Ga direct naar de content

Input/output

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 17 2016

ESB Input / output
Jaargang 101 (4728) 18 februari 2016
Input // output
Geleidelijke
onderhandelingen
In economische standaardmodellen wordt ervan
uitgegaan dat vakbondsleden massaal stoppen
met werken als onderhandelingen met werkge –
vers mislukken. In werkelijkheid is dit niet het
geval. Dobbelaere en Luttens presenteren daar –
om een alternatief model, waarin de vakbonden
in een geleidelijk proces onderhandelen. Wan –
neer de onderhandelingen mislukken, stoppen
niet alle maar alleen de marginale werknemers,
waarna de onderhandeling opnieuw begint. De
auteurs onderzochten hoe efficiënt deze gelei- delijke onderhandeling in theorie ten opzichte
van een alles-of-niets-onderhandeling is wan

neer de werkgever al dan niet zijn werknemer
meteen kan vervangen. In beide situaties blijken
evenwichtslonen niet per se te verschillen van
die volgens het standaardmodel. In de situatie
waarin de werkgever de werknemer niet kon
vervangen, gaat dit echter alleen op wanneer
de onderhandelingen beginnen voordat de pro –
ductie plaatsvindt.
Dobbelaere, S. en R.I. Luttens (2016) Gradual collective
wage bargaining. Tinbergen Institute Discussion Paper,
004.
Morele consequenties
Het nastreven van succes kan morele consequen –
ties hebben. Neem bijvoorbeeld het Manhattan
Project waarin wetenschappers konden uitblinken
in natuurkunde, maar daarmee wel de atoombom
ontwikkelden. In een experimentele setting onder –
zochten Falk en Szech hoe studenten omgingen
met een soortgelijk dilemma. Ze kregen een test,
geframed als een vragenlijst of als een IQ-test. Bij
een herkenbare IQ-test is er volgens de auteurs een
grotere prikkel om hoger te scoren, omdat IQ-sco –
res een belangrijke determinant zijn voor succes.
Naast de test kregen de studenten een video van een
muis te zien. De morele consequentie in het expe –
riment was dat voor elke juist beantwoorde vraag ,
zowel bij de vragenlijst als de IQ-test, de kans op
het vergassen van een muis steeg. De studenten
bleken significant beter te presteren bij een IQ-test.
Dit suggereert dat mensen zich in hun streven naar
succes beperkt laten tegenhouden door gevolgen
voor derden.
Falk, A. en N. Szech (2016) Pleasure of skill and moral con-
duct. CESifo Working Paper, 5732.
Huurtoeslag
De Boer berekende de arbeidsaan-
bodeffecten van drie budgetneu-
trale huurtoeslagvarianten. In de
eerste variant krijgt men in plaats
van een huurtoeslag, een verlaging
van het tarief in de eerste belas-
tingschijf. Hierin groeit de arbeids-
participatie met 0,6 procent. In de
tweede variant wordt de huurtoe-
slag voor de laagste inkomens ver-
laagd. Dit leidt tot een groei van ar-
beidsparticipatie met 0,2 procent.
Ten slotte krijgt men in de derde
variant een vast bedrag in plaats
van een huurtoeslag. Dit heeft een
positief netto-effect van 0,5 pro-
cent. De resultaten zijn berekend
op basis van cijfers uit het Centraal
Economisch Plan 2015.
Boer, H. de (2016) Arbeidsaanbodeffec-
ten van een aantal huurtoeslagen. CPB
Notitie, 4 juni.
Overmoed
De efficiënte-markthypothese gaat ervan uit dat de
prijs van effecten op zijn minst alle publieke infor –
matie reflecteert. Dit suggereert dat je, zonder pri-
vate informatie, de markt niet kunt verslaan en je
maar beter de markt kunt volgen. Bestaand empiri-
sch onderzoek toont echter aan dat er veel voorspel –
baarheid in de effectenmarkt zit, wat zou betekenen
dat investeerders niet alle beschikbare informatie
gebruiken. Daniel en Hirshleifer onderzochten
de literatuur over hoe de zelfoverschatting van in –
vesteerders deze inefficiëntie verklaart. Bestaande
literatuur in de psychologie en de effectenmarkt
bevestigt dat investeerders zich irrationeel veel la –
ten leiden door hun eigen perspectieven, in plaats
van door de publieke informatie. Dit zou verklaren
waarom investeerders met dezelfde informatie het
oneens zijn met elkaar. Daniel en Hirshleifer plei-
ten daarom om de component zelfoverschatting toe
te voegen aan de huidige modellen, wat een belang –
rijke stap is richting financiële gedragseconomie.
Daniel, K. en D. Hirshleifer (2016) Overconfident investors,
predictable returns, and excessive trading. NBER Working
Paper, 21945
Integratie
Het merendeel van de Rotterdammers, 52 procent,
vindt dat buitenlanders goed zijn geïntegreerd in hun
eigen stad. Dit is een stijging van 9 procentpunt sinds
de laatste meting in 2012, waarmee Rotterdam een
van de grootste stijgers is onder de Europese steden. Rotterdam scoort net iets hoger scoort dan Amster-
dam en Brussel met respectievelijk 49 en 48 procent.
De meting betreft 2015.
Europese Commisie (2016) Quality of life in European cities
2015. Flash Eurobarometer
, 419.
52
procent van de Rotterdammers
132

Input / output ESB
Jaargang 101 (4728) 18 februari 2016
Altruïsme en winst
Voor een arts is er een wisselwerking tussen het wel-
zijn van een patiënt en zijn eigen winst. Een arts kan
immers de informatievoorsprong over wat een pati-
e nt nodig heeft misbruiken om de patiënt te exploi-
teren. Zo kan hij na een prijsstijging bijvoorbeeld
besluiten de patiënt vaker te behandelen (winst) of
minder te behandelen om patiënten kosten te be –
sparen (patiëntwelzijn). Chen en Lakdawalla on –
derzochten welke van deze twee overwegingen de
boventoon voert bij artsen in de VS, bij wie tussen
1993 en 2002 de prijs per behandeling steeg. Artsen
blijken bij een prijsstijging patiënten met een lager
inkomen minder te behandelen. In deze situatie zou
de winst uit altruïstisch handelen het grootst zijn.
Chen, A. en D.N. Lakdawalla (2016) Saving lives or saving
money? Understanding the dual nature of physician prefe-
rences. NBER Working Paper, 21930.
Stageplekken
Een stageplek helpt studenten integreren op de ar –
beidsmarkt. Jansen et al . onderzochten met Duitse
gegevens voor 2004–2015 in welke mate specialisa –
tie in het stageprogramma de vraag en het aanbod
van stageplekken beïnvloedt. Een specialistische
opleiding zou studenten een hogere stagevergoeding
verschaffen omdat ze directer inzetbaar zijn in een
bedrijf. Een meer algemene opleiding daarentegen
zou kansen op een stage weer kunnen vergroten, om –
dat de opgedane kennis breder inzetbaar is. Hieruit
blijkt dat meer specialisatie niet alleen leidt tot een
hoger aanbod door het bedrijf maar ook tot een gro –
tere vraag van studenten naar stageplekken. Voor een
student betekent dit dat het effect van een hoger loon
zwaarder weegt dan de kansen op de arbeidsmarkt.
Jansen, A., A. de Grip en B. Kriechel (2016) The effect of
choice options in training curricula on the supply and de-
mand for apprenticeships. IZA Discussion Paper, 9697.
Geboorteplaats
Wat is de link tussen geboorte-
plaats en loon? Bosquet en Over-
man beantwoorden deze vraag met
behulp van Engelse panelgegevens
uit de periode 1991–2009. Hiermee
schatten ze de gevoeligheid van
lonen op de grootte van de geboor-
teplaats op 4,6 procent. Volgens
de auteurs is dit deels te verklaren
doordat werken in grotere steden,
door het agglomeratie-effect, vaak
leidt tot hogere lonen, aangezien
een groot deel van de mensen dik-
wijls in of bij zijn geboorteplaats
blijft wonen.

Bosquet, C. en H.G. Overman (2016)
Why does birthplace matter so much?
Sorting, learning and geography? CEPR
Discussion Paper, 11085.
Kapitaalstromen
Reinhart et al. brengen in kaart hoe
de mondiale kapitaalstromen zich
over de afgelopen twee eeuwen
ontwikkelden. Ontbrekende data
uit de negentiende eeuw vulden
de auteurs op met een schatting
op basis van obligatie-uitgiftes.
Uit de analyse blijkt dat de kapi-
taalstromen sterk groeiden vanaf
1999 en hun hoogtepunt bereikten
in 2011. Daarmee was de periode
1999–2011 een van de langst du-
rende groei-perioden sinds 1815,
het eerste meetpunt. Hiermee
plaatsen Reinhart et al. abrupte
groeidaling na 2011 in historisch
perspectief en rechtvaardigen ze
de bijgestelde groeiramingen voor
2015 van vier naar twee procent
van het IMF.
Reinhart, C.M., V. Reinhart en C. Tre-
besch (2016) Global cycles: capital
flows, commodities, and sovereign de-
faults, 1815–2015. NBER Working Paper,
w21958.
Economische integratie
Een belangrijke indicator om economische inte –
gratie van de eurozone te meten, is de mate van
prijsverschillen tussen de lidstaten. Hoeberichts
en Stokman vergeleken hoe deze zich ontwikkel –
den in de eurozone ten opzichte van de VS in de
periode 1960–2014. Uit de analyse blijkt dat de
prijsconvergentie in 2007 hetzelfde niveau als in de
VS bereikte. Na korte verdere convergentie zijn de
prijsverschillen echter weer groter geworden, ter –
wijl de langetermijnontwikkelingