R.M. op den
dag van uitbetaling van liet in Nederland ‘gestorte
en door liet Nederlandsch Clearinginstituut aan ‘de
Deutsche Verrech nungskasse geadvi seerde Gul clens-
bedrag.
Evenals
‘bij
de door andere landen met Duitsh-
land gesloten elearingverdrage.n heêf t zich het ver-schijnsel vooigedaan, dat
eenerzijds
een versterkte
neiging -tot aan koopen ‘doo:r Duitschiand van Neder-
landsdhe en Nederlan’dsch-Indisch producten over de
clearing zich voordeed, terwijl ‘omgekeerd de aan-koopen van Duitsehe goederen naar Nederl’and af-
namen. Het ‘deviezenregimne in Duitschland, gepaard
aan verschillende daar te lande getroffen maatrege-
len, alsmede omgekeerd de afnemende koopkracht in
Nederland hebben ‘hiertoe ‘bijgedragen. Het gevolg
was, dat reeds spoedig de uitvoer van Nederlandsche
goederen naar Duitschiand met betaling via de
clearin’g aan beperkingen moest worden onderwor-
pen. Betalin’gscontingenten werden vastgesteld en
‘het Crisisuitvoeebureau ingeschakeld.
Bovendien werden pogingen in het werk ‘gesteld
om, ter ‘bevordering ook van den stand der clearing,
den invoer uit Duitschlan’d te verhoogen. Al’dus is
van ‘de zijde ‘van ‘het Clearinginstituut sinds einde
Februari de gelegenheid opengesteld tot het verkrij-
gen van vergunning tot z.g. clearingcompensaties.
Als voorwaarde tot het verkrijgen van ‘deze vergun-
ning wordt door het Clearinginstituut gesteld, dat
bij zoodanige compensatie tegenover de boven ‘het
betalingseontingent toegestane uitvoer naar Duitsch-
land een in waarde tweemaal zoo groote additio-
neele (,,zus.tzliche”) invoer uit •dat land •dient te
staan.
Met het verleenen vaii vergunningen voor clearing-
compensa-ties wordt in de eerste plaats ‘beoogd ‘de
-invoertransacties, die wegens liet hooge prijsniveau
in Duitschiand niet meer tot stand komen, weer
mogelijk te maken. Dit geschiedt dan ‘doordat de
exporteur een ‘gedeelte van zijn op ‘den extra-contin-
gen’talen export behaalde winst als premie afstaat
aan ‘den importeur van den additioneelen invoer. Ook
de vergunningen tot
gedeeltelijke
‘betaling met Sperr-
marken worden sinds eenigen tijd door het Clearing-
instituut aan de bevordering van den invoer van
Duitsche ‘goederen dienstbaar gemaakt. Dit wordt
bereikt door vergunning tot gedeeltelijke betaling
(maximum 25 ‘pCt.) van een schuld te verleenen, ivan-
neer die schuld samenhangt met een a’dditioneeien
invoer van Duitsche goederen.
Tenslotte verdient nog vermeldin’g de met ingang
van 18 Juni ji. in werking getreden aanvulling van
het clearingverdraig, tengevolge waarvan sedert ‘dien datum een zeker percentage (momenteel 25 pOt.) der
‘hier te lande verkodh-te reischèques, enz. over de
clearing moet worden verrekend. Van de uit ‘dien
hoofde binnenkomende bedragen wordt een bepaald
bedrag beschikbaar gesteld voor de betaling van in
Duitschland op Nederland afgegeven rei’schèques,
enz.; voor ‘het overige worden ‘de te storten. ‘gelden
benut voor betaling van Nederlandsehe exporteurs
wegens uitvoer naar Duitsch-land.
Turkije.
.
– Het clôaringverdrag met Turkije, gesloten d.d. 2
11 December 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1091.
September 1934, regelt de vereffening van alle we-
derzijdsche vorderingen voortspruitende uit het han-
deisverkeer tusschen Nederland en Turkije met dien
verstande, dat 30 pOt. van de stortingen in- Neder-
land ter -vrije beschikking worden gesteld van -de
Centrale Bank van de Turksche Republiek.
Het verloop -der cleuing met Turkije heeft tot een
aanmerkelijken ahteistand in de uitbeta’lingen ge-
leid. Ten -deele is deze achterstand een gevolg van
het feit, dat de op het moment van het sluiten van
de clearing uitstaande vorderingen onder dezelfde
voorwaarden tot de clear.ing moesten worden toege-
laten als de nieuwe vordelingen. Voor een ander deel
is deze stand een gevolg van de toename van den
export naar Turkije, die waarschijnlijk een belang-
rijken stimulans heeft gevonden in de uitvoering van
de industrialisatiepiannen daar te lande.
Door naiddel van particuliere compensatie wordt
onder meer gepoogd eenigszins -verbetering te bren-
gen in den clearingstand. De vergunning tot zoo-da-
nige compensatie wordt slechts verleend, wanneer de
invoer van de Turksche goederen in Nederland bij
iedere transactie het drievoudige bedraagt van den
uitvoer naar Turkije. Van ‘het aldus in Nederland te
storten bedrag komt ingevolge de verdragsbepalin-gen
30 pOt. aan Vrije ‘deviezen terbeschi-kkin-g van -de
Turksche Centrale Bank, 35 pCt. dient ter -directe
uitbetaling van den uitvoer in compensatie naar
Turkije, terwijl -het• restant (35 pCt.) ten goede-komt
aan- de algemeene clearingre-kening.
Anders dan -in Duitsdhland – waar de compensa-
tietransacties via de elearing moeten worden afge-
wikkeld – is
•bij
de clearing met Turkije ‘het voor-
deel van een particuliere conipensa-tietransactie ge-
legen in ‘de ‘directe uitbetaling, ‘hetgeen, -gelet op
den momenteel bestaanden wachttermijn in de Turk-sche clearing, van wezenlijke beteekenis is. De rege-
ling is eerst sedert korten
tijd-
in werking.
Roemenië.
Op 10 Februari 1935 werd te ‘s-Gravenhage een
clearingovereenkoinst geteeken-d met Roemenië. De
overeenkomst beoogt eenerzij-ds een afwikkeling der oude Nederlandsehe han’delsvorderin-gen op Roeme-
nië, anderzijds een regeling voor de vereffening ‘van
allè nieuwe weder’zij’dsche vorderingen, voortspruiten-
de uit het handeisverkeer tusschen -beide landen. Ook
voor de aflossing -der Nederlan’dsche financieele vor-
-deringen op Roemenië werden voorzieninge ge-
troffen.
Van ‘de .stortingen in •de clearing -hier te lande
wordt een zeker ‘gedeelte bestemd voor ieder van -de
zoo juist aangegeven -doeleinden,
terwijl
-ook een ‘zeker
percentage ter vrije beschikking van -de R-oemeensche
Nationale Bank wordt gesteld.
Alhoewel in de overeenkomst is ‘bepaald, dat ‘zij
jU
werking treedt op den dag van onderteekening, werd
to-t op heden in Roemenië nog geen uitvoering aan
de ‘bepalingen gegeven.
– Hoewel ‘hier te lande wel stortingen -geschieden
ten behoeve van Roemeensche crediteuren, -hebben,
doordat van Roemeensche
zijde
-geen gegevens wor-
den verstrekt nopens betalingen dooi Roemeensche
debiteuren gedaan tOn ‘behoeve van Nederlan-dsche
crediteinen, nog geen -uitbetalingen uit de clearing
kunnen geschieden. Door
–
de Regeering wor-dt bij
voortduring ‘gepoogd aandezen toestand een einde te
maken en te komen tot -een regel-mati’gen verdrags-
toestand.
Italië.
–
–
Den 29sten Juli 1935 vond te Rome -de on-derteeke-
ning plaats van de clearingovereenkomst met Italië,
welke den lsten Augustus d.a.v. in werking werd
gesteld. Deze overeen-komst regelt de vereffening
van alle wederzij-dsehe vorderingen, v-oortspru-iten’de
uit het goederenverkeer -met dat land, zoowel van Ne-
derlan’d als van -de overzeeshe gebiedsdeelen, voor
zoover na 1 Au-gustus 1935 vervallen.
Zij wijkt voorts in zooverre af van de tot dusver
door Nederland met andere landen -getroffen regelin-
gen, dat -de clearin-grekeningen in ‘beide lan’den niet
in één courant worden gehouden, -doch in dit -geval
in Li rcs cii in Guldens. Bij de uitbetaling ‘hier te
lande van tot de clearing toegelaten vorderingn
wordt het in Italië gestorte Lirebedrag in Guldens
herlei’d tot den op -(lat oogen-blik gelden-den clearing-
koers. Deze laatste kan uiteraard afwijken van den
op den -dag van storting in Italië gelden-den Guldens-
koers.
Hieruit volgt, ‘dat het
mogelijk
is, -dat ‘het op
den -dag van uitbetaling -berekende -Gul-densbedrag
onvoldoende is om een in Guldens of in een andere
vreemde valuta dan Lires uitgedrukte vordering ge-
heel te vol-doen; in dit geval wordt slechts ‘het op
‘den dag van uitbetaling tegen -den gel’den’den elea-
ringkoers -berekende bedrag uitgekeerd. Dit risico
stijgt, naarmate de stand van -de clearin’g een langeren
wachttermijn noodzakelijk maakt. Het is dan ook wel
–
waarshijnljk, dat ‘het vederzijdsche goederenverkeer
tusschen Nederland c.q. Nederlandsch-Indië en Italië
zich meer en meer op ‘basis van particuliere copen-
satie ‘zal ontwikkelen, waartoe -het cleariugver-drag de mogelijkheid openlaat. Immers, ‘daardoor ontgaat
-men den wachttermijn, en -bovendien -door-dat -de ver-
schul’digde bedragen onderling in Lires en Guldens
worden gefixeerd, -het koersrisico. Deze compensaties
bewegen zich binnen het kader -der contingenten. Hun
karakter brenigt voorts mede, -dat de eisch, -dat de in-
voer van a-dditioneelen aard is, niet geldt.
Bulgarije.
Tenslotte werd op 23 September jl. te Sofia een
compensatie- en clearingovereenkomst met Bulgarije
geteekend, ingaande 1 September 1935. Deze over-
eenkomst regelt zoowel -de verrekening van het we-
derzijdsdhe -goederenverkeer op clearing- als op com-
pensatiebasis, alsmede -de betalingswijze -van alle
overige handeisvorderingen. De overeenkomst voor-
ziet in een regeling, volgens welke een zeker percen-
tage van alle stortingen in Nederland zoowel uit
hoofde van compensatie als van liet algemeene dear-
ingverkeer ter vrije beschikking zal worden -gesteld
van de Bulgaarsche Nationale Bank. Het vorenbe-
doelde percentage wisselt naar den aard van de in
Nederland -in te voeren producten.
Volgens ‘het in
Bulgarije
bestaan-de devierenre-gime
ontvangt bij afrekening over de clearing -de Bulgaar-
sche exporteur tegenover de storting in Guldens hier
te lan-de slechts ‘het op pariteit berekende Lewa’bedrag,
terwijl dit regime in ‘geval van particuliere compen-
satie aan de Bul-gaarsehe belanghebbenden vrijlaat
‘liet niet voor de Bulgaarsehe Nationale Bank bestem-
-de Gul-densgedeelte onderling te verhandelen, waar-
bij zich een zekere premie ontwikkelt. Het ligt voor
de ‘ha.n-d, -dat onder deze -omstandigheden
–
het handels-
verkeer tussohen Nederland en Bulgarije weinig -ge-
bruik zal maken van verrekening via de algemeene
clearing, quaar -meer van verrekenin-g op basis van
particuliere compensatie. De afrekening ‘dier parti-
culiere compensaties geschiedt hier te lande via het
Nederlan-dsch Clearinginstituut. – –
1092
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 December 1935
ORGANISATIE VAN HET DEPARTEMENT VAN
HANDEL, NIJVERHEID EN SCHEEPVAART.
1)
Bij de in het begin van dit jaar tot stand gekomen
reorganisatie van de Directie van Handel en Nijver-
heid is een scheiding tot stand gebracht tusschen do
werkzaamheden, die op binnenlandsch terrein liggen
en die, welke de economische betrekkingen met het
bujteuland raken. De Directeur-Generaal, die de alge-meene leiding voert, houdt zich tevens op meer recht-
streeksehe
wijze
bezig met de zaken, welke het binnen-
land betreffen, terwijl naast hem de Directeur van de
Elandelsaccoorden in het bijzonder leiding geeft aan
de af deeling Buitenland.
Rechtstreeks onder dan Directeur-Generaal ressor-
teeren het Crisisinvoerbureau
en het
Cr’isisuitvoer-
bureau.
B ii i t e n 1 a n d.
De af deeling Buitenland omvat de volgende bu-
reaux: ilandelspolitiek; – Verdragscontingenten;
– Betalingsverkeer, – Handelsinformaties; – Pu-
blicaties.
De werkzaamheden van de Afdeeling Buitenland
zijn onder te verdeelen in die, welke op politiek ge-
bied liggen en die, welke op informatorisch gebied
liggen. De handelsovereenkomsten met het buiten-
land en alle zaken betreffende de handelspolitieke be-
trekkingen ressorteeren onder het bureau
Handels-
politiek.
Op een afzonderlijk bureau
Verdragsconti’n.gente7s
worden kwesties behandeld, welke zich met betrek-
king tot de contingeutee.ringsrnaatregelen ten op-
zichte van het ‘buitenland voordoen.
Een belangrijk deel van de moeilijkheden, welke de
economische betrekkingen van Nederland met het
buitenland ondervinden, houdt verband met de rege-
lingen, welke op het gebied van het betalingsverkeer
in steeds toenemende mate worden getroffen. De be-
handeling van deze vraagstukken ligt op het terrein
van het Bureau
Betalingsverkeer.
Het bureau is in
vier secties verdeeld. De eerste sectie behandelt
‘de op het terrein van dit bureau liggende vraagstuk-
ken, voor zoover
zij
verband houden met de ‘handels-
en verkeersbetrekkingen met Duitschland. De tweede
sectie behandelt die vraagstukken, voor zoover zij be-
trekking hebben op den handel met de overige landen.
De derde sectie houdt zich bezig met vraagstukken
betrekking hebbende op de buitenlandsche beleggin-
gen, voor zoover deze tot de competentie van het Mi-
nisterie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart be-
hooren. De vierde sectie heeft tot taak de ‘bestudee-
ring van de monetaire ontwikkeling van diverse
landen.
Voor informaties op het gebied van het betalings-
verkeer met het buitenland en daarmede verband hou-
dende vraagstukken kan men zich steeds tot het bu-
reau Betalingsverkeer wenden. Inlichtingen betref-
fende de uitv’oering van gesloten clearingverdragen
worden evenwel verstrekt door het Clearinginstituut;
die betreffende betalingscontingenten en vereffenings-
certificaten door het Orisisuitvoerbureau.
Het bureau Handelsinfornsaties
verzamelt en ver-
strekt inlichtingen betre:ffende handeisverdragen,
douanetarieven en andere maatregelen op handelspo-
litiek gebied, handelsadressen, handelsgebruiken, ex-
portmogelijkheden en andere gegevens in binnen- en
buitenland, voor handel en nijverheid van belang.
Het bureau
Publicaties
bewerkt en verspreidt pu-
blicaties op het gebied van handel en
nijverheid
en
verkeer; het voert de redactie van het weekblad
,,Handelsberichten”; het stelt propagandageschriften
samen en geeft deze uit, het organiseert deelneming
1)
Deze beschouwing ‘is voor een groot deel ontleend aan
,,llandelsberichten” van
25
April
1935
(Red.).
aan tentoonstellingen en jaarbeurzen. Bovendien be-
rust bij dit bureau de inrichting en het beheer van de
Economische Bibliotheek en de daaraan verbonden
Openbare Leeszaal.
B i n n en 1 a n ‘d.
De afdeeling Binnenland omvat de bureaux:
Algemeene Economische Politiek; – Juridische en
Administratieve Zaken; – Nijverheid; – Scheep-
vaart; – Middenstand; – Statistische Centrale.
liet bureau
Algemeene Economische Politiek
fun-
geert als secretariaat van de Directie. De taak van
dit bureau omvat het verzamelen van gegevens om-
trent den economischen toestan’d in binnen- en bui-
tenland en het medewerken aan maatregelen van alge-
meene economische politiek, zoomede het onderhouden
van’ contact met het Centraal Bureau voor de Statis-
tiek, de Centrale Commissie voor de Statistiek, den
Economischen Raad en
zijn
vaste commissiën.
Aan het bureau
Juridische en Administratieve
Zaken is
in ‘het algemeen opgedragen de behandeling
van de aangelegenheden van juri’dischen aard, welke
zich bij de Directie van Handel en
Nijverheid
voor-
doen, daaronder begrepen het uitwerken van wette-
lijke maatregelen, welke binnen de werkingssfeer der
Directie liggen, alsook ‘de voorbereiding ‘daarvan,
voor zoover deze laatste niet naar haar aard tot de
taak van een der andere bureaux behoort. Ook ver-
strekt het bureau inlichtingen onitrent punten van
wetgeving op economisch gebied.
Voorts ‘houdt het bureau zich bezig met admini-
stratieve zaken betreffende de Directie van Handel en
Nijverheid en de daaronder ressorteerende openbare
instellingen in haar verhouding tot die Directie
(Centraal Bureau voor ‘de Statistiek, Bureau voor
den Industrieelen Eigendom, e.a.).
Het bureau
Nijverheid
behartigt de belangen van
de Nederlandsche
nijverheid
met uitzondering van
den middenstand. Behalve het verrichten van alle
regelmatige werkzaamheden ten behoeve van de ont-
wikkeling van de Nederlandsche industrie en de be-
vordering van het gebruik van Nederlandsch fabri-
kaat,, is het bureau Nijverheid belast met de voorbe-
reiding van alle maatregelen van industrieele poli-
tiek.
Het
bijgaande
schema van de organisatie van het
Bureau Nijverheid geeft een ‘beeld van ‘de vraagstuk-
ken, welke ‘daar behandeld worden en van de ambte-
lijke instanties, ‘die direct of indirect met het Bureau in contact staan.
Het bureau
Scheepvaart is
gesplitst in drie secties,
ni. Zeescheepvaart, Rijnvaart en Binnenvaart.
Voor de Zeescheepvaart bestaan de werkzaamheden uit het voorbereiden van maatregelen ten behoeve van
de zeescheepvaart; het volgen van de scheepvaartpoli-
tiek; het verstrekken van inlichtingen over scheep-
vaartzaken.
Voor de Rijnvaart houdt het bureau zich bezig met
het behandelen van Rijnvaartzaken, voor zoover het
niet betreft die zaken, welke’ uitsluitend verband hou-
den met de Bijnvaartacte. Het bureau volgt de ont-
wikkeling van den toestand op den Rijn, ook voor
zoover het betreft het buitenland en behartigt de be-
langen der particuliere Rijnschippers en Rijnreede-
rijen.
Voor de binnenvaart bestaat het werk voorname-
lijk in de uitvoering van de Wet op de Evenredige
Vrachtverdeeling.
Aan het bureau Scheepvaart is verder opgedragen
het secretariaat van de Commissie van Advies voor de uitvoering van de evenredige vrachtverdeeling.
Het bureau
Middenstand is belast met de zorg voor
en de voorlichting van den Middenstand, hetgeen
11 December 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1093
medébrengt de vo3rbereiding van algemeene regelii-
gen van wettelijken en anderen aard op dit gebied.
Voorts houdt dit bureau voortdurend voeling met de
stands- en vakorganisaties van den middenstand en
de Commissie van Contact inzake Middenstandsaan-
gelegeliheden.
Aan het bureau Midden(and is tevens opgedragen
de behartiging der belangen van die groepen van
kleine handeislieden en ambachtspatroons, die niet
tot den middenstand in engeren zin kunnen worden
gerekend. Tenslotte is bij dit bureau ook grootendeels
ondergebracht de uitvoering der Wet op het Handels-
register, alsook der Wet op de Kamers van Koop-
handel en Fthrieken, voor zoover deze aan het De-
partement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart is
toevertrouwd.
De
Statistische Centrale
is belast met de documen
tatie van de Directie van Handel en Nijverheid, voor
zoover het statistische gegevens betreft.
Meer speciaal bestaan de werkzaamheden in het
samenstellen van overzichten en het maken van ana-
lyses voor het handeisverkeer van Nederland met an-
dere landen.
– De Directie van Handel en
Nijverheid
is in tal van
officieele en semi-of ficieele organen en commissies
vertegenwoordigd, waardoor zij in voortdurend con-
tact is met de bijzondere colleges, welke zich bezig-
houden met de bestudeering of de uitvoering van
maatregelen van economisch belang.
Tot deze organen hehooren o.a.:
Economische Raad,
Nijverheidsraad,
Middenstandsraad,
Nederlandsch (Jlearinginstituut,
Maatschappij tot behartiging der Nationale Seheep-
‘vaartbelangen N.V. (Benas),
Werkfonds 1934,
Rijkscommissie Weikverruiming,
Generale Commissie Zuiderzeesteunwet,
Centrale Organisatie voor het Toegepast Natuurwe-
tenschappeljk Onderzoek en Nijverheidsorganisatie
T.N.O.,
Scheepsbouwkundi’g Proefstation,
Stichting voor Materiaalonderzoek,
Hoofdbestuur Normalisatiebureau,
Instituut voor Efficiency,
Electrotechnische Vereeniging,
Koninklijke Vereeniging Nederlandsehe Jaarbeurs,
Koninklijke Vereeniging Koloniaal Instituut,
Algemeene Nederlandsche Vereeniging voor Vreem-
delingenverkeer,
Vereeniiging Nederlandsch Fabrikaat,
Vereeniging voor Tentoonstellingsbelangen,
Raad van Beheer en Commissie van Bijstand van het Economisch Instituut voor den Middenstand.
—
—-
—
) l’FPA,qrt,71111:
/
D/RE(T/ MASMI WEflHV.
/
08(4 fI/J4 T/L
Ald
./M/YLf/LAIt.D,
44
yTtdy14/
/
rorAet
/
/ /
)P(C/A/iTEff
.00t/M1#T4T/(.
•
,4möfef;4
4
«40I
Co t t
/
/
(0,/art
1.0
1
/
U,
t
Ig1i
1
•
‘
0
«’s
.
t
‘
0
1
st
–
—.– — — —
–
-.
1Ø’
–
,…4’etep.rc4 iidrzact 4Mr
1,0
f
o
k
t
Jj////
r4/aa,
j
,/,
rn
.wØ-arhe/es.
o
‘
,’s., P,oefJ/atJO/’-t. 6’P9Q 5e9e4.
1094
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11
December 1935
LANDBOUWPOLITIEK IN NEDERLAND.
1)
De Nederlandsche crisiswetgeving ten ‘behoeve van
den landbouw heeft zich gekenmerkt •door een gelei-
delijke ontwikkeling. De eerste regelingen, welke
werden getroffen, zooals het heffen van een compen-
seerend invoerrecht op suiker, hetgeen geschiedde ‘bij de wet van 1 Augustus 1930, de Tarwewet van
21 Febr. 1931 en ‘de Crisis-Zuivelwet van 10 Juli
1932, beoogden een leniging van den ‘bestaanden nood
en grepen slechts daar in, waar deze het grootst was.
De belangrijkste regeling, welke werd getroffen, be-
trof die t.a.v. de tarwe, een van de weinige land-
bouwproducten, welke in belangrijke ‘hoeveelheden in
ons land werden ingevoerd.
In de eerste periode van den land’bouwsteun be-
perkte het ingrijpen van Overheidswege zich tot het
verstrekken van financieelen steun. Zoo werd bijv.
een crediet verleend aan de aardappelmeelindustrie en iharingnetvisscherij, en werden uitkeeringen ge-
daan an de vlasteelt en aan de grien’dcultuur, terwijl
‘den verbouwers van fruit en warmoezerijgewassen een
toeslag op de geveilde producten werd gegeven. In
de gedachte, dat ‘de crisis een niet te lang leven
beschoren zou zijn, zou deze steun onmiddellijk weer
vervallen, wanneer de prijzen der landbouwprodiicten
weer voldoende gestegen zouden zijn.
Inmiddels ‘ging deze hoop niet in vervulling, de
crisis ‘bleef voortduren en de enorme prij.daling trof
steeds meer producten; ook ‘de prijzen der zuivelpro-
ducten, welke zich aanvankelijk nog Vrij g’oed ‘hadden
weten te handhaven, werden meegesleurd en dit in
steeds sterkere mate, naarmate de vrije markt, waarop
alle productie-overschotten moesten worden afgezet,
kleiner werd door ‘den steeds grooteren omvang van invoerverboden, contingenteeringen, betalingsmoei-
lijkheden, enz.
Het gevolg van den steun was, dat de voortbren-
ging der gesteunde producten in steeds sterkere mate
werd gestimuleerd, vooral toen nog slechts enkele producten gesteun’d werden. Dit gold vooral t.a.v.
de tarwe. Opdat de vermeerderde binnenlandsche
productie van tarwe opgenomen zou worden, was
door de Tarwewet bepaald, dat de tarwe, welke be-
stemd was voor broodbereiding, 25 pOt. binnenland-
sche tarwe zou ‘moeten bevatten Later werd dit per-
centage wel veihoogd tot 40 pOt., maar ook toen
bleek de productie nog te groot te zijn. Een voor-
schrift tot beperking van de tarweteelt tot ‘ van
het bouwland was hiervan het gevolg.
De steunverleening aan de ‘melkveehouders, welke
niet gepaard ging met een beperking ‘der productie,
had tengevolge dat ook hier de voortbrenging werd
gestimuleerd. Doordat tevens de export schrikbarend
achteruit liep, kwam er een productie-overschot, dat gedeeltelijk uit de markt werd genomen door opslag
van boter in koelhuizen; om den afzet van boter
in ‘het binnenland te bevorderen werd ‘bepaal’d, dat
de margarine voortaan een bepaald percentage natuur-
boter zou moeten bevatten, welk percentage in ‘den
loop van den tijd ook wel eens werd verhoogd, maar
ook hier bleek dit niet voldoende te zijn. Dezelfde
ervaringen deed men op met andere producten, welke
werden gesteund en zoo bleek steeds meer het onbe-vredigen’de karakter van het incidenteele ingrijpen.
Hierbij kwam nog, dat de overtuiging, dat de hui-
dige crisis niet alleen een conjunctureele, doch even-
zeer een structureele crisis is, •steeds sterker werd.
Men zag in, ‘dat Nederland er zioh op zou moeten
voorbereiden, vooral nadat de Economische en Mo-
netaire Werel’dconferentie te Londen was mislukt,
dat, ook al zouden de prijzen uit ‘de jaren v66r de
crisis ,misschien weer terugkeeren, er voor ‘goed een
1)
Dit overzicht is, evenals verschillende andere ongetee-
kende bijdragen, door ons opgesteld en ter verificatie van
de feitelijke gegevens aan de verschillende Departementen
gezonden. Wij brengen .h.’t.p. gaarne onzen dank voor de
medewerking, clie wij •daarbij hebben ondervonden. (Red.)
wijziging in ‘de afzetverhoudingen t.a.v. ‘het buiten-
land zou komen.
En zoo ‘bleek het noodzakelijk de crisiswetgeving
in meer planmatige banen te leiden, waarmede een
aanvang werd gemaakt met de Lan’dbouwcrisiswet
van 5 Mei 1933, welke wet te meer reden van bestaan
had, toen de algemeene toestand op agrarish gebied
nog steeds slechter werd, waard’oor steeds meer pro-
duc-ten door de crisis werden getroffen. Dit maakte
een centrale steunregeling gewenscht, waardoor ‘de
overzichtelijkheid ervan in de han’d ‘gewerkt zou
worden en bovendien de noodzakelijk gebleken ver-
vollediging der ‘bestaande re’gelingen, vooral ten aan-
zien van de regeling der productie, beter zou kunnen
plaats vinden.
Deze wet, die de tweede periode van den landbouw-
steun inluid’de, stelde zich dan ook ten doel de ver-
schillende steunwetten, ook die ten aanzien van ‘de
Vissoherij, Pluimvee’h’ouderij en Veenderij, te coördi-
neeren en maakte het tevens mogelijk, dat de be-
trokken Minister, wien in deze wet .groote bevoegdhe-
den werden gedelegeerd, regels stelde ten aanzien van
den omvang der pro’ductie, kwaliteit, prijzen, enz.
Tijdens de behandeling van het wetsontwerp werd
nog een amendement ingelascht, waarbij ‘de geldig-
hei.dsduur van de wet tot 1 Januari 1934 werd be-
perkt. Bij
een
wijziging
ervan bij de wet van 5 Augus-
tus 1933 werd niet alleen het aantal producten, dat
onder de Lan’dlouw-Orisiswet zou vallen, uitgebreid,
doch ook bovengenoemd amendement uit de wet ge-
licht en vervangen ‘door een nieuw artikel, dat be-
paalde, dat de geldigheidsduur uitgebreid zou worden
totdat de heerschen’de buitengewone tij’dsomstan’dig-
heden zouden hebben opgehouden te bestaan. Daar
geacht wordt, ‘dat dit nog steeds niet het ‘geval is,
vormt ook thans nog ‘de Landbouw-Orisiswet ‘de hoek-
steen voor ‘de .geheele Land’bouw-Orisismaatregelen.
Een drietal principes staat hierbij op den voorgrond.
Primair is het verschaffen van een ‘bestaansmoge-
li,jkhei’d aan den landbouw in den crisistijd door de
prijzen der lanclbouwproducten in dien zin te corn-geeren, dat ze in overeenstemming worden gebracht
met de andere prijzen, die hooger waren gebleven.
Over ‘de geheele linie waren de prijzen der landbouw-
producten zoodanig gedaald, dat zonder ingrijpen een
groot deel van ‘den grond braak zou komen te liggen,
‘het platteland tot armoede gedoemd zou zijn en als afzetgebied voor de Nederlan’dshe industrieën weg
zou vallen, tengevolge waarvan het werkloosheids-
vraagstuk nog omvangrijker zou worden.
Een tweede beginsel is ‘het bewerkstelligen van
aanpassing aan de veranderde omstandigheden ‘door
wijziging van ‘de productienichting in dien zin, dat
de voortbrenging van die producten, welke ons land
eertijds in groote hoeveelheden importerden, wordt
gestimuleerd ten koste van vooral tuinbouw- en zui-
velproducten, waarvan de afzet naar het buitenland
voor een deel onmogelijk is gemaakt. O.a. door teelt-
en uitzaaibeperking, welke ‘dan als voorwaarde voor
steunverknijging wordt gesteld, wordt op deze wijze het accent verlegd van het principe van steunverlee-
ning naar ‘dat van. pni,jscorrectie. Met ‘het oog op een
betere contrôle ‘op den omvang van de productie, enz. is ook de voorwaarde gesteld, dat men bij een ‘bepaal-
de, rechtspersoonlijkheid :bezittende crisisorganisatie
aangesloten moet zijn om een crisisproduct te mogen
voortbrengen, enz. Daar ‘deze teeltbeperkingen, enz. de
groote en kleine bedrijven niet stee’ds in gelijke mate
treffen, zijn de beperkingspercentages dikwijls afhan-
kelijk gesteld van ‘de grootte van ‘het ‘bedrijf.
Het derde beginsel, dat de lan’dbouwcnisiswetgeving
kenmerkt, is het streven tot hand’having van ‘den ex-
port, zoolang deze nog meer opbrengt dan de geëx-porteerde producten gekost ‘hebben aan ervoor ver-
bruikte geïmporteerde gron’dstoffen.
Om den landbouw weer rendabel te maken, moest
worden bereikt, dat de prijzen zouden stijgen. T.a.v. de invoerartikelen werd dit bereikt door monopolie-
11December 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1095
heffingen. In wezen zijn dit niets anders •dan invoer-
rechten. Omdat het dikwijls noodzakelijk is, dat maat-
regelen op korten termijn worden getroffen, leent het
stelsel van invoerrechten zich er niet voor, daar elke
wijziging ‘hiervan bij de wet moet geschieden. De in-
voer van verschillende ,,crisispr•o’ducten”, d.z. die pro-
ducten, die onder de Landbouw-Crisiswet vallen, is
nu gemonopoliseerd, d.w.z. dat de invoer uitsluitend
door een crisisorganisatie kan geschieden, welke van
den aanvrager tot den invoer de bedoelde producten
tegen wereldmarktprijs koopt en wederom verkoopt
tegen dien prijs, vermeerderd met een bepaald be-
drag, prijsverschil genoemd, dat ten bate komt van
een fonds, ‘het Landbouw-Crisisfonds. Het ‘doel hier-
van is dus de binnenlandsche prijzen op te trekken
tot een niveau, dat de productiekosten benadert,
waardoor nog ‘de prikkel tot aanpassing blijft bestaan.
Tav. de uitvoerartikelen kon men verschillende
wegen inslaan, men kon exportpremies, toeslagen ed.
uit ‘de schatkist verleenen, of de verliezen, welke op
den export werden geleden, compenseeren door hoo-
gere prijzen voor den binnenlandschen consument.
Met het oog ‘op den toestand van de schatkist o.a.
is het laatste middel gekozen, waarbij directe hef f in-
gen op de lèvensmi’ddelen worden gelegd (boter), het
aanbod wordt beperkt, waardoor de prijzen automa-
tisch stijgen, ‘of een belasting wordt geheven (varkens-
sladhtbelastin’g), of een combinatie van deze midde-
len. Het systeem, waarbij de last ‘van •den ‘crisissteun
direct op de bevolking wordt gelegd, vond bij de Re-
geering rechtvaardiging in de overweging, dat ‘de
consument door de buitengewoon lage prijzen der iandbouwproducten op de wereldmarkt een crisis-
winst genoot ten koste van de producenten.
Vandaar dat het volkomen billijk zou zijn, wan-
neer hem deze crisiswinst wu worden ontnomen door
prijscorrectie, in den vorm van steunmaatregelen, welke de producenten ‘ten goede moesten komen,
waardoor de prijzen van land’bouwproducten en die van andere goederen en diensten weer in evenwicht
gebracht zouden worden.
S,Tel,d
r
a deed ‘zidh bij den export nog de ‘bijzondere moeilijkheid voor, dat in ‘verband met •de contingen-
teeringsmaatregelen, welke een bepaald land had
getroffen, de clearingverdragen, enz., in het eene land
hoogere
prijzen
waren te ‘maken dan in het andere.
Daar dit dikwijls aanleiding gaf tot onbillijkheden,
moest ook voor diverse producten •de uitvoer o.a.
worden gemonopoliseerd. Ook hier is dan een of
andere •crisisorganisatie, welke het betreffende pro-
duct in het ‘binnenland •opkoopt tegen een ‘bepaalden
prijs, en exporteert daar naar toe, waar de beste prij-
zen zijn te maken.
Om een maatstaf te hebben ‘bij de prijsregeling,
worden voor de crisisproducten z.g. richtprijzen vast-
gesteld, welke •dan den producenten worden gega-
ran deerd.
De hoogte dier rich’tprjzen wordt ‘mede afhankelijk
gesteld van den globalen kostprijs ‘van het product,
terwijl ‘in verband met de aanpassingspolitiek van de
Regeering ook geldt de maatstaf van ‘de prijzen van
voor den oorlog, waarbij als richtsnoer de prijzen
werden gekozen van 1913 en 1914. Eenzelfde systeem
dus als in de Vereenigde Staten wordt gevolgd, waar
het doel van de Agricultural Adjustment Act is, het
in overeenstemming ‘brengen van de landbouwprijzen
met ‘de prijzen der overige goederen, met als basis de
prijzen, zooals die waren van 1909-1914.
De steunverlee’ning is een bedrjfssteun, daar het
in de eerste plaats gaat om ‘handhaving van den land-
bouw, opdat de grond niet ‘braak zal komen te liggen
met al de ‘nadeelige gevolgen van dien. Verder zijn
het oo’k moreele overwegingen geweest, die aan •be-
drijfssteun ‘de ‘voorkeur hebben ‘gegeven ‘boven mdi-
vidueelen steun. Dit neemt niet weg, ‘dat de Land-
bouw-Crisiswet er in voorziet, dat ongewen’schte
.cumulatie van steun wordt tegengegaan ‘door korting
erôp mogelijk te maken;
De steun wordt ‘verleend in verschillende vormen.
Voor de eene groep van goederen wordt eenvoudig
de
prijs
vastgesteld, waaronder niet verkocht mag
worden of wordt een ‘toeslag op den
prijs
verleend,
voor de andere groep ‘vindt indirecte beïnvloeding
van den
prijs
plaats door heffingen of door ‘het op-
koopen door Crisis-Centrales tegen vastgestelde prij
–
zen. Verder worden ook credieten verleend. Als voor-
waarde
bij
de steunverleening kan worden gesteld en
wordt in den regel ook gesteld, dat ‘de productie zal
worden beperkt of gestabiliseerd. De steunverleening
geschiedt uit het bovengenoemde Landbouw-Crisis-
fonds, waaruit de verschillen tusschen •marktprijzen
en richtprijzen worden bijgepast, credieten verleend,
‘de opk’oop van geheele of
gedeeltelijke
oogsten wordt
bekostigd, enz. De inkomsten van het Fonds, welke
evenals de ui’tgaven jaarlijks bij afzonderlijke begroo-
ting worden vastgesteld, worden voorna’meljk verkre-
gen uit de monopolicheffingen, welke
bij
invoer ‘van
‘de ‘gemonopoliseerde goederen aan de importeurs in
rekening worden gebracht, en uit de ‘binnenlan’dsc’he
heffingen.
Een noodzakelijk uitvloeisel van den steun is, dat
de groep van producenten, waarvoor
hij
dient, erbij
gebaat is, terwijl andere groepen er nadeel van kun-
nen ondervinden. Zoo zijn de graanproducenten bijv.
gebaat bij het heffen van monopolierechten op granen
bij invoer, maar de pluimveehouders, die liet daardoor
duurdere graan moeten koopen voor pluimveevoeder
om straks eieren e.d. te kunnen exporteeren, zijn er
weer ‘bij geschaad. Vandaar .dat in ‘dergelijke geval-
len restitutie of
vrijstelling
van deze heffingen kan
worden ‘verleend, wanneer bedoelde producten worden
geëxporteerd.
Een
onvermijdelijk
gevolg van de steunmaatrege-
len is voorts, dat de
prijzen
‘der lan.dbouwproducten
‘hoog worden gehouden en daarmede ‘de kosten van
levensonderhoud. Nu is het uiteindelijk ‘doel van ‘de ‘door
de Regeering gevoerde aanpassingspolitiek, dat het
kostenniveau in Nederland in overeenstemming wordt
gebracht met dat in ‘het ‘buitenland, •m.a.w. dat het
bedrijfsleven zonder eenige hulp weer rendabel wordt
en met ‘het ‘buitenland zal kunnen concurreeren. Daar-
voor is in de eerste plaats noodig verlaging van de kosten van levensonderhoud, welke geremd wordt
door de steunmaatregelen, welke zoowel voor ‘den
land’bouw als ‘voor de industrie,
bij
de laatste in den
vorm van contingenteeringen, enz. worden getroffen.
Vandaar dat de wensdh voortdurend voorzit om ‘de monopolie en andere heffingen te verlagen, zoo’dra
dit eenigszins mogelijk is. Anderzijds is ‘dit eerst mo-
gelijk, wanneer tegenover een lagere opbrengst der
producten ook lagere productiekosten staan.
Nu wordt een groot gedeelte der productiekosten
in den landbouw gevormd door pachten en hypothe-
ken. Daarom kwam reeds in 1932 een Cisispacht-
wet tot stan’d, terwijl op het oogen’blik nieuwe ont-
werpen van wet hij de Staten-Generaal aanhangig
zijn gemaakt, welke verlichting op dit punt ten doel
hebben. Voor een belangrijk deel zijn deze wetsont-
werpen een ‘gevolg van de tijdsomstan’di:ghedei en be-
oogden ‘de reeds vroeger getr’off en regelingen in de
eerste plaats huipverleening in den ‘bestaanden nood,
zoo bijv. cle Crisis-Land’bouwhypotheekwet van 29 Mei
jl., doch evenzeer vormen zij een element van ‘het
streven ‘der Re’geering om te komen tot een verlich-ting der vaste lasten, wat een onmisbare voorwaarde
vormt voor de daling van ‘het kostenniveau.
1)
1)
Wat de toekomstige politiek betreft, wijst de Minister
in bovengenoemde M. v.
A.
erop, dat het niet mogelijk is
reeds thans nauwkeurig mededeelingen te doen omtrent de ,groote lijnen, die hij bij de landbouwcrisispolitiek denkt te
volgen. Gezien den grooten omvang, welken het huidige
sarnenstel van regelen heeft verkregen, heeft hij het wen-
schelijk geoordeeld, alvorens zich voor de in de naaste toe-
komst te volgen landbouwpolitiek uit te spreken, zich ‘te doen voorlichten door een Commissie van deskundigen,
welke dezer dagen ‘is benoemd.
1096,
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 December 1935
Vormen van steunverleening aan en productieregeling van den landbouw
Monopolie van
Contiii-
Binnen-
Prijs-
Ver- Directe
door
Teeltbeperking
—
P R 0 D U C T E N
gentee-
land-
rege-
1
eening steun-
middel
Meng-
Denatu –
–
–
Invoer
Uitvoer
rin
sche
ho
cre-
uitkee-
van
richt-
Direct
Indirect
gebod
ratie
heffing
dieten
ring
prijzen
Akkerbouw-Centrale
.
Aardappelen
1)
-f-
+
+
±
+
+
Boonen
2)
+
..
+
+ )
+
..
.•
+
+
Cichorei………………………
Erwten
2)
..+
+
+
+
+
Fabrieksaardappel’en …………..
+
+
+
+
.
. . .
+
.
..
.
.
Griend ……………………..
+
+
..
•4
.
.. ..
±
+
..
..
..
..
.. .. ..
..
..
..
..
+
.. ..
+
.+
+
+
..
+
..
..
…+
+
..
..
..
..
.
+
+
..
+
.
. .
.
S
.
.
•-•
+
.
.
±
Koolzaad……………………..
Riet
………………………….
Tarwe
……………………..
+
+
..’
+
+
+
+
Rogge’………………………..
Vlas
–
±
±
Gerst …………………………
Zaden (spinazie- en radijszaad)
….
…
. . .
.
.
+ +
.
. .
.
Haver………………………..
Meel-Centrale
Suikerbieten …………………….
+
+
…
..
..
..
Deeg………………………
+
…
+
..
..
..
Gort……………………….
±
..
+
..
..
,
..
..
..
+
..
+
.. .. ..
.. ..
.. ..
Roggebloem.
……………….
+
..
..
..
.4
–
..
..
..
.. ..
..
Brood
……………………….
Rijst
…………
……………..
+
..
+ +
..
..
Veekoeken
…………………..
Visch-
en diermeel …………….
..
+
..
..
..
.. ..
..
S..
Aardappelmeel-Centrale
Aardappelmeel……………….
….
.)
+ + +
..
.. ..
Veehouderij -Centrale
.+
Varkens
…………………….. +
+
..
..
..
..
..
+
+
+
+
–
t
..
.’.
.. ..
..
Paarden
…………………….
+
.. ..
..
..
..
–
f
–
..
.. ..
..
..
.. .. ..
.. ..
..
+
Varkensvleesch
……………….
Rundvieesch ………………..
+
+
..
.
..
..
..
..
Zuivel-Centrale
Runderen
……………………….
+
+
..
.
+.
..
..
Paardenvleesch
…………………..
Boter
……..
.
.
+
)
.. .. .. ..
Consumptiemelk
………………
Kaas ………………………..
……….
+°)
+
Margarine……………………
..
..
..
+
+
..
.•
..
..
+
..
..
..
+
•.
.. ..
Spijsoliën
…………………….
Spijsvetten
…………………..
+ 7)
. .
+
8)
+
.
. .
. .
. .
. .
.
..
Groenten- en Fruit-Centrale
Conserven …………………..
+
+
..
.. .. ..
Fruit
……………………….
+
+
9)
±
..
+’°)
.4-11)
+
+
+
+
..
-t-
..
+
+
)
.
+
..
+
.
+
.
.
Zuidvruchten ………………..
..
+
.
……………
.. ..
…
..
..
Sierteelt-Centrale
Bloembollen …………………
4-
..
..
+
+
..
+
+
..
.
±
+ +
Vroege aardappelen …………..
…
Warmoezerijgewassen
………….
..
•.
+
4-
..
±
..
±
..
Visseherij-Centrale
.
Bloemen
…………………….
.
..
+
……..
+’)
..
•.
..
.. .. ..
..
+
i
..
..
.. ..
Aal en Paling
………………..
. +
+
.. ..
.. ..
Boomen……………………….
Ansjovis
…………………….
Consumptie-garnalen
…………..
•.
+
.+’)
..
‘+
..
.. .. ..
.. ..
+
..
.. ..
.
.
.
.
.
. .
.
.
.
.
Mosselen…………………….
Zeevisch (beh. Haring) …………
..
+
-j-
15)
..
..
..
.. ..
Haring ………………..
…………
Turf-Centrale
Oesters
………………………
..
..
..
4-
.. ..
+
+
‘Pluimvee- en Eieren-Centrale
..
Turf
…………………………
+
+ +
.
Eieren
………………………
Gedroogde Garnalen …………..
+
+
..
.. ..
..
.
.. .. ..
Pi
uimvee…………………….
.
+ +
16
)
. .
.. ..
..
.
..
..
-4-
+
Beteekent thans bestaande regeling.
. .
Beteekent
niet geregeld.
‘)Behalve fabrieksaardappelen en vroege
aardappelen.
2)
Niet
groen
geoogst.
3)
Alleen
voor
veldboonen.
4)
Monopoliehoudster
Meel-
centrale.
5)
Voor de wettelijk aangewezen
gebieden
in het
Westen
van het
land.
6)
Indirecte
heffing
door een korting
op
de steun-
uitk&ering.
7)
Alleen, voor ongesmolten
rundvet.
8)
Alleen
voor ongesmolten
dierlijk
vet.
9)
Voor
Duitschiand.
10)
Voor
druiven,
roode en witte bessen en frambozen.
11)
Voor frambozen
en fruit
onder
glas.
12)
Voor
Duitschland
en
voor bepaalde producten
voor België.
13)
Bij invoer.
14)
Bij uitoer.
15)
Bij invoer en
aanvoer.
2.6)
Alleen voor
Duitschiand.
11 December 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1097
DE LANDBOUW.CRISISMAATREGELEN
Overzicht van het Landbouw.crisisapParaat.
De maatregelen, welke door den Minister worden
genomen, worden voorbereid en uitgevoerd, hetzij
door organen, die rechtstreeks onder den Minister
staan, hetzij door het College van Regeeringscommis-
sarissen, eerste adviseurs van den Minister en de
onder dit College ressorteerende organen, waartoe in
de eerste plaats gerekend moeten worden het Regee-
rings’bureau voor de uitvoering van •de Landbouw-
Orisiswet 1933 en de onder dit bureau werkende Cen-
tra’len zoomede de Provinciale Organisaties. Voor deze
Ceutralen en Provinciale Organisaties is de Stichtings-
vorm gekozen, terwijl bij een of meerdere van deze
Centralen en Organisaties practisch alle Nederland-sche landbouwers en zij, die hiermede op eenigerlei
wijze in verband staan, als geo.rganiseerden zijn aan-
gesloten. Alleen de als georganiseerdeti aangeslotenen
mogen producten telen, vee houden, handel drij-
ven, enz.
De rechten en verplichtingen van deze aangeslote-
nen zijn omschreven in het op de Land’bouw-Crisiswet
1933 steunen’de Crisis-Organisatiebesluit 1933, waar-
iii o.a. de eischen
zijn
vermeld, waaraan de crisis-
organisaties moeten voldoen, om als zoodanig te wor-
den aangewezen.
De organen, welke rechtstreeks ter beschikking staan
van den Minister zijn de navolgende:
Centrale Commissie, bedoeld in artikel 27 der
Landbouw-Crisisw ei 1933.
Deze Commissie adviseert den Minister omtrent
alle ontwerp-besluiten, welke op grond van de Land-
bouw-Crisiswet 1933 worden genomen.
Flypotheekcommissie.
De Minister ‘heef t de bevoegdheid te beslissen, dat
de toekomstige gebruikers van landelijk eigendom, dat naar ‘de meening van den Minister ten onrechte
is geëxecuteerd, als georganiseerden tot eenige crisis-
organisatie niet zullen worden toegelaten. De 11ypo-
theekcommissie adviseert den Minister over het al
dan.niet nemen van ‘dezen maatregel.
Commissie van Advies, bedoeld in, het Crisis-
Orga’rtisatiebesluit 1933.
Vait ieder ‘besluit van de crisis-organisaties tot toe-
lating als georganiseerde staat beroep open op den
Minister, die bovendien alle andere besluiten ‘kan
vernietigen en door andere vervangen. In deze admi-
nistratieve geshil1en laat de Minister zich a’dvisee-
ren door de Commissie van Advies.
Land bouw-Crisisbureau, van het Departement
van Landbouw en Visscherij.
Dit Bureau is onderverdeeld in afcl. 3’uridische
Zaken en af d. Statistiek. De afdeeling Statistiek ver-
zorgt ‘de verwerking van de gegevens, welke voor den
Minister en het College van Regeeringscommissaris-
san noodi’g zijn, alsmede als een van de ‘belangrijkste
onderdeelen, de jaarlijksche inventarisatie van de
crisisproducten.
De afdeeling J’uri’dische Zaken is meer in het bij-
zonder ‘het ‘bureau onder ‘den Secretaris-Generaal van
het Departement van Landbouw en Visscherij, op
welk bureau alle ontwerp-besluiten, beschikkingen en
correspondentie voor den Minister bestemd, volgens ‘de
aanwijzingen van ‘den Secretaris-Generaal, worden be-
zien. Daarnaast verzorgt ‘deze af deeling rechtstreeks ‘de
Landbouw-Crisiswet zelve, alsmede de organieke be-
sluiten en de algemeene zaken. Bij ‘deze afdeeling is
voorts ondergebracht het Secretariaat van ‘het College
van Regeeringscomm’issarissen, alsmede de Secreta-
riaten van de verschillende commissies, terwijl tevens een’ afdeeling documentatie van de Landbouw-Crisis-maatregelen daaraan is verbonden. Bij ‘dit ‘bureau be-
rust voorts, nog de verzorging der uitgave ,,Land-
bouw-Crisiswet 1933 en hare Uitvoeringsmaatregelen”.
Centrale-Crisis-Contrôledienst.
Deze dienst, onderverdeeld in afd. algemeene con-
trôle en afd. technische contrôle, is ‘belast met ‘de con-
trôle op de naleving ‘der landbouwcrisismaatrcgelefl
en met het verrichten van ‘onderzoeken, voor zoover
deze niet van compta’belen aard zijn.
Crisis_Accountantsdienst van het Departement
van Landbouw en Visscherij.
Deze is onderverdeeld in 3 afdeelin’gen:
a.
con-
trôle,
b.
comptdbiliteit,
c.
efficiency en investigatie.
Als instellingen, welker leden wel door den Minis-
ter worden benoemd, doch welke hare werkzaamheden
geheel zelfstandig verriohten, moeten worden ver-
meld:
Colleges voor de C’risis-Tuchirechtspraak.
Op ‘grond van het vereenigingsrecht kunien over-
tredingen van de crisismaatregelen tuohtrechtelijk
vervolgd worden. Als Openbaar Ministerie treedt op
de Hoofdambtenaar voor de Crisis-Tuchtrechtspraak,
terwijl ‘de berechting plaats vindt door 11 Provin-
ciale Commissies voor de Crisis-Tuchtrechtspraak en
in hooger beroep •door de Centrale Commissie voor
de Tuch treohtspraak, gevestigd te ‘s-Gravenhage.
Crisis-Arbitrage-Commissie.
De redhtsgeschillen tusschen de georganiseerden bij
de Ciisis-Organisaties worden op grond van een ‘des-
betreffende bepaling in de statuten dier organisaties
niet berecht door den gewonen ‘burgerlijken rechter, maar ‘door arbitrage, welke rechtspraak wordt uitge-
oefend ‘door de Crisis-Arbitrage-Commissie, gevestigd
te ‘s-Graven’hage.
College van Regeeringscommissarissen.
Het College van Regeeringscommissarissen bestaat
sinds de laatste wijziging, met ingang van 1 Decem-
ber 1935, uit 5 leden en wel: de Secretaris-Generaal, Voorzitter van het Col-lege, tevens Regeeringscommissaris voor pluimvee-
hou.derij en visscherj;
de Regeeringscommissaris voor den a’kkerbouw en
de vee’houderij (waaronder mede ‘behoort ‘de meikvee-
hou’derij), tevens Onder-Voorzitter van het College;
‘de Regeeringscom’missaris voor de groenten-,
fruit- en sierteelt;
de Regeeringscomm’i ssaris-Com.mercieel adviseur;
de Regeeringscommissari’s voor Handel en Nij-
ver’heid, mede Regeeringscomm’issaris voor de steun-
verleening aan de fabrieksturf.
De Directeur-Generaal van den Land’bouw neemt
geregeld aan de beraadslagingen van het College ‘deel.
Het Regeeringsbureau voor de uitvoering van ‘de
Lancibouw-Crisiswet 1933 is ‘het bureau van de Regee-
ringscommissarissen, op welk ‘bureau alle maatrege-
len zoowel technisch, als juri’disch, als commercieel worden voorbereid. Het is onderverdeeld in 3 afdee-lingen. Het Land’bouw-Crisisbureau fungeert tevens
als Regeeringsbureau voor de visscherij en de pluim-
veehouderij.
De Regeeringscommissaris-Commercieel adviseur
‘heeft tot taak het commercieele deel van •de maatre-
gelen te bezien en daaromtrent te a’dviseeren. Boven-
dien behoort tot ‘diens taak ‘de salaris- en rechtsposi-tieregeling van het crisispersoneel, alsmede ‘de orga-
nisatie van personeel en materieel van ‘de crisis-
diensten.
Onder •de Regeeringscommissarissen ressorteeren
verschillende Centralen en wel:
A. REGEERINGSCOMMISSARIS VOOR AKKER-
BOUW EN VEEHOUDERIJ.
I. Ne’derlan’dsche Akkerbouw-Centrale.
Deze heeft tot ‘taak:
1. Uitvoering van •het
invoermonopolie
voor:
granen; peulvruchten; aardappelen (uitgez. April/
1098
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11
December 1935
Juli); griendproducten; riet; met daaraan verbonden
inning en verantwoording -der monopolie-gelden.
Uitvoering van het u
itvoermonopolie
voor:
peulvruchten; aardappelen (uitgez. Juni/Juli);
griendproducten; riet; met daaraan verbonden inning
en verantwoording der monopolie-gelden.
Uitvoering der steunmaatregelen voor inlandsche
rog.ge
.
Leiding bij en contrôle op de uitvoering van de
steunregelingen voor inlandsche:
gerst; veld’boonen; aardappelen
(mcl.
afgifte teelt-
vergunningen); suikerbieten
(mci.
afgifte garantie’be-wijzen); vlas
(mcl.
afgifte teeltvergunnin.gen); cicho-
rei (idem).
Regeling en uitvoering van •de steunmaatregelen
voor inlandsehe peulvruchten (inlevering, opslag,
export).
Aan- en verkoop (onder bepaalde omstandighe-den) van:
granen; peulvruc’hten; riet, en eventueel andere
crisis-producten.
Contrôle op de circulatie van tarwe binnen Ne-
derlandsche grenzen.
Opstelling en uitvoering van talrijke afzonder-
lijke sub-regelingen, die in de practijk noodzakelijk
blijken (restitutie monopolie-gelden hij export, aan
brouwerijen, voor Indische maïs, aan veredelings-be-
drijven, peulvruohten, aan zetmeelfabrikan-ten, rege-
ling voQr zaai-peulvruchten, ed.).
Voorbereiding en regeling van ‘goederen-compen-
saties (toegewezen crisis producten).
Effectieve contrôle op hetalingscontingenten
Duitschland voor bepaalde producten i.v.m. de clea-
ring.
liet verzorgen van een erkennings-administra-
tie (ultimo Mei ongeveer 52.000 gcorganiseerdeu en
ingedeelde rechtspersonen) en een interne practische
statistiek.
II. Ne’derlan’dc’hc Meelceritraic.
Deze heeft tot taak:
de uitvoering van de voorschriften betreffende
den invoer van uit granen berei’de producten, van
rijst en ‘daaruit berei’de producten, van zetmeelpro-
ducten en van andere monopolieproducten.
Regeling van den handel in tarwebloem B.
Uitvoering van de voorschriften ‘betreffende con-
tingenteering van:
‘brood en ‘deeg; roggehioem; rijst; gort; veekoeken
afkomstig van oliehoudende za’den, noten en pitten.
uitvoering van de voorschriften betreffende ‘de
heffing ‘op de hier te lande ‘gefaibriceerde en de hier
te lande afgeleverde zetmelen en ‘daaruit berei’de pro-
ducten.
bemoeiing ten aanzien van den uitvoer van in-
gevoerde monopolieproducten en terugbetaling van de
hij ‘den invoer van die producten betaalde monopolie-
winst.
III. V.I.T.A. (Vereeni’ging VOOr Inheem-
sche Tarwe-Afnemers).
Deze heeft tot taak:
De aankoop voor en voor rekening van ‘de
bij
haar
aangeslotenen (maalbedrijven) van de inheemsche
tarwe, welke ‘de maalbedrijven ingevolge de ‘bepalin-
gen van de Lan’dbonw-Crisiswet 1933 verplicht zijn
te vermalen voor ‘de bereiding van tarwebloem A en
tarwemeel A, ‘d.i. de tarwebloem en tarwemeel,. in
elke hoeveelheid waarvan zich moet bevinden een
door den Minister vastgesteld percentage bloem of
meel van inheemsche tarwe.
IV. Nederlandsche Tarwecen’trale.
Deze heeft -tot taa’k het verleenen van medewerking
aan ‘de uitvoering van de maatregelen betreffende de
tarwre, in ‘het bijzonder ‘door het geven van aamvij-
zingen aan de Stichtingen Gewestelijke Tarweorgani-
sa’ties ten aanzien van ‘de commercieele en financieele
aangelegenheden aan ‘de tarwesteunregelin’g verbonden.
V. Gewestelijke Tarwe-organisaties.
Deze hebben tot -taak cle uitvoering van ‘de maat-
regelen betreffende den tarwesteun, welke bestaan in
de afneming van de tarwe van de te’lers en ‘de beta-
ling daarvan, de regeling van ‘de classificatie en ‘den
opslag, zoomede de aflevering op aanwijzingen ‘der
Nederlan’dsche Tarwecentrale aan cle verschillende
maalderijen of andere koopers.
Voor de provinciën Groningen en Drenthe geza-
menlijk, Gelderland, Utrecht en
Overijssel
gezamen-
lijk, Noord- en Zuid-Holland gezamenlijk, en elke ‘der
andere provinciën afzonderlijk bestaat een Geweste-
lijke Tarwe-‘organisatie.
VI. Nederlandsche A.ar.dappelmecl-
c e n t r a 1 e.
Deze heeft tot taak:
optreden als monopolie-houdster voor ‘den uit-
voer van aardappelmeel;
‘bevordering van den afzet door vaststelling van
richtprijzen, waartegen ‘de georganiseerden mogen ter-
koopen naar het ‘buitenland;
verkrijgen
van nieuwe afzetgebieden;
totstandbrengen van verkoopen buiten ‘den nor-
malen omzet, in verband met het ‘beheer van de nog
aanwezige voorraden regeeringsaardappelmeel;
maatregelen tot regeling der productie, door
vaststelling van ‘den uitpoot van fabrieksaardappelen
voor iederen -daarvoor in aanmerking komenden land-
ho uwe
r.
VII. Ne’derlandsehe Vee’houderijcen-
t r a 1 e.
De Nederlan’dsche Veehouderjcentrale is belast met
de voorbereiding en uitvoering van de voorschriften
betreffende de teeltregeling voor varkens en rundvee.
Zij treedt ‘op als monopoliehoudster voor ‘den in- en
uitvoer van varkens en
–
varkensvieesch en voor den
invoer van run-deren en run.dvleesch, paarden en paar-
devleesch.
Zij is belast met de afname van rundvee en ‘de ver-
werking hiervan tot rundvieesch in ‘blik en het in-
vriezen en/of uitvoeren.
Zij ‘is ‘belast met de afname van varkens en den
uitvoer hiervan na verwerking als ‘bacon, of den uit-
voer van levende varkens of het invriezen en den uit-
voer als bevroren varkensvleesdh, of -de verwerking tot ‘gehakt in blik.
Zij is belast met de afname van spek, ‘den uit:
voer en/of eventueel het uitsmelten ‘daarvan.
Zij is belast met de uitvoering van de voorschrif-ten tot steun aan ‘den export van runderen en rund-
vleesch.
VIII. Nederlandsche Zuivelcentrale.
Deze heeft tot taak maatregelen te treffen, welke
ertoe kunnen leiden, dat de producent van melk voor
deze melk een prijs ontvangt, die ‘de onmisbare pro-
cluetiekosten dekt.
B. REGEERINGSCOMMISSARIS VOOR DE
GROENTEN-, FRUIT- EN SIERTEELT.
I. Ne’derlan.dscheGr’oenten- en Fruit-
een t r a 1 e.
Deze heeft tot taa’k:
‘de uitvoering van de maatregelen voor ‘de teelt-
beperking van warmoezerjgewassen, fruit en vroege
aardappelen;
–
het invoermonopolie van’ groenten, fruit en zuid-
vruchten, en conserven;
het uitvoermonopolie van tuinbouwproducten en
vroege aardappelen;
–
het afgeven van ‘de vereffeningscertificaten voor
‘de clearing met Duitschlancl voor tuinbouwproducten en vroege aardappelen;
de regeling en uitvoering van minimumprjzen
voor tuin’bouwgewassen;
–
de uitkeering van steungel’den aan telers van
fruit- en warinoezerijgewassen, en vroege aardappelen.
11 Decémber 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1099
II. Nederlands ch e S ie rteeltcentrale.
Deze heeft tot taak:
Bloe7rbbollen.
Uitvoering saneeringsplan bloembollen:
ci. teeltregeling;
b.
opkoop surplus;
c.
handhaven
van minimum-exportprijzen.
Boomkweelcerj.
a. credietverleening;
b. opkoop
surplus boomkwee-
kerijgewassen;
c.
stabilisatie oppervlakte beteeld met
hoomkweekerijgewassen.
Bloenisterij.
a. credietverleening;
b.
stabilisatie oppervlakte be-
teeld met bloemisterijgewassen.
d.
REGEERINGSCOMMISSARISSEN VOOR DE
VISSCHERIJ, STEUNVERLEENING AAN DE
FABRIEKSTURP EN PLUIMVEEE[OUDERIJ.
T. Nederland sche Visscherij centrale.
Deze heeft tot taak uitvoering te geven aan de
maatregelen, welke genomen zijn ten aanzien van
haring, ansjovis, oesters, mosselen, consumptie-garna-
len, zeevish en zoetwatervisch. De Centrale treedt
tevens op als gedelegeerde van het Crisisuitvoerbu-
reau voor ‘die visscherijproducten, ten aanzien waar-
van op grond van de Crisis-Uitvoerwet maatregelen
zijn genomen en is dus mede belast met de uitvoering
van contingenteeringsmaatregelen.
Nederlandsche Turfeentrale.
Deze heeft tot taak uitvoering te geven aan de
maatregelen, welke genomen zijn tot steunverleening aan cle fabrieksturf, welke geproduceerd wordt in ‘de provinciën Groningen, Drenthe en Overijssel.
Nederlandsche Centrale v o o r
Ei eren en Pluimvee.
Deze heeft tot taak uitvoering te geven aan de
maatregelen, welke genomen zijn ten aanzien van de
beperking van den pluimveestapel, den afzet van
eieren, met name van den uitvoer daarvan, den in- en
uitvoer van pluimvee en ten aanzlen van gedroogde
garnalen. De heinoeiingen ten aanzien van het laatste
product zijn aan de Centrale opgedragen, aangezien
de gedroogde garnalen veelal worden verwerkt t’ot
pluimveevoeder.
Provinciale Landbouw-Crisis-organisaties.
Mede met de uitvoering van de ‘maatregelen zijn
belast de 11 Provinciale Organisaties, wier taak in
ioodzaak bestaat uit:
a. de regeling van de teelt voor clie producten,
waarvoor deze regeling noodzakelijk is, als:
id.
ka1’ereo; 2o. mestvarkens; 3o. higgen;
40. sui-
kerbieten; 5’o. aardappelen; Go. vlas.
De uitvoering van deze werkzaamheden geschiedt
met behulp van
plaatselijke commissies;
b.
medewerking aan en verzorging van de inventa-
risaties, ‘die telken jare één of meerdere malen wor-
den gehouden; c. geheele of
gedeeltelijke
uitvoering van de steun-
maatregelen op het gebied van gerst en aardappelen;
ci.
contrôle op bovengenoemde maatregelen en op
de teeltregeling voor tarwe.
De Provinciale Organisaties zijn geschikt en be-
stemd om eventueele andere crisismaatregelen, waar-bij het landbouwibedrijf onmiddellijk betrokken is, uit
te voeren of te helpen uitvoeren.
Regeling van de verschillende producten.
Ten aanzien van de regelingen, welke voor ‘de ver-
sch’illende crisisproducten zijn: getroffen, moge het
volgende korte overzicht worden gegeven:
AKKERBOUW.
Tarwe.
De’ steun aan de tarweteelt wordt verkregen door
de aan de inlandsche maalindustrie opgelegde ver-
plichting om een ‘door den Minister vastgestelde hoe-
veelheid inheemhe tarwe te vermalen in tarwebloem
of tarwemeel, bestemd voor de broodbereiding en
voorts •de maalindustrie te verplichten die tarwe te
koopen voor een ‘door den Minister vastgestelden
richtprijs, welke aan de tarwetelers wordt uitbetaald.
Is de tarweoogst – gelijk vanaf het oogstjaar 1932
het geval was – grooter dan de bovenbedoelde hoe-
veelheid, welke de maalindu.strie verplicht is te ver-
malen, dan wordt het meerdere ôf uitgevoerd, òf voor
veevoeder verkocht èf wel geleverd aan de maalin-
‘dustrie, een en ander tegen den geidenden marktprijs, welke beduidend lager is dan de bovenbedoeide richt-
prijs.
Niettemin ontvangen de telers voor ‘die tarwe ook
den richtprijs. Hetgeen echter voor die tarwe minder
wordt ontvangen dan de riebtprijs bedraagt, wordt
verkregen ‘d’oor den riebtprjs, waarvoor de maalin-
dustrie de verplicht te verm’alen tarwe moet koopen,
met een bepaald bedrag te verhoogen, zoodat de
maalindustrie voor ‘de tarwe, welke zij verplicht is te
malen, ‘betaalt den richtprjs + het bepaalde ‘bedrag.
Bepaal’d is voorts, dat niet meer dan ‘ van cle
totale oppervlakte bouwland voor elk
bedrijf
met
tarwe mag worden bezaaid.
Granen.
Rogge.
De steun aan de roggeteelt is op de volgende wijze
geregeld.
Ten ein’de den roggeprijs ‘op te trekken tot een be-
drag, dat voor den teler als loonend kan worden be-
schouwd en te voorkomen, ‘dat rogge wordt ingevoerd
tegen een prijs, lager dan de loonende prijs, wordt
voor in te voeren rogge een monopoliewinst geheven. In deze ‘monopoliewinst is een steunhedrag ‘hegreien,
hetweik op de volgende wijze den teler ten goede komt.
De roggeteler verkoopt zijn rogge aan den ‘hande-
laar tegen een
prijs,
gelijk aan den wereidmarktprijs,
vermeerderd met het steunbedrag. De handelaar zal
tot dien koop overgaan, daar hij voor elke 100 kg
aldus gekochte rogge, welke hij laat denatureeren
(voor veevoeder) denaturati evergoeding gelijk aan
voornoemd steunhedrag uit het Landbouw-Cri si sfort’d s
ontvangt. Hij, die regge voor menschelijke consumptie wenscht
te koopen, kan ‘daarvoor nemen buitenlandsche rogge, met betaling dus van ‘de volle mnonopo’liewinst, of in-
landsche rogge.
Oerst.
De steun aan de gerstteelt is als volgt geregeld.
Bij den invoer van gerst wordt een nionopoliewinst
gebeven, terwijl aan den teler uit het Landbouw-Cri-
sisfonds een steunbedrag wordt uitbetaald. Deze beide
‘bedragen vormen ‘ongeveer het verschil tusschen den
werel’dmarktprjs emi den prijs, welke als loonend voor
den teler is te beschouwen.
MaÂs.
Voor ‘dit product bestaat slechts een regeling t.a.v.
den invoer, waarbij een prijsverschil is vastgesteld.
Dit prijsverschil i’s voor ‘den invoer van ,Tava-, Ma-
doera- ‘of Celehes-maïs lager gesteld dan voor den
invoer van andere maïssoorten.
Haver.
Ook ten aanzien van dit product is sleebts een
regeling getroffen ten aanzien van den invoer. Voor
den uitzaai bestaan geen beperkende maatregelen.
Fabrieksaardappelen.
Te.0 aanzien van ‘den uitpoot van fabrieksaardap-
pelen zijn beperkende regelen gesteld. Aan de Aardappelmeelfabrieken, die op coöperatie-
ven grondslag werken, wordt door ‘de Regeering voor
het aardappelmeel, hetwelk afkomstig is van fabrieks-
aardappelen van telers, een zoo’danige prijs gegaran-
deerd, dat daaruit aan de hierbedoeide aandeelhou-
ders-leveranciers van fabrieksaardappelen een bonen-
de prijs kan worden betaald.
1100
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
ii December 1935
Griendproducten en riet.
• De steun aan griendproducten en riet geschiedt
o.a. door middel van een invoer- en uitvoermonopo-
lie. Het ligt in de bedoeling, dat door het invoermo-
nopolie het binnenlandsche prijspeil ‘op een hooger
niveau wordt gebracht en daarop wordt gehandhaafd.
De prijsverschillen voor den invoer varieeren van
f 8.—
tot
f
2.— per 100 kg. Het uitvoermonopolie
is ingesteld teneinde den export te kunnen regelen en
verkoopen tegen redelijke prijzen in het buitenland
te bevorderen.
A. Griend.
Ook dit gewas wordt gesteund en wel naar de vol-
gende ‘onderscheiding.
De griendexploitanten en grien’dlbewerkers ont-
vangen ieder voor de helft een bepaald steunbedra.g
per ‘ha in Nederland gelegen, met 4-jarig griendge-
was begroeid griendland. Dit steunbedrag varieert
naar gelang van de ‘door de Nederlandsche Akker-
bouwcentrale vastgestelde kwaliteit van het gewas,
hetwelk vôôr een bepaalden datum moet zijn gehakt.
De vorengenoemde centrale stelt de opbrengst, de
kwaliteit en den staat van onderhoud, welke maat-
gevend zijn voor de kwaliteitsindeeling vast, terwijl
• zij contrôle uitoefent bij het hakken.
Ten aanzien van eenjarig teengeivas wordt aan
de griendibewerkers steun verleend tot zekere bedra-
gen per bos. Ook dit gewas moet vôôr een bepaalden
datum zijn gesneden volgens de voorschriften van de
Nederlandsche Akkerhouwcentrale, tot door ‘deze
goedgekeurde bossen gebonden zijn, en afkomstig zijn
van in Nederland gelegen ‘gronden, echter on’dr
voorwaarde, dat hiervoor in 1934 steun is verleend
voor het wieden.
• De steunhedragen varieeren al naar gelang van den
omvang ‘der bossen. Ook ‘hier geschiedt de meting,
telling en keuring der bossen vanwege de Neder-
landsche Akkerbouwcentrale.
Aan de griendhewerkers wordt voorts een steun
verleend voor goedgekeurde grien’dprodueten van het
gewas, dat afkomstig is van in Nederland gelegen
griendlanden. Dit gewas moet v(ôr een bepaalden
datum ten genoege van de Nederlan’dsche Akkerbouw-
Centrale van de schil zijn ontdaan; het schillen moet
op
natuurlijke
wijze, nadat ‘de producten in water
zijn geweekt, hebben plaats gehad, of wel gebuft zijn.
De steun is verschillend vastgesteld voor éénjarig
teenhout, wilgenstelen, tweejarig teenhout (rij, ge-
schikt voor het vervaardigen van manden, tweejarig
teenhout (rijs), niet geschikt voor het vervaardigen
van manden, en wilgenstokken.
Ook hier gesdh’iedt ‘de contrôle, vôôr en na het
schillen, vanwege de voornoemde Centrale.
B. Riet.
De rietbeiverkers ontvangen voor .bladriet, be-
stemd om regelmatig te worden aangewend voor be-
dekking van bloembollenvelden, een ‘bepaald bedrag
steun pôr ‘ha in Nederland gelegen bladrietveld, het-welk, naar het oordeel van de Akker’bouw-Centrale,
voldoende in cultuur is gebracht cii onderhouden.
Wat matriet betreft is •de Nederlandsche Akker-
bouw-Centrale gemachtigd tot aankoop van 40 pCt.
van het totaal aantal bossen matriet van den oogst
1934 en wel voor een vastgestelden prijs per bos van
bepaalden omvang.
Pit matriet moet aan bepaalde vereischten van
kwaliteit voldoen, wil het in aanmerking komen voor
steun.
Wat dekriet •betreft, zoo is de Neclerlandsche
Akkerbouw-Centrale gemachtigd tot aankoop van
hoogstens 25 pCt. van het totaal aantal bossen dek-
riet vah het gewas 1934, voor een bepaalden prijs per
vim (100 bossen).
Vlas.
Ten aanzien van dit product wordt de steunuitkee-
ring beperkt tot de opbrengst van een bepaalde met
vlas beteelde maximum oppervlakte.
Aan de
vlastelers
wordt een
teeltprernie
•gegeven
met dien verstande, ‘dat in totaal geen hooger bedrag
aan steun zal worden uitgekeerd ‘dan een ‘bepaald
bedrag per ha, berekend over ‘de totale met vlas be-
bouwde oppervlakte.
Aan door de Akkerbouw-Centrale erkende
vlassers
wordt, een
beweriingsprenije
uitgekeerd, met ‘dien
verstande, ‘dat in totaal geen ‘hooger Ibedrag zal wor-
den uitgekeerd, dan overeenstemt met een bepaald
bedrag per ha, ‘berekend over ‘de totale niet vlas be-
‘bouwde oppervlakte, voor zoover de opbrengst daar-
van in Nederland tot vlaslint wordt ‘bewerkt.
De uiteindelijk uit te keeren teeltpremie wordt
bepaald op het maximum bedrag, indien ‘het voor
steun in aanmerking komende vlas wordt verkocht
in een tijdvak, waarvoor als waarde voor gerepeld
vlas wordt vastgesteld een bedrag van niet meer dan
f
0.04 per ‘kg, terwijl vlas, hetwelk is verkoht in een
tijdvak, waarvoor als vorenbedoelde waarde een be-
drag van,
f 0.08
of meer per kg is vastgesteld, niet
voor teeltpremie in aanmerking zal komen. Voor de
tusshenliggen’de waarden van het ‘gerepeld vlas
wordt de teeltpremie naar evenredigheid berekend.
•
Suikerbieten.
Voor den oogst van 1935 ivordt voor dit prodict
steun verleend door een garantie-richtprijs van
f 10.-
per 1000 kg voor 1540 millioen kg bieten met gemi’d-
del’d su’ikergehalte geleverd aan grootscheepsvaar-
water.
Elk gewest ‘heeft ter verdeeling van de 1540 mil-
lioen kg een gedeelte toegewezen gekregen, waarvan
aan de telers 75 pCt. van ‘hun garantie van 1934 als vast wordt toegewezen. De resteerend 25 pCt. wor-
den verdeeld tusschen de naar ‘het oordeel van de
Akkerbouw-Centrale •daai-voor in aanmerking komen-
de telers.
Nooit wordt meer garantie gegeven dan overeen-
komt met ‘de hietenopbrcrngst van
V4
van ‘het bouw-
land.
Cichorei.
Ook ten aanzien van cichorei is de steun beperkt
tot een areaal van 360 ha met dien verstande, dat
per ha niet meer dan voor 34.000 kg wortelen steun
wordt betaald.
Uitkeering ‘geschiedt per 1000 ‘kg vortelen tot een
maximum van
f
5.—. Het uit te betalen bedrag is
afhankelijk van de prijsnoteering per 100 kg voor
goede kwaliteit gedroogde cichorei.
Penivruchten.
Voor alle peulvruchten is, ten einde het prjsver-
schil in het binnenland te ‘steunen, een invoermono-
polie ingesteld. De prijsversehillen varieeren van
f
12.— tot
f
3.00 per 100 kg ‘met dien verstande, dat
de voor menschelijk gebruik bestemde peulvruchten
gemiddeld met een prijsverschil van
f
5.— belast zijn.
Teneinde den export te kunnen regelen en zooveel
mogelijk te bevorderen is een uitvoermonopolie voor
peulvruchten ingesteld. Met ‘de, voornaamste vereeni-
gingen van peulvruchtenhan’delaren is door de Ne-
derlandsche Akkerbouw-Centraje een overeenkomst
aangegaan, waarbij het ‘door die Vereenigingen inge-
stelde Ne’derlandsc’he Exporthureau voor den Uitvoer
van Peulvruchten (de Nebup) met de uitvoering van
de exportregeling belast is.
Teneinde verdere steun aan ‘de •binnenlandsche
markt te bieden is een aankoopregelin.g voor lange
Ibruine boonen, schokkererwten en groene erwten ge-
t.r’offen, welke ten doel ‘heeft aan de telers een vol-
doenden prijs te garandeeren en ‘de handelaren te
ontlasten van het risico hunner aankoopen.
a. Veidboonen.
Voor ‘het telen van veldboonen
wordt een steun verleend van
f
3.50 per 100 kg hier
te lande geteelde en gedorsehte leverbare iboonen van
den oogst 1935, welke boonen als gewas in normale vruchtwisseling zijn opgenomen. Voor steun komen
niet in aanmerking ‘die veidboonen, welke op contract
zijn geteeld.
11 December 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1101
Groene erwten (met inbegrip van lcroonerwten)
en scholcicererwten.
Deze producten komen slechts in
aanmerking voor steun, indien zij zijn gedenatureerd.
Om voor steun in aanmerking te komen, moeten deze producten afkomstig zijn van Nederlandschen bodem
of zijn ingevoerd nadat een prijsverschil zal zijn be-
taald. Voorts moeten zj voldoen aan gestelde ver-eischten ten aanzien van kwaliteitsklassen, terwijl
tenslotte niet reeds uit anderen hoofde steun of ver-
goeding werd verleend.
Het bedrag van den steun wordt vastgesteld naar
gelang van de kwaliteit, de door de Akkerbouw-
Centrale periodiek vastgestelde waarde van het pro-
duct en van den richtprijs. De steun van de gede-
natureerde schokkererwten mag dien der groene erw-
ten niet overtreffen.
Gele erwten.
Aan dit product wordt steun ver-
leend, welke steun wordt berekend naar gelang van
de periodiek vastgestelde waarde dezer erwten, welke
voldoen aan standaard’monsters, per vastgestelde hoe-
veelheid erwten. Hierbij wordt rekening ge’houden
met cle algemeen geldende
prijzen
van gele erwten,
vraag en aanbod van dit product en met andere om-
standigheden, welke op cle
prijzen
van invloed kun-
nen zijn. Op grond ‘hiervan kan het Dagelijksch Be-stuur van de Akkerbouw-Centrale zelfs bepalen, dat
geen steun zal worden uitgekeerd.
Consumptieaar.dappelen.
De teelt hiervan is ‘boven een oppervlakte van
5 are slechts
mogelijk
na uitreiking van een teeltver-
gunning. Toegestane oppervlakte om met consumptie-
aardappelen te betelen: 100.000 ha.
Voor •de teeltvergunning van 1 ha consumptie-
aardappelen moet een teeltheffing worden betaald
van
f
30.—. Tot en met een oppervlakte van 10 are
is geen teeltheffing verschuldigd.
Teelt’heffing moet worden betaald van de aange-
vraagde en toegewezen oppervlakte verminderd met
10 are.
Teneinde een ineenstorting van de prijzen der con-
sumptie-aardappelen te voorkomen, wordt een deva-luatievergoeding in uitzicht gesteld, welke wordt be-
kostigd uit de teeltheffingen.
Koolzaad.
De steunverleening voor den oogst 1936 zal ge-
schieden in den vorm van een teeltpremie voor eeu
oppervlakte van maximaal 3000 ha en tot een maxi-
mum bedrag van
f
5.— per 100 kg. Het ligt in de
bedoeling een prijs van
f 12.—
per 100 kg te be-
reiken.
VEEHOUDERIJ.
Varkens.
De teelt van varkens is beperkt, doordat aan iederen
georganiseerde het houden van varkens boven een
bepaald gewicht slechts is toegestaan in een beperkt
aantal, ‘hetwelk in totaal een door ‘den Minister voor
het werkgebied van elk der elf Gewestelijke Landbouw
Crisis Organisaties bepaald aantal niet te boven
mag gaan.
Teneinde dit aantal in de hand te hebben en voort-durend te kunnen controleeren, moeten deze varkens
voorzien zijn van vastgestelde oormerken, welke door-
loopend zijn genummerd. Voor elk dezer oormerken
moet een bepaald bedrag worden betaald.
Door deze beperking wordt getracht weer evenwicht
te brengen in de verhouding tussehen vraag en aan-
bod, zoodat de fokker in staat is een loonenden prijs
voor zijn varkens te bedingen.
Zon’der de boven’bedoelde merken mogen varkens
niet in voorraad worden gehouden, noch vervoerd,
verhandeld of geslacht worden. Na het slachten is
een heffing verschuldigd, vastgesteld per kg geslacht
gewicht, terwijl voorts ‘bij invoer van varkeusvieesch
een prijsversohil in rekening wordt gebracht. Door
deze maatregelen wordt beoogd ook voor den vleesch-
pro’ducent mogelijk te maken op de binnenlandsche
markt een loonenden
prijs
te bedingen.
Tenslotte zij nog vermeld, dat de Nederlandsche
Teehouderij Centrale varkens opkoopt voor de bacon-
fabricage, welke bacon uitsluitend ‘bestemd is voor
export.
Bij
‘dezen inkoop wordt streng op kwaliteit
gelet.
Rundvee.
Op analoge wijze als voor varkens is de teelt van
rundvee geregeld. Van de toegewezen kalveren tus-
schen bepaalde gewichtsgrenzen worden schetsen ver-
vaardigd; elk zoodanig kalf moet door zulk een
identiteitsbewijs
zijn
gedekt. Ook hier is een ‘heffing
verschuldigd voor het slachten van rundvee, terwijl
voor ‘den uitvoer van runderen en rundvieesch een
vastgestelde vergoeding wordt ‘betaald.
N’og zij vermeld, dat eenige malen afsiachting
heeft plaats gehad van een aantal runderen, welke
door de Regeering waren opgekocht, mede om het
veel te groote aanbod daarvan te beperken.
Van het van deze dieren verkregen blikvieesch
wordt een groote hoeveelheid in het binnenland uit-sluitend aan behoeftigen ter besdhikking gesteld.
M e 1 k v e e’h o u d e r ij.
Melk, boter, kaas, melkproducten, margarine, vet-
ten, oliën voor consumptiedoelein’den bestemd, ‘zoo-
mede producten, bij ‘de vervaardiging waarvan de
voorgen’oemde artikelen zijn gebruikt.
De hulpverleenin’g aan •de melkveehouderij ‘be-
staat uit:
het omhoog brengen ‘der ‘binnenlandsche prij-
zen door heffingen en uitkeeringen, leidende tot het
egaliseeren der ontvangsten, zoodat het wel- en niet-
geëxporteerde product aan ‘den producent denzelfden
prijs opbrengt;
‘de regeling van ‘de toekomstige melkproduetie
door inkrimping van het productie-apparaat door
teeltregelingen;
De stijging der prijzen remt uiteraard ‘het ver-
bruik en stimuleert tegelijk •de productie; beide fac-
toren ‘bewerken het tot stand komen van een grooter
exportoverschot. Daar de export verlies oplevert en
steeds moeilijker wordt, moet door regeling van het productie-apparaat ‘de stimulans om de productie te
vergroo’ten, worden teniet gedaan. B. is dus een
correctief op A. Eenzelfde correctief vormt het
streven om het ‘binnenlandsche ver’bruik kunstmatig
te verhoogen, teneinde de daling van het verbruik als
gevolg van ‘de prijsstijging te neutraliseeren. Ten aan-
zien van boter geschiedt zulks ‘door boter in de mar-
garine te mengen; ten aanzien van de kaas zou het
verbruik benadeeld worden door de heffing op de
kaas gelegd. Deze na’deelige invloed wordt ehter
verzwakt door de heffing over de geheele productie te verdeelen en •haar bij uitvoer niet te restitueeren, zoodat ‘het ‘buitenland zeLf een deel van de heffing
betaalt.
Verhooging van den prijs levert, naast daling van
het verbruik, het gevaar op, ‘dat de consument z.g.
,,vlucht” naar goedkoopere vervangingsartikelen, en
dit te meer, ‘daar de prijsstijging de normale verhou-
dingen tusschen •de prijzen van ‘de verschillende arti-
kelen verbreekt. Van’daar, dat, waar mogelijk, ook
op de vervangingsartikelen heffingen zijn gelegd tot
herstel van dat evenwicht.
De heffing op boter ‘bracht bijgevoig vanzelf mede
ecu ‘heffing op margarine, andere spijsvetten en oliën,
waarbij getracht wordt de prijsverhoudingen zoodanig
te regelen, dat geen belangrijke verschuivingen van
het gebruik van het eene artikel naar dat van andere
plaats vindt.
Het kunstmatig omhoog ‘brengen van prijzen ‘drukt
vooral in tijden van depressie, met name op werk-
1102
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 December 1935
kozen en steuntrekkenden met groote gezinnen. Deze ontvangen clan ook op kaarten margarine tegen lagen
prijs.
Consrnptiemelk.
Met betrekking tot de consumptiemelk zijn vet’te-
lij’ke voorzieningen getroffen, speciaal in de omge-
ving der groote steden, welke beoogen den consuinp-
tienielker de meerdere productiekosten te vergoe-
den, ‘die de productie •dezer melk met zich brengt;
zou dit niet geschieden, dan zou de consumptiemelker
practisch gezien achterop komen, vergeleken hij ‘den producent van industrieel verwerkte melk.
In. de overige gebieden des lands bestaan vrijwil-
lige of half-vrijwillige regelingen, welke gelijke doel-
einden bèoogen.
Opgemerkt zij nog, dat ‘de consumptiemelkregeling
in het wettelijk gebied tevens gebezigd wordt voor de
kwaliteitsverhetering van de melk en ter bevordering
van de stalhygiëne. De ,,af’drachteii”, verschuldigd voor melk van mindere kwaliteit, die in den
1,
handel
komt, versdhaffen de hiervoor noodige fondsen..
FRUIT EN WARMOEZERTJ
(l roenten en Fru itsoor ten.
De teelt van alle
groertten
en van sommige
fruit_
soorten is sinds 1934 ‘beperkt.
Gepoogd is op deze wijze evenwidht te ‘brengen tus
schen ‘de teelt, die voor een belangrijk deel voor
export plaats vond en de nog overgebleven afzetmo-
lijkheden.
Om dit te bereiken is ook een invoermonopolie voor
groenten, fruit en zuidvruchten ingesteld om over-
stelping ‘der N’ederlan.dsche markt met deze producten
te voorkomen en om langs deren weg tevens fondsen
voor steunverleening aan den tuinbouw te verkrijgen.
Een uitvoermonopolie van tuinbouwgewassen bleek noodig om den export beter te kunnen ‘beheerschen en
regelen.
Door een systeem van minimumprjzen ‘wordt het
product, dat de markt niet kan opnemen, opgevangen.
Deze producten worden in overleg met het Depar-
teme.nt van Sociale Zaken beschikbaar gesteld aan de
Gemeenten ten behoeve van werkloozen en arm-
lasti’gen.
Tenslotte regelt de Groenten- en Fruitcentrale de
ver.deeling ‘der gelden, clie als steun op tuinhouwge-
wassen worden verleend.
Bloembollen.
Ten aanzien van de
bloembollen,
vindt een teeltbe-
perking plaats, ‘daar ook dit bedrijf, hoewel in 1934
nog een export van
f
20.000.000 plaats vond, moest
worden ingekrompen.
Het surplus, waarvoor tenslotte ‘geen afzet tegen
gestelde minimumprjzen in het buitenland is, wordt
opgekocht en uit een export- en roeheffiug ‘betaald.
Bocvmen en Bloemen.
Aan de
boo9rilcwee1erjj is
een crediet verleend, ter-
wijl ter tegemoetkoming aan den sterk ‘gedaalden
export een’ afkoop plaats vindt van ‘het surplus van
boomkweekerij’gewassen, welke producten ter beschik-
king worden gesteld van Gemeenten en daarvoor in
aanmerking komende instellingen, die deze in werk-
verschaffing ‘doen opplanten,
Het bedrijf is in verband met ‘bovenstaande gesta-
biliseerd op de in 1934 beteelde oppervlakten, zoodat
geen uitbrei’ding plaats vindt.
Ook aan ‘de
Bloeniisterjj
is een crediet verleend,
terwijl ‘maatregelen zijn genomen, om uitbreiding der
cultuur te verhinderen.
VIS SCHERLI.
Haring.
Ten. aanzien van ‘den aanvoer van pekel- en steur-
‘haring zijn ‘beperkende maatregelen genomen. Ter
haringvangst mogen slechts schepen uitvaren tot een
door den Minister van Landbouw en Visscherj ‘be-
paairi aantal, terwijl elk schip slechts een beperkt
aantal netten mag medenemen. Tusschen twee opeen-
volgende reizen moet ieder schip ten minste acht en
veertig uur in de haven ‘blijven liggen.
1)
Iedere
reeder mag voor •het geheele seizoen slechts een be-
perkte hoeveelheid aanvoeren.
Voorts moet de haring aan boord van dezelfde sche-
pen worden verwerkt, welke haar gevangen hebben.
Dc ‘reeders moeten zich tegenover de Visscherjcen-
trale veibiu’den de aan boord van hun schepen ver-
werkte haring in Nederlajid aan te vöe ren.
Ausjovis.
De uitvoer van Nederlandsehe ansjovis is alleen
toegestaan in een verpakking en voorzien van een
contrôlemerk, als bedoeld in de Rijksvoorschriften
voor de Ansjovis-Oontrôievereenigin,g of in de ver-pakkin’g en voorzien van een stempelmerk, als door
den Minister van Land’bouw en Vissdherij is vastge-
steld. Vreemde ansjovis mag alleen worden uitge-
voerd, voorzien van een door den Minister vastgesteld
stempelmerk. Bij ‘den uitvoer van ansjovis is een
heffing verschuldigd.
Oesters.
Aanvankelijk was de uitvoer van osters slechts
toegestaan tegen ‘betaling van een heffing en waren
minimum-exportprijzen vastgesteld. Tengevolge van
ziekte onder de Zeeuwsc’he oesters, waardoor de con-
currentiemogelijkheden met de huitenlan’dsche oesters
vrijwel ‘geheel verdwenen zijn, is het niet mogelijk ‘ge-
bleken ‘deze maatregelen te handhaven.
Sinds 7 Augustus jl. is ‘het bedrijf op zijn wensch
geheel vrij gelaten en is slechts aan de betrokkenen ‘de
verplichting tot organisatie hij de Visscherjceutrale
opgelegd, zoodat de toestand in het bedrijf van nabij
kan worden gevolgd.
Mosselen.
Ingevolge cle genomen maatregelen mogen de kwee-
kers/visschers van mosselen ‘deze slechts in ‘den ‘han-
•clel brengen ‘voor of boven een ‘door den Minister van
Landbouw en Visseherij vastgestelcien prijs. Aange-
zien alle niosselen verhandeld moeten worden door
‘bemiddeling van het Centraal Verkoopkantoor van
Mosselen ‘te Bergen op Zo’om en de kweekers .dus niet
meer in relatie komen met .de ‘handelaars mag ver-wacht worden, dat ‘het mogelijk zal zijn deze mini-
murnprijzen te handhaven.
Het vervoeren en uitvoeren van mosselen is slechts
toegestaan met een door de Nederlan’dsche Visscherij-
centrale te verleenen vergunning.
(Jonsum p tie-Garnalen.
De maatregelen hebben vooral ten doel de positie
der garnalenvisschers te verbeteren. Overmatige aan-voeren kunnen worden voorkomen. Hn bmdrijf is ge-
sloten, behoudens toelating door ‘den Minister van
Landbouw en Visseherij. De aflevering der garnalen
is aan verschillende ‘beperkende maatregelen onderwor-
pen, welke alle ten doel hebben de visschers te be-
schermen. Zoo ‘zijn minimumprijzen vastgesteld, tegui
welke ‘de v’isschers slechts mogen tfleveren. De afle-
vering mag slechts plaats hebben in door de Kroon
aangewezen plaatsen en. onder contrôle van een amb-
tenaar ‘der Nederlandsche Vissch.erijcent.rale. De hou-
ders van garnalenpellerijen moeten voor het pellen
der ‘garnalen ten minste een bepaald pelloon betalen. De uitvoer van consumptie-garnalen is slechts toege-
staan aan ‘de Ne’derlandsche Visscherijcentrale als
monopoliehoudster.
‘) Van
deze laatste bepaling is bij Koninklijk Besluit
van 2
November 1935 No.
14
tijdelijk ontheffing verleend.
11 December 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1103
Zeevisch.
De aanvoer van zeevisch met Nederlandshe sche-
pen, alsmede de aanvoer van zeevisch en versche
haring met buitenlandsche schepen en de invoer van
zeevisch en haring, welke zich bevindt in verschen,
gezouten, gedroogden, ‘bevroren of gekoelden toestand
of op eenigerlei andere wijze bewerkt is, zijn slechts
toegestaan tegen betaling van een heffing.
De aanvoër van zeevisch met Nederlandsche sche-
pen is voorts sleëhts toegestaan, wanneer ten aanzien
van ‘het betrokken vaartuig door de Nederlandsche
Visseherijeentrale een uitvaarcertificaat is verstrekt.
Voor ‘het verkrijgen, van dit uitvaarcertificaat zijn
voorwaarden vastgesteld, waardoor het bedrijf der
trawlvisscherij is gesloten. Doel van ‘deze bepaling is
het productie-apparaat aan te passen aan de beperkte
afzetmogelijkheden.
De uitvoer van tong is slechts toegestaan aan de
Nederlandsche Visseherijcentrale als monopoliehoud-
ster. De bedoeling van dezen maatregel is ‘de groote
winsten van de exporteurs op Frankrijk ook aan de
reeder.s ten goede te ‘doen komen.
Zoetwatervisch.
De invoer van aal en paling is met een heffing be-
last. Met de uit deze heffing verkregen gelden is
pootaal aangekocht en ter beschikking van de visschers
gesteld tegen een prijs van 1 cent per pond. Mede
door deze heffing wordt den Nederlan’dshen visschers
de concurrentie met de buitenlan’dsche aal en ‘paling
vergemakkelijkt.
FABRIEKSTURF.
De steunmaatregelen voor ‘de fabrieksturf hebben
ten doel voor de in Groningen, Drenthe en Overijssel
gegraven fabrieksturf de concurrentie te vergemakke-
lijken met •de goedkoope, meest buitenlandsche steen-
kool en ibriketten. De steun wordt slechts verleend
voor fabrieksturf, welke is geproduceerd in 1934 of
daarna.
Uitgekeerd wordt een bedrag van
f
25.— per dag-
werk, waaronder wordt verstaan een hoeveelheid van
45 m
8
goedgestuwde, luchtdroge turf.
Deze steun wordt slechts uitgekeerd voor fabrieks-
turf, welke is afgeleverd door bemiddeling van de N.V.
erkoopkantoor Fabriekstuif te Assen. Door de wer-
king van dit Verkoopkantoor wordt ‘de afzet van f a-
brieksturf georden’d. Naast de steunverleening zijn
maatregelen tot beperking van de productie ‘genomen.
PLUIMVEEHOUDERIJ.
Pluimvee en eieren.
De maatregelen heb’ben ten doel beperking en ver-
‘betering van den pluimveestapel en beperking van
de eierproductie. Gedurende het broedseizoen –
15 Januari 1935-18 Mei 1935 – was het inleggen
van eieren in ‘broedmachines slechts toegestaan aan
kuikenbroeders, die in het bezit waren van een broed-vergunning, afgegeven door ‘de’ Nederlandsche Cen-
trale voor Eieren en Pluimvee. Iedere kuiken’broeder
mocht slechts een bepaald percentage eieren ‘inleggen
van het aantal in 1934 voor 13 April door hem inge-legde eieren. Boven ‘dit percentage kon aan •de kui-
kenbroeders nog een percentage ‘broedeieren worden
toegewezen, mits zij ‘dit percentage betrokken van
fokkers en/of houders van vermeerderingsbedrijven. De bedoeling van deze laatste bepaling was ‘het fok-
kerijwezen te steunen.
Tegen frauduleuzen invoer van pluimvee
zijn
maat-
regelen ‘genomen.
De invoer van levend en geslacht pluimvee, van
kippen-, eenden- en vogeleieren en van alle eier-
producten is slechts toegestaan aan de Nederlandsche
Centrale voor Eieren en Pluimvee als mociopoliehouid-
ster. Door de bepaling van het monopolieprj’sverschil wordt deze invoer zooveel mogelijk hperkt.
De uitvoer van s1achtgvogelte naar Duitschland
en van kippen-, eenden- en vogeleieren en van alle
eierproductén is slechts toegestaan aan de Nederland-
sohe Centrale voor’ eieren en pluimvee als monopolie-
hou’dster.
De productiekosten ‘iijn voor ‘de pluimveehouders
verhoogd door de heffingen bij den invoer van voe-
derstoffen. Zoolang de uitvoer van e’ieren naar En-
geland nog onbeperkt was, werden deze verhoogde
productiekosten gerestitueerd door de restitutie, wel-
ke ‘bij uitvoer van eieren ‘gegeven wordt. In de maand
Augustus moest de uitvoer van eieren naar Enge land
worden gecotingenteerd. Doordat het mogelijk bleek
‘die maand een extra-contingent naar Duitschlaud uit
te voeren, konden voor de maand Augustus de nadee-
lige gevolgen ‘der Engelsohe invoerbeperking nog
grootendeels worden weggenomen. Thans zijn ‘deze
nadeelige gevolgen echter duidelijk merkbaar.
Overwogen wordt om ‘door het doen van recht-
streeksche uitkeeringen aan de pluimveehouders hun
de verhoogde productiekosten te vergoeden. Aan ‘derge-
lijke uitkeeringen zijn echter veel bezwaren verbonden.
Bij ‘den uitvoer naar Duitschlan.d wordt geen
rechtstreeksche restitutie gegeven, doch is deze resti-
tutie verrekend in ‘de heffing, waarmede de export
naar Duitschlan’d is belast, teneinde ‘de winst, welke
bij export naar Duitschland gemaakt wordt, niet
alleen aan de exporteurs ten goede te doen komen.
De aldus verkregen bedragen
zijn
‘gereserveerd voor
de pluimveehouderij en worden op het oogendik
aangewend om den exp’ort naar Duitschland gaande
te houden door ‘het verleenen van credieten aan c1e
exporteurs.
Gedroo’gde garnalen.
Maatregelen zijii genomen om ‘den garnalenvischers
zooveel
mogelijk
een behoorljken
prijs
voor hun pro-
duet’ te waarborgen. De in- en uitvoer van gedroogde
garnalen is slechts toegestaan aan de Nederlan’dsche
Centrale voor Eieren en Pluimvee als monopolie-
houdster.
Deze Centrale kan gedroogde garnalen aankoopen
om de markt van dat product te steunen en den’ af-
zet daarvan te bevordeien. De Cehtrale stelt deze gar-nalen verkrijgbaar voor kippen- en eendenhouderi.
MAATREGELEN VAN SOCIALEN AARD.
Gedurende vele jaren is de zorg voor de werkloozen
een van ‘de belangrijkste problemen, waarmede de
maatschappij te kampen heeft. Hoewel over de wijze
en den omvang van deze zorg verschil van meening
bestaat, is men toch algemeen van oordeel, dat hier
een taak voor ‘de Overheid aanwezig is. Trouwens dit is niet iets ‘van vandaag of gisteren, reeds jaren
wordt dit ‘gevoeld en is ‘de
praktijk
dan ook daar-
mede in overeenstemming.
In ‘het ‘hierna volgende zal getracht worden, in het
kort de verschillende maatregelen te belichten, welke
van Overheidswege zijn ‘genomen en de beteekenis er-
van te schetsen voor het maatschappelijk gebeuren.
Allereerst dan hoe ‘de organisatie van deze zorg bij het Rijk is.’
Er is de Rijksdienst ian •dé Werklooshèidsverzeke-
ring en Arbeidsbemiddeling, uit welken naam reeds
blijkt, waarmede deze dienst zich onledig houdt. Daar-
naast bestaat de Afdeeling Werkversdhaffing en
Steunverleening, welke Afdeeling 2ich tevens bezig
honclt ‘met de zorg voor de werklooze jeugd.
Werkloosheidsverzekering
Een van de oudste vormen van verkloozenzorg –
schakelt ‘men voor valide werkloozen de armenzorg
uit
-, is ciie van ‘de
werkloosheidsverzekering. Deze
vorm mag wel in de eerste plaats worden ‘genoemd,
niet alleen omdat
‘hij
is ‘de oudste vorm, maar ook omdat
hij in zich ‘draagt het normale karakter, d.w.z. in
wezen geschikt is en ook bestemd, om in
tijden
die
beter zijn dan de tégenwoordige, een belangrijk deel
van de zorg ‘der werkiôôshei’d over te nemen
1104
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 December 1935
– Zooals bekend mag worden veondersteld, is de
werkloosheidsverzekering in ons land gebaseerd op
de vrijwilligheid en vindt zij haar gestalte in het
•Wei±looshei’dsbesluit 1917.
Er zijn, gelijk voor de hand ligt, voor- en nadeelen
aan vexbonden, dat de werkloosheidsverzekering in Nederland voor een belangrijk deel is toevertrouwd
aan de vakvereenigingen, doch de praktijk van lange
jaren heeft aangetoond, dat de enkele nadeelen niet
opwegen tegen de vele voordeelen, die uit dit stelsel
voortvloeien.
Zoo goed als het den arbeider Vrij staat om tot de
wekloosheidsverzekering toe te treden, evenzoo
mogen de gemeenten al dan niet tot het Werkloos-
heidsbesluit 1917 toetreden. Het aantal niet aange-
sloten gemeenten is slechts zeer gering en het getal
vezekerden, dat in •die gemeenten woont, bedroeg
eind
December
1933 slechts 113.
Het laat zich verklaren, dat de tijdsomstandigheden,
door welke zoovele arbeiders werkloos worden, ook
van invloed
zijn
geweèst op het aantal verzekerden,
dat tot •de verkloosheidsverzekering was toegetreden.
De ontwikkeling van een en ander moge blijken uit
den volgenden staat.
Jaar
Gemiddeld
aantal
verzeker-
den
Bijdragen d.verzekerden:
Uitkeeringen
Totaal bedrag:
Gemid-
ddd per
verze-
Totaal bedrag:
Gemid
deld per
(afgerond)
kerde:
verze-
kerde:
1917.
.
60.000
f
48.408
f
1.67
f
130.3747′
4.35
1918..
140.000
497.292
,,
3.57
,,
988.515
7.06
1919..
260.000
1.153.260
4.43
1.789.916
6.88
1920.
.
360.000
2.716.267
7.54
9.792.438
27.20
1921..
380.000
3.386.658
8.91
15.193.103
39.98
1922..
360.000
3.889.440
10.80
12.540.897
34.84
1923..
300.000
3.639 164
12.13
7.154.316
23.85
1924.
.
278.000
3.408.256
12.21
5.206.685,,
18.75
1925.
.
275.000
3.361.468
12.09
5.053.568
18.36
1926.
.
283.000
3.419.367
12.38
5.215.977
18.45
1927.
.
297.000
3.681.994
12.33
5.999.801
,,20.20
1928.
.
317.000
3.907.396
12.33
5.130.218
,, 16.18
1929.
.
363.000
,,
4.541.079
12.51
8.117.795
22.37
1930..
419.000
,,
5.198.045
12.40
11.563.546
27.00
1931.
.
490.000
,, 5.826.074
11.88
24.648.031
,,50.28
1932.
.
570.000
7.722.473
13.53
28.336.440
49.67
1933.
.
598.000
8.504.349
14.22
26.952.299
,, 45.06
1934.
.
578.000
8.587.866
14.86
;,
21.344.672,,
36.94
Heel sterk spreken de tijdsomstandigheden vel uit
het volgende
cijfer.
In totaal verloren pl.m. 87.000
personen in 1934 het lidmaatschap der werkloozenkas.
Daarvan, traden er echter weder pl.m.
12.500
tot een
andere kas toe, zoo’dat het werkelijke verlies was pim.
74.500.
Hiertegenover stonden ongeveer
40.500
nieuwe
verzekerden.
Uit ‘bovenstaande
cijfers
valt reeds op te maken,
dat van. de
zijde
•der verzekerde arbeiders zeer veel
wordt ‘gedaan om ‘de werkloosheidsverzekering in
stand te houden. Financieel-economisch gezien is het
van de grootste ‘beteekenis, ‘dat door de loontrekken-
den ongeveer
f
8.6 millioen uit eigen middelen is
gevonden.
Nu ligt het voor de hand, dat door den langen duur
van ‘de crisis, ‘de werkloos’heidsverzekering niet in
alle opzichten meer met het normale percentage van
100 als subsidie van de Overheid kan functionneeren.
Wanneer wij zien naar 1934, dan ‘blijkt, dat in dat
jaar de Regeering ‘door middel van verhoogde subsi-
diepercentages het regelmatig functionneeren der
werkloozenkassen mogelijk
heeft willen maken. Zij
stelde maximum-percentages vast, boven welke niet
gegaan zou mogen worden, met ‘de bepaling, dat geen
hooger subsi’die wu worden gegeven dan volstrekt
noodig was.
Verder bepaalde de Regeerin, dat die kassen,
welke het maximiina-percentage niet bereikten, eén
extra-bedrag aan sibsidie ‘zouden krijgen van 10 pOt. van de over 1934 voor de kas betaalde bijdragen, met
dien verstande, dat dit peicentaé zooveel minder zou
zijn, wanneer het vastgestelde maximum zou worden
overschreden.
De voor de verschillende ‘kassen vastgestelde per-
centages waren in 1934 als volgt:
225
pOt. vooi de kassen der landarbeiders;
200
pOt. voor de kassen der houtbewerkers, metaal-
bewerkers, mijnwerkers, sigarenmakers, steenfa’brieks-
arbeiders en textielaibei’ders;
160 pOt. voor ‘de kassen der bouwvakarbeiders, dia-
mantbewerkers, fabrieksarbeiders, kleermakers en
transportarbei’ders; tenslotte
120 pOt. voor de kassen van opzichthoudend per-
soneel.
Werlcverschaffing.
Reeds vele jaren geleden ‘bestond de opvatting, dat
wanneer arbeiders ‘buiten hun schuld werkloos waren
en er van de
zijde
van de Overheid ‘hulp diende te
worden verleend,
,
deze ‘het beste kon worden gegeven
in den vorm van arbeid. In het rapport van de Staats-
commissie inzake de werkloosheid, van 1913 wordt
dan ook ‘heel wat aandacht
gewijd
aan het vraagstuk
van ‘de werkversehaffiüg voor werkloozen. Het was
o.a. dit rapport, dat het leven heeft ‘geschonken aan
‘den nu reeds lang opgeheven Nederlan’dschen Bond
voor Werk’verschaffin.g, welke vereeniging in ‘de jaren
om 1917 en 1918, toen er ook vrij groote werkloosheid
hier en daar in ons land heerschte, betere opvattin-
gen omtrent ‘de methode van werkverschaffing naar
voren bracht. Deze organisatie en later met groote
voortvarendheid de Staat, ‘deden de gedachte ingang
vinden, dat wanneer werkloozen door ‘de gemeenschap
moeten worden geholpen, het aanbeveling verdient,
dat zij aan arbeid worden gezet, die als het slechts
eenigszins mogelijk is, ‘blijvende waarde voor ‘de ge-
meenschap heeft. Die ‘gedachte, in 1918 tot uitdruk-
king gekomen ‘door een post op de Rijksbegrooting, is
geleidelijk gemeengoed geworden. In de eerste jaren
na den ooflog, toen de werkloosheid in ons land, zij
het ‘dan ook ‘groot, maar toch lang niet algemeen
was,
bleek het mogelijk, de groote steden met haar uitzon-
derlijke positie buiten beschouwing gelaten, ‘de vali-
‘den-bonafide werkloozen door middel van werkver-
schaffing te helpen.
Tot aan 1928 toe, wisselde het aantal tewerkgestel-
den
bij
‘de werkverschaffingen, waarvoor het
Rijk
sub-
si’die gaf, tusschen ‘de
2000
en 9000.
Het was mogelijk, voor ‘deze niet zoo omvangrijke groep, regelmatig nuttig werk te, vinden, dat over het
algemeen van weinig invloed was op ‘de gewone ar-
beidsmarkt, daar het nl. zonder werkverschaffing toch niet ‘zou ‘gebeuren. Ontginningen, verbetering van af-
wateringen en overeenkomstige objecten waren in die jaren de meest voor de hand liggende werken.
Toen echter ‘de werkloosheid overal begon te heer-
schen en steeds grootere groepen op hulp van cle
Overheid aanspraak konden maken, moest ‘dienover-
eenkomstig ‘de :h
ulp
ver
l
een
i
ng
van ‘de ‘Overheid door
middel van werkverschaffing een uitbreiding onder-
gaan.
Op veel en velerlei wijze is het middel van ‘de werk-
verschaffing toegepast en vindt het nog voortdurend
toepassing. On’tginningen op kleine en groote schaal,
verbetering van de afwatering, aanleggen van sport-
velden, euz., enz. Het is een zeer omvangrijke lijst van
werken, ‘die zoo geleidelijk is uitgevoerd.
Zonder er lang bij stil te staan, moge de aandacht
worden gevestigd op hetgeen semi-officieele lichamen,
nl. de outginningsinaatschappijen, in het bijzonder in
de vier Noordelijke provinciën van ons land, hebben
kunnen doen door middel van werkverschaffing. Vele
duizenden lhectaren,die onder normale omstandigheden
niet of slechts voor een gering ‘deel in cultuur zouden
zijn ‘gebracht, zijn door middel van deze ontginnin’gs-
maatschappijen tot waardevolle gronden omgevormd.
Het laat zich begrijpen, ‘dat in deze tijden, nu het
land-, tuinbouw en veeteelt slecht ‘gaat, hier en daar
wel eens stemmen opgaan die vragen, of ‘het verant-
11
December
1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1105
woord is, dat mede door middel van verkvrsciaf-
fing, zooveel nieuw cultuurland wordt gemaakt.
Als antwoord diene dan allereerst, dat toen de ont-
ginningsmaatsehappiien werden opgericht en zij haar
zegenrijk werk aanpakten, er nog geen sprake was,
zelfs in de verste verte niet, van een crisis, zooals
thans land- en tuinbouw deze doormaken. ‘Maar af-
gescheiden daarvan en ook nog daargelaten het feit,
dat jaren achtereen duizenden arbeiders een bescheiden
stuk brood aan dlezen arbeid hebben verdiend, moet
men niet uit het oog verliezen, .dat het toch ook voor
ons volk van •de grootste beteckenis is, dat het de
beschikking heeft gekregen over groote terreinen die,
nadat de werkverschaffing is afgeloopen, ‘bij voort-
‘during nieuwe woon- en *erkgelegenheid bieden voor
velen, wat niet het geval zou zijn geweest wanneer de
arbeid, ‘dien ik hier bedoel, niet was verricht.
Soortgelijke opmerkingen kunnen ook gemaakt wor-
den omtrent de ontwatering van .groote terreinen
land, die slecbts in bescheiden mate behoorlijke land-
bouwproducten konden opleveren en nu door
de
ver-
‘beteringen, welke in werkvershaffing zijn aange-
bracht, tot de beste cultuurgronden van ons land be-
h ooren.
In het algemeen kan dit worden gezegd, dat als
men bij het ontginnen, van gronden en het aanleggen
van bosch niet uitsluitend kijkt naar resultaten van
het
oogertblik,
maar voor oogen houdt de mogelijk
–
heden, welke voor jaren en jaren in de toekomst zijn
geschapen, er een zekere voldoening mag zijn over
wat tot stand is g6hraeht en wat nog tot stand wordt
gebracht.
T-let laat zich eenigermate begrijpen, dat naarmate
het ontginnen van grond en wat daarmede vevhaud
houdt, meer bezwaar ging opleveren dan vroeger het
geval was, omgezien werd naar objecten, welke voor
de gemeenschap sneller meer ‘baten konden opleve-
ren. De aandacht viel op verbetering van wegen, aan-
leg van kanalen, sportvelden, rioleeriugen, e.d. Dat
men deze objecten aanvat’te, was ook een gevolg vân
het feit, dat door ‘don steeds lecIiter wordende finan-
cieelen toestand van vele gemeenten en waterschap-
pen, •de mogelijkheid om de hierbedoelde werken als
gewone vrije werken uit te voeren, in belangrijke
mate werd verkleind. Nu men er toch voor staat, .dat
tienduizenden van Overheidswege moeten worden ge-
ho1en, laat •het zich begrijpen, dat getracht is en
getracht wordt, van de vele millioenen, welke deze
ondersteuning kost, een gedeelte in arbeid met min of
meer blijvende waarde om te ‘zetten. Zonder het
motief van arbeid te willen verschaffen, zou zeer
zeker veel van den hierbedoeiden arbeid ongedaan
zijn gebleven en zou het aantal van hen, dat alleen op
steun â fonds perdu was aangewezen, nog grooter zijn.
Omtrent ‘de organisatie van de werkverschaffing
kan nog worden medegedeeld, dat de ‘behartiging van
deze zaken voor wat ‘betreft de vier grootste steden,
rechtstreeks door het Departement geschiedt, terwijl verder het land in 13 inspecties is onderverdeeld.
Den laatsten tijd zijn in een viertal provincies, cd.
Gelderland, Noovcl- en Zuid-Holland en Noord-Bra-
bant, provinciale Rijkscommi’ssies voor
Werkverschaf-
f in het leven geroepen, die allerlei zaken de
werkverschaffing betreffende bezien en den betrok-
ken Minister van voorlichting dienen.
Naarmate het wens6helijk bleek steeds meer van
hen, die gesteund werden, in de werkverschaffing te
betrekken – werkversehaffing voor allen is onmo-
gelijk – niet zoozeer nog om hun werkwillighei’d te
tbetsen dan wel om te voorkomen, dat zi.i de geschikt-
heid om te arbeiden niet al te veel verloren, werden
stelsels van rouleeren ingevoerd, waardoor een regel-matige wisselwerking is verkregen tussehen hen, •die
gesteund worden in geld zonder meer en hen, die door
werkverschaffing worden geholpen.
Omtrent den omvang van de werkverschaffing en
‘de steunregeling moge worden verwezen naar ecn
‘hierna volgenden staat.
Gegevens werkloozsnzorg
1
Van de werk-
1
Van het aantal perso-
1
loozen
vermeldi
nen, vermeld in kolom
un
kolom B,wa-1
C. waren:
Op den laatsten
Aantal in-
ren tewerkge
geplaatst bill
gesteund Zaterdag van de
geschreven
1 1
steld bil een
werkverschaf-
een werk-
ingevolge
maand:
werkloozen Ifing,dan wel
op-I
verschaf-
1
fin
g
1
de steun-
re
g
eling:
1
genomen in eeni
1
steunregeling
1
Aantal
1
Aantal
B.
C.
D.
E.
__________
1933 Januari
403.697
187.485
47.690
139.795
1934
,,
383 686
193.927
48.062
145.865
1935
11
426.303 218.306 59.053
159.253
1933Februari
283.830 219.613 53.793
165.823
1934
,,
359.511
210.537
58.841
151.696
1935
,1
418.147
248.512
64.371
184.141
1933 Maart
343.962
–
213.576
58.097 155.479
1934
,,
331.959 203.447
55.783
147.664
1935,,
382.683
236.048 64.012
172.036
1933
April
311.291 198.773
54 140
144.633
1934
,,
308.769
189.085
51.749
137.336
1935
368.029 230.612
61.286
169.326
1933 Mei
292.718
189.568
51.993
137.575
1934
,,
292.949
178.739
47.312
131.427
1935
355.987
225.524 57.646
167.88
1933 juni
275.585
176.412
45.855
130.557
1934
,,
290.675
177.523
45.690
131.833
1935
332.880
208.206
52.160 156.046
11933 Juli
276.740
149.114 41.421 107.693
1934
,,
295.091
159.604
43.653
115.951
1935
331.635
191.099
47.492
143.607
1933 August.
279.909
164.065
41.295
122.770
1934
,,
301.288
167.857
45.899 121.958
1935,,
352.217
209.215
51.804
157.411
1933 Septern.
284.805
169.006
41.542
127.464
1934
,,
309.430
179.259
48.218
131.041
1935,,
360.743
215.038
51.991 163.047
1933 October
298.298
176.609
44.929 131.680
1934
,,
321.993
188.872
52.323
136.549
1935
11
1933 Novemb.
319.711
189.091
48 « 090
141.001
1934
,,
354.039 210.588
56.829
153.759
1935
1933 Decemb.
392.930
214.686
48.661 166.025
1934
,,
‘
408.811 218.817 57.410
161.407
1935
Steunverleening.
In het voorgaande werd er reeds op gewezen, dat
de mogelijkheid, om allen ç,lie geholpen moeten wor-
den, aan werk te helpen, niet aanwezig is. Niet alleen, dat daarvoor geen voldoende werken beschikbaar zijn
en een aantal werkloozen uit hoofde. van leeftijd en
vroeger ‘beroep bezwaarlijk aan werkverschaffing kan
worden gezet, ook het financieele deel speelt hier een
belangrijke rol. Al is het loon bij do werkverschaf-
fing in het algemeen sober gesteld, naast uitgaven
voor bonen zijn er, gaat men tot werkverschaffing
over, kosten voor aankoop van grond, materialen, toezicht, enz. Het vinden van de gelden voor deze
uitgaven is dan ook dikwijls een bijna niet te over-
winnen moeilijkheid.
Het verleenen van steun á fonds perdu is ech-
ter niet, gelijk weleens ten onrechte wordt ver-
on’dersteld, een aangelegenheid van vandaag of
gisteren. Ook in de oorlogsjaren heeft het Koninklijk
Nationaal Steuncomité, in samenwerking met de
plaatselijke steuncomité’s, op het terrein van de steun-
verleening het noodige gedaan. De Staat heeft, toen
het Kon. Nat. Steuncomité zijn arbeid ging beëindi-
gen, ook ‘dit deel van sociale voorzorg voortgezet.
Aanvankelijk op ‘beperkte schaal, later eenigszins toe-
nemen’d, onder invloed van de tijdsomstandigheden,
‘toen weer zeer beperkt, al werd vrij omvangrijk in verschillende gemeenten zon’der hulp van het Rijk
steun verleend en daarna, toen de huidige crisis be-
gon, weer in steeds toenemende mate.
Al moge dan steunverleening geen directe waarde
voor de gemeenschap kunnen geven zooals ‘dit met
werkverschaffing wel het geval is en uit dien hoofde
1106
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 December 1935
cle voorkeur voor werkverschaffing te verklaren is,
aan ‘den anderen kant is de steunverleening maat
schappelijk gezien en ook economisch, van •dc aller.
grootste beteekenis. Hoe’men ook moge oordeelen ovei
verschillende steunnormen, enz., dit staat toch we]
vast, dat nu reeds jaar in jaar uit door ons stelsel
van steunverleening, een buitengewoon groot aantal
Nederlanders een bepaald levenspeil heeft kunnen be-houden. Velen werden door •dezen steun, ook de mid-
denstand en andere groepen, in staat gesteld, te blij-
ven leven. Natuurlijk zou men liever voor allen vrijen
arbeid en geen steunverleening en/of werkverschaf-
fing hebben gezien, maar waar het niet in de macht
van welke Regeering dan ook kan liggen, (onder in-
vloed van het internationaal gebeuren) de arbeids-
markt algeheel te doen opleven in den zin gelijk
men dat zoo graag zou zien, stem-t het tot voldoening,
dat sociaal-economisch geoordeeld, mede door de steun-
verleening, een bepaald peil gehandhaafd kon blijven.
Er moge in dit verband nog op worden gewezen,
dat zoowel bij werkverschaffing als bij steunverlee-
ning, er steeds zooveel mogelijk voor wordt gewaakt,
door nauwkeurige voorschriften en strenge contrôle,
dat zij, die op de wijze als hierbedoeld worden gehol-
pen, de voorkeur blijven geven aan arbeid in het vrije
bedrijf. Al is het niet te ontgaan, da-t onder invloed
van den langen duur der hulpverleening, hier en daar
elementen zullen zijn, ‘die in feite niet geholpen
moesten worden, in het algemeen mag dit nadrukke-
lijk worden geconstateerd, dat arbeidschuwheid in
geen enkel opzicht een verschijnsel is dat veelvuldig
voorkomt. De arbeidslust is groot en de Overheid
zorgt, -dat deze arbeidslust niet gedood wordt door de
hulp die zij verleent, al is, gelijk voor de hand ligt,
hier voortdurende waakzaamheid onontbeerlijk.
Wat nu -de steunverleening zelf betreft zij er op
‘gewezen, ‘dat bij de beoordeeling van de vraag of en
in welke mate ondersteuning noodig is, met macht-
neming van betaalde aangegeven normen, -die als
maxima
gelden, nauwlettend met ‘den toestand van
elk gezin rekening moet worden gehouden.
Voor ondersteuning komen slechts in aanmerking
diegenen, ‘die zich het noodzakelijk levensonderhoud
niet kunnen versehaf.fen, terwijl slechts in zoodanige
mate steun wordt verleend, als met het oog op de be-
hoeften en de omstandigheden van den ondersteunde
noodzakelijk moet worden geacht. Niemand kan aan-de
steunregeling eenig recht op ondersteuning ontleenen.
Ook kostwinners en onder bepaalde omstandigheden
kostgangers, kunnen voor hulp in aanmerking komen.
Het laat zich verklaren, dat in den loop der jaren de geheele Organisatie van de ‘steunregeling en de
contrôle in ‘belangrijke mate is verscherpt en allerlei
voorzieningen zijn getroffen, waardoor het mogelijk is
gemaakt de hulp slechts te verleenen daar, waar ‘deze
onontbeerlijk is.
In het midden van 1934 is een belangrijke herzie-
ning van ‘de steunregeling ingevoerd, waardoor de
bedoeling van de Overheid om slechts ‘daar hulp te
verleenen waar deze noodig is, nog beter dan voor-
dien tot haar recht komt.
Loort bijslag.
liet ligt voor cle hand, dat naarmate de slechte
toestand op ‘de arbeidsmarkt voortduurt, regelmatig
wordt omgezien naar middelen, welke ertoe kunnen
bijdragen het aantal arbeiders, dat niets doet, kleiner
te maken. Eén van deze middelen is ‘de z.g. regeling
van ‘den loonhijslag in land- en tuinbouwbedrjven.
Deze regeling komt in het kort hierop neer, dat ge-
tracht wordt, den landhouwer en tuinder te bewegen,
meer arbeidskrachten dan hij aanvankelijk van plan
was, in zijn bedrijf op te nemen.
D.e regeling nu gaat uit van deze gedachte, -dat de
landbouwer een bepaald ‘bedrag per hectare zelf
draagt, alvorens van Overheidswege toeslag wordt
gegeven. 1)at minimumbedrag, dat wisselt naar ge-
lang van streek en gewas, wordt door de Inspecteurs
voor de Werkverschaffing, in overleg met deskundi-
gen, vastgesteld. Hetgeen
boven
‘dat minimum-bedrag
wordt uitgekeerd, komt voor de helft ten laste van
den landbouwer en voor de an’dere helft ten laste van
Rijk en gemeente samen.
Voor de streek van den ‘groven tuinbouw in Noord-
Holland en voor het Westland, is ‘de regeling eenigs-
zins an’ders en wel als volgt. De tuinder en/of kwee-
ker draagt van het loon van
nieuw
aan te stellen
arbeiders % gedeelte, terwijl
‘
gedeelte komt voor
rekening van Rijk en gemeente.
Er zijn een aantal voorzieningen getroffen, welke
het mogelijk maken, om verkeerde handelingen zoo-
veel mogelijk te keeren. Zoo wordt ervan uitgegaan,
dat liet niet de bedoeling is het bedrijf als
bedrijf
te steunen, aangezien dit een zaak is die meer be-
hoort tot het terrein van den landbouw-crjsjssteun.
Wel is ‘de bedoeling, ‘dat getracht wordt een uitbrei-
‘ding te geven aan het aantal geplaatste arbeiders.
Het is dan ook gelukt om het zoover te brengen, dat
ongeveer 4000 nieuwe land- en tuin:bouwarbeiders zijn
opgenomen. Gebleken is, dat in verschillende gdbieden
de regeling weinig ingang heeft gevonden, waar-
schijnlijk door ‘het feit, dat de bedrijfsleiders geen
mogelijkheid meer zien meer te verloonen, ook al, om-
‘dat zij vaak geen vreemd personeel in dienst ‘hebben.
Werlcfonds.
Een andere methode door ‘de Regeering aangeva
–
t
om de ‘werkgelegenheid te verruimen is gelegen in het
Werkfonds.
Er blijkt in den lan’de niet overal onverdeelde ‘be-
wouderi.ng te bestaan over ‘de resultaten, welke door
middel van het Werkfonds zijn ver]regen. Dat de
feiten
echter anders zijn, blijkt wel uit hetgeen de
Regeering ‘mededeelt op blz. 10 van de Memorie van
Antwoord aan de Tweede Kamer op het Voorloopig
Verslag over het le hoofdstuk der Rijksbegrooting
voor het dienstjaar 1936. De Regeering zegt daar, dat
niet kan worden toegegeven, •dat ‘de tot dusverre met
het Werkfonds verkregen resultaten teleurstellend
mogen worden genoemd en ‘dat in het bijzonder in
den laatsten tijd zeer weinig gedaan zou zijn. Het
tegendeel moge blijken uit het volgende overzicht.
De ‘door het Werkfon’ds goedgekeurde plannen he-
liepen:
op 15 December 1934 een bedrag van
f
16.229.925,65
15 Maart
1935
,, ,,
20.249.789,65
15 Juni
1935 ,.
26.968.647,85
15 Septein:ber 1935 ,,
34.586.422,85 ei
23 October 1935
37.393.533,41
Bovendien liggen, zoo ‘schrijft de Regeering, nog
een tiental plannen ter goedkeuring gereed, tezamen
tot een bedrag van ongeveer 3 millioen. Rekening
houdende met het voor den scheepsbouw benoodigde
bedrag en de gelden, bestem’d voor den aanleg der
Friesch-Groningsohe kanalen, is op het volle bedrag
van
f
60 millioen beslag gelegd.
De Regeering vestigt ook de aandacht op het feit,
dat niet zelden aanvragen worden ingediend, zondei dat plannen en raming van kosten zijn opgemaakt en
zonder ‘dat overeenstemming omtrent de
bij
die plan-
nen betrokken belangen is bereikt, terwijl het verder
voorkomt, ‘dat eerst geruimen tijd na de goedkeuring
‘door het Werkfon’ds tot uitvoering wordt overgegaan.
Dergelijke oorzaken van vertraging ontstaan geheel
buiten toedoen van het Wei-kfon’ds.
Als voorbeeld wordt genoemd, dat aan een der ge-
meenten op 24 September 1934 een crediet ten ‘be-
drage van ‘bijna
f
500.000 werd toegestaan, terwijl thans nog niet met de uitvoering is aangevangen.
Teneinde te bewerkstelligen, dat het’ Werkfonds,
beter dan tot nu toe het geval was, aan de verruiming
van de werkgelegenheid kan medewerken, wo.rdt, zoo
deelt de Regeering mede, dit fonds zoodanig gereor-
ganiseerd, dat de z.g. openbaro werken en de groep
industrieele projecten, afzonderlijk zullen worden
behandeld.
11 December 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1107
Arbeid van vreenulelin gen.
