l
V*rt>:HJlUlCtUlirill
Figuur 2. CanjunctuurintUcatoren voor Nederland, Duitsland en de VS
Internationale
conjunctuur
blijft matig
Nederland
Duitsland
Verenigde Staten
De DNB-conjunctuurindicator toont
tot eind november een onveranderd
beeld van een zwakke conjunctuur
(zie figuur 1). De realisatie van de
conjunctuur, afgemeten aan de produktie in de verwerkende industrie,
die ook lange tijd een neerwaarts beloop vertoonde, is de laatste twee
maanden niet verder achteruit gegaan en laat zelfs enig herstel zien.
De omvang daarvan is echter nog gering.
In figuur 1 wordt de conjunctuur afgebeeld in afwijking van de trend.
De trendmatige groei in de industriele produktie wordt in de achterliggende berekeningen geschat op
ruim 3% per jaar. Omgerekend in
groeitermen voorspelt de DNB-indicator voor de komende maanden
een groei van circa 2%. De meest recente voor seizoen en onregelmatige
bewegingen gecorrigeerde groei van
de industriele produktie is bijna
1,5%. Deze groei van 1,5% is inmiddels hoger dan rond de jaarwisseling, toen de groei door de toenmalige conjunctuurverslechtering slechts
ruim 0,5% bedroeg. (In figuur 1 is dit
te zien doordat de helling van de realisatie minder steil is geworden). De
reeds lange tijd aanhoudende zwakke conjunctuur betekent voor de
Nederlandse economic dus lagere
80;: m .v8SIH. MOS »*;.!
groeicijfers maar geen recessie met
negatieve groei.
De oorzaak van de huidige laagconjunctuur moet, zoals voor Nederland
gebruikelijk, in het buitenland worden gezocht. Figuur 2 geeft conjunctuurindicatoren voor Duitsland en
de VS die op vergelijkbare wijze zijn
(her-)berekend als de DNB-indicator
voor Nederland. De indicator voor
Duitsland is gebaseerd op de IFOindicator van de Duitse industrie en
die voor de VS op de indicator van
het Department of Commerce. De
conjuncturele ontwikkeling in Duitsland is reeds lang sterk neerwaarts
gericht. Die van de VS is daarentegen al weer vrij lang in opgaande
lijn. Deze conjunctuurpatronen moeten echter worden gezien tegen de
achtergrond van de trendmatige
groei. In de VS is deze, volgens de
achterliggende berekeningen, enige
decennia circa 3% per jaar geweest,
maar de laatste jaren afgenomen tot
circa 1%. Daarmee is het totale beeld
van de economic in de VS nogal
somber, ondanks het relatieve herstel. Het gering geachte herstel krijgt
momenteel vanwege de aanstaande
Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
I –
-2
ESB 2-9-1992
presidentsverkiezingen bovendien
extra aandacht in de publieke discussie. In Duitsland is de trendmatige
groei zodanig dat ondanks de forse
negatieve conjunctuurcomponent
nog steeds van een redelijke groei
sprake is. Het IFO-Instituut voorspelt voor West-Duitsland in 1993
een economische groei van 2% en
een hogere groei in de jaren nadien.
In het merendeel van de andere lan-
den bevinden indicator en realisatie
zich beneden het trendmatige niveau. Met name de Japanse conjunctuur ontwikkelt zich negatief. Voor
Nederland is vooral de Duitse conjunctuur van belang: deze draagt in
belangrijke mate bij aan het neerwaartse beloop van de Nederlandse
indicator. De conjunctuur in de VS is
voor Nederland niet zo zeer rechtstreeks maar meer via andere, sterker van de VS afhankelijke, landen
van belang. Het (zeer bescheiden)
herstel in de VS draagt bij aan een
conjunctuurvoorspelling die voor
Nederland net iets gunstiger is dan
voor Duitsland.
Conclusie
92′
De DNB-conjunctuurindicator laat
tot eind november een zwakke conjunctuur zien. Dit patroon spoort
met dat van andere landen, met
name met dat van Duitsland. De
conjuncturele component van de
industriele produktie is de laatste
twee maanden niet verder achteruit
gegaan.