Ga direct naar de content

Jrg. 19, editie 944

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 31 1934

81 JANUARI 1984

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economl*séh~

Statstsche

B
e
‘richt’e
‘n.

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

19E JAARGANG

WOENSDAG 31 JANUARI 1934

No. 944

NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT.

Curatoran: Mr.
G.
Vissering, Voorzitter;. Ir. A. Plate,

Onder-Voorzitter; Mr. K. P. van der Mandele, Penning-

meester; Mr. P. Hofstede de Groot; Jhr. Mr. L. H. van

Lennep; L. E. Manshdlt; Mr. R. Mees; E. D. van Walree;

Ch. J. I. M. Welter; C. J. P. Zaalberg:

ECONOMISCH-STATJS’j’ISC IIE BERICHTEN.

COMMISSIE VAN ADVIES:

Prof. Mr. D. van Blom; J. van H’asselt; Jhr. Mr. L. E. van

Lennep; Mr. K. P. van der Mauclele; Prof. Dr. N. 1

Polak; Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Weldere

Baron Rengers;
Prof.
Mr. II. R. Ribbius; Jan Schilthuis

Prof. Mr. F. de Vries.

Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr.
G.
Al. .Verrijn Stuart.

Redacteur-Secretaris: Dr. E. 51. H. A. van der Valk.
Secretariaat: Pieter de Roochweg 122, Rotterdam.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnemenl

volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh ct van >Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam,

Amsterdam, ‘s- Gravenhage. Postchèque- en giro-rekening No.
145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per

jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch

Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen

het weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie

op de verdere publicaties.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor R.uigeptaatweg.

INHOUD.

.

.
Blz.

HET PARTICULIERE BEDRIJF ONDER FASCISME EN NA’pIo.
NAAL-SOCIALISME
door
Mr. R. Mees …………….
120
Landbouw en nijverheid door
H. D. Louwes …………
122
De strijd over den Arnerikaanschen petroleumprijs door
Dr
.
W. Mautner

…………………………..
124
De nieuwe goudwet in de Vereenigde Staten door
C. A.
Klaasse…………………………………..
126

De begrooting van het Landbouw-Crisisfonds door
Ir..4.
Baars…………………………………….
128
De Indische middelen over Augustus
1933

…………
128
AANTEEKENINGEN:

Groot-Brittannië en de Ottawa-conventies……….
128
De kosten van het levensonderhoud

…………..
129
INGEZONDEN STUKKEN:

De praktijk der landbouwcrisismaatregelen door
Mr.
W. J. C..4. Nijgh…………………………
129

MAANDCIJFERS:

Productie der Steenkolen-, Bruinkolen- en Zout.
mijnen…………………………………..
1
3
0

Overzicht van de Indische middelen ………..
.
.
.
..
131

STATISTIEKEN
……………………………
131-134
Geidkoergen. – V9sseIkoersen. – Bankstaten.

30
JANUARI
1934.

Van de geidmarkt valt nietveel nieuws te melden;

de prijzen bleven stationnair. Toen echter de wissel-

koers op Parijs aantrok en zich op het hoogere niveau

handhaafde, toonden de geidgevers zich meer terug-

houdend. Prima Hollandsche baukaccepten werden

tenslotte op % pCt. gedaan. Kort papier wordt ge-

zocht op
/18
pOt. Schatkistpapier per 1 December

noteerde 1V8
h
1% pOt. Gull nog steeds
1%
pOt;, pro-

longatie 1 pOt.

* *
*

Ook van de wisselmarkt valt deze week niet veel

iiieuws te vermelden. De markt was betrekkelijk kalm

èn de koersen vertoonden een zekere stabiliteit. Het

blijft nog maar steeds afwachten, hoe de situatie zich

in Amerika verder ontwikkelen zal. Dollars openden

p 1.55 en verbeterden – niettegenstaande de groote

bedragen, die door de goudaankoopen in Londen aan

de markt zijn gekomen – tot 1.58, om op 1.56% te

sluiten. Ponden, die de week op 7.77 begonnen, ste-
gen tenslotte tot 7.82. De
$ff
koers bewoog zich tus-

schen de 4.95 en 5.—; slot 4.99. Marken waren de

eerste dagen sterk aangeboden en liepen tot 58.35

terug; daarop volgde een herstel tot 59.—, op welk

peil de koers zich kon handhaven. Registermarken

waren zeer gezocht; ook voor Oreditsperrmarken

blijft goede vraag bestaan. Effecten sperrmarken zijn

echter aangeboden. Fransche Francs waren, zooals

ieeds gezegd, gezocht en kwamen van 9.75 op 9.78.

Belga’ë kwamen van 34.65 op 34.69. Ook voor Zwit-
sersche Francs was navraag; de koers verbeterde van

48.15 tot 48.23. Lires 13.03-13.08. Peseta’s lager

20.35-19.95. Oanadeesche Dollars 1.55%.

Termijnponden waren gezocht; één- en drie-maands

iloteerden tenslotte % resp.
8
h
c. onder contant. Ter-

rnijndoilars waren daarentegen meer aangeboden, ni.
en 1% onder den kassaprijs.

Op de goudmarkt bleef het tamelijk levendig. In

Londen zijn zeer groote partijen verhandeld, wat na-

tuurlijk de prijzen hier beïnvloed heeft. Barenleve-

ring Amsterdam deden
f
1.659, levering Londen werd

op f
1.660 gedaan. Eagles noteerden 2.50-2.50%,

Sovereigns 12.27-12.29.

120

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Januari 1934

HET PARTICULIERE BEDRIJF ONDER

FASCISME EN NATIONAAL-SOCIALISME.

De beginselen van de nieuwe staatkunde in Italië
en Duitsland komen tot nu. toe duideliker tot uit-
drukking in de politiek dan in de volkshuishouding.

Dit geldt in sterker mate nog voor Duitsland dan
voor Italië. Ten aanzien van Duitsland dringt de
gedachte zich op, dat men daar eerst een politieke
eenheid heeft willen vormen en zijn aandacht voor
de volkshuishouding voor later heeft bewaard. Men
kan voor deze gedachtengang van het Nationaal-So-
cialisme wellicht steun vinden in Hitler’s ,,Mein
Kampf”, in hetgeen in Hoofdstuk 4 geschreven staat
over Staat unci Wirtschaft. Met zijn vier-jaren-plan
stuurt het Nationaal-Socialisme nu in de richting
van de autarkie, maar voor de praktijk schijnt voors
hands de grote drijfveer de bestrijding van de werk-
loosheid te zijn, een drijfveer, die zeker van zeer
grote betekenis is in de volkshuishouding, maar
die wel nog sterk het krisiskarakter van de tegen-
woordige maatregelen aantoont, terwijl bovendien d
bestrijding van de werkloosheid zich nog vrijwel schijnt te bepalen tot de uitvoering van openbare
werken en tot de vervanging van vrouwen door man-
nen. Daartegenover ziet bijv. de schrijver van het
onlangs verschenen jaarverslag van de Hamburgse
Kamer van Koophandel in de volkshuishouding
duidelike perspektieven. Naar het inzicht van de
President van de Kamer van Koophandel te Leip-
zig, in zijn nieuwjaarsrede weergegeven, ,,steht
die Durchführung des national-sozialisischen Wirt-
schaftsaufbaues, d.i. die Verwirklichung des deut-
schen Sozialismus, unverrückbar fest”. Ontegen-
zeggelik van belang is de half Januarie in
Duitsland gepubliceerde ,,Wet op de regeling van de
Nationale Arbeid”. Hierin neemt het Nationaal-So-
cialisme althans op het gebied van de arbeidsverhou-
dingen duidelik stelling, en het zal interessant zijn
om van de praktijk, waartoe deze wet zal leiden,
kennis te nemen.

Italië biedt voor ons dit voordeel, dat het nieuwe
stelsel daar reeds zoveel langer toepassing vindt
dan in Duitsland, en opzettelik slechts in grote ge-
leidelikheid tot ontwikkeling wordt gehradht. Dit
verklaart, dat in Italië in de ontwikkeling der denk-
beelden omtrent de volkhuishoucling meer lijn valt
waar te nemen. Onderneming en arbeid zijn daar op
verschillende wijzen door de Nieuwe Staat geor-
dend
2)
en in het biezonder het stuk, dat de arbeid
regelt (Carta del Lavoro, aangenomen door de Grote
Fascistiese Raad op 21 April 1927), is een richting-
gevend dokument voor de gehele ontwikkeling van
het ekonomiese leven. De verschillende Italiaanse be-
sluiten op dit punt zijn intussen alle van vrij recente
datum, en in menig opzicht wachten zij nog op een
nadere uitwerking. De laatste
belangrijke
stap werd
gezet in Desernher van het afgelopen jaar, door het
aannemen van de ,,Wet tot stiching der Corpora-
ties”
2)

Juist omdat in de beide genoemde landen de
theorie en de wet nog slechts in geringe mate door
de praktijk gevolgd zijn, is het van belang om die
praktijk nauwkeurig gade te slaan en ook om van de
hier en daar verschijnende litteratuur op dit gebied
kennis te nemen. In deze gedachtengang wil ik hier
nu enkele mededelingen doen uit het verzekeringsbe-
drjf. Die mededelingen betreffen geen onderwerpen,
clie uit een algemeen ekonomies oogpunt biezonder be-
langrijk zijn, maar juist beelden uit het gewone zaken-
leven kunnen een goede indruk geven van de sfeer, die

1.)
Een overzichtelike verzameling van deze wetten en
besluiten is opgenomen in ,,Le Fascisme” van Mussolini,
uitgave van 1933.
2)
Hierover schreven Dr. P. Lief tinek in het ))esember-
nummer van ,,De Economist”, en Mr. J. Bierens de Haan
in ,,Maatschappij-Belangen” van Januarie.

daar door een nieuwe staatkundige richting gescha-
pen wordt.
Ik wil dan in het biezonder iets vermelden over de
herdenking, in de zomer van het afgelopen jaar, van
het twintig-jarig bestaan van het Instituto Nazio-
nale delle Assecurazione te Rome, en ook over een
paar tijdschriftartikelen, die in dit najaar in Duits-
land verschenen zijn. Beide geven hier en daar een kijk
op de prinsipiële houding, die tegenover het bedrijfs-
leven wordt aangenomen. Het is o.a. de vraag van
de bedrjfsvrijheid, die in deze gevallen naar voren

komt.
Het beginsel omtrent de bedrijfsvrijheid is in de Carta del Lavoro wel duidelik omschreven. Art. 7 zegt, dat op het gebied van de produktie het parti-
kuliere initiatief beschouwd wordt als het beste mid-
del om het belang van de natie te dienen. Het zegt
daarnaast dat, aangezien de produictie een nationaal belang vormt, de leiders daarvan voor hun wijze van
leiding tegenover de Staat verantwoordelik zijn. In
aansluiting hiermee bepaalt art. 9, dat de Staat al-
leen dan in het produktieproses ingrijpt, wanneer het
partikuliere initiatief ontbreekt of onvoldoende is of
wanneer er politieke belangen van de Staat op het
spel staan. Het ingrijpen van de Staat kan geschie-
den in de vorm van een kontrôle, van een steun of
van een uitvoering in eigen beheer.
Bij de herdenking nu, waarop ik doelde, ging het
om een staatsinstelling van levensverzekering. Deze
instelling was de vrucht geweest van staatssocialis-
tiese denkbeelden uit de politieke periode, die aan
die van het Fascisme vooraf ging, en het is juist
daarom interessant om te zien welke waardering dit
Instituut onder het huidige regime geniet en hoe de
fascistiese Regering het heeft ingepast in het raam
van de thans gevoerde politiek.
De herdenking geschiedde in grote blijdschap. Mus-
solini zelf is aanwezig geweest en heeft ook een enkel
woord gesproken. ,,Il Journale d’Italia” beschrijft
hoe Mussolini buiten en binnen het gebouw met uit-
bundig enthusiasme ontvangen werd. Nadat de Di-rekteur van het Instituto de eigenlike herdenkiugs-
rede had gehouden, heeft het Hoofd van de Regering
met enkele woorden de leider van het Instituut met
de verkregen resultaten geluk gewenst, heeft doen
uitkomen, dat het Instituut een finantiële kracht
vormde in de fascistiese Staat en heeft de verwach-
ting uitgesproken, dat men ook op het gebied van de
verzekering Italië in de voorhoede vinden zal. Deze
woorden, die in diepe stilte waren aangehoord, wer-
den gevolgd door een grootse huldehetuiging. liet
naar buiten dringend gejuich bracht het daar opge-stelde personeel van het Instituut dermate in bewe-
ging, dat Mussolini besloot op het balkon te verschij-
nen. Bij zijn groet aan de grote menigte, die daar
was samengestroomd, heeft hij tot uitdrukking ge-
bracht, dat hij de beambten niet alleen beschouwde als
beambten, maar ook als propagandisten en als mede-
werkers aan de sociale voorziening, die de verzelce-
ring vormt. Deze woorden van het Hoofd van de
Regering werden gevolgd door een applaus, dat in
kracht weer alle vorige te boven ging.
Het is duidelik, dat het enthusiasme van het pu-
bliek gericht was op de ,,Duce” en niet op het Insti-
tuut of op de woorden, die bij deze gelegenheid de
Leider had uitgesproken, maar het is eveneens dui-
delik, dat, in weerwil van zijn staatssocialistiese oor-
sprong, dit Istituto Nazionale beschouwd werd als
een Italiaanse instelling, die, na de hervorming
claar
j
n aangebracht, de sympathie van het Fascisme.
verdiende en er was geen beter middel om dit te
doen blijken dan de aanwezigheid van Mussolini zelf.
De feestrede werd, zoals gezegd, gehouden door de
Direkteur.
Deze noemde vijf redenen, waarom juist in de fas-
cistiese periode het Instituut de grootste ontwikke-
ling had vertoond.
.. .
De eerste reden was de opheffing, in 1923, van

31 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

121

het monopolie, dat het Instituut oorspronkelik bezat.
Het heeft daardoor – aldus de Direkteur – de
vruchten geplukt van de noodzaak om met het vrije
bedrijf te konkurreren, en tegelijk heeft het de voor-
delen behouden, eigen aan een staatsorgaan.
Deze opheffing van het monopolie is zeker de prin-
cipieel meest belangrijke wijziging, door cle fascis-
tiese Regering in dit staatsverzekeringsinstituut aan-
gebracht. Ik kom daarop terug.
Als tweede reden noemt de Direkteur de ruimere
bevoegdheid, die door de fascistiese Regering aan de
Leiding van het Instituut is toegekend. De leiding
kon daardoor soepeler worden.
De derde reden• was de geest van orde en tucht, e
van eendracht, die de roem vormde van het Nieuwe
Régime.
De vierde was terug te voeren op Mussolini per-soonlik. Aan hem, en hem alleen, was te danken de
onwrikbare waardevastheid van de lire. En men be-
greep, wat dit voor een Instituut van Levensverze-
kering moest betekenen.
En als vijfde reden van opbloei onder de fascis-
tiese periode noemde de Direkteur de persoonlike be-
langstelling van het Hoofd van de Regering. Diens
nauwlettend oog op zich gericht te weten was voor
alle medewerkenden aan het Instituut een geruststel-
ling en een prikkel.
De Direkteur heeft over alle werkzaamheden uit-
voerig gerapporteerd. Ik vermeld hier alleen nog
wat hij gezegd heeft ten aanzien van de vrije kon-
kurrentie.
Hij spreekt met lof over de partikuliere Italiaanse
maatschappijen van levensverzekering en roemt in
het biezonder, ook om hun reputatie in het buiten-
land, de Assecurazioni Generali en de Riunione
Adriatica di Sicurt, aan welke – zo zegt hij –
verbonden zijn de voor alle Italianen dierbare klan-
ken van Venetië en Triëst.
De Direkteur verheugt zich over de vrije samen-
werking. Maar in één opzicht zou een staatamono-
polie voordeel hebben gehad. En dan weidt hij uit-
voerig uit over een zekere wijze van premiebereke-
ning, die hij onjuist acht en die
blijkbaar
de parti-
kuliere maatschappijen niet hebben willen prijs-
geven.

Een van de Duitse artikelen, waarop ik doelde,
(dat van Prof. Moldenhauer, in een afzonderlike
uitgave over Verzekering van de ,,Deutsche Volks-
wirt” – 22 September 1933) schrijft over deze
zelfde herdenking. Hij geeft over de hervorming
van het Istituto Nazionale in de fascistiese periode
een beschouwing, die men in het onderstaande zal
terugvinden, en die mij in overeenstemming lijkt
met uitingen, die ik over dit onderwerp wel van
Italiaanse zijde heb gehoord.
Het monopolistiese staatsbedrijf, waartoe in 1912
besloten was, paste niet in het fascistiese stelsel,
dat immers van de vrijheid van bedrijf voor de ge-
meenschap betere resultaten verwacht dan van een
monopolie. Mussolini besloot dan ook, in 1923, het
monopolie op te heffen. Er was voor de nieuwe Ita-
liaanse Regering alle reden om aan een goede her-
vorming van de instelling mede te werken, omdat
door het Instituut de spaarzaamheid bevorderd werd
en omdat het een zeer belangrijk element kon wor-
den bij het bijeenbrengen der kapitalen, die voor de
vele te ondernemen werken in Italië nodig zouden
zijn. Om dit laatste is het begrjpelik dat Mussolini
in zijn toespraak het Instituut in het biezonder
noemde als een finantiële kracht voor de Natie.
Bleek dit staatsinstituut op deze wijze ook voor
het huidig Italië nuttig, ook de vestiging daarvan
in 1912 zou wellicht niet in tegenspraak met de
fascistiese beginselen geweest zijn, als men de kwes-
tie van het monopolie uitschakelt. Immers het be-
ginsel zegt,’ dat de Overheid zal optreden voorzover
dit ter aanvulling van het partikuliere bedrijf in
.het algemeen belang .nodig mocht blijken. Nu be-

tekende in 1912 het levensverzekeringsbedrjf in
Italië weinig. Een voorziening van overheidswege
was in die tijd niet onredelik, tenzij men de bedrijfs-
tak voor een groot deel in buitenlandse handen wil-
de laten. Een eigenaardig verloop nam deze kwestie
na de vrede met Oostenrijk, omdat door die vrede
Triëst aan Italië kwam en daardoor de twee (bo-
vengenoemde) grote buitenlandse levensverzekerings-
maatschappijen, die een grote portefeuille in Italië
hadden, Italiaans werden. Het partikuliere Italiaan-
se verzekeringsbedrjf staat er daardoor nu in eens
heel anders voor, en het is misschien eerder te be-
twijfelen of de fascistiese staat in 1923, met de
nieuwe landgrenzen, het Instituut wel zou hebben
gesticht, als dit niet al reeds bestaan had, dan of in
1912, met de oude landgrenzen, tot de vestiging van
het Instituut ook dan zou zijn overgegaan, indien
toen Italië al fascisties was geweest.

Thans is de toestand deze, dat Istituto Nazionale
en partikuliere maaschappijen met elkaar konkur-
reren, maar deze laatste een deel van hun.bedrijf in
herverzekering moeten afgeven aan het staatsinsti-
tuut, en dat het staatsbedrijf verre het grootste is,
hoewel met name de twee oude Oostenrijkse maat-
schappijen ook een belangrijk deel van de levensver-
zekering in Italië tot zich trekken.
Professor Molden’hauer maakt de opmerking, dat
in Duitsland de zaak anders ligt, doordat daar de
binnenlandse partikuliere maatschappijen een zo-veel grotere kracht vormen. Ook voor het nieuwe
)uitsland, zegt hij, vloeit uit de vergelijking met
Italië voort, dat het belang van de volksgemeenschap
meebrengt om de konkurrentie – zij het onder
staatstoezicht te handhaven.
Dat dé vrije kohkurrentie een essentiale is van de
nieuwe ordening in Duitsland en Italië geeft ook
een andere schrijver in hetzelfde nummer van de Deutsche Volkswirt te verstaan: het ,,Geschiifts-
führendes Priisidialmitglied des Reichsverbandes der
Privat-versicherung Geheimrat Doctor Lippert”.
(Men voelt vel dat nog niet in alles Duitsland zich
heeft vernieuwd).
Ten aanzien van Italië zal men deze klemtoon op
de vrije konkurrentie toch niet te sterk moeten
leggen.

Daar valt nadruk op de venselikheid – voor het
algemeen welzijn – van de handhaving van het
Vrije bedrijf.
Maar evenveel nadruk valt op de wenselikheid –

om dezelfde reden – van een staatsingrijpen, als
het vrije bedrijf te kort. schiet.
Het vrije bedrijf nu schiet menigmaal te kort, en
daarom heeft men in Italië ook reeds menigmaal
aanleiding gevonden tot ingrijpen, al ontwikkelt zich
het Fascisme slechts geleidelik, en al zijn dan ook verschillende overheidsbesluiten, die dit ingrijpen
regelen, pas hetrekkelik kort geleden genomen. Ik
noem er hier enkele.

Van de meest recente datum is de regeling om-
trent nieuw te vestigen industrieën. Deze dateert van 12 Januarie 1933. Of een nieuwe industriele
onderneming in het nationale belang gewenst is of
niet hangt van verschillende faktoren af. Daarom
moet aan de Overheid toestemming tot de vestiging
aangevraagd worden, en de Overheid zal zich door
het nationaal ekonomies belang laten leiden.
Het winkelbedrijf is al langer gereglementeerd,
laatstelik bij Koninklik Besluit van 16 Desemher
1926.

Op het gebied van de landbouw vindt ook het be-
ginsel van art. 9 van de Carta del Lavoro toepas-
sing, bv. door een gedwongen samengaan hij ter-
reinverbetering van eigenaren van aangrenzende
landen, en zulk een samenwerking tussen verschil-
lende landbouwondernemingen voor de plaatsing van
hun produkten op de markt.

Leest men het artikel van Dr. Lippert dan is in
Duitsland op, deze punten de toon nog sterk ,,libe-

122

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Januari 1934

raal”. ,,Fiir den Wettbewerb” is een van de hoofden
uit zijn geschrift. ,,Gegen die Socialisierung” een
ander.
Ook Dr. Lippert stelt het algemeen belang voorop.
Maar dat algemeen belang wordt z.i. alleen gediend
door vrije konkurrentie, en in het geheel niet door
overheidsbedrijven. In deze radikale toon spreekt het
Fascisme niet.
Dr. Lippert schrijft over de dienst aan het alge-
meen belang ook nog andere dingen, en daarin ligt
misschien het meest typerende van zijn betoog.
Hij grondt zijn gehele beschouwing op het ver-
antwoordelikheidsbesef dat van de nationaalsocialis-
tiese gedachte deel vormt.
Zijn artikel vangt als volgt aan:

,,Die nationalsozialistische Revolution hat, weil aus
nener grosser Anschauung geboren, alle Teile des deut-
schen Volkes erfasst. Jder Berufsstand ist im Rahmen
der neugeschaffenen politischen Verh.ltnisse vor die Auf-
gabe gestelit, seinen Teil zum Wiederaufbau und Neubau
der Wirtsehaft beizutragen. Mit einer Gleichschaltung in itusseren Formen ist dieser Aufgabe nicht Genüge getan. Sie erfordert cme Gleichschaltung des Wollens des em-
zelnen Menschen und der einzelnen Stii.nde mit dem Wol-
len des Führers d.h. nichts anderes als bereit zu sein, sich
der Autorit.t des Staates im Interesse des Ganzen an-
zuordnen, sich der Volksgemeinschaft einzuordnen und
in diesen Rahmen die uneingeschr.nkte Verantwortung fiir den ihm gegebenen Wirkungskreis zu übernehmen.
Die Ajbeit der Privatversicherung im neuen ])eutschland
wird deshaib immer von der Verantwortung ausgehen
mUssen, die sie mit ihrer wirtschaftlichen Aufgabe Uber-
nimmt.”

De verantwoordelikheid, die de leider van een ver-
zekeringsbedrijf voelen moet, is dan drieërlei: Ten
eerste die tegenover
zijn
bedrijf; hij moet
zijn
bedrijf
zo leiden, dat het kan blijven bestaan, en de ,,Arbei-
ter und Angestellten” hun plaats kunnen behouden.
Ten tweede de verantwoordelikheid tegenover de ge-
hele volkshuishouding. Ook het verzekeringsbedri.jf
heeft daarin een hoge taak, die ,,,,in den alten Satz
,,Einer für alle, alle für einen” gipfeln muss”. Ten
derde de verautwoordelikheid voor de goede beleg-
ging en aanwending van het aan het verzekerings-
bedrijf toevertrouwde kapitaal.

,,])iese dreifache Verantwortung – als lJnternehmer,
als Diener der Gesamtwirtschaft und als Treuhitnder der
Versicherten – ist cntscheidend fur die Stellungnahme
gegeuüber den Fragen, die der wirtschaftliche Aufbau
im
neuen Deutschiand auch der Versicherungswirtschaft
steilt.”

Dr. Lippert werkt zijn gedachten zakelik uit. Kri-
tiek op het heden komt alleen tot uiting in de voor-
laatste zin, waarin hij waarschuwt tegen politieke
invloeden in het verzekeringsbedrijf en waarin hij
er toe aanmaant dat men bij de keuze van leiders
voor alles zal letten op ,,Wirtschaftliche Tüchtig-

keit”.
Do slotzin luidt:

,,Lasst man der Privatversicherung ihre sachliche Wei-
terarbeit im Sinne wahren nationalsozialistischen Geis-
tes, so vird sie die Buiten und Friichte bringen, die der
neue Staat von ihr zu erwarten berechtigt ist.”

Uit deze Duitse beschouwing klinkt duidelik een
nieuw levensleer, het Nationaal-Socialisme. Maar

die nieuwe leer leert ons in deze beschouwing op
het punt van het verzekeringsbedrijf, voorzover ik dat kan nagaan, niet veel nieuws. Ik aôht alle aan-
hangers van het oude régime in staat om artikelen
te schrijven, als deze nationaal-socialistiese schrijver
deed, over de drievoudige, taak en over de waarde

van het vrije bedrijf.

Maar hiermee zeg ik zeker niet, dat ik deze uitin-
gen onbelangrijk vind. Ik vind ze al dadelik be-
langrijk om de handhaving van de oude tendens; die
er in ligt. Ik vind ze ook belangrijk om de stimu-
lerende invloed, die van de associatie van kommer-
ciële overwegingen met een algemeen gemeenschaps-

ideaal (als in dit geval: het Nationaal-Socialisme) kan uitgaan. Het is waar, dat ieder goed bedrijfs-
leider zich altijd zijn taak in het leven van de volks-
gemeenschap voor ogen heeft moeten stellen en ook
gesteld heeft, maar niemand zal een tekort daarin
ontkennen.

Zal dit tekort verdwijnen (of verminderen) onder
invloed van het fascisties, of het nationaal-socialis-
ties, ideaal? En kan dit niet geschieden onder het
,,oude ideaal”?

Aanvankelik maakt, op dit punt van de regeling
van het bedrijfsleven, het Fascisme meer indruk op mij dan het Nationaal-Socialisme. Maar men zal de
praktijk moeten afwachten. Zonder deze valt de
waarde van de beginselverklaringen niet voldoende
te onderkennen. En de klank, die uit de

theorie tot
ons komt, moge wat ongewoon klinken, het zal de
vraag zijn of inderdaad de nieuwe praktijk sterk van de
oude zal
afwijken.
Dikwijls is men het eens over de
formulering van een theorie, en verschilt de prak-
tijk. Hier zal het misschien andersom zijn. Men moet
in ieder geval lang teruggaan om in de Westerse
landen het laissez-faire-stelsel terug te vinden, waar-
tegen Fascisme en Nationaal-Socialisme zich met
een zekere klem verzetten. Ook bij ons laat men de
individu in zekere mate vrij, maar volstrekt niet ge-
heel, en men perkt de vrijheid in, wanneer men
meent dat het algemeen belang dit vordert. Er ligt
in elke wat luidruchtige aankondiging van een
nieuw systeem het gevaar, dat men de dikwijls ster-
ke verwantschap met het oude uit het oog verliest.

Dit gevaar is hier ook zeker aanwezig. Maar men
moet er zich ook rekenschap van geven, dat er tus-
sen deze huishoudingen naar oud en nieuw régime
tegelijk een verschil bestaat, en het lijkt wel dui-
deuk dat op het punt van het bedrijfsleven de nei-
ging tot staatsbemoeiing, zeker in het Fascisme,

maar toch ook in het Nationaal-Socialisme, sterker is dan bij ons. In die s’taatsbemoeiing liggen onge-twijfeld gevaren, maar er liggen ook goede kansen
in. Ik hoorde eens een Italiaans industrieel, die zelf
niet fascist is, over zijn land zeggen, dat de Over-
heid het bedrijf daar wel scherper dan elders gade-
slaat, maar het aan de andere kant altijd de vrijheid
van beweging laat, die een
bedrijf
nodig heeft om
te leven en te bloeien. De kunst zal zijn om dat even-
wicht te bewaren. En voor het verkrijgen van die
kunst zal menig land van het oude régime in deze
nieuwe sferen wijsheid kunnen opdoen. Gelukkig,
dat dit mogelik zijn zal onder eigen staatkuudige
vormen, en in een eigen geestelike gesteldheid.
R.
MEEs

LANDBOUW EN NIJVERHEID.

In den laatsten tijd zijn er in dit blad en elders
verschillende artikelen verschenen, die uitgingen van
een zekere tegenstelling tusschen den landbouw en de industrie in verband met de steunverleening aan
den landbouw en die onzen boerenstand een achter-
lijke bedrijfsvoering verweten.
Tegen deze artikelen heb ik voornamelijk drie be-
zvaren en wel deze:

1. De beteekenis van onze bodemcultuur voor- de
algemeene welvaart wordt onderschat.

• 2. Er wordt geen recht gedaan aan het bijzonder
karakter van het landbouwbedrijf.

3. De strekking der artikelen is negatief voor den
landbouwsteun zonder constructief te zijn voor de
hulp. aan de industrie te verleenen.

1. De cijfers der bedrijfstelling zijn naar mijn ge-
voelen geen goede gids, wanneer men een duidelijk
beeld wil krijgen van de beteekenis van onze bodem-
cultuur voor de nationale welvaart. Vele bedrijven,
die ôf in hun bestaan direct van den landbouw af-hangen – b.v. de ambachtsneringen ten plattelande

31 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

123

– of daarvan een directe voortzetting zijn zooals de
zuivel- en suikerbietenfabrieken etc., worden bij de
industrie geteld, terwijl de winkeliers in de dorpen
bij den handel komen. Prof. Dr. Minderhoud heeft
een beteren weg gewezen, toen hij in 1931 een prae-
advies schreef voor de Nederi. Ver. v>or de Staat-
huishoudkunde en de Statistiek. De grondgedachte
van het betoog van Prof. M. is deze: neem een platte-landsgemeente, b.v. de Groningsche gemeente Leens,
deze heeft als eenige primaire bestaansbron de bodem-
cultuur,. die ik verder landbouw zal noemen. De ge-
ineente Leens is groot 3600 H.A. en heeft pl.m. 3600
inwoners; men kan nu aannemen, dat er in deze
streek per H.A. oppervlakte één mensch door den
landbouw zijn bestaan vindt. Zoo kan men type-ge-

meenten zoeken voor de diverse landbouwgebieden
van ons land en op grond daarvan een schatting ma-
ken, welk deel van ons volk op het platteland direct
of indirect van en door den landbouw leeft. Prof. M.
komt tot de conclusie, dat dit gedeelte van ons
volk is; het schijnt mij verder niet te gewaagd aan
te nemen, dat er in onze kleine en groote steden nog
minstens
‘fo
gedeelte van ons volk weer direct of in-direct leeft door de voorziening in de behoeften van
het % gedeelte, dat in en door den landbouw bestaat.
Resumeerende is dus mijn conclusie, dat het land-
bouwbedrijf, de bearbeiding van onzen bodem, de wel-
vaartsmotor vormt van minstens de helft van ons
volk.

2.
Het landbouwbedrijf heeft èn wat, zijn economi-
sche opzet betreft èn wat zijn bedrijfstechniek aangaat
zeer bijzondere eigenschappen.

Het landbouwbedrijf kent den vorm van de N.V.
niet of zeer weinig; de functie van directeur, onder-
nemer, aandeelhouder en arbeider
zijn
dikwijls in. één
en dezeifden persoon vereenigd. De ondergang van
het bedrijf treft één gezin en outneemt dit zijn be-
staan; bij de N.V. wordt de schok veelal gebroken,
doordat hij zich over de aandeelhouders verdeelt.
Gaat het het eene bedrijf slecht, dan dikwijls ook al
de andere bedrijven in de heele omgeving, waardoor
een geheele streek dreigt te verarmen. Het kapitaal
in den landbouw rouleert slechts zeer langzaam en
het bedrijf kan niet worden stilgezet. Dit laatste niet
omdat èn de bodem geheel zal vervuilen èn omdat
men slechts eens per jaar het bedrijf op gang kan
brengen en wel in den zaaitijd. Wie dezen tijd niet
benut, houdt wel een belangrijk bedrag aan onkosten,
maar heeft zeker voor een jaar geen kans op eenige
inkomst.

De bedrjfstechniek van den landbouw onderscheidt
zich daardoor, dat de altijd wisselende, totaal onbe-
rekenbare omstandigheden van het weer een hee]
aparte bedrijfsvoering noodzakelijk maken. Al de
nieuwe cultuurmaatregelen en rassen, die de land-
bouw wil invoeren, moeten eerst getoetst worden aan
de zeer wisselende weersomstandigheden. In zeer
sterke mate moet daarom naast de wetenschappelijke
voorlichting de in vele geslachten verkregen erva-
ring mee blijven spreken. De landbouw is noodwen-
dig gebonden aan een gezond conservatisme en te
heet gebakerde voorlichting kan veel schade doen. Dit
geldt ook ten opzichte van de voeding van het vee,
het fokken van betere gebruiksdieren en het kweeken
van nieuwe plantenrassen. Wie meent, dat hij op
grond van de inzichten der moderne landbouwweten-
schap en der bedrijfsvoering tot een groote achter-
lijkheid van den landbouw meent te moeten con-
cludeeren, loopt groote kans zeer lichtvaardig en
onwetenschappelijk te oordeelen. Op den vasten
grondslag der eeuwenoude boerenervaring kan de
landbouwwetenschap in vele gevallen betere metho-den aangeven, die zeker niet overal voldoende wor-
den uitgebuit. Maar de mannen, die de landbouw-
voorlichting in de
praktijk
hebben te brengen, staan
tegenover hun kunnen veel bescheidener en tegenover
de ervaring der
praktijk
met veel meer eerbied, dan

vele – helaas min of meer oppervlakkige – critici
van buiten den landbouw.

Daarnaast heeft de landbouwbevolkirig voor in-
standhouding van een lichamelijk en geestelijk gezond
volk een niet te onderschatten beteekenis. De land-
houwbevolking levert veelal het geboorte-overschot,
dat het volk in stand houdt; het besef van afhanke-
lijkheid van onbeheerschbare welvaartsfactoren schept

een sobere, steeds op de slechte toekomstmogeljk-
lieden voorbereide levenshouding en behoedt tevens
voor een overschatting van ‘s menschen vermogen tot

welvaart. Sterk is de boerenstand gehecht aan orde
en gezag. Op grond van deze eigenschappen zou het
ook nog verantwoord zijn aan de instandhouding van
een flinken boereustand meer ten koste te leggen, dan
economisch te verantwoorden zou zijn. Het gaat hier
ook om dingen van hooger belang dan de stoffelijke
welvaart. Een voorname factor hierbij is nog het feit,

dat een verwaarloosde landbouwbevolking niet of
uiterst moeilijk is te herscheppen. Zie het huidige Engeland! De dichter Oliver Goldsmith uitte zich
pl.m. 1760 reeds in dezen geest:

,,But a bold peasantry, their country’s pride,

When once destroyed, can never be supplied.”

3. Oritiek, die allem zegt, dat de steun aan den
landbouw verleend, de noodige daling van de kosten
van het levensonderhoud tegenhoudt, maar die’ niet
zegt, hoe de landbouw dan wel geholpen moet worden,
of wat de consequenties zouden zijn van een niet
helpen, is m.i. steriel. Zij werkt niets ten goede uit en
drijft eeuwig tusschen twee bevolkingsgroepen, die
toch veel meer gezamenlijke dan uiteenloopende be-
langen hebben. Want het is toch zonder meer duide-lijk, dat, als men de welvaartsmotor van minstens de
helft van ons volk verwaarloost en tot stilstand laat
komen, dan ook de koopkracht van dat volksdeel weg
is.
En daarmede is ook een zeer belangrijk deel van
het afzetgebied van onze industrie weg, is ook een
groot deel van onzen handel verlamd. Industrie en
handel kunnen de welvaart van de landbouwbevolking
en wat daaraan vast verbonden is, niet missen. En de

landbouwbevolking is voor den afzet van tal van zijn
veredelingsproducten aangewezen op den binnen-
landschen afnemer. Het is voor ons boeren veel beter,
dat b.v. de textielarbeider in Twente eieren, vleesch

en groenten kan eten, dan dat hij met roggebrood en
reuzel moet volstaan. De eenheid van belangen over-heerscht verre de verschillen.

Gaarne zou ik nu een eenvoudige methode aan-
geven, teneinde de bestaande tegenstelling te over-
bruggen. De landbouw heeft als georganiseerde groep
vanaf Juni 1930 bij elk verzoek om hulp aan deRe-
geering zooveel mogelijk practische, uitvoerbare maat-
regelen, welke de begeerde hulp zouden kunnen bren-
gen, overgelegd. Hij zorgde er daarbij voor, door over-
leg en zorgvuldige voorbereiding, het in eigen kring
eens te zijn, over wat tot de Regeering zou worden
gezegd. Men streeft nu met een heel samenstel van
maatregelen naar aanpassing van ons landbouwpro-
ductie-apparaat aan de gewijzigde omstandigheden op
een prjsbasis der producten af boerderij van onge-
veer 1913.

Laat de industrie nu hetzelfde doen; laat men daar
de Regeering duidelijk zeggen, wat de algemeen aan-
vaarde zienswijze is en hoe men tot verwezenlijking
van het beoogde doel meent te kunnen komen. Wan-
neer ook dit zou inhouden het scheppen – afgezien
van verbeterde techniek en daardoor mogelijk ge-
worden lager kostenpeil – van een binnenlandsch
prijspeil van pl.m. 1913, dan zou de landbouw ern-
stig moeten overwegen de industrie daarbij te steu-
nen. En op dat prijsniveau zouden landbouw en in-
dustrie elkander kunnen helpen in den strijd voor
verlaging van ons geheele loon-, salaris- en kosten-
niveau op een zoodanige wijze, dat er op de prijs-
basis van 1913 weer een loonend ‘bedrijfsleven in Ne-

124

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Januari 1934

derland mogelijk is. Of en in welke mate op dit prijs-
en kostenniveau een export van land- en industrie-
producten mogelijk is, zal de tijd moeten leeren. Vast
staat wel, dat bij het prijspeil, dat er op de huidige
,,wereldmarkt” heerscht, een loonend bedrijfsleven in
ons land – evenmin als bijna overal elders – ten

eenen male onmogelijk is. Een zekere mate van be-
scherming der binnenlandsche markt is dus noodig
en dan lijkt mij een prijsniveau van pl.m. 1913 om

velerlei reden een bruikbare werk-basis voor den
landbouw èn veelal ook voor de industrie.
Ik hoop hier een middel aan de hand te hebben
gegeven, om tusschen landbouw en industrie een op-

bouwende samenwerking mogelijk te maken; wie
betere, constructieve gedachten heeft, moge dat zeg-
gen. Als men maar niet doorgaat af te breken, het-
geen op eens anders gebied gebeurt, zonder op eigen
terrein op te bouwen. Wie het laatste doet, zal aan
het eerste veelal geen behoefte meer hebben.
H. D. LOUWES.

DE STRIJD OVER DEN AMERIKAANSCHEN

PETROLEUMPRIJS.

Alhoewel het eerste ontwerp van den petroleum-
code, dat door de Amerikaansche petroleumindustrie
zelf was uitgewerkt, prijsbepaling door den Staat
voorstelde, heerschte er gedurende de weken vôér de
uitwerking van den door de regeering ontworpen en
tenslotte aanvaarden code een hevige strijd over dit
vraagstuk in de petroleumindustrie. Tegenover de
groote meerderheid der ondernemingen, die hiervan voorstanders waren, stond in aantal een minderheid,
echter met meer dan de helft van de totale benzine-
productie der Ver. Staten achter zich. Tenslotte
werd een middenweg gekozen; de code bevat een fo”
mule, volgens welke de President, resp. de Staa&s-
secretaris van Binnenlandsche Zaken, Ickes, die door
den President tot ,,petroleumdictator” was benoemd,
tot vaststelling van de prijzen voor petroleum en
haar derivaten is gemachtigd, doch niet verplicht.
De Staatssecretaris, die in tegenstelling met Ge-
neraal Johnson, prijsbepaling door den Staat ge-
wenscht achtte, was, ten minste in den eersten tijd,
niet geneigd, van de hem verleende bevoegdheid ge-
bruik te maken.
Hij
wilde wachten. De tegenstanders
van staatsbemoeiing op het zeer zeker netelige gebied
van de
prijzen
hadden met klem verzekerd, dat de
inkrimping van de ruwolieproductie voldoende was

voor een stabilisatie van de
prijzen
op een hooger

niveau. Het is
mogelijk,
dat de Staatssecretaris, die
zijn raadgevers in petroleumvraagstukken zeer wel
wist te kiezen, betwijfeld heeft, of de verminde-
ring van de ruwolieproductie alleen reeds voldoen-
de zou zijn voor een stabilisatie van de prijzen; groo-
te voorraden toch konden gedurende langen tijd een druk op de markt blijven uitoefenen; menige onder-
neming kon, ook onder den druk der bankschulden,
genoodzaakt zijn i tout prix te verkoopen; andere
ondernemingen konden van de gelegenheid gebruik
willen maken, om door onderbieding op de prijzen
een grootere cliëntèle te verkrijgen, zooals er ook
nog steeds voldoende personen zijn, die meenen
slechts te kunnen bestaan ,,by asking less”. Ten-
slotte bewijst, zooalniet het geheele verleden van de
petroleumindustrie, dan toch wel dat van den laat-
sten tijd, dat de wet van vraag en aanbod – zoo deze
werkelijk mocht bestaan – niet dien invloed had,
dien velen harer aanhangers haar toekennen.

De Staatssecretaris, wien het er inderdaad niet
om te doen was, zijn machtspositie te gebruiken en
aan de petroleumindustrie te toonen, wie haar mees-
ter was, wachtte af om te zien, of zij de vermaning
had begrepen en of met den stok achter de deur kon
worden volstaan. De prijzen, zoowel van de ruwe
olie als van de derivaten, stegen. Maar zoodra dit ge-
beurde, begonnen zich ook de prjsonderbieders weder
te vertoonen, terwijl er in verschillende deelen van

de Unie een locale prijsstrijd ontbrandde, in Califor-
nië zelfs een heel groote.
Thans kon de Staatssecretaris niet langer wachten,
en midden October maakte hij bekend, dat de van
staatswege voorgeschreven prijzen op 1 December van
kracht zouden worden. Het betrof hier een volledig
uitgewerkt systeem van ruwoliepri,jzen (de hoogte

der prijzen
hing van de soort en van het productie-
gebied af) en van
prijzen
voor de belangrijkste den-
vaten (niet echter voor de zeer ,,individueele” smeer-
oliën); de marges tusschen de groot- en kleinhan-
deisprijzen werden eveneens nauwkeurig vastgesteld.
Dit nauwsluitende prijzennet was door het Comité,
belast met planning en coördinatie – zooals bekend,
een der krachtens den petroleumcode ingestelde orga-
nen – uitgewerkt. Daar de petroleumindustnie in
dit comité door twaalf en de regeering slechts door drie leden wordt vertegenwoordigd, kan men zeker
niet zeggen, dat de Staatssecretaris en petroleumdic-
tator met de in vakkringen heerschende opinie geen
rekening heeft gehouden.
Niet in onmiddellijk verband met deze prijsrege-
ling, doch wel om het onderbieden op prijzen te be-
moeilijken, had de Staatssecretaris nieuwe, lagere
productiecijfers vastgesteld, waaraan – dit zij ter-
loops opgemerkt – de petroleumindustnie zich na-
tuurlijk niet hield.
De petroleumindustnie zou nog in een z.g. ,,public hearing” gelegenheid krijgen, om haar standpunt ten
aanzien van de door den Staat vastgestelde petro-
leumprijzen te bepalen. Men mocht verwachten, dat de petroleumindustrie het met deze stappen van den
Staatssecretaris eens zou zijn, temeer, waar de prij-zen van’ de ruwe olie en van de petroleumderivaten
niet onaanzienlijk waren gestegen, en de in de prijs-
verordening van den Staatssecretaris voorgeschreven prijs voor de standaardsoort Mid Continent ruwe olie

van 36-36.9
1
A.P.I.
1)
met $ 1.11 per vat (ten tijde
van de pri.jsbepaling $ 1,— en eenige maanden tevoren
slechts een vierde hiervan) en voor de standaard-
soort benzine Mid-Continent, Oklahoma, met 60-
64.9 octanecijfer
2)
met 6i Dollarceuts per gallon
(tijdens de prijsbepaling
51,
Dollarcents, tevoren 2Y
Dollarceuts, en nog lager) met de wenschen van le
petroleumindustnie in ruime mate rekening hield.
Zoozeer zelfs, dat verschillende consumentenvereeni-
gingen hierover, ontstemd waren.

De petroleumindustrie was over het
prijsniveau
in
elk geval voldaan; maar ten aanzien van de prijsvast-
stelling door den Staat waren de groote maatschap-
pijen, of tenminste de meeste van haar niet tevreden.
20 November, de dag, waarop de ,,public hearings”
een aanvang zouden nemen, naderde en de groote
petroleummaatschappijen, die het plan niet goed ge-
zind waren, noodigden de voorstanders van prijsbepa-
ling onder de leden van het comité, belast met plan-
ning en coördinatie, uit tot een bespreking te New
York. Deze bespreking duurde bijna een geheele
week. De tegenstanders van prijsbepaling door den
Staat verklaarden, dat zij alles zouden doen, om door
vrijwillige maatregelen datgene te bereiken, wat de
regeering met dwangmaatregelen beoogde. Zij voerden
aan, dat het voor de petroleumindustrie niet gunstig
zou zijn, weder het onderwerp van openbare discus-

De met de Baumé-graden ongeveer overeenkomende
graden A. P. 1. (American Petroleum Institute) vermel-
den het soortelijk gewicht van de ruwe olie. Over het al-
gemeen heeft een, laag soortelijk gewicht (in een hoog
aantal graden uitgedrukt) op een olie van hooger waarde
betrekking, dan die met een hoog soortelijk gewicht en
een geringer aantal graden.
Het z.g. octanecijfer is een pas sedert Vrij korten
tijd ingeburger
.
d cijfer, dat de z.g. klopvastheid van de
benzine (in vergelijking met een bepaalde klopvaste vloei-
stof) aangeeft. Hoe hooger het octanecijfer is, des te klop-
vaster, én derhalve den motor minder beschadigend, is de
benzine. Benzine-benzolmengsels zijn klopvaster dan zui-
vere benzine, terwijl zuivere benzol, wat de klopvastheid betreft, het mengsel overtreft en practisch klopvast is.

31Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

125

sies te vormen, en dat er in de petroleumindustrie
geen eensgezindheid heerschte, zoodat het publiek tijdens de ,,hearings” een innerlijk verdeelde indu-
strie te zien zou krijgen. Deze argumenten maakten
zooveel indruk op het comité, •dat het besloot, den
Staatssecretaris te adviseeren eenig uitstel te ver-
leenen van den termijn, waarbinnen de prijsbepaling
van kracht zou worden, teneinde de petroleumindus-trie op deze wijze nog een laatste kans te geven, zelf
orde in haar zaken te brengen.
De Staatssecretaris, waarschijnlijk bevreesd, dat
anders ook andere industrieën prijsbepaling door den
Staat zouden eischen en in ieder geval geneigd, niet
als dictator doch als beschermengel van de petro-
leumindustrie op te treden, verleende een uitstel van
vijftien dagen, gedurende hetwelk zij een plan moest
uitwerken, dat de veelbelovende basis voor eensge-
zindheid en stabilisatie zou vormen. Dit uitstel werd
op den dag, dat de hearings feitelijk zouden begin-
nen, bekend gemaakt.
De termijn was bijna verstreken, terwijl er van
overeenstemming nog steeds geen sprake was. De
Staatssecretaris greep weder in en verklaarde op
4 December, dat hij slechts tot 7 December des mid-
dags uitstel zou verleenen. Indien de petroleumin-
dustrie op dat tijdstip nog niet tot overeenstemming
ten aanzien van een plan zou zijn gekomen, zou wel
moeten worden aangenomen, dat een dergelijk plan
voor haar de quadratuur van den cirkel beteekent en zou de Staatssecretaris zelf maatregelen nemen. Dit
ultimatum hielp. Het comité, belast met planning
en coördinatie, diende op tijd een voorstel in, om-trent hetwelk het met de groote tegenstanders van
staatsbemoeiing tot overeenstemming was gekomen.
Hoewel de opstellers van het plan niet met het
volgende zullen instemmen, meenen wij, dat het een
vrij ,,ridiculus mus” was, welke aan de ongeduldige
medewereld werd aangeboden; en de muis werd nog
geen leeuw, door het feit, dat haar vaders haar voor
een buitengewoon specimen hielden.

Het plan behelsde twee onderdeelen, t.w.• de op-
richting van een benzine-stabilisatiepool met een
kapitaal van $ 10 millioen, welke de overtollige voor-
raden uit de markt zou nemen, en de totstandko-
ming van een handelsovereenkomst, volgens welke
alle betrokken maatschappijen zich zouden verbinden,
uniforme marges in alle takken van den benzine-
handel vast te stellen. Men wilde m.a.w. een inkoop-
kartel voor de overtollige benzinevoorraden en een
kartel voor het vaststellen van de voorwaarden in den
benzinehandel oprichten. Het laatstgenoemde kartel
zou in werking treden, zoodra raffinaderijen, voor
rekening waarvan in November 85 pOt. van de totale
verwerking kwam, tot dit kartel toetraden. Tot de
poolovereenkomst traden onmiddellijk 25 groote raf-
finaderijen toe, welke rond 75 pOt. van de op 3.925.000
vaten per dag geraamde capaciteit aller raffinade-
rijen van de Ver. Staten vertegenwoordigden.
In het ontwerp van de pool-overeenkomst werd als
doel aangegeven, dat de benzinevoorraden in de Ver.
Staten (excl. de voorraden aardgasbenzine) op 1 Juli 1934 niet meer dan 46 millioen vaten zouden mogen
bedragen; tot dien datum mogen de ruwolievoor-
raden den stand van 1 December 1933 niet overschrij-
den, terwijl een afneming van de voorraden tot ten
hoogste 10 millioen vaten beperkt dient te blijven. Alle maatschappijen kunnen tot 1 Januari 1934 tot
de voor de uitvoering van de overeenkomst op te
richten ,,National Petroleum Association” toetreden.
De Association wordt door een ,,Board of Governors”
beheeid, welke uit zijn midden een uitvoerend comité
van 5 leden kiest. De eerste 25 onderteekenaars van
de overeenkomst hebben zich verplicht het benoodig-
de kapitaal van $ 10 millioen op te brengen; na toe-
treding van andere ondernemingen worden de quota
van deelneming opnieuw vastgesteld. De duur van de
Association is tot 15 Juni 1935 bepaald; de Asso-
ciation kan echter door een besluit der meerderheid

reeds op 1 Juli 1934 worden ontbonden. De ,,pool”
koopt de overtollige benzine tot nauwkeurig vast te
stellen prijzen op. Het uitgangspunt hierbij vormt de
thans geldende prijs van $ 1 voor Mid-Continent ruw-
olie (standaardsoort), hetgeen uitkomt op een ben-
zineprijs van 5,4 Dollarcents voor de standaardsoort
volgens de formule omtrent de prijsbepaling van den
code. De Pool koopt geen benzine van de leden, noch
onwettig gewonnen ruwe olie of daaruit vervaardig-
de producten.

Uit een oppervlakkig overzicht blijkt reeds, dat een
dergelijke overeenkomst, indien zij al kan functionee-
ren, dit slechts zal doen, wanneer daarmede een zeer
strenge regeling van de productie en de verwerking
gepaard gaat. Men wil aan den Staatssecretaris over-
laten deze voor te schrijven, wiens taak dit ook vol-
gens de bepalingen van den code is. Tevens ligt het
voor de hand, dat een
dergelijke
overeenkomst niet
de oorzaken van de overproductie, doch ten hoogste
haar gevolgen uit den weg vermag te ruimen. De, zoo
niet in de Ver. Staten, dan toch zeker in andere lan-
den opgedane ervaring had voor een dergelijk plan
behooren te waarschuwen. Zeifzuchtige producenten
en handelaren worden hierdoor in hun drijven niet
belemmerd, doch juist tot misbruik aangemoedigd.

In de Amerikaansche vakpers werden bijna geen
bezwaren geuit; de tegenstanders van het plan kwa-
men veeleer uit een ander kamp. Met groot vertoon
van stemmental verklaarden de z.g. ,,onafhankelijken”,
die het steeds lieten voorkomen, alsof zij bedreigd
werden, terwijl feitelijk zij vaak anderen bedreigden,
dat dit plan hen wilde vernietigen en de petroleum-
industrie aan de groote ondernemingen uitleveren.
Ook uit de kringen der consumenten werden protes-
ten vernomen en wel omdat dit plan een hooghou-
den van de prijzen beoogde, terwijl de prijsstijging,
zooals zij beweerden, reeds een half milliard Dol-
lars uit de zakken van de consumenten in die
der producenten had getooverd. Dat de producen-
ten tevoren met verlies hadden gewerkt – men mag
wel zeggen, dat bijna geen enkele onderneming in de
eerste helft van 1933 zonder verlies heeft gewerkt –
en den consumenten op deze wijze met eiken gali.
benzine nog een – inderdaad zeer onvrijwillig –
cadeau hadden gegeven, werd door de laatstgenoem-
de4 natuurlijk niet vermeld. Senator Borah behoor-
de eveneens tot de tegenstanders van het plan. De
Staatssecretaris verzocht hem in een lichtelijk iro-
nisch schrijven, eens te willen aangeven, in welke
richting de door den Senator verlangde radicale wij-zigingen van het plan zouden moeten gaan, teneinde
het voor hem aannemelijk te maken. De Staatssecre-
taris verklaarde tevens met kiem, dat hij nooit zijn
goedkeuring zou hechten aan een plan, dat de ruïne
van de ,,onafhankelijken” beteekende, wier belangen
intusschen, zooals de verdedigers van het plan be-
weerden, daarin maar al te zeer werden beschermd.

Aan het einde van het jaar verklaarde de Staats-
secretaris evenwel, dat hij het plan, hetwelk nog
rijpelijk diende te worden bestudeerd, althans voor-
loopig niet in werking zou laten treden. Hij heeft
echter. ook de invoering van de door den Staat voor-
geschreven prijzen uitgesteld. Als het ware, om hem
en de autoriteiten evenwel te toonen, dat de petro-
leumindustrie of een harer onderafdeelingen niet

voor terechtwijzingen vatbaar is, begonnen de prijs-
onderbiedingenin 1934 opnieuw. Zij namen een der-
gelijken omvang aan, dat eenige van de grootste
maatschappijen, aan welker hoofd de Standard
Oil Co. (New Jersey) genoodzaakt waren, de groot-
en kleinhandelsprijzen van benzine in groote ver-bruikscentra vrij belangrijk te verlagen. Deze prj-
zenoorlog ontstond op een tijdstip, dat de door den
Staatssecretaris voorgeschreven nieuwe inkrimping van de productie en de raffinage in werking zouden
treden. (De ruwolieproductie werd voor het eerste
kwartaal op 2.183.000 vaten per dag vastgesteld; de
benzineproductie. in Januari op 922.581 vaten per

126

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Januari 1934

dag; een jaar geleden bedroeg de ruwolieproductie
ongeveer 2.064.000 vaten per dag, de benzineproduc-
tie bijna 1 millioen vaten per dag. In den zomer van
1933 had de ruwolieproductie bijna 3 millioen vaten
per dag bedragen. Zij was in de week, eindigende
6 Januari 1934 tot de pas voorgeschreven hoeveelheid

van 2.165.950 vaten per dag verlaagd).
Men mag betwijfelen, of de jongste ontwikkeling
op de benzinemarkt den Staatssescretaris vertrouwen
in de beloften van de petroleumindustrie zal inboe-
zemen; haar schoone woorden zijn, zooals reeds zoo
vaak, maar al te zeer in strijd met haar minder schoo-
ne daden. Het is heel goed mogelijk, dat juist de
jongste ervaring tezamen met de vroegere teleurstel-
lingen, die de Staatssecretaris tijdens zijn nog maar
korte ambtsperiode heeft ondervonden, hem zal heb-
ben geleerd, dat het algemeen belang – en feitelijk
ook het eigenbelang der petroleumindustrie – thans
sterker ingrijpen van den Staat vereischt. Indien dit
het geval is, dan zijn voor de petroleumindu’strie ook
dwangmaatregelen op het gebied der
prijzen
onver-

mijdelijk. Het zal voor haar een schrale troost voor
de beperking van haar zelfbestuur zijn, wanneer zij
hem zal moeten zoeken in de gedachte: ,,Tu l’as voulu
Georges Dandin, tu l’as voulu.”
Dr.
WILHELM MAUTNER.

DE NIEUWE GOUD WET IN DE VEREENIGDE STATEN.

De wet inzake de confiscatie van den goudvoorraad
door de federale regeering, welke president Roose-
velt juist aan de wetgevende macht heeft voorgelegd,
beoogt de volgende practische consequenties:
Eigendom en beheer van den monetairen goud-
voorraad des lands worden van de Federal Reserve
Banks overgeheveld naar de federale schatkist.
Hoewel voorloopig nog niet tot stabilisatie va
%
n

den Dollar op een nieuwe goudbasis wordt overge-
gaan, zal er naar gestreefd worden, den wisselkoers in
vergelijking tot de oude goudbasis gedepreciëerd te

houden op hoogstens 60 pOt. daarvan en niet lager
dan 50 pOt.

Aangezien reeds nu in verband hiermede wordt
bepaald, dat wanneer te zijner
tijd
tot stabilisatie
wordt overgegaan de devaluatie ten aanzien van den
vroegeren goudinhoud van den Dollar minstens • 40

pCt. zal
beloopen,
zal dienovereenkomstig reeds een
winst op den goudvoorraad geconstateerd worden.
Waar het goud door de regeering geconfisceerd wordt,
vloeit dus ook die winst in de schatkist.

Een deel van deze bate, t.w. 2 milliard Dollar,
wordt gereserveerd en gevormd tot een ,,wisselkoers-nivelleeringsfonds”, waarvan ‘de bedoeling is, de Dol-
larnoteering te controleeren en met name zorg te
dragen, dat deze zich blijft bewegen tusschen de op-
gemelde grenzen van 50 en 60 pOt. der goudpariteit.

Alle vier deze consequenties van dit aanhangige
wetsontwerp zijn principiëel van de allergrootste, ja
van revolutionnaire beteekenis. De basis van het geld-
wezen in de Ver. Staten wordt er tot in zijn diepste
kern door aangetast. Maar desondanks zal men goed
doen een vergelijking te treffen met hetgeen er prac-
tisch sedert het verlaten van den gouden standaard
in April van het vorige jaar reeds in Amerika ge-
schiedde, en dan komt men tot de conclusie, dat het
onderhavige wetsontwerp veeleer een legale sanctie,
een consolidatie is van hetgeen reeds gebeurde, dan
een nieuwe snsationeele wending in de Amerikaan-
sche monetaire politiek. Bezien wij daartoe elk der’bovenvermelde vier pun-

ten wat nader:
1. Een der voornaamste taken van de circulatie-
bank, de pariteitshandhaving van de landsmunt wordt
hierdoor uit haar handen genomen en volledig over-
gedragen aan de regeering. Immers de reserve-banks
zullen zelve geen goud meer bezitten, slechts goud-
certificaten, terwijl over het vrijgeven van goud voor export de schatkist zal beslissen. Hoewel deze factor

nog niet involveert, dat oök op den omvang van ere-
dietgeving en circulatie de schatkist nu een grooteren
invloed krijgt, zal practisch die consequentie toch al-
licht worden getrokken. In elk geval op het verloop
van den wisselkoers en waarschijnlijk op den om-
vang der circulatie zal dus de regeering een beslis-
senden invloed krijgen. Hetgeen wel radicaal in strijd
is met de principes van het geldwezen, opgebouwd en
versterkt door de ervaringen in de na-oorlogsche in-
flatieperiode om de monetaire gestie zooveel moge-
lijk lôs te maken van den Staat, om aldus een ,,neu-
traal geld” te verkrijgen, dat althans niet onderhe-

vig is aan de invloeden der behoeften van de schat-
kist.

Vergelijkt men echter de voorstellen met de feiten,
die zich in het laatste jaar in Amerika voordeden,
dan blijkt er van een omwenteling geen sprake te
zijn. In April 1933 heeft de federale regeering defi-
nitief de manipulatie van het geldwezen ter hand ge-
nomen. De depreciatie van den Dollar was geens-
zins een uitvloeisel van innerlijke zwakte, zooals des-tijds bij het Pond Sterling, zij vond integendeel plaats
ondanks groote
innerlijke
kracht. Zoowel de wissel-
koers als de omvang der circulatie – tot dit laatste
liet president Roosevelt zich althans vèrstrekkende
machtigingen geven, hoewel hij nog steeds geaarzeld
heeft daarvan tenvolle gebruik te maken – hebben van
den aanvang van de ,,new deal” af in het centrum der
actieve politiek gestaan, zoodat van een ,,neutraal
geld” geen sprake was. Wanneer de regeering tot nu
toe reeds een depreciatie van de munt van bijna 40
pOt. heeft bewerkt, dan kan men het practisch nau-
welijks een revolutionnaire daad vinden, indien de
goudvoorraad in handen van de schatkist wordt ge-
legd. Wat niet wegneemt, dat aan het definitief vast-
leggen van een situatie, die tot nu toe slechts als
incidenteel en voorbijgaand werd beschouwd, een
grooter historische beteekenis kan worden toegekend,
dan aan dezelfde, maar incidenteele, feiten die eraan
voorafgingen.

2. De eenige practische beteekenis van het vast-
leggen dezer koersgrenzen is, dat ten aanzien van het
koerspeil geldende, vd6rdat deze maatregelen werden
aangekondigd, en zelfs ten aanzien van het nu nog
geldende de doorvoering een verdere daling zal be-
teekenen, terwijl het plan de campagne dan nog
ruimte laat voor een verderen teruggang met 10 pOt. van de goudwaarde. Deze feiten staan wel in schrille
tegenstelling tot de verwachtingen inzake stabilisa-
tie, die kort geleden nog werden uitgesproken. De voornaamste beteekenis van dit onderdeel van het
plan is wel, dat een uiteindelijke devaluatie van den
Dollar nu als. vaststaand moet worden aangenomen.
Aangezien de depreciatie ‘haar plaats in de regee-
ringspolitiek alleen dankte aan de verwachting, dat
een herstel van het prijsniveau eruit zou voortvloeien,
kon men tot nu toe nog steeds veronderstellen, dat,
indien dat prijsherstel eens zou intreden in dier voe-
ge, dat de wereldprjzen (in goud uitgedrukt), om-
hoog gingen in de door Amerika verlangde mate, men
den wisselkoers als verder irrelevant aan zichzelf zou
overlaten. En gezien de positie van de Amerikaansche
betalingsbalans, waarover straks nog nader, moest
daaruit een krachtige opwaartsche koersbeweging
voor dit devies voortvloeien, die dan nog versterkt
zou worden door terugkeer van gevlucht kapitaal en
masse. Omdat het inheemsche
prijsniveau
der andere
dan stapelartikelen, alsmede de bonen zich aan de
depreciatie nog allerminst hebben aangepast, zou in
zulk een geval een zeer krachtige stijging van de Dol-
larnoteering hebben kunnen intreden, juist omdat immers niet innerlijke zwakte van deze valuta de
depreciatie had bewerkt. Indien deze wet is aange-
nomen, kan men een koersherstel boven het gestelde
maximum van 60 pOt. der goudwaarde nauwelijks
meer verwachten, temeer, omdat immers de uit die
geprojecteérde devaluatie te verwachten winst reeds
een bestemming krijgt, zoodat er
nauwelijks
meer

31 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

127

een terug is. Evenals bij den onder 1 vermelden fac-
tor is dus de voornaamste principiëele beteekenis van
dit onderdeel het definitief vastleggen van hetgeen
tot nu toe nog reparabel was.
Over dit punt, het toekennen van de winst op
den goudvoorraad aan de schatkist, wordt in de Ver. Staten wel het meest gediscussiëerd. Juridisch moge
het inderdaad een interessant vraagstuk zijn, maar
economisch
zijn
de desbetreffende voorstellen vol-
maakt logisch. Indien werkelijk tot devaluatie van
den Dollar besloten wordt, dan is er niets billjker en logischer dan dat de gemeenschap, dus de schatkist,
van de daaruit voortvloeiende boekwinst profiteert.
In alle andere landen, waar in de na-oorlogsjaren de
munt depreciëerde en tenslotte stabilisatie plaats
vond, is de winst op den monetairen goudvoorraad door
de schatkist genoten. Of de regeering den goudvoor-
raad tot zich kan trekken en onder het beheer der
centrale bank weghalen, is zeer zeker een probleem,
maar bok, indien men tot de conclusie zou komen, dat
dit niet toelaatbaar is, dan nog moet toegegeven wor-
den, dat de winst door devaluatie nergens anders
thuishoort dan in de schatkist.
Van de winst op goud zal 2 milliard worden
bestemd tot vorming van een nivelleeringsfouds, zoo-
als ook Engeland er één kent, ongeveer een half jaar
na den val van het Pond geinaugureerd met £ 150
millioen en later verhoogd tot £ 350 millioen. Van
Engelsche zijde is reeds de bewering verkondigd, dat
de opzet van het Amerikaansche fonds een geheel
andere zou worden, dat daar koersdruk of althans
tegenhouden van koersstijging het voornaamste doel
zou zijn, terwijl in Engeland inderdaad nivelleering,
dus tegenhouden van schommeling zoowel naar boven
als beneden, de bedoeling was. Het moge waar zijn,
dat Roosevelt’s primaire bedoeling met dit fonds is
den Dollarkoers te drukken binnen. de grenzen van
50 en 60 pOt. der goudwaarde en stijging met alle
macht tegen te gaan, maar in dit verband i§ het
toch goed te constateeren, dat ook het Engelsche
fonds geruimen tijd deze functie heeft vervuld. Toen
in de eerste vier maanden van 1933 het fonds zoo-veel goud en deviezen kocht, dat – bij den toen be-
staanden omvang van £ 150 millioen – het noodig
was om rond £ 70 millioen goud over te dragen aan
de Bank of England om weer speelruimte voor
marktoperaties te
krijgen,
kon dat niet meer gemoti-
veerd worden als normale ,,nivelleering”, temeer niet
toen men daarna een belangrijke koersdaling liet in-
treden zonder noemenswaard in te grijpen.
Er is intusschen een principiëel punt van verschil
tusschen het geprojecteerde Amerikaansche fonds en het Engelsche. Terwijl het Engelsche werd gecreëerd
met Ponden, krijgt het Amerikaansche een zeker be-drag goud tot zijn beschikking. Het Engelsche fonds
icon derhalve in den aanvang geen anderen ‘invloed
op den Pondenicoers uitoefenen dan een druk,
omdat
het immers alleen Ponden kon afgeven en geen Ster-
ling tegen deviezen kon opnemen. Het Amerikaan-
sche fonds zou desgewenscht dadelijk met steun van den Dollarkoers kunnen aanvangen, omdat het goud
kan afgeven.
Toch is het alleszins waarschijnlijk, dat vooralsnog de actie van het Amerikaansche fonds uitsluitend ge-
richt zal
zijn
op het drukken van de Dollarnoteering
in elk geval tot het niveau van 60 pOt. der goud-
waarde, en daarna op het voorkomen van herstel,
wellicht op verderen koersdruk binnen de grenzen
van 50 en 60 pOt. der pariteit. Het Engelsche fonds heeft, zooals gezegd, geruimen tijd ook moeten op-
treden tot het voorkomen van koersstijging van het
Pond. Die te keeren opwaartsche druk was uitslui-
tend te verklaren uit kapitaalverschuiving, in de
eerste plaats door repatriëeren van over de grenzen
belegd kapitaal door Engelschen, maar ook door dirigeeren van kapitaal van elders in de Ponden-
valuta, die rne.n een veilige toevlucht achtte, omdat
de depreciatie daarvan reeds had plaats gevonden.

Na den Dollarval b.v. zijn zeer
omvangrijke
kapitalen
uit de Ver. Staten naar Engeland verplaatst.
In Amerika behoeft men uit dien hoofde geen
groote vraag naar Dollars te verwachten.
Bij
den
huidigen Dollarkoers zijn goede kansen op herstel
niet aanwezig, in verband met de geprojecteerde 60
pOt.-grens, terwijl kwade kansen wel bestaan, omdat
immers de maximumgrens voor de depreciatie ad
50 pOt. nog lang niet is bereikt. Sedert de aankon-
diging der jongste plannen van President Roosevelt
is dan ook van een kapitaalstrooin naar Amerika
geen sprake geweest. Maar er is op dit punt een
groot verschil tusschen de positie van Engeland en
de Ver. Staten.
Terwijl
nog steeds in Engeland de
,,loopende posten” van de betalingsbalans geen sur-
plus, eerder een deficit, vertoonen – zeker wanneer
men met de oorlogsschuldenlasten rekening houdt –
geven deze in Amerika’ een actief saldo te zien. Over
1932 beliep dat saldo 131 millioen. Over het afge-
loopen jaar was dit aanmerkelijk minder, vooral door den sterken teruggang van het exportoverschot, maar
juist in de laatste drie maanden is de handelsbewe-
ging weer aanmerkelijk actiever geworden; de invloed
van de depreciatie op de exportmogelijkheden be-
gint blijkbaar langzamerhand door te werken.
Daarbij
komt, dat de betalingsbalans voortdurend in het actief
wordt gevoed door de kapitaalbeweging, uit hoofde
der aflossing van schulden, speciaal door Duitsch-
land.
Uit de Stillhalteregeling ontvangen de Amen-
kaansche banken regelmatig bedragen in Registermar-
ken, die voor een belangrijk deel naar Europa wor-
den verkocht,
terwijl
bovendien
waarschijnlijk
extra-
aflossingen op die credieten plaats vinden, waardoor Duitschland de bate der Dollardepreciatie incasseert.
Bovendien worden nog steeds Duitsche Dollarobliga-
ties door Duitschland teruggekocht. Zoodat ook al is
er geen normale kapitaalstroom naar de Ver. Staten
en evenmin nog repatriëering van uit vrees voor ver-
deren Dollarval gevlucht Amerika ansch kapitaal,
er toch een constante kapitaalbeweging naar Amerika
is. Voegt men dezen factor
bij
het actiefsaldo der
,,loopende posten” van de betalingsbalans, dan is er dus een aanhoudend surplus aan vraag naar Dollars
boven aanbod. Weshalve in den eersten tijd het fonds
zeker steeds Dollars zal moeten afgeven om koers-
stijging te voorkomen.
Intusschen vraagt men zich wel af, waarom het
vormen van een koersnivelleeringsfonds voor dit doel
noodig was. De vorengenoemde functie is practisch
precies dezelfde, die tot nu werd vervuld door de
Refico met haar goudaankoopen in het buitenland. Voor die goudaankoopen was inderdaad een fonds
noodig, omdat het aldus gekochte goud niet op de
normale manier in Dollars kon worden omgezet bij de reserve-banks. Ook in Engeland heeft men voor
deze transactie het fonds nog steeds van noode, om-
dat, waar de devaluatie nog steeds niet de facto is
erkend en de Bank of England haar balans nog op
de oude pariteitsbasis opmaakt, dit instituut geen
goud bij de huidige
prijzen
kan koopen. In de Ver.
Staten echter beoogt men de voorloopige devaluatie
tot 60 pOt. wel te sanctionneeren en tot uiting te
brengen,
terwijl
de schatkist den goudvoorraad krijgt.
Wanneer nu het fonds goud wil koopen, moet het
zich daartoe de noodige Dollars verschaffen door voor
een evenredig deel van het te zijner beschikking
etaande goud – ontvangen uit de winst op den
goudvoorraad – in den vorm van goudcertificaten
bij de reservebanken om te zetten in Dollarsaldo of
bankpapier. Dezen schakel zou men kunnen voorbij-
gaan door direct de schatkist het goud te laten koo-
pen en zich de voor de betaling benoodigde Dollars te doen verschaffen, door dat gekochte goud in den
vorm van certificaten bij de reservebanken te bren-
ged en in Dollars om te zetten. De eenige reden,
waarom Engeland een fonds noodig had en waarom
de Refico een speciaal fonds moest hebben, was, dat,
doordat de devaluatie niet erkend was, de centrale

128

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31
Januari 1934

bank niet het voor de goudaankoopen benoodigde be-
drag in inheemsche munt tez beschikking kon stel-
len. De nieuwe wet doet dat argument vervallen,
maar maakt daarmee dis tevens een apart nivellee-

ringsfonds overbodig.
Hoe •dit ook zij, ook dit onder-

deel der maatregelen beteekent ten aanzien van het-
geen reeds bestond (de actie van de Refico op de
goudmarkt) geen groote practische verandering, be-
halve dan dat de prijs, waartegen men zal aankoopen,
hooger zal zijn, en wellicht ook verder wordt ver-

hoogd.
Wat de werkelijk practische beteekenis der nieuwe
wet betreft, hangt alles ervan af, welken Dollarkoers
het nivelleeringsfonds zal forceeren, terwijl wat den
invloed op de circulatie en het prijsniveau betreft,
de invloed voorloopig wordt beperkt, doordat de
goudwinst – die bij volledige aanwending voor dek-
king van het begrootingstekort ten volle inflationis-
tisch zou werken – grootendeels voor het koersfonds wordt gereserveerd, en dus voorloopig op non-actief

blijft.
G. A.
KLAASSE.

DE BEGROOTING VAN HET LANDBOUW-CRISISFONDS

Naar aanleiding van onze beschouwing in de
E.-S. B. van
24
Januari jl. over dit onderwerp,
maakt men ons opmerkzaam op het feit, dat het aan-
tal bedrijven in den landbouw, door ons op
500.000

geschat, veel hooger is dan het officiëel bij de telling
van
1930
vastgestelde van
235.000.
Wij hebben dit
laatste cijfer echter opzettelijk niet aangehouden, om-
dat dit betrekking heeft op het aantal bedrijven met
een oppervlakte van 1 H.A. en meer, en dus de groote
groep van zeer kleine bedrijfjes niet telt. Het bleek
evenwel, dat wij niet tot schatting behoefden over te
gaan, daar de Stcrt. No.
106
van
1932
de gegevens om-
trent alle bedrijven met meer dan
50
aren gebruikte
grond bevat. Het aantal daarvan is
372.081.
Waar
het onze bedoeling was, de orde van grootte van het
steunbedrag per gezin vast te stellen, maakt het hoo-
gere cijfer, dat men dientengevolge vindt, geen ver-
schil van beteekenis.
Intusschen geven wij toe, dat de verdeeling over
het aantal betrokkenen beter vervangen kan worden
door een over de bebouwde oppervlakte, die wel pre-
cies bekend is, en die ook een beter denkbeeld van
het gemiddelde geeft, al blijven steeds belangrijke
afwijkingen naar boven en naar beneden bestaan. De
bebouwde oppervlakte bedroeg in ons land in
1931,
met uitschakeling van de bosschen, rond
2.300.000
H.A., zoodat het steunbedrag nagenoeg
f 100
per
H.A. zou bedragen.
Voorts maakt men ons erop attent, dat de tegen-
stelling tusschen eigen boeren en pachtboeren door
de pachtverlaging in den laatsten tijd veel minder is
geworden. Inderdaad was de betrokken zinsnede in
ons artikel te absoluut van strekking. Juist de nivel-
leering van de lasten op pachtgronden en eigen
gronden maakt toepassing van getrapten steun beter
mogelijk. Het is immers niet de bedoeling van den
Landbouwsteun om iederen boer individueel te be-schermen, maar slechts het bedrijf als zoodanig. Nu
de verschillen in kostprijs door de gelijkmatiger las-ten voor eigen- en pachtboeren geringer zijn gewor-
den en er dus een betere gelegenheid bestaat om van
gemiddelde kostprijzen te spreken, kunnen de richt-
prijzen daaraan worden aangepast.
Wij wijzen in dit verband nog op het feit, dat men
daarbij, behalve de bedrjfsgrootte, ook vermoedelijk
wel het district in aanmerking moet nemen.
Bij
de
invoering der Crisiszuivelwet is er b.v. op gewezen,
dat de productiekosten van melk in Noord-Holland
hooger
zijn
dan in andere provincies. Dergelijke ver-
schillen bestaan eveneens voor andere landbouw- en
veeteeltproducten. De toepassing van dergelijke, dis-
trictsgewijs vast te stellen normen, levert volstrekt
geen bezwaren op, gelijk de richtprjzen voor varkens
bewijzen. Deze zijn verschillend voor diverse gebieden
in Nederland. Al hangt dit prijsverschil bij varkens

samen met de qualiteit van dan varkensstapel en niet
met den kostprijs, het blijkt in ieder geval zeer wel
mogelijk om voor varkens, die uit verschillende dee-
len van het land afkomstig zijn, ongelijke richtprij-
zen te betalen.
Op soortgelijke wijze zou men getrapte richtprj-
zen voor tarwe, bieten en melk kunnen vaststellen,
afhankelijk van de plaats der productie, en ieder
productiegebied weer in verband met de grootte van
het •bedrjf. Want het feit, dat het verschil tusschen
de positie van eigen boeren en pachtboeren minder groot is dan wij in onze beschouwing terloops aan-
duidden, verandert niets aan de stelling, dat in het
algemeen de kostprijs in grootere bedrijven lager is
dan in de kleinere en kleinste. De getrapte richt-
prijzen kunnen op deze wijze zoo nauwkeurig moge-
lijk aan de gemiddelde kostprjzen der verschillende
landbouwgehieden en aan de grootte der bedrijven in
ieder gebied worden aangepast.
A.
BAARS.

DE INDISCHE MIDDELEN OVER AUGUSTUS 1933.

In de maand Augustus was de opbrengst der
landsmiddelen
f
31.9
millioen tegenover
f
38.8
mil-
lioen in dezelfde maand van het vorige jaar.
De middelenopbrengst over de eerste acht maan-
den van
1933
ad
f
251.6
millioen bleef derhalve in
totaal
f
26.4
millioen achter bij die in de eerste acht
maanden van
1932
ten bedrage van
f
278 millioen.

Algemeen Overzicht (in mili. guldens).
1/12

8/12
Groep raming

Augustus

raming Eerste
8
mnd. van
1933 1933 1932 1931 1930 1933 1933 1932 1931 1930
Belasting.
21.8 17.- 23.3 24.4 26.8 174.5 129.4 141.5 156.7 189.4
Monopol.
4.5 3.1 4._ 5.- 6.3 36.3 28.5 33.7 42.2 51.7
Producten
3.5 4.2 1.5 4.1 5.2 27.9 23.3 17.8 35._ 46.5
Bedrijven
8.5 5.3 7.5 9._ ll._ 67.8 51.8 63.6 72.8 83.6
Div. midd.
3.4 2.3 2.5 3.8 3.2 27.3 18.6 21.4 29.3 33.7

Totaal ..
41.7 31.9 38.8 46.3 52.5 333.8 251.6 278._ 336.. 404.9

Het algemeen verloop der landsmiddelen in het
loopende jaar in
vergelijking
met de vier vooraf-
gaande jaren moge blijken uit het volgende over-
zicht:

Opbrengst in millioenen guldens
Maand

per maand

t/m maand
1929 1930 1931 1932 1933 1929 1930 1931 1932 1933
Jan.
51.9 53.5 45.5 37.2 32.1 51.9 53.5 45.5 37.2 32.1
Febr.
48.9 42.2 35.9 31.3 26.2 100.8 95.7 81.4 68.5 58.3
Maart
50.4 43.7 36.9 32._ 30.3 151.2 139.4 118.3 100.5 88.5
April
51.3 45.0 38.6 31.7 28.1 202.4 184.3 156.9 132.2 116.6
Mei
. 53.8 52.3 39._ 32.1 32.7 256.2 236.6 195.9 164.3 149.3
Juni
61.2 50.4 45.2 35.2 32.6 317.4 287.1 241.1 199.5 181.9
Juli
. 67._ 65.4 48.7 39.6 37.8 384.4 352.4 289.7 239.1 219.7
Aug.
62.2 52.5 46.3 38.8 31.9 446.5 404.9 336._ 278._ 251.6
Sept.
62.4 59.3 46.1 39.-

508.9 464.3 382.- 316.8
Octob.
71.6 57.2 41.7 35.3

580.4 521.5 423.7 352.1
Nov.. 56.1 46.9 44.3 33.7

636.6 568.4 468.- 385.8
Dec…
72.2 63.1 49.2 31.9

708.7 631.5 517.2 417.7
AANTEEKENINGEN.

Groot-Brittannië en de Ottawa-Conventies.

In het Januari-nummer van de ,,Monthly Review”
van Barclay’s Bank treffen wij een artikel aan be-
sprekende de gevolgen van de overeenkomst van Ot-
tawaop den handel van het Vereenigde Koninkrijk.
De schrijver merkt daarin op, dat het doel van het
verdrag van Ottawa was, dat, dôor de verlaging of
algeheele verdwijning van de tariefmuren tusechen
de deelen van het Britsche Rijk Le handel tusscheii
die gebieden vergemakkelijkt zou worden en dat,
door de toeneming van de koopkrach der bevolking
in deze gebieden, de wereldhanclel eveneens gestimu-
leerd zou worden.

Dit doel is niet bereikt. In vele gevallen heeft men niet de rechten tussnhen de deelen vau het
Britsche Rijk verlaagd, doch die t.o.v. landen er-
buiten, verhoogd. Dit werd veroorzaakt, doordat vele

31 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

129

artikelen uit de Dominions alreeds vrij in Engeland
konden worden ingevoerd en doordat in de Domi-
nions diverse industrieën, die door bescherming
waren ontstaan, deze niet konden missen.

De gevolgen van Ottawa blijken uit de volgende
tabel betreffende in- en uitvoerhandel van Groot-
Brittannië:

Januari_September Januari_September

1931
1932
1933
1931
1932 1933

£
1000
£
1000
£
1000
0
10
%
0
10

Invoer uit:
lersche Vrijstaat
26.029
19.880
12.488
4.19
3.82
2.56
Unie
v.
Z.-Aïrika
9.795
10.717
10.102
1.58
2.06
2.07
Zuid-Rhodesia.
734
756
892
0.12
0.15
0.18
Britseh-Iudië

.
24.424
21.913
24.307
3.93
4.21
4.98 34.659
34.281
5.18
6.67
7.03
Nieuw Zeeland.
31.464 31.535
31.409
5.06
6.06
6.44 Australië
…….32.150

28.763
32.001
3.54
5.53
6.56
Canada
………22.003
]?
New-oundland
1.376
1.248
1.418
0.22
0.24
0.29

Tot.Britsche Rijk
180.866
183.412 181.720
29.11 35.26
37.25

sche prod. naar:
lersche Vrijstaat
22.651
20.894
13.812
7.75
7.71
5.15
Uniev. Z.-Afrika
16.301
12.815
16.556
5.57 4.73
6.17
Zuid-Rhodesia.
1.107
829 1.055
0.38
0.31
0.39

Uitvoer van Brit-

Britsch-Indië

.
24.740
25.906
24.425
8.46 9.55
9.10
10.976
.14.229
15.414
3.75 5.25
5.74
Nieuw Zeeland.
8.52S
7.638 6.970 2.92
2.82
2.60
Australië ………

16.275
12.011
12.114
5.57
4.43
4.51
Canada ………..
New-Foundland
406
423 474
0.14
0.15
0.18

Tot.Britsche Rijk
129.262 123.486 118.218
44.21
45.55
44.05

Eteruitvoer naar:
lersche Vrijstaat
6.406
4.898
3.403
13.27 12.55
9.16
Uniev. Z.-Afrika 789 391
419
1.64
1.-
1.13
Zuid-Rhodesia.
31 19
19
0.06 0.05
0.05
l3ritsch-Indië

.
621
436
484
1.29
1.11
1.30 Australië 481
436
542
1.-
1.12 1.46
Nieuw Zeeland.
421
224
201
0.87 0.57
0.54
1.194
.
672
750
2.47
1.72
2.02
Canada ………..
New-Foundland
63 50 50
0.13
0.13
0.13

Fot.Britsclie Rijk
12.026
8.915 7.566 24.92 22.84 20.36

De daling van den totalen import in de eerste 9
maanden van 1932 was te danken aan de Abnormal
Importations (Import Duties) Act November 1931
en de Import Duties Act Maart 1932.
Door Ottawa is het aandeel van de Empire coun-
tries in den invoer in Engeland toegenomen.
Bij den uitvoer is echter het aandeel der Empire
countries niet in beteekenis toegenomen, terwijl het
bij den heruitvoer zelfs achteruit is gegaan. Bij den invoer hebben Canada en Britsch Indië het
incest geprofiteerd.
Bij den uitvoer was de expansie minder groot. Zuid-
Afrika en Australië betrokken belangrijk meer, ter-
wijl het aandeel van Canada in 1933 slechts weinig
steeg, en dat van Indië en N. Zeeland in 1933 zelfs
daalde.
De conclusie moet dus zijn dat, vooral voor de Do-
niiuions Ottawa van beteekenis is geweest. Voor
Engeland minder. De export naar de Dominions
nam slechts weinig meet toe dan die naar de vreem-
de landen.
Verdergaande conclusies zijn eerst later te trekken.

De kosten van hét levensonderhoud.

In Wirtschaft und Statistik treffen wij een artikel
aan over de kosten van het levensonderhoud in een
aantal landen. Daarin worden, terecht, niet vermeld
de volstrekte kosten uitgedrukt in de lands-valuta,
maar de desbetreffende veranderingen daarin waar-
genomen in het derde kwartaal van 1933, in verge-
lijking met die in de voorafgaande jaren. Eerstge-
noemde cijfers staan toch niet enkel onder den in-
vloed van de zeer uiteenloopende koopkracht der
geldeenheden in de verschillende landen, en van de ongelijkmatige wijzigingen daarin laatstelijk opge-
treden, welk laatste verschijnsel uiteraard ook op de

desbetreffende verandérihgen, in die kosten waarge-
nomen, heeft ingewerkt. Maar daarop heeft ook de
uiteenloopende levensstandaard en de .geaardheid
van, de behoeften der onderscheiden volken invloed.
Het Statistische Reichsamt meent, dat op het be-
ioop dezer cijfers seizoensinvloeden in het derde
kwartaal plegen in te werken, in. den zin van een
verhooging, en ziet in de stijging, welke in de groote
meerderheid der landen valt waar te nemen, mede
een teeken van conjunctureele verbetering, in den
zin dat de bevolkingen dientengevolge over meer
koopkracht de beschikking hebben verkregen, zij het
ook, dat deze laatste oorzaak zich nog niet krachtig
deed gevoelen. Geheel voorbijgegaan wordt aan den
invloed van handelspolitieke maatregelen en van
den steun door verschillende landen (wij denken b.v.
aan ons eigen land) aan bepaalde door de deflatie
in bijzondere moeilijkheden geraakte bedrijfstakken
verleend, waardoor de prijs van allerlei levensbe-
hoeften is omhoog gedreven.
Wat hiervan zij, de cijfers als zoodanig komen ons
van voldoende belang voor, om er hier enkele van
weer te geven. Zij stellen voor de procentueele ver-
andering, in de kosten van het levensonderhoud’ tui-
schen Juni en’ September van ieder jaar; naast het
cijfer dier procentuëele verandering gemiddeld in
deze maanden der jaren 1925-’29. Wij, laten hier
volgen eerst de
cijfers
in de landen met stabiele,
valuta en daarna die voor de landen met gedevalueer-
cle geldeenheden.
Landen met stabiel geld.
gemiddelde
1933

1932

1931

1930

1925f29
Nederland …..
+ 1.5

0.0 – 1.5 – 1.4

– 1.3

Frankrijk …….
0.0 – 3.4 – 4.1 + 3.8

+ 2.1
Zwitserland

0.0 – 1.4 – 0.7 +
0.6

+ 0.2

Polen . …. ….-
3.1 – 6.6 – 2.3 + 0.8

– 0.3

Italië ……….-
1.0 – 2.3 +
0.2
+ 2.0

+ 0.1

Tsjecho-Slowakije
– 2.2 – 1.9 – 2.8 – 2.1

– 0.2

Duitschiand •..
+ 0.2 – 1.6 – 2.8 – 0.5

+ 1.3

Dantzig …….
+ 1.2 – 4.4 – 2.3 – 0.8

– 0.4
Saargebied •…
+ 0.4 – 4.7 – 7.4

0.0

+ 3.4

Landen met gedevalueerd geld.
gemiddelde
1933

1932

1931

1930

1925f29
Ver. Staten

+
7.0 – 0.7 – 0.4 – 1.4

+ 0.6
Japan ………+
3.2 + 4.8

0.0 – 3.2

– 0.3
Britsch-Indië

+
3.0
+ 1.9 – 0.9 – 2.8

– 0.2

Finland ……..+
2.8 + 1.4 -0.7 + 2.3

+ 3.3
Groot-Britanni

+
2.2

0.0 – 1.4 + 0.6

+ 1.6
Canada . ……. +
0.8

0.0 – 0.7 – 1.9

+ 0.4
Noorwegen . …. +
0.7

0.0 – 0.6 – 0.6

– 2.1
Zweden ………+
0.7

0.0

0.0 – 0.6

+ 0.1

Oostenrijk ……
– 0.9 – 0.9 + 0.9 – 2.7

+ 0.5

Hongarije ……
– 3.1 – 0.2 + 3.6 -1.8

– 0.9

Zooals begrijpelijk is vertoonen de Ver. Staten in
dit ‘kwaitaal de grootste stijging van het indexcijfer.
Maar opmerkelijk is, dat tegenover landen met sta-
biele valuta (in goud gemeten) als Nederland,
Duitschiand en Dantzig, waar het
indexcijfer
weder
stijging vertoont, landen met gedevalueerd geld, als
Oostenrijk en vooral Hongarije, geplaatst kunnen
worden, waar het tegendeel het geval is.
Eenerzijds behoeft dus devaluatie niet noodwen-
dig, zooals zoo vaak beweerd wordt, tot voortdurende
verhooging van de levenskosten te voeren; ander-zijds blijkt de hier te lande gevolgde deflatie-poli-
tiek, in verband met de daarmede onvermijdelijk
samenhangende steunmaatregelen, niet tot steeds
verdere verlaging van die kosten te leiden.
C.A.V.S.

INGEZONDEN STUKKEN.

DE PRAKTIJK DER LANDBOUWCRISISMAATREGELEN
Mr. W. J. C. A. Nijgh te Hellevoetsluis schrijft ons:
Elders hebben wij reeds sedert
1931
op het economisch
onwenschelijke der landbouwerisismaatregelen’ gewezen.
(N.R.C.; het Vaderland; W.
v.
Ii. R.). Wat mij toen
theoretisch beredeneerden, wordt statistisch door Dr. Van
der Valk vastgelegd. Onder de economen mag men wel

130

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Januari 1934

zeggen, dat te dezen opzichte zich, heeft gevormd een
communis oginio. Verwezen moge worden o.a. naar de
lezing van Dr. Zimmerman voor het Departement Gronin-
gen van de maatschappij voor Nijverheid en Handel.
Alleen politici en landbouwspecialiteiten zijn onze tegen-
standers. Hunne meening culmineert dan in de opvat-
ting van prof. Minderhoud, dat – ware de steun er niet
geweest – vele landerijen braak hadden gelegen.
Het is over deze opvatting, dat wij het hier hebben:
Prof. Minderhoud gaat blijkbaar uit van de gedachte –
en met hem doet de Regeering zulks dat de vroegere
tijden, die in die opvatting ,,betere” tijden genoemd wor-
den, terug zullen keeren. Wijsgeerig is het onwijs om te
spreken van ,,betere” en ,,slechtere” tijden. Wij behooren
te spreken van tijden, waarin zich de voortdurende ver-
andering, waaraan de wereld onderhevig is, meer of min-
der sterk sprekend openbaren. Het spraakgebruik -.,,te-
rugkeer naar betere tijden” wilechter zeggen: ,,terugkeer
naar den tijd van voo,’ 1929″. Toen waren de prijzen zoo-
genaamd: ,,hoog”, d.w.z. zij waren zoodanig, dat er tus-schen prijzen en productiekosten – arbeidsloonen, pach-
ten, huren, rente – een behoorlijke marge overbleef. De verandering, die in 1929 intreedt in de verhouding
tusschen geld en goederen ten nadeele van de laatste,
weerspiegelt zich in dalende prijzen. Alsdan wordt, terwijl
de productiekosten dezelfde blijven, opgemelde marge
kleiner.
Bij den landbouw vertoont zich hetzelfde beeld. De
prijzen dalen en de bonen, de sociale lasten, de pachten
en de renten blijven dezelfde. De prijzen van de kunst-
meststoffen dalen echter ook. Wij zien dus in omgekeerde
richting gebeuren, wat gebeurd is in de periode 1910-
1921. In deze periode loopen de prijzen eerst langzaam
en van 1914-1919 snel op. De bonen volgen traag. So-
ciale lasten zijn er nauwelijks, de renten en pachten blij-
ven dezelfde. Alleen de kunstmeststoffen stijgen steeds in
prijs ondanks het verminderde gebruik.
Als de farm Board reeds voor 1929 niet in Amerika als keeper van tarwe was opgetreden, zouden de tarweprjzen
reeds eerder gedaald zijn, wegens de groote vermeerdering
der oogsten door den invoer van nieuwe gewassen, die
noordelijker konden groeien dan men dat totdusver had
gekend. Als de
werelciprjs
zakt, ontstaat er – voor het
eerst – hier te lande, ten opzichte van de tarwecultuur
een wanverhouding tusschen de opbrengsten en de uit-
gaven van de met tarwe bezaaide landerijen en duikt
voor het eerst het denkbeeld op om zich wat betreft deze
cultuur los te maken van de wereldmarkt. Gelijktijdig
daarmede vraagt de bietencultuur om steun.
Als het buitenland gelijksoortige maatregelen treft en
ook op andere wijze het landbouwbedrijf gaat steunen,
laten wij ons op alle gebieden den steun opdringen.
Ten opzichte van verlaging der sociale lasten kent de
overheid geen pardon. De vaststelling der bonen beïn-
vloedt zij door de arbeidssteunregeling, waardoor het loon
niet dalen kan, waardoor als gevolg de boerderij de werk-
za,mheden zooveel mogelijk machinaal doet geschieden.
De pachtprjzen tracht de Overheid te beïnvloeden door
de’ crisispachtwet. De gegeven steun is evenwel net vol-doende om de productiekosten te dekken. Er schiet voor
den ‘boer niets over dan te streven naar een vergroote
opbrengst, waartegen de Overheid dan veer maatregelen nemen moet. De in het leven geroepen Overheidsinstan-
ties en

ambtenaren leggen boeten op en de, boer wordt
doôr het door hem in het leven geroepen apparaat als
laagste soort regeeringsboer beschouwd en behandeld. En
de ‘lndarb’eiders eischen – en da is het laatste novum

dat in dit oogstjaar de machines op stal gezet worden.
Het geschetste beeld is niet te somber en weegt daar-
tegen nu op het nadeel door Prof. Minderhoud genoemd,
dat er landerijen onbebouwd zouden gebleven zijn? Neen!
Maar bovendien zou dat gevolg niet zijn ingetreden. Im-
mers indien de Staat niet gesteund had, zouden’ de prij-
zen gelijk zijn gebleven aan het wereldprijsniveau en had
geen boer de pachten, bonen, renten en sociale lasten van 1929 kunnen betalen. Waar dit verschijnsel alge-
meen zou zijn geweest, had geen eigenaar geëxecuteerd.
Zijn eigen belang zou ook hebben medegebracht niet on-
bebouwd te laten liggen. Zij waren genoodzaakt geweest
genoegen te nemen met hetgeen de pachter hun bood.
Geen schuldeischer zou tot executie zijn overgegaan, ge-
lijk er tot dusver weinig tot executie zijn overgegaan. Daarom is het a.s. executieverbod zoo dwaas! Alleen
bonen en sociale lasten zouden zijn gedaald. Bij daling
der bonen zouden die politici in het geweer zijn gekomen,
die van de verkeerde idee uitgaan, dat hët in geldseen-
heden uitgedrukte loon beslissend is voor’ de ‘algemeene
welvaart. Het begrip, dat de koopkracht ‘ van het loon
beslissend is, schijnt ouderwetsch. En indièn de sociale
lasten niet op te brengen waren geweest, zou het ge-
heele staatsapparaat, dat ons besebouwt als onmondige
kinderen, in elkander zijn gestort.

MAANDCIJFERS.

PRODUCTIE DER STEENKOLEN-; ‘BRITIN

KOLEN- EN ZOUTMIJNEN.

(Gegevens verstrekt door den Hoofdingenieur der mijnen.)

1. Gezamenlijke Steenkolenmijnen.

Dec.

Jan.iDec. Jan./Dec.

1933

1933

1932

Prod. Steenkolen in tonnen . 1019.780 12.573.925 12.756.448
Aantal normale werkdagen .

24′)

302

296

Bruinkolenmijn ,,Carisborg”.

Netto-productie in tonnen..

17.172
2
) 132.695 152.492
Aantal normale werkdagen

23

235

304

Zoutmijnen. (Kon. Ned. Zoutindustrie te Boekelo.)
3)

Afgeleverd:
Geraif. zout …….. (ton))

)
Industriezout ……( ,, ) ,

31.513

61.156
Afvalzout ……….

Aantal nbrmale werkdagen

179

309

Aantal arbeiders.

Steenkolen- kolenmijn
1
Zoutmijnen
mijnen I,Carisborg”I

1 Jan. 1934 …………..
.{10.7344)5)I

80


22.187
6
1

1 Jan. 1933 ……………

87

198

1)
Staatsmijnen Emma, Hendrik. Wilhelmina en Maurits; 23 Laura,
Vereeniging en Domaniale mijn;22 Willem-Sophia;20 Oranje-Nassau-
mijn
II; 19
Oranje-Nassaumijnen
1, III
en IV.
2)
12.768 ton ruwe kool,
4.404
ton bruinkoolbriketten.
3)
In verband met concurrentie moeilijk-
heden mogen de productiecijfers niet meer worden gepubliceerd.
4)
Bovengronds. i) IncI. 2.026 arbeiders in de nevenbedrijven.
6)
Onder-
gronds.
7)
md.
2.037 arbeiders in de nevenbedrijven.

.

.

NVOEREN
in tons van 1000
KG.

Rotterdam
1

Amsterdam
Totaal

Artikelen
,
21/27
Jan.1
93
4′
fed
e
(
34

e
reenk
lI27
jan.I934
1e,feç34

193
4

1933

11.095
47.925
81.025

,

1.510
47.925 82.535

4.966″
.

21.823 23.273
3.000
5.000′
400
26.823 23.673
100
,

875 3.965



25
875
3.990
Rogge

……………….
Boekweit ………………..
16.014
98.010 84.524


19.930
33.061
117.940 117.585
Mais …………..
. …..
Gerst,
3.
1
7
2

13.717
12.942
.

894
.

3.223
1.662
16.940 14.604
535
‘. 7.655
20.770
.



347
7.655
21.117

1.985

..

1.203
17.163
.

100
11.036,
29.884 23.239 47.047

……………………
Ha’vèr ………………….

1.428
12.720
4.493



12.720
4.493
I.ijnzad

…………………

1.125 2.957
87.
203 1.023 1.328
3.980
Tarwemeel………….410
Andere meelsoorten

..
1.304
3.985
3.331
,

.

25′;

192
482 4.177 3.813

31 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

131

OVERZIOHT VAN DE
INDISCHE
MIDDELEN.
STATISTIEKEN.
(In
Guldens).
.

BANKDISCONTO’S.
Disc.Wissels.
2
1
9ept.’33
Lissabon

. . . .
5

8Dec.’33
Londen

2
30Juni’32
_
Au
1

gustus
Ie acht
le acht
Omschrijving
1

1933
mnd.
1933
mud.
1932
3
19Sept.’33
Bk.el.B1flfl.Eff.
4

1Vrsch. in R.C. 3
19Bept.’33
……
Madrid ……6
26 Oct.’32
Belastingen
Athene

7
14 Oct. ’33
N.-YorkF.R.B. 2
19 Oct. ’33
7
.34
63
Batavia::::::.
:::
416Aug.’33
Oslo

……..
322Mei’33
Invoerr.

mci.

Landsgoed
3.548
30.073 31.082
Belgrado

……..
720Juli’31
Parijs

……2

9Oct.’31
T.Jitvoerr.

mcl.

Ls.ndsgoed
186
1.473 1.837
Berlijn ……….4
22 Sept.’32
Praag

……
325 Jan.’33
Accijns op gedistilleerd
. . . }

52
373
547
Boekarest… ….. 6

5 Apr. ’33
Pretoria…..3

15
Mei
’33
bier

……….
Brussel ……….
31
13 Jsn.’32
Rome……..3

11
Dec.’33
petroleum
2.140
18.086
20.516

Budapest ……..4

17Oct.’32
Stockholm

.

21
1Dec.’33

Pachten

…………………..

273
2.175
3.348
Calcutta

……..3

16
Feb.’33
Tokio

. . . .
3:85

2 Juli’33
1.126
8.169
64
Dantzig

……..3

6
Mei ’33
Weenen …….
5 23Mrt.133
Andere ontv. I. U. en A.
. .
19 141
125
Helsingfors ……4

20 Dec.’33
Warschau …. 5
26 Oct. ’33
Statistiekrecht

……….
150
1.312
1.597
Kopenhagen

. . . .
2

1 Dec.’33
Zwits. Nat. Bk. 2
22 Jan.’31

tabak ………..

Personele belasting
428
2.504
3.211
Inkomstenbel. en

Crisish
4.003 22.599 30.303
OPEN MARKT.

Ventiootschapsbelasting

.
Vermogensbelasting
.- 222
135
7.282
1.116
9.374

1934•

I


433
5.890
9.558
Jan.

22/27 H5o

Recht van openb. verkoop.
88
1.462
2.160
Jan.

Jan.
Jan. Jan.
Juli

Amsterdam
Psrtic.disc.

112

‘f8”/2

‘116112

3j

‘/a-‘f

2
1
1
1

1
/

31/
8
-1J
18

413
4.824
5.196
Overschr. van vaste goed
126
1.113 1.432
Prolong.

1

1

1

1

1

211
3
31
4

211-
9
1
Recht v. suec. en overgang
10
247 328
f..nden

Zegelrecht

……………..

Vergunning speeltafels •.
12
64
63
Dageld…

3
14-1

3
14-1

3
14-1

914-1

112-1

2-5

1
3
14-2
Slachtbelastingen
485
3.558 3.869
Parttc.dlsc.

“1,6-1′!,

3(
4
_7(
5

1

1

1

431
4
531
4

4
11
4
3
1
4

Bijsondere bel. buitengew.
5
49
58
Berlijn
Daggeld…
411$_5114

4_5114

4_511

45114

4’Is-5’/2

71/
5
..3/
4


E[oofdgeld

…………….
11

Maande1d

4_53/
4

453)
4

45314

4_531

41J4_53/4

7_9

lucifers ………

Landelijke inkomsten
. . . .
3.375
15.117 16.064 Part, disc.

3ijs

3
7
I
8

311

318

3
19

6
1
s-7

2’Ig-‘ji
Belasting op loterijen
. . . .
7
814
520
Warenw…

411
4

411
4

4
114

4
114

4-
1
14

7
1
j48

Motorbelasting i.dl. B. Gew,

New
York
DageId
1)

1

1

1

1

1I
14_
1
19

1
2
1
12-
9
1

191
4
211
1

Opgeheven belastingen
. .

1

1
77
Partic.dlsc.

l4

3/
4

3/
4

3)4

9
/5
1
,9

3

Verponding

…………….

Motorvoertuigenbel

1)
Koers van
26
Jan. en daaraan voorafgaande weken tjrn. Vrijdag.

Java en Madoera
163
516

Totaal
WISSELKOERSEN.
17.016
129.370
141.481
ilfonopolies.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Opium excl. opiumfabriek
1.092
8.579
12.081
Data

1
New
Londen
Berlijn
1
Parijs
Brussel
Batavla
1.055
9.258
12J35

‘)
•)
j

•)
•)
1)
929 10.612
9.460
23 Jan. 1934
1.55
1
18
7.77
57
100
2
18
3.076
_
28.449
_________ 33.676
Totaal.
24

,,

1934
1.55
3
18
7•78K
58.50
9.76*

34.644 1001
Producten
25

,,

1934
1.57k,
7.82
58.80
9.78
34.68
10091

273

229
26

,,

1934
I.5751
7.80k
58.90
9784
34.69
100
9
18
Landscaoutehoucbedrijf

.
.63
975 880
27

,,

1934
1.57k
7.82 59.0
2
*
9.78
34.69
10051
736
4.803
5.459
29

,,

1934
1.56k
7.80w
59.-
9.784
34.68
100/
.
. – –
. – .
Laagste d.w’)
1.542%
7.76 58.35
9.75
34.60..
100
2.490
13.628 6.598
Hoogste d.w’)
158
K
7.83
59.024
9.79
34.724
10051
8

Banka-in

…………….
734
3.657
4.604
Muntpariteit
2.4878
12.1070
59.263
9.747
34.592
100

Pa,ndihuizen

……………

Totaal….
Bedrijven.
4.177
23.336
.
17.770
.
‘-
Data
Zwit-
serland
Weenen
.,.

•,
Praag
Boeka-
‘rest
1)
Milaan
)
Madrid
*0)

Zout

…………………

141
8.716
10.147
0)
____________
23 Jan, 1934
48.17

T’ö’
Tr
20.574

Kina en

Thee

………..54

297
1.625

2.307

Boschsvezen ……………

Waterkracht en Electricit
232
1.848 1.946 24

,,

1934
48.14

7.361
1.48
13.04
20.-

Goud en zilver

………….

Landsdru.kkerij
68
750
25

,,

1934
48.20

7.38
1.48
13.054
20.-

Post-, Telegr.- en Tel.dienst
1.450 15.117
17.276
26

,,

1934
48.21
-‘
7.38
1.48
13.09
20.074

Steenkolen …………….

Spoor- en Tramwegen
. . . .
3.131
23.920

.. .-
…….

31.221
27
,

1934
,,
48.23

7.39
1.48
– –

Havenwezen

…………..

Totaal ….
29

1934
Laate d.w’)
48.23
48.10
– –
7.374
7324
1.48 1.45
13.08
13.-
19.974
19.80 5.319 51.821
63.647

Baggerdienst

………….

Diverse
midde’en.
Wiiistaandeel
,,Billiton”

. .

Hoogste d.w
1
)1
48.2711
3

28.-
7.424
1.524 13.124
20.624

Winstaandeel Jav. Bank
..


225
– –
Muntpariteit
48
.
12X
1

35.007
7.371
1.488
13.094 48.52

.
Data
Stock-
1

1

Oslo

1
,1

_________

1
Buenos-
Mon-
Afstand van grond
130
1.931
2.070,
70
465
405
liolm
*)lh
fors’)
1
Area’)
1
freal’)
Mijneoncessies

………..
Boeten

en

verbeurciverkl,
74
590
723
23 Jan.

1934 40.15

34.80

39.10

3.421

41

1.54
Leges en salarissen
33
274
310
24

,,

1934 40.124 34.76

39.15

3.45

40W

1.55
Heff.
t.z.v.
gesl. werkover
4


50
95 25

,,

1934 40.35

34.95

39.30

3.45

40

1.57
Opbrengst d. Weeskamers
76
438
520
,
26

,,

1934 40.25

34.85

39.25

3.45

40(

1.57
Kadaster

…………….23
193
237
27

.,

1934 40.35

34.85

39.30

345

41

1.57
Ontv. Gevangeniswezen
271
2.084 2.460
29

1934 40.274 34.90

39.30

3.45

4034

1.55
Afkoop heerendienst. B.G.
121
923
2.426
Laagste d.w’) 39.85

34.50

38.80

3.374

39

1.52
462
3.359 3.757
Hoogste d.w’) 40.60

35.20

39.55

3.50

42

1.59
Ontv. ziekeninricht. enz..

.
60
497 595
Muntpariteit

66.671 66.671

66.671

6.266

959/

2.4878
IJk van maten en gew.
. .
71
460
439
)
Noteering te Amsterdam.
0*)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
Verk. en verh. van huizen
164
1.337 1.345
In
‘t
Iste of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
Ontv.

waterleidingen

….
36
250
334
‘voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

Schoolgelden

…………..

,

202
228
1.589 1.843
1.60
1.837
KOERSEN
TE
NEW YORK. (Cable).

__________________
Data
1

(S
(8
per
£)
Londen
Parijs
p.
IOOfr.)l’S
Berlijn
p. 100
Mk.)I(S
1
Amsterdam
p. 100
k’ld.)
276
2.116
2.223

Bakengelden

…………..
Loodsgelden

…………..
Allerlei

………………

Totaal
3ÔT’
18.624
21.379
23 Jan.

1934
5,0011
8

6,27 37,90
64,30
RecaT.itsslatie
24

,,

1934
4,98 6,24 37,47
63,90
17
.
016

129.370
141.481
25

,,

1934
4,96
/8
6,213%
37,43
63,62
3
.
076

28.449
33.676
26

,,

1934
4,96X
6,22 37,53
63,60
4.177
.

23336
17.770
27

,,

1934
4,96
6,22 37,56 63,58

Totaal belastingen
………
monopolies

………

5.319 51.821
.
63.647
29

1934
5,01
6,29
37,92
64,30

producten

……….
bedrijven

………..
diverse middelen
2.301
18.624 21.379.
30 Jan.

19331
3,39k
3
,
90,
116
23,754
40,201-j
31.889.
251.600


277.953
Totaalgeneraal
Muntpariteit..
486
3,9011
8

23.813f
.

4031

132

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Januari 1934

STATISTISCH OVERZICH

GRANEN
EN ZADEN
TUINBOTJWARTIKELEN
VLEESCH

TARWE
R000E
MAIS
‘GERST
LIJNZAAD
WITTE
KOOL
UIEN
ROODE
KOOL
RUND-
VLEESCI-1
VARKENS-
Manitoba
No. 2 loco
74 K.G. Bahia
La Plata
64165 K.G.
La Plata
La Plata
Ie kwal.
gewoon
ie kwal.
(versch)
VLEESCH
(versch)
Rotterdam!
Blanca loco
loco
loco Rotter-
loco
1-5 pond
per 100 KO.
1-5 pond
Gem.v.3kw.
Amsterdam
R’dam/A’dam
R’dam/A’dam dam/A’dam
R’damiA’dam
per 100 KG.
Broek op
per 100 1(0.
per 100 KG.
per 100 KG.
per 100 K.G.
per 100 K.G. ‘per 2000 K.G.
per2000 1(0.
per 1960 K.G.
Broek op
Langendijk
Broek op
Rotterdam
2)
3)
4)
Langendijk Langendijk
Rotterdam

ii
0
10
f1.
°!s
fl•
0
10
fl.
1
10
_
_7_
_7_
/
0
10
1925
17,20
100,0 13,07
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0

– –
.
. –






1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,
9


1927
14,75
85,8
12,475
95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50 78,4

– –
1928
13,47
5

78,3
13,15
100.6
226,00
97,7
228,50 96,8 363,00
78,5
4,55
100,0 13,25 100,0 17,23 100,0
93,-
100,-
77,50
100,-
1929
12,25
71,2
10,87
5

83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25 90,6
7,38
162,4 11,78
88,9
9,10
52,8
96,40
103,7
93,125
120,2
1930
9,67
5

56,3
6,22
5

47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00 77,0
2,05
45,1
2,14
16,2
5,77 33,5
108,-
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3
4,55
34,8 84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
3,06
67,3
1,94
14,6
6,96
40,4
88,–
94,6
48,-
61,9
1932
5,22
5

30,4
4,62
5

35,4
77,25
33,4
100,75
42,7 137,00
29,6
.1,49 32,8
8.07
60,9
1,84 10,7
61,-
65.6 37,50
48;4
1933
5,01
5

29,2 3,54
27,1
68,50
29,6 70,00
30,0
148,00
32,0
0,82
18,0
2,30
17,4
.2,60
15,1
52,-
55,9 49,50
63,9

lan.

1932
5,05
29,4
5,07
5

38,8
71,25
30,8
114,00
48,3
142,50
30,8
1,49
32,8
8,69
65,6
1,87
10,8
70,-
75,3
40,-
51,6
lebr.
5,30
30,8
5,07
5

38,8
,

74,00
32,0
108,50
46,0
142,25
30,8
1,28 28,1
8,88
67,8
1,29
7,5
68,-
73,1
34,-
43,9
Maart
5,52
5

32,1
5,80

.
44,4
86,75
37,5
118,00
50,0
143,25
31,0
1,68
36,9
12,26
92,6
1,78
10,3
67,-
72,0
32,-
41,3
ApriI
5,6532,7
6,22
5

47,6
88,75
38,3
124,50
52,8
135,25
29,2
63,-
67,7
28,-
36,1
Mei

,
5,60
32,6
5,30
40,5
78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2

67,7
26,-
33,5
luni
5,225 30,4
4,15
31,7
80,75 34,9
105,75
44,8
128,75
27,8
67,-
72,0
34,-
43,9
lul,
4,90 28,5
4,-
30,6
78,75
34,0
100,25
42,5
129,75
28,1

68,8
35,50
45,8
Aug.
5,20
30,2
4,07
5

31,2
77,50 33,5 98,25
41,6
133,00
28,8
– .
62,-
66,7
40,50
52,2
Sept.
5,47,5
31,8
4,20
32,1
78,50 33,9 88,50
37,5
150,75
32,6

——————————–

59,1
42,50
54,8
Oct.,,
5,25 30,5
3,92
5

30,0
74,50
32,2 79,50
33,7 138,25
29,9

——————————

51,-
54,8
44,-
56,8
Nov.
4,90 28,5
3,90
29,8
71,25 30,8
79,00
33,5
135,25
29,2
1,06
23,3
4,10 31,0


53,-
57,0
46,
59,3
Dec.
4,72
5

27,5 3,80
29,1
66,25 28,6 75,25
31,9
135,00
29,2
0,84
18,5
3,99
30,1
3,02
17,5
53,-
57,0
46,-
59,3

Jan.

1933
4,95
28,8
3,75
28,7
73,00 31,5
75,25
31,9
136,50
29,5
0,67
14,7
3,38 25,5
3,02
17,5
50,50
54,3
44,75
57,7
Febr.,,
4,775
27,8
3,70
28,3
71,00
30,7
74,75
31,7
130,25′,
28,2
0,60
13,2
2,06
15,5
2,51
14,6
49,25
53,0
45,-
58,1
Maart

,,
5,05
29,4
3,825
29,3
73,50
31,7
76,25
32,3
130,50
28,2
0,61 13,4 1,29
9,7
3,11
18,0
46,50
50,0
46, —
59,3
April

,,
5,15 29,9 3,75
28,7
72,75
31,4
71,25
30,2
129,50
28,0










—–











—–
—–

49,50
53,2
48,25
62,3
Mei

,,
5,40 31,4
3,775
28,9
70,50
30,5
73,25
31.0
146,75
31,7

——————-









—–











—–
—-

52,25
56,2
49,-
63,2
Juni
5,25 30,5 3,55
27,2 66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3









—–












—–



51,25
55,1
48,-
61,9
Juli
5,825
33,9 3,85
29,4 64,25
27,8
78,00
33,1
176,25
38,1
49,25
53,0
48,50
62,6
Aug.

,,
Sept.
5,30 4,95 30,8 28,8 3,55
3,475

27,2
26,6
61,25
61,00
26,5 26,3
67.75
.65,25
28,7
161,50
159,00
34,9
– – ,
49,-
50,25
52,7
49,25
63,5
,,
Oct.
4,40
25,6
3,-
22,9 60,25
26,0
63,50
27,6
27,0
141,25
.
34,4 30,5

56,25
54,0
60,5

54,25
69,7
70,0
Nov.
4,55
26,5
2,95
22,6 74,50
32,2
60,00
25,4
147,25
31,8
1,26
27,7
2,23









——






















——



16,8,
59,50
64,0
54,375

70,2
Dec.
4,57 26,6
3,30
25,3
73,50
31,7
59,25
25,1
154,50
33,4

0,97
21,3
2,56













.
19,3 1,76 10,2
60,75
65,3
53,50
69,0

2 Jan.

1934
4,60
26,7 3,35
25,6
68,00
29,4
56,00
23,7
149,00
32,2

3,10
68,1

———-













—–

. –

64,-
5
)
68,8
53,50
5
1
69,0
8

,,
4,70 27,3 3,40
26,0
67,00
28,9
57,00
24,2
145,00
31,4 3,66
80,4


3,04
17,6
62,_6)
66,7
53,50
6
)
69,0
15
4,85
28,2 3,10
23,7
67,00
28,9
60,00
25,4
147,00
31,8 3,60
79,1


3,10
18,0
60,-7)

64,5
54,-
7)

69,7
22

,,
4,75
27,6
2,90
22,2
62,00
26,8
58,00 24,6
144,50
31,2
– –


-.

.64,-
0
)
68,8
54,_8)
69,7
29

,,

,,
4,75
27,6
2,80 21,4
62,50
27,0
59,00
25,0
136,00
29,4


2,30
17,4
3,10
18,0
1
1)
Men zIe voor de toelichting
op
dezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933. ) Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2. van Jan. 1931 te
vanaf 26Mei 1930 tot 23Mei1932 74 K.G. Zuid-Russische; van 23 Mei 1932 tot 2 Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 193
K.G. Zuid-Russische.
5)5
Jan.
6)
13 Jan.
7
)
.
20 Jan.
S)
27 Jan.
0)4
Jan.”
10
) 11Jan.
55)
18 Jan.
13
)25Jan.
13)
12Jan.
14
) 19 Jan.
15)
26 Jan,

Vervolg. STATISTISCH OVERZICH

MINERALEN
il

TEXTIELGOEDEREN

..


DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalsche/
PETROLEUM
BENZINE
.

1
,

KATOEN

1


WOL
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
Cr’ide
Gulf ex
P
gekamde
Australische, Australische,
t-lUIDEN
SALPETER Middling
locoprijzen
F.0. F.


Sakella-

_________

G. F. No.
1
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
33 tim


64/65
0

Sets, per
Merino, 645 Av.
CrossbredColo- nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old.
per
100
KG.


R dam/A’dam
i000
K.G
per

S.
g.
per barrel
U.S.
gallon
New-York
rides
Oomra
Liverpool
loco
Bradford
per Ib.

50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto per Ib.
Liverpool Bradford per Ib.

f1.
Ïi
‘i”
$ ets.
1
10
pence
0
10
pence
°/
pence

pence
TiT
ïi”

W
110
1925
10,80
100,0
l.68′
100,0
14,86
100,-
23,25
100,0
29,27
100,-
9,35
100,-
55,00
100,0

29,50
,

100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
1926
17,90
165,7
1.89 112,5 13,65
‘91,9
17,55

75,5
16,24
55,5
6,30
67,4
47,25
‘85,9
24,75
83,9
28,46 82,0
11,61
96,8
1927
11,25 104,2 1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8 48,50
88,2
26,50
89,8
40,43
116,5
1148
95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98
67,2
20,00
.
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48 95,7
1929
11,40 105,6
1.231 73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59
70,5
39,-
70,9 25;25
85,6
32,25
92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7
8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92
41,9
26,75 48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05
93,1
0.58 34,5
5,04 33.9
8,60
37,0 7,33 25,0
3,08
33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,01)
74,1 0.81
48,2 4,50
30,3
6,45
27,7
5,21
17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50 28,8
11,15
32,1
6,15
51,3
1933
7,00 64,8
0.45
26,8
3,61
24,3
6,75
29,0
5,13
17,5
2,78
29,7
19,25
35,0
9,50 32,2

13,26
38,2
6,18
51,5

Jan.

1932
8,25

76,3
0.71
42,3 5,25 35,3
6,65
‘28,6
5,09
17,4
3,38
36,2
16,50
30,0
9,00
5 11,63
33,5
7,10
59,2
Febr.,,
8,25
76,3
0.71
42,3,
4,925
33,1
6,90
1
29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29,5 9,00
305
11,75
33,9
7,25
60,4
Maart

,,
8,35 77,3
0.71
42,3 4,62
5

31,1
6,90
29,7
5,37 18,3
3,30 35,3
16,50
30,0
8,75
29’7

10,25
29,5
7,40
61,7
April
8,65
80,1
0.86
51,2 4,34 29,2
6,25
26,9
5,08
17,4
3,08 33,0
16,50
30,0
9,00
305

9,25
26,7
7,40
61,7
Mei

,,
8,30
76,9
0.86
51,2

4,25 28,6
5,80
24,9
4,57 15,6
2,76 29,5
15,75
28,6
8,25
280

8,88
25,6
7,40
61,7
Juni
8,25
76,3
0.86
51,2
4,25.
28,6
5,25
‘22,6
4,44
15,2
2,55
27,3
15,25
27,7
7,75
26,3

9,-
25,9
7,40
61,7
)uli
8,11)
75,0
0.86
51,2
4,25′
28,6
5,80
24,9 4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
8,50
288
9,75
28,1
– –
Aug.,,
7,80
72,2
0.86
51,2
4,30 28,9
7,35
31,6
5,71
19,5
3,33 35,6
15,75
28,6 8,25
12,-
34,6 5,70
47,5
Sept.,,
7,75
71,8
0.86
51,2
4,375

29,4
7,75
33,3
6,37 21,8
3,64
38,9
16,75
30,5
8,75
297
13,75
39,6
5,90
49,2
Oct.,,
7.65
70,8
0.86
51,2 4,45
29,9
6,50
28.0
5,68
19,4
3,16 33,8
15,75
28,6 8,50
288

14,-
40,3
6,-
50,0
Nov.
7,40
68,5
0.86
51,2.
4,60
31,0
6,15


126,5
5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7 8,25
280

12,-
34,6
6,10
50,8
Dec.

7,25
67,1
0.745
-‘
44,3
4,435

29,8
5,95
25,6 4,73
16,2
2,80 30,0
15,25
27,7 8,00
27’1
11,50
33,1
6,20
51,7

Jan.

1933
7,05
65,3
0.53 31,5 4,16 28,0
6,15
26,5 5,13
17,5
2,95
31,6
15,75
28,6 8,25
11,50
33,1
‘6,30
52,6
Febr.
7,20
66,7
0.38
22,6 3,97 26,7
6,10
26,2 4,98
17,0
2,78
29,7
15,50
28,2
825
28,0
10,38
29,9
‘6,40
53,3
Maart’
,,
7,25
67,1
038.
0.37
22,6 3,87
5

26,1
6,40
427,5
4,97
17,0
2,77
29,6
15,25
27,7
775
7’75
28,0
26.3

10,75
31,0 6,40
53,3
April
7,25
67,1
22,0
3,67
‘24,7
6,65
.
28,6
5,18
17,7
2,68
28,7
15,75
28,6
11,25
32,4 6,40
53.3
Mei

7,15
66,2
0.235
14,0
2,95
19,9
7,30
31,4
5,60′
19.1
3,07 32,8
17,00
30,9 8’25
9’OO
26,3
28,0

12,25
35,3
6,40
533
Juni
7,15
66,2
0.25
5

15,2
3,02
20,3
7,85
33,8
5,85 20,0
3,25
34,8
18,50
33,6
15,75
45,4
6,40
53,3
Juli

7,05
65,3
0.41″
24,4 3,33 22,4

7,60
32,7
5,76
19,7
3,20
34,2 20,75
37,7
975
30,5

16,-
46,1
6,40
53,3
Aug.
6,95
64,4 0.37
22,0
3,37
22,7
6,90
,
29,7
5,39
18,4 2,91
31,1
20,75
377 975
33,1

14,75
42,5 5,80
48,3
Sept.
6,85
63,4 0.52 31,0 3,50
23,6
6.60
28,4.
4,70 ‘16,1
2,54 27,2
21,50
39,1
10,50
33,1

15,13
44,1
5,85
48,8
Oct.

,
Nov.


6,60
61,1
0.66
39,3′
4,04
27,2
.6,40
‘27,5
4,55

15,5
2,48′
26,5
‘20,75
37,7
10,75
35,6

36,4
14,50
41,8 5,90
49,2
6,75 62,5
0.66
39,3
3,72
25,0
6,25
26,9
4,63
15,8
2,39
25,6
23.75
43,2
12,00′
13,38
38,6 5,95
49,6
Dec.’
6,95 64,4
0.67
39,9 3,75 25,2
6,50
28,0
4,89
16,7
2,38
:25,5

25,00 45,5
13,25 13,50
‘38,9
6,-
50,0
44,9
2 Jan.

1934
6,90
63,9 0.66
39,3
3,842

25,8
6,60 28,4
5,396

18,4
2,48
0

26,5

27,00
10
)
49,1
14,75
10
)
13,-
13

37,5
6,15
51,3
8

‘,,

6,70
62,0
‘0.67
39,9 3,76
3

25,3
6,95
29,9
5,58
7

19,1
2,63
7

28,1
27,75
15
)
50,5
15,00
5
‘)
50,0
6,15
51,3
15

,,
6,70
62,0
0.66
39,3
3,64
4

24,5
7,35 31,6
5,438

18,6
2,678
28,6
26,0052)
47,3
14,50
12
)
50,8
6,15

51,3
22


6,50 60,2
0.66
39,3 3,70
5

24,9
7,25 31,2 5,40
9

18,4
2,56
0

27,4
49,2
6,15
51,3
29
6,50
60,2 0.66
39,3
‘7,35
31,6
. ‘
‘ .
15
6,15
51,3
1)
Jaar- en maandgem. afger. op ‘/spence.
2
)5Jan. 2)12 Jan.
4)
19Jan.
5)
26Jan.
6)
3Jan.
7)
10Jan. 0)17 Jan.
9
)24 Jan.’0) 4Jan.
11
) 11Jan.
12)
18Jan.
13
) 16Jan.
14)
25Jan.

.

31 Janu

1934

ECONOMISCH-STA1TIHE BEÏCHTEN

133

AN
GROOTHANDELSPRIJZEN’)

.
ZUIVEL EN EIEREN
METALEN

BOTER
BOTER

KAAS
Ener
EIEREN
KOPER
:
IJZER
GIETERIJ
ZINK
GOUD
ZILVER
perK.G.
Leeuwar-
Alkmaar
Fabrieks-
Gem. not. Elermijn
Standaard
Locoprijzen
Lo
°
en
TIN
en

1
‘Erf
CeveI
d
and

No

t


IJZER
(Lux III) p.
Locoprijzen
Londen cash Londen
cash
Londen per
derComm.
Zuivel-
kaas Roermond
Londen
Lodn
er En

ton
g.
on ep er
ng.
Middle
Eng.t. f.o.b.
per per ounce
Standard
Noteering
Centr.
mimerk

P 100 St.
per Eng. ton per Eng.ton
Antwerpen
Eng.ton
line
Ounce

f1.
O/
f1. f1.
OJ
II.
O
!o
£

°lo
£

0
10
£
010

5h.
°Io
sh.
O/
£
0
10
sh.
O(
o

pence

Oj
1925 2,31

100,0

56,-
100,0
9,18
100,0
62.116

100,0
36.816

100,0
261.171-
100,0
731-
100,0 671.
100-
36.316
100,-
8516

100,-
32
1
!
100,0
1926

1,98
85,7

43,15
77,1
8,15
88,8
58.11-

93,5
31.116

85,3
290.17/6
111,1
8616
118,5
6818
102,5
34.216
94,3
851-
99,5
28″!18
89,3
1927 2,03
87,9

43,30 77,3
7,96
86,7
55.141-

89,7
24.41-

66,4
290.41-
110,8
731-
100,0
6416
96,3
28.10
1

78,8
851-
99,5 26
3
h
83,3
1928 2,11
91,3

48,05 85,8
7,99
87,0
63.161-

102,8
21.11-

57,8
227.5!-
85,8
661-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
99,5
26’ho
81,1
1929 2,05
88,7

45,40
81,1 8,11
88,3
75.141-

121,9
23.51-

63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6 24.1716
68,8
851-
99,5
24
7
116
76,2
1930

1,66
71,9

38,45
68,7
6,72
73,2
54.131-

88,0
18.116

49,6
142.51- •
54,3
671-
91,8
5916
88,8 16171-
46,6
851-
99,5
171(1
55,4
1931

1,34
58,0

31,30
56,9
5,35 58,3
36.51-

58,4
12.11-

33,1
II0.II-
42,0
551-
75,3
4716
70,9
11.106
31,9
9216

108,2
13
1
1
41,6
1932 0,94
40,7

22,70
40,5
4,14
45,1
22.171-

36,8
8.12!-

23,6
97.2/-
37,1
421-
57,5
371-
55,2
9.16-
27,1 1181-

138,0
127(
40,1
1933 0,61
26,4
0,96
20,20
36,1
3,71
40,4
22.216

35,6
7.1716

21,6
131.181-
50,1
411-
56,2
351-
52,2
10.1216
29,4
124j714 145,8
12
3
1
38,5

Jan.

’32

1,16
50,2

25,75
46,0
4,71
51,3
27.1416

44,7
10.141-

29,4
98.18
1

37,8
416
56,8
421-
62,7
10.616
28,5
12013

140,7
1371
43,2
Febr. ,,

1,34
58,0

27,75
49,6
3,79
41,3
26.4-

42,2
10.5j-

28,1
99.216
37,9
416
56,8
40/-
59,7
10.-!-
27,6
11916

139,9
14
43,6
Mrt.

,

0,98 42,4

23,65
42,2
3,425
37,3
24.181-

40,1
9.91-

25,9
96.61- ‘
36,8
441-
60,3
401-
59,7
9.111
26,4
1
14f-

133,5
13
3
j
4

42,8
Apr.

,,

0,99 42,9

19,60
35,0
2,77
5

30,2 23.81-

37,7
8.1616

24,2
84.1516
32,4
451-
61,6
3716
56,0 9.21-
25,2
11013

129.0
13
1
j
40,9
Mei

,,

0,82 35,5

19,65
35,1
2,88
31,4
21.61-

34,3
8.-!-

22,0
89.13j6
34,2
441-
60,3
3716
56,0
9.91-
26,1
11219

132,0
12518
39,3
Juni

,,

1,11
48,1

24,25
43,3
3,08
33,5
20.1216

33,2 7.5
1
.

19,9
84.91
4

32,3
441-
60,3
3716
56,0
8.131-
23,9
113/6

132,7
125j
39,3
Juli

,,

0,96
41,6
0,45
19,55
34,9
3,125
34,0
19.216

30,8
7.316

19,7
90.1716
34,7
42j6
58,2
371-
55,2
8.616
23,0
1161-

135,7
1231
38,5
Aug.

,,

0,76 32,9
0,58
17,90
32,0
3,72
40,6
22.416

35,8
7.1716

21,6
101.-!-
• 38,6
421-
57,5
3616
54,5
9.1316
26,7
11816

138,6
121
3
j16
39,9
Sept. ,,

0,84
36,4
0,65
19,70
35,2
4,64 50,5
25.81-

40,9
9.1016

26,1 109.916
41,8
421-
57,5
351-
52,2
11.21-
30,7
11819

138,8
13
40,5
Oct.

0,82 35,5
0,73
25,50
45,5
5,73
62,4
22.516

35,9
871-

22,9
105.1316
40,4
41 –
56,2
3416
51,5
10.8(6
28,8
12116

142,1
12
1
1
38,9
Nov.

,,

0,81 35,1
0,78
26,50
47,3
6,65
72,4
21.191-

35,4
8.416

22,6
104.716

39,9
401-
54,8
3416
51,5
10.81-
28,7
125/9

147,2
12
51i
38,3
Dec.

,,

0,73
31,6 0,85
22,55
40,3
5,125
55,7
19.1216

31,6
7.916

, 20,5
100.1016
38,4
391-
53,4
3416
51,5
10.71-
28,6
12519

147,2
11
1
12
35,8

Jan.

’33 0,73
31,6
0,89
21,75
38,8 4,27
46,7
19.171-

32,0
7.81-

20 ,3
100.116
38,1
4016
55,5
3416
51,5 9.191-
27,5,
12218

143,5
I1
1
(i 36,4
Pebr. ,,

0,65
28,1 0,91
20,60
36,8
4,35
47,4
20.3!-

32,5 7.71-

20,2
104.7/6′
39,9
431- .
58,9
341-

50,7
9.151-
27,0
12015

140,8
11l5118
37,2
Mrt.

,,

0,53
22,9
0,99
19,40
34,6
280
30,5
20.-j6

32,3
7.101-

20,6
104.1813
40,1
431-
58,9
3417

51,6
10.71-
28,6
12015

140,8
1271
38,7
Apr.

,,

0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,075
22,6
20.1116

33,1
7.1216

20,9
109.171-
42,0
431-
58,9
3516
53,0
10.816
28,8
12011

140,4
l2
13
1
39,9
Mei

,,

0,52
22,5
1,-
21,80
. 38,9
2,49
27,1
23.616

37,6
8.6′-

22,9
128.1716
49,2
4116
56,8
3616
54,5
10.131- 29,4
12316

144,4
13
1
14
41,2
Juni

,

0,52 22,5
1,-
23,50
42,0
2,50
272
25.7!-

40,8
94f-

25,3
151.101-
57,9
421-
57,5
371-
55,2
11.1216
32,1
12213

143,0
13
1
14
41,2
Juli

,,

0,55
23.8
1,-
18,50
33,0 2,60
28,3
25.161-

41,6
9.21-

25,0
148.116′ 56,5
4116
56,8
351-
52,2
12.11-
33,3
1231104 144,9
12
7
116
38,7
Aug.

0,63
27,3
1,-
18,90
33,8 3,571
38,9
24.51

39,1
8.416

22,6
145.31-
55,4
41J-

56,2
351-
52,2
11.71-
31,4
135110

147,2
12
37,4
Sept. ,,

0,66 28,6
0,95
18,40
32,9
3,91
42,6
22.1616

36,8
7.161-

21,4
140.1716
53,8
3916
54,1
3416
51,5
10.1816
30,2
130111

153,1
11
1
5
1
37,2
Oct.

,,

0,68
29,4
0,90
19,45
34,7
4,68
51,0
22.11-

35,5
7.141-

21,1
145.5!-,
55,5
3916
54,1
3416
51,5
10.13!-
29,4
13111

153,3
11
7
/
37,0
Nov.

0,65
28,1
0,90
20,80
37,1
5,80
63,2
20.616

32,7
7.1316

21,1
150.916
57,5
401-
54,8
3416
51,5
9.1916
27,6
128154

150,1
12
1
/
38,1
Dec.

,,

0,60 26,0
1,-
20,40
36,4
5,475

59,6
21.11-

33,9
7.121-

20,9
153.81- ‘
58,6
4016
55,5
361-
53,7
9.191-
27,5
126124

147,6
121J6
39,1

2Jan.’34 0,549
23,4
1,-
19,505
34,8
4,95
53,9
21.1116

34,8
7.81-

20,3
152.316
58,1
4016
55,5
361-
53,7
9.161-
27,1
1271-

148,5
12151,
6

‘40,3
8

,,

.

0,50
10

21,6
1,-
20,25
13

36,2
5,-
54,5
21.31-

34,1
731-

19,6
15O.10
57,5
4016
55,5
361-
53,7
9.10!-
26,3
12618

148,1
12
1
31
1
6
39,9
15

,,

,,

0,47″
20,3
1,-
20,50
14

36,6
5,-
54,5 21.31-

34,1
7.716

20,2
149.1916
57,3
401-
54,8
361-
.

53,7
9.131-
26,7
12816

150,3
13
40,5
22

.

,,

0,47
12

20,3
1,-
5,20 56,6
21.516

34,3
7.9/6

20,5
145.151-
55,7
3816
52,7
361-
53,7
9.12!-
26.5
132111

1555
12f16
39,1
2
1,-
5,10 55,6
21.12/-

34,8
7.8/-

20,3
144.16/-
55,3
38j6
52,7
36!-
53,7
9.9/6
26,2
l32f5

154,9
12′
E8,9
6 Sept. 1239 79 K.G.
La Plata.
S)
Tot
Jan.
1928 Western
; vanaf Jan. 1928
tot 16 Dec.
1929 American
No. 2.
van 16
Dec.
1929 tot
26
Mei 1930
7415
K.G.
Ilongaarsche
merican No. 2,
van
9 Febr.
1931
tot 23
Mei 1932
6415
K.G. Zuid-Russische.
Van
23 Mei-19
Sept.
1932
No. 3
Canada.
Van
19 Sept.
1932
tot 24
Juli
1933
62163

‘AN
GROOTHANDELSPRIJZEN.

BOUWMATERIALEN

KOLONIALE PRODUCTEN

VURENH”TTT
STEENEN
CACAO
COPRA
KOFFIE
0 DO 01
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER
basis 7″ to b binnenmuur

buitenmuur
G.F.Accra
Ned.-Ind.
Lopr7jzen

Standaard’
Kolo-
Rlbbdh Smoked
niale
er standaard
per

per
so K.G. c.i.f.
per 100 K.G.
Rotterdam
loco Ilen
R’dam/A’dam
Java- en Suma-
Grofld-
S 0 en
4.672 M
8
.
per 1000 stuks per 1000 stuks Nederland
Amsterdam
‘/sK.G.
per
per Ib.
per 100 K.G.
tratheep.'(,KG.
den

/
0
15
f
°/o
f
0
10
ah.
O/
/
%
cts.
°/o
Sh.
0
10
f1.
0
10
cts.
O
(o
1925
159,75
100
15,50

100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87′
100,0
61,375
100,0
2111,625
100,0
18,75 100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926
153,50
96,1
15,75

101,6
19,50
102,6
491-
115,3
34,-
94,8
55,375
90,2
.21-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0
102.6
1927
160,50 100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0
32,62
5

90,9
46,875
76,4
116,375
51,6
19,12′
102,0
82,75
97,9
87.5
109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,87
5

88,9
49,625
80,9
-110,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6
97.4
1929
146,00
91,4
. 14,-
90,3
21,25
111,8
45/10
107,9
27,37
5

76,3
50,75
82,7
-110,25
28,8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9
85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6 20,75
109,2
34111
82,2 22,626
63,1
32
52,1
-15,875
.16,5
9,60 51,2
60,75
71,8
66.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20.25
106,6
22
1
5
52,8
15,375
42,9
25
40,7
-13
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8
46.6
1932
69,00
43,2
9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1 -11,75
4,9
6,32
5

33,7
28,25
33,4
36.1
38.0
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0 9,30 25,9
21,10
34,2
-/2,25
6,3
1

5,520
29,5
32,75
38,7
35.2
34.7

Jan.

’32
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1719
41,8
13,12
5

36,6 23
37,5
-12,125
6,0 7,35 39,2
32
37,9
38.5
39.1
Febr.
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1811
42,6
14,50
40,4
23 37,5
-12
5,6
7,05 37,6
30
35,5
38.3
38.3
Mrt.

,,
70,00
43,8
9,75
62,6
18,-
94,7
2119
51,2
14,75
41,1
23
37,5
-11,625
4,6
6,25 33,3
31
36,7
37.0
39.7
Apr.
70,00
43,8
9,75
62,6
18,-
94,7
2016
48,2
14,-
39,0
23

1
37,5
-11,5 4,2
5,90 31,5
29,25
34,6
36.2
38.0
Mei
70,00
43,8
8,50 54,8
15,-
78,9
2016
48,2
13,25
36,9
23,50
38,3
-/1,5
42
5,62
5

30,0 30,25
35,7
35.2
38.1
Juni
70,00
43,8
8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48,2
12,375
34,5
24
39,1
-(1,375
3,9 6,30
33,6 28,50
33,7
34.2
38.7
Juli
67,50
42,3
8,50 54,8
15,-
78,9
2011
47,3
12,375
34,5
24
39,1
-/1,375
3,9
6,70
35,7
23,75
28,1
34.3
31.6
Aug.
63,00
39,4 8,50 54,8
15,-
78,9
2017
48,4
12,37
5

34,5
24

.39,1
-11,75
4,9
6,57
5

35,1
22,75
26,9
35.9
37.4
Sept.
60,00
37,6
8,75
56,5
15,-
78,9
2112
49,8
12,75
35,5
25,25
41,1
-/2,125
6,0
6,526
34,8
23,75
28,1
31.8
38.5
Oct.
63,50
39,7

58,1
14,50
76,3
1818
43,9
12,376
34,5
26,50
43,2 -11,75
4,9
6,326
33,7

,
28,50
33,7
38.2
38.7
Nov.
63,50
39,7
9,50 61,3
14,25
75,0
1716
41,2
12,12
6

33,8
24,50

‘39,9
-11,75 4,9
5,87′
31,3 30,75 36,4
35.3 37.2
Dec.

,,
65,00
40,7

64,5


13,75
72,4
1714
.
40,8
11,75
32,8
24

:39,1
-11,75
4,9
5,50
29,3
28,25
33,4
34.0
35.7

Jan.

’33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50
71,1
1616
38,8
11,50
32,1
24

39,1
-11,625
4,6
5,375
28,7
25
29,6
33.2
34.1
Febr.
,,
70,00 43,8
9,25
59,7
13,-
68,4
1519
37,1
10,62
5

29,6
23,75
38,7
-/1,5
4,2
5,60 29,9
26,75
31,7
32.1
34.4
Mrt.

,,
70,00 43,8 9,50 61,3
12,25
64,5
1613
38,2
10,37
6

28,9
23,50
38,3
-11,5 4,2
6.-
32,0
26,25
31,1
32.4 34.9
Apr.

,,
70,00
43,8
9,75
62,6
12,75
67,1
1515
36,3 9,50 26,5
23,50
38,3

11,625
4,6 6,07
5

32,4
27,50
32,5
32.8 34.9
Mei

,,
70,00
43,8 9,50 61,3
12,50
65,8
1616
38,8
9,50
26,5
23
37,5
-12
5,6
6,02
5

32,1
26,50
31,4
34.2
35.0
Juni

,,
72,50
45,4
10,-
64,5
13,-
68,4
1811
42,6
10,-
27.9
22,50

.38,6
-12,375
6,7

6,35 33,9
31
36,7
37.2 37.5
Juli

,,
75,00
46,9
10,25 66,1
13,-
68,4
17/8
41,6
9,475

26,4
22,50
36,6
-!2,625
7,4
,

5,92
5

31,6
33,50 39,6
38.2
37.4
Aug.

,,
75,00
46,9
10,50
67,7
13,-
68,4
16/5
38,6
8,75
24,4
20,75
33,8

12,625
7,4
5,27
5

28,1
35,25
41,7
36.5
35.6
Sept.
,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
14/5
33,9
8,25 23,0
19,75
32,2
-12,5
7.0
5,375

28,7
36,75 43.5 38.7
34.6
Oct.

,, .
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1217
29,6
7,62
5

21,3
17,75
28,8
-12,625
7,4
4,90
26,1
42,25
50,0 36.5
33.4
Nov.

,,
75,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8
1216
29,4
8,-
22,3
16,25
26,5
-12,75
7,7
4,65
‘24,8
40,50
47,9
36.4 32.7
Dec.

,,
75,00
46,9
10,75
69,4.
12,50
65.8
1115
26,9
7,975

22,2
16
26,1

/2,875
8,1
4,75 25,3
41
48,5
37.1
31.3

2Jan.’34
75,00 46,9
1117
27,3
7,625
21,3
16
26,1
-/2,875
8,1′
5-
26,7
4411)
52,1
37.1
32.2
8

,,

,,
75,00 46,9
1219
30,0′
7,625
21,3
16
26,1

12,875
8,1
5,-
26,7
46,75
1
)
55,3
37.1
32.8
15

,,

,
75,00 46,9
,
1218
29,8.
7,50
20,9
17
27,7
-12,8125
7,9
5,-
26,7


37.3
34.1
22

,,

,,
75,00
46,9
13/

30,6
7,25 20,2
17
27,7

/2,9375
8,2
4,876

26,0
36.6
34.1
29

,,

,,
75,00
46,9
1413
33,5 7,25
20,2
17
27,7

(3.0625
8,6
4,575
26,0
36.5

1

35.6
I.B. Alle
Pondennoteeringen
vanaf
21 Sept.’31
zijn
op goudbasle
omgerekend;
de Donarnoteoringen
vanaf
20April
1
33
zijn In
verhouding
van de depreciatie
an den
Dollar t.o.v.
dan
Gulden
verlaagd.

134

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

31
Januari
1934

KOEHSFN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
1
Not eer/fles-
eenheden
1
3Jan.
1934
20Jan.
1934
22127
Jan.
1934
Laagste
l
Hoogstel
27Jan.
1934

Alexandrië..
Piast. p.
£
97
97
97
975
1
97
Athene
Dr. p.
582k 572g
545
600 545
Bangkok….
Sh.p.tical
11108/
11108j 11108/
8

l/lO/s l/lO/s
Budapest

..
Pen. p.
£
18;
18
18 18
18
Buenos Aires
d. p.$
36
3614
364 369
36
Calcutta
. . . .
Sh. p.
rup.
1/611
16

1163182

1/6I1
116i1
8

116
8
1
32

Constautin..
Piast.p.,c
675
650
645 650 650
Hongkong ..
8h. p.
$
115
“/16

1/6’/
1/5
8
1
8

1/681
8

115i
8
1
Sh. p. yen
1129132

112
11
/
33

11231,
0
11271
86

1/234
Lissabon..,.
Escu.p.,C
110
110
10914
110/4
110
Mexico

•.,.
$per
18
18
1734 1834
18

Kobe

……..

Montevideo
.
d.perC
3581
5

37
3671
s

37 37
Montreal

..
$
per
£
5.0834
5.0434
4.98
5.06
5.01
Riod.Janeir
d. per Mil.
4
1
1
4
1
18
4
1
18
4i
48/
5

Shanghai

..
Sh. p. tael
1/4s
1/471
15

11384
11451
8

114
Singapore ..
id. p.
$
214
1
1
33

214
1
1
33

2/3i81
214
1
18
214
1
11
32

Valparaiso
1)
$
per
£
– –
– –

Warschau ..
ZI. p.
£
2815/
2771
8
1
27/4
288/
5

27
7
18

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)

Londen’)
N.York9)

Londen
23 Jan. 1934..

1934
4434

23 Jan.

1934,,,.

132/9
24

,,

1934,,

1971io

4434

24

,,

1934.,..

132110
25

,,

1934.,

19/4
4351,

25

,,

1934,,,.

13211
26

,,

1934.,

1931
16

4334

26

,,

1934.,,.

13218
27

,,

1934,,

19
5
1
16

4381
s

27

,,

1934…,

13213
29

,,

1934,,

19
6
118
44

29

,,

1934,,,.

132/514
30 Jan.

1933..

17′
26

30 Jan. 1933,,,,

12115
27 Juli

1914,,

24’81
5

59

27 Juli

1914.,.,

8411034
)
in pence p. oz.stand.
8)
Forelgn
silver in $c. p.oz. line.
3)
In ah. p.oz.fine
STAND
VAN ‘s RIJKS KAS
Vorderingen.
1

15
Jan. 1934
1

23Jan. 1934
Saldo van’s Rijks Schatkist bij De Ne-
derlandsche

Bank……. ………..
f
45.388.235,28
/
53.295.668,38
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
436.684,29
205.925,88
Voorsch. op ultimo December 1933 aan
de gem. verst, op v. haard. de Rijks-
adm. te heffen gem. ink. bel, en opc.
op de Rijksink. bel
………………

.

..
Voorsch. op ultimo December 1933 aan
1.149.966,48
1.149.966,48

de gem. verstrekt op aan haar uit te keerenhoofds.derpers.bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. endergem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
,,

3.059.174,63
3.059.174,63
246.615.155,48
,,245.959.278,36
Id. aan

Suriname …………………
13.276.528,75
,,

13.261.851,13
Id. aan

Curaçao ………………….
4.898.975,25
,,

4.868.947,42
Kasvord. weg. credietverst. ajh. buiteni
,, 102.401.376,51
,, 102.572.295,15

Voorschotten aan Ned.-lndit ………

Saldo der postrek. v. Rifkscomptabelen

….

31.265.112,84
,,

32.534.901,20
Vord. op het Alg.Burg. Pensioenfonds’)

….



18.772.471,34
,,

18.756.036,41
Vord. op andere Staatsbedrijven
1)
……..
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)……
51.646.046,77
..

51.619.046,77
Verplichtingen.

Voorschot door De Ned. Bank ingev
art. 16 van haar octrooi

verstrekt
– –
f384.844.000,-
f384.644.000,-
Schatkistbiljetten In omloop……….
Schatkistpromessen in omloop …….
87.130.000,-
..
87.100.000,-
Zilverbons in omloop …………….
Schuld op ultimo December 1933 ajd
…1.392.279,-
.,

1.387.640,-

gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d. pers. bel., aand. i. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
bel, en op de verm. bel …………..
– –
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.1)
,,

15.600.213,93
,,

16.646.986,30
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’)

….

,I23.307.539,l0
,,115.128.994,17
,

76.397,10

Id. aan andere Staatsbedrijven’) ……
Id. aan diverse Instellingen
1)
……..
..77.765.240,31
,,

78.130.058,49
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1

20 Jan. 1934
1

27

Jan. 1934
Vorderingen:
Saldo Javasche Bank ……………..
/

4.806.000,-
/

1.566.000,-
Betaalmiddelen in
‘s
Lands kas ……
72.532.000,-

waaronder Muntbiljetten ………..
74.000,-

Verplichtingen:

.

Voorschot’s Rijks kase. a. Rijksinsteil

,,
249.649.000,-
,246.296.000,-
1.000.000.-

1.000.000,-
Schatkïstpromessen
………………….
15.540.000,-
1.142.000,-
15.540.000,-
1.142.000,-
Schatkistbiljetten
………………….
Muntbiljetten in omloop
…………….
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds
,,

1.417.000,-
1.469.000,-
Idem aan de Ned.-Ind Postspaarbank.,,
2.564.000,-
2.628.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
– –

SURINAAMSCHE
BANK.
Voornaamste posten in
duizenden guldens.

Data
Metaal
latie
Andere
opelschb.
Discont.
Dl
nin gen’)

23 Dec.

1933,,
698 1.044 417
736
2.450
16

1933..
696 1.049
418
734
1

2.415
9

,,

1933,,
696 1.117
430
722
2.422
2

,,

1933..
695.
1.275 423 713
2.406
25
Nov.

1933..
698
1.057
418
712
2.389
5 Juli

1914..
645
1.100
560
735 396
‘ *JIUL)J.
UCI StJVfl.

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 29 Januari 1934.

Activa.

Passiva.
Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,

3.749.272,82
Bijzondere reserve ………………,,

5.000.000,-
Pensioenfonds ………………….,,

8.768.115,37
Bankbiljetten in omloop ………….. ,, 889.496.100,_
Bankassignatiën in omloop ……… 36.386,91
Rek.-Cour. Het Rijk
f
43.471.574,81

saldo’s:

Anderen ,, 202.384.041,87

245.855.616,68
Diverse rekeningen ………………
.,

4.373.115,23

f
1.177.278.607,01

Beschikbaar metaalsaldo …………
f
492.880.098,98
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.232.200.245,-
Waarvan aan Nederlandsch-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) ……../ 76.424.425,-
Waarvan in het buitenland …………………….
..6.651.146,63
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud

Andere
Beschikb. Dek-

Data

Clrculatle
opeischb. Metaal-
kings

Munt
1
Muntmat.

schulden
saldo

perc.

29 Jan,’34 106713 812.527 889.496 245.892 492.880 83
22 ,,

’34 106713 812.739 884.556 247.720 493.861 83

25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 6.198 43.521

54
Totaal
Schatkist-
1
Belee

Papier
Djverse

Data

bedrag promessen

. –

disconto’s
rechtstreeks
nin gen

b
op het

reke-
uitenl. ningen
1)

29 Jan. 1934 28.290

144.893

1.403 11.449
22 ,,

1934 28.383

141.999

1.403

11.205

25 Juli 1914 67.947

61.686 20.188

509
‘)Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Data
Goud
Zilver
Circulatie
Andere
opeischb.
schulden

Beschikl
metaal-
1
saldo

27 Jan.’34
2
)
14.440
189.640
26.490
58.988
20

,,

1348)
146.350
189.660
29.350
58.746

30 Dec.1933
108.377

1

34611
186.435
28.347
57.074
23

,,

1933
109.821

1

35.609
185.158
33.858
57.823

25 Juli 1914
22.057
1

31.907
110.172 12.634
4.842

Data
____________

biteui
N.-Ind.
betaaib.

1

Dis-
1

conto’s
1

1

Belee-
ningen
1

Diverse
reke-
ningen’)


percen-
tage

27 Jan.’34
2
)
600
.

697’760
14.320
67
20

,,

‘342) 790
70.220
15.650
67

30 Dec.1933
903
12.414
67 ‘
9.00153.083
23

,,

1933
721
8.971

i

52.478
14.946
66
25 Juli 1914
6.395
7.259

75.541
2.228
44
8)
Slultpost activa.
8)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.

Binneni.
Wis.I
Hfdbk.
f

23.475.028,94
sels, Prom.,

Bijbnk.
,,

561.708,96
enz.in
discjAg.sch.
,,

4.253.405,15
f

28.290.143,05
Papier
o.
h. Buitenl. in disconto

……

Idem eigen portef.

f

1.402.500,-
Af: Verkocht maar voor
de bk.nog niet afgel.


1.402.500,-
Beleeningen
mcl.
vrsch.
Hfdbk.
f

98.925.140,181)

in rek..crt.
Bijbuk.

,

4.269.201,05

op
onderp.
Ag.sch.
,,

41.698.632,80

f
144.892.974,03

Op
Effecten
.
……
f
142.604.660,16
1
)
OpGoederenenSpec.
,,

2.288.313,87
,,

144.892.974,03
8
)
Voorschotten a. h. Rijk
…………….
..

Munt, Goud
……
f
106.712.780,-
£duntmat., Goud
.. ,,
812.526.586,44

f

919.239.366,44
Munt, Zilver, enz.

,,

27.264.847,22
Muntmat. Zilver..

Belegging
1/

kapitaal, reserves en pen.
11

946.504.21′
2
,66
2
)

sioenfonds

……………………
,,

21.408.897,61
Gebouwen en Meub. der Bank
……..
,,

5.000.000,-
Diverse rekeningen
………………
..

11.448.683,49
Staatd. Nederl. (Wetv. 27/5/’32,
S.
No. 221)
18.331.195,17

f
1.177.278.607,01

Auteur