Ons land heeft zich er steeds op kunnen beroepen,
dat ieder die uit het buitenland kwam en binnen de
grenzen van de wet bleef, hier kon arheiden. De toe-
standen werden
01)
de aibeidsmarkt echter zôô slecht,
dat het niet was te ontgaan of maatregelen moesten
worden genomen.
Na den wereldoorlog zijn bijna overal in de wereld
voorzieningen getroffen tot ‘bescherming van de eigen
arbeidsmarkt. Niet alleen werd het paspoort inge-voerd om vreemde abeidskrachten te weren, doch
later zijn allerlei bijzondere voorzieningen getroffen
om de vestiging van ‘buitenlandsche arbeidskrachten
tegen te ‘gaan. De feiten zijn thans z66, dat tenge-
volge van al •deze maatregelen nergens ter wereld
een Nederlander arbeid kan verrichten zonder dat hij
in het bezit is van een vergunning van het daarvoor
aangewezen Overheidsorgaan. De vrije trek, het gaan
van duizen’de Nederlanders naar het ‘buitenland,
zooals dit tientallen van :iaren heeft bestaan, is dan
ook practisch geheel opgeheven. Bovendien zijn
0
1)
groote schaal Nederlanders, ‘clie in ‘het ‘buitenland
waren, naar ons land teruggekomen. liet laat zich dan ook begrijpen, dat ‘de Nederland-
schc Regecring maatregelen ging nemen. Een vette-
hijke voorziening moest worden getroffen om het ver-
richten van arbeid door vreemdelingen aan bepaalde
regelen te ‘binden. In ‘de Memorie van Toelichting op
het desbetreffende wetsontwerp schreef de Regeerin.g: ,.Ofsehoon de toestand op de Nederlandsche arbeids-
,.,,iarkt in de laatste jaren steeds ongunstiger ‘werd, zoo-
.dat de omvang der werkloosheid een afmeting heeft aan-
,.genomeu zooals nog nooit werd geregistreerd, heeft Ne-
.,dcrland tot nog toe zijn aloude vrijheid op ‘het gebied dei
,,arbeidsmarkt zooveel mogelijk gehandhaafd.”
,,'[n den loop der laatste jaren werd van verschillende
.,zijden de Regeering gesteld voor cle vraag of door de
geschetste internationale arbeidsmarkt-politiek geen ge-
..vaar dreigt voor onze eigen arbeidsmarkt en of de posi-
.,tie van onze arbeiders ten aanzien van het werken
in andere landen niet sterker zou worden, als de vrij-
,,hcid, die vreemde arbeiders op dc Nederlandsche arbeids-
markt genieten, sleehts voorwaardelijk wordt verleend.”
In dezelfde Memorie van Toelichting zei de Re-
geering nog, dat er op 31 December 1930
86.000
vreemden in Nederland in loondienst wèrkzaam wa-
ren, welk aantal na dien nog in belangrijke mate is
toegenomen.
In ‘de wet, welke wij hier op het oog hebben, wordt
in art.
1
‘het volgende gezegd.
,,Voor de toepassing dezer wet wordt verstaan
onder:
Ar:beid:
at4beid, van welk-en aard ook, welke wordt ver-
richt in dienst van derden, al dan niet tegen genot
van loon of andere vergoeding in geld of ‘in. natura; arbeid, die in aangenomen werk in dc onderne-
ming van ‘den werkgever wordt verricht, zoowel van
hem, die ‘dien arbeid persoonlijk verricht als van
hen, die dezen ‘bijstaan.”
,,Werkgever; ieder, natuurlijk of rechtspersoon,
die een ander arbeid doet verrichten.”
,Vreemdeling; ‘hij, .die niet de Nederlandsche na-
tionaliteit of het Nederlandsch onderdaanschap bezit.”
‘Bij Kon. Besluit is bepaald, dat werkgevers geen
werk mogen doen verrichten door vreemdelingen, zon-
der een schriftelijke vergunning, namens den Minis-
ter te verleenen. Juist thans is een wetsontwerp aan-
hangig om het mogelijk te maken, dat voor ‘deze ver-
gunning een zekere vergoeding aan den Staat wordt
betaald.
Nadat deze wet van kracht werd, zijn eenige Kon.
Besluiten afgekomen, waarbij is bepaald, welke arbeid
in den zin van ‘de wet zonder schriftelijke ‘vergun-
ning van ‘den Directeur vân den Rijksdienst der
Werkloos’heidsverzokering en Arbeidsbemiddeling niet
door vreemden mag worden verricht.
De desbetreffende lijsten, die zijn afgekondigd bij
Kon. Besluiten van 14 September 1934 No. 10 en
3 April 1935 No. 10 en voort’s van 17 Augustus 1935
No. 90, loopen tot No. 87 en omvatten zeer vele be-
drijven. Ik mag er van noemen: photografischeu ar-
beid, bedrijven, die parcuetvloeren e.d. maken, kleer-
makerijen, arbei’d in tricotagefabrieken. Verder ijs-
venters en handelsreizigers. Arbeid in warenhuizen, winkels; ‘het vak van chauffeur. Arbei’d bij banken,
hotels, café’s, schouburgen en spelen van muziek.
Arbeid in kappersinrichtingen, timmer- en metself a-Ibrieken. Arbeid in de metaalindustrie en in de gloei-
lampen’branche. Werk in ‘dameshoedenfabrieken. Ar-
beid verricht ‘door ingenieurs. Werk in ‘baksteen- en cemeutfa’brieken, in glasfa’brieken, in ‘het bouwvak,
in ‘houtzagerijen, in leerfabrieken, in ondernemingen,
die rietwaren vervaardigen, in klompenfabrieken.
Arbeid in wagenmakerijen en in ‘diverse textielo’nder-
nemingen en tenslotte arbeid in land- en tuinbouw.
De sorg voor cle werklooze deugd.
Sinds in 1931 van Rijkswege de aandacht van ‘de
gemeentebesturen werd gevestigd op den zorg voor
de werklooze jeugd, valt een voortdurende uitbrei-
dlirig ‘van ‘dit cultureele werk waar te nemen.
Deze uitbreiding geldt zoowel ‘het cursuswerk als
de werkobjecten, terwijl daarnaast in 1935 met Rijks-
hulp een nieuwe ‘vorm is opgekomen, nI. ‘die van het
kampwerk, dat tot dien in verkleinden omvang door
het Nat. Crisis-Comité werd ‘gesteund.
Cursuswerk (algemeen).
In 1934 werd ten behoeve van het cursuswerk, enz.
door het Rijk rond
f
400.000 beschikbaar gesteld.
Op 1 September van dit jaar waren ongeveer 150
gemeenten door een subsidietoezegging in staat ‘dezen
arbeid te laten verrichten.
Als cursuswerk werden in deze gemeenten vak- en
z.’g. theorielessen gegeven, waarnaa’st in vele gemeen-
ten ‘gelegenheid tot sport en tot ontspanning bestaat,
terwijl in een aantal gemeenten voor do werklooze
meisjes cursussen worden georganiseerd in huishou-
delijke kennis of voor opleiding tot diensthode.
Vak cursussen.
Wat de vakcursussen betreft, worden die in timme-ren en ‘houtbewerking in ‘het grootste aantal gemeen-
ten aangetroffen en wel iii 40. Daarop volgen de cur-
sussen motorkeunis in 33 gemeenten. Hiertoe behoort
ook de opleiding voor auto-rijbewijs.
Naast de timmercursusseli staan de cursussen van
lichteren ‘houtarbeid tot handenarbeid, zooals figuur-
zagen cii houtsnijwerk, welke op 29 plaatsen worden
georganiseerd. Sehildercursussen waren er in 18 ge-meenten; cursussen in metaalbewerking in 20. Elec-
triscli en/of autogeen lasschen werd in
16
gemeenten
aan de deelnemers geleerd. Ook ‘de teekencursussen
mogen zich
klaarblijkelijk
in groote belangstelling
verheugen. Lijn-, hand- of bouwkundig teekenen werd
in 27 gemeenten beoefend, speciaal scheepsbouwkun-
‘dig teekenen in
6
en werktuighouwkundig teekenen
in 11 gemeenten.
Bijzondere vermelding in verband met de vakcur-
sussen verdient nog de instelling van z.g. Centrale
Werkplaatsen in bijna 20 gemeenten.
Eenige typisch
plaatselijke
cursussen zijn een sla-
gerscnrsus in Utrecht, een cursus netten’breien in
Tiel en Harlingen, stoel- en korfiiiatten te Dantuma-
deden gas- en waterfitten te Winschoten.
Landbouw- of tuinhouwcursussen, met of zonder
prac’ti’sch werken in tuintjes, worden in 14 gemeenten
aangetroffen.
Tlceoriecursusserc.
Naast de vakcuisussen namen in de hierbed’oeWe
gèmeenten ‘de theoriecursussen een belangrijke plaats
in. Hiertoe .behooren algemeene ontwikkeling en ver-
volgonderwijs, moderne talen, boekhouden, handelsken-
nis, stendgraphie en machineschrijven, evenals de cur-
sussen uitgaande ijan het Polytechnisc,h Bureau Ne-
derlancl Arnhem (P.B.N.A.), (lat schriftelijk indivi-
dueel onderwijs geeft.
1108
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 December 1935
– Bij de zorg voor de meisjes dient ondersheid ge-
maakt te worden tussehen die cursussen, welke de
meisjes een opleiding tot dienstbode willen geven en
‘die, welke de deelneemsters meer algemeen tot een of
anderen huishou’delijken arbeid bekwamen en die ge-
legenheid bieden tot ‘het leeren van kooken, naaien,
verstellen, strijken en dergelijke.
Een werkelijke opleiding tot dienstbode met of
zonder nazorg in •den vorm van practisch werken in
een huishouding, wordt in 14 plaatsen gegeven, ter-
wijl lessen in kooken, naaien enz. in 14 gemeenten
worden georganiseerd. Al deze arbeid wordt thans
sterk uitgebreid.
Werkobjeclen.
In een Regeerin’gsaanschrjj-ving van Januari 1934
werd eveneens de aandacht gevestigd op de werkver-
schaffin’g voor jeugdigen. In 1934 werden in een
27-tal gemeenten iverkobjecten uitgevoerd of aan-ge-
vangen. Ook dit deel van het werk heeft in 1935 een
groote uitbreiding ondergaan. Tot 1 October 1935
werden voor 72 gemeenten één of meer werkobjecten
goedgekeurd.
Onder deze verkoh;jecten komt vooral het gereed-
maken of beter inrichten van sport-
en
speelterreinen
veelvuldig voor, evenals het verbouwen van oude loka-
len of panden tot werkplaats ten behoeve van de vak-
cursussen voor jeugdige werki-oozen. In 4 gemeenten is
de bouw van een zwembad en in 3 gemeenten het maken
van een openluchttheater als werkohject gekozen.
Op meerdere plaatsen worden plantsoenen aange-legd of verfraaid. In een enkele gemeente wordt een
bestaand gebouw tot jeugdgebouw omgebouwd of
wordt een geheel nieuw jeugdhuis opgetrokken. Ook
is ‘de inrichting van een museum in een tweetal ge-
meenten tot werkohject genomen. Daarnaast zijn er
tal van kleinere objecten zooals het maken van ban-ken, plantennaambordjes voor plantsoenen, enz.
Naarmate de toestanden ernstiger werden, moest
naar nieuwe middelen worden omgezien. Een van deze
middelen is het op peil houden van de -geestesgesteld-
heid van ‘de jongeren ‘door hen te brengen in kampen
van gelijkgezinden, ‘waar zij telkens gedurende een
periode van 2 maanden nuttigen arbeid kunûen ver-
richten.
Oni dit te bereiken zijn een viertal organisaties in
het leven gerdepen, de Prot. Christelijke; de RK.; de
Moderne en de N’utrale richting. Deze richtingen
organiseeren, met subsidie van het Departement van
Sociale Zaken, thans op 16 â 17 plaatsen van ons land
kampen, waar de jongeren uit geheel Nederland eeni-gen tijd allerlei nuttige bezigheden komen verrichten.
Een vorrri van jeugdwerk, die zich ook sterk ont-
wikkelt, is de centrale werkplaats, alwaar, .alsof
het een fabriek is, ‘de jongè man onder goede leiding
allerlei werkzaamheden, die in een fabriek moet vor-
den gedaan, verricht.
Teneinde behoorlijke coördinatie te verkrijgen, is
een Rijkscommissie in het leven geroepen, die zich
in het ‘bijzonder met al ‘deze vraagstukken bezighoudt.
Aangeziën bij arbeid al ‘dezen niet mag worden
stilgestaan en voorop moet worden gesteld, ‘dat
nor-
male
arbeid, dus een opnemen in hèt bedrijfsleven, het
allervoornaamste is, worden thans pogingen in het
werk gesteld om dit te bereiken, door het geheele
bedrijfsleven mobiel te maken. Men wil arbeid,
welke door ‘de tij-dsomstan-digheden in fabrieken en
werkplaatsen en in Overheids’bedrijven onbenut blijft
liggen, door jonge werkloozen laten aanvatten, ‘die
daarvoor geen loon in den gevonen zin van het woord
zullen krijgen, doch een kleine ‘vergoeding. Hierdoor
worden -zij in staat gesteld, als straks- het algemeene
bedrijfsleven weer opleeft, als volwaardige arbeider
in het bedrijf terug te keeren. –
Tenslotte zij hier nog gewezen op hetgeen geschiedt
om .intellectueele verkloozen, die niet door gewone
werkverschaffiug kunnen worden geholpen, aan arbeid
te plaatsen. Bij. het Centraal Bureau voor de Statis-
tiek werken een 80 man van deze categorie aan de
budget- en ‘de verkeersstatjstipk. Het P.T.T.-hedrijf
heeft, ook in samenwerking met Sociale Zaken, een
60 afgestudeerden aan on’benutten, doch maatschappe-
lijken arbeid gezet. Ook elders geschiedt dit, zij liet
dan op meer kleine schaal. Het doel is:
a.
deze groep,
die het ex-tra-zwaar ‘heeft, kracht te geven en
b.
arbeid
te laten verrichten ‘die, hoewel niet ‘direct noodig,
toch beteekenis heeft.
MEIJER DE VRIES,
Hoofdinspecteur voor de Werkverschaffing
ONTVANGEN BOEKEN.
Crisis
door Dr. H. Colijn. e.a. (Zutphen 1935; N.V.
G. J. A. Ruys’ Uitg. Maatschappij. 244 pag.
Prijs ingenaaid
,f
2.—).
Na een eerste artikel van Dr. Colijn, getiteld ,,De weg
naar en uit de crisis”, waarin schr. vooral pleit voor ‘her-
stel van een vrijer ruilverkeer, bespreken een veertiental
schrijvers -de crisis in verschillend verband, ‘Wij noemen ‘hier enkele als ,,Crisis en Volksziel” door 1)r. J. R. Slote.
maker de Brulne, ,,Crisis en Staatkuude” door Dr. L. W.
G. Soholten, ,,Crisis en Staatsfinanciën” door Jhr. Mr.
D. J. de Geer, ,,Crisis en Werkloosheid” (loot J. Schipper,
,,Crisis en Haudelspolit,iek” door j)r, Mr.
PA.
Diepen-
horst.
Nationale economie
‘door Ir. Ç. Wolteibeel- (1-laar-
lem 1935; H. D. Tjeenk Willink & Zoon N.V.
Prijs
f
2.25 ing.,
f
3.90 -geb.).
Het eerste deel van dit boek behandelt allerlei econo-
mische problemen
;
het tweede gedeelte geeft richtlijnen
voor een positieve politiek. De schrijver pleit voor een
groote Organisatie van nationale economie in den zin ,an
een plan tot bestrijding der werkloosheid, dat uit
5
pun-
ten is samengesteld, nl.
10.
steun aan de voor de wereld-
markt werkende bedrijven; 2o. uitbreiding van cle taak
van het Werkfonds; 3o. werkverruiming door het Ver-
keersfond-s en het Bouwfonds;
4o.
de verzorging der werk-
1oozen wordt Rijk’saangelegeuheid;
50.
Economische vet-
gevlug.
Overzicht Van de Nederlandsche Crisispolitiek
door
Mr. D. J. Hulshoff Pol. (NV. Alg. Boek- en
Handels’drukkerjj v.’h. Batteljee & Terpstra, Oude
Rijn 39, Lei’den, 180 pag. Prij’s
f
2.50).
Het werkje, dat is ingedeeld -in een al-gemeen en een
bijzonder deel, geeft meer dan de titel zou doen verwach-
ten. De schi’ijver volstaat niet met het geven van een op-
sonuning van de vei’schillende crisis-maatregelen en de ‘grondslagen daarvan, doch geeft ook een overzicht van de verschillende phasen van de Nederlandsehe handels-
politiek en een beschouwing ‘aui verschillende verklarin
;
gen van de ‘huidige crisis.
De wericing van de crisisinvoerwet.
Nota van de
Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rot-
tei’dam. (Rotterdam 1935).
])e Kamer geeft in di-t boekje bekendheid aan de uit-
komsten van een door haar naar de werking der genoem-
de wet ingesteld onderzoek.
Staaticundige schetsen
‘door Mi-. J. Nieuwhof. (Haar-
lem 1934; H. D. Tjeenk Willink & Zoon. Prijs
f
0.60). –
De schrijver toetst ‘het staatsbestuur van onzen tijd aan
de begrippen goodwill en dismanaging. – –
Nederland-D uitschiand, Handelspoliti’elce Bescho-u-
win gen
samengesteld -door Mr. A. E. von Sa’her. (Den Haag 1935; W. P. van’ Sto’ekum & Zoon).’
Een volledige tekst-uitgave vau de belangrijkste Né-
-derlandsch-Duitsehe ‘handelsverdragen ‘op verzoek van de
Ned. Kamer van Koophandel voor Duitschland samenge-
steld.
De Clearingwetgeving
door Mr. Max Meyer. (Haar-
lem 1935; H. D. Tjeenk Willink & Zoon. -Prijs
f
3.25).
Gids voor de praktijk, waarin dë schrijver zich niet
alleen beperkt tot de clearingregelingen, doch ook – nagaat welke rechts-gevolgen deze regelingen hebbei met betrek-
king tot eenige belangrijke onderwerpen -van burgerlijk.
en -handelsre’cht. ‘
Florinu.s Saedis Franquillus in Und’is
door Prof. ‘Mv:
Dr. H. C. Bordewij-k. (Groningen 1935; J B.
Wolters. Prijs
f
0.75).
in deze bekende brochure houdt de -schrijver een p’lei-
dooi tegen, muntverzwakking.
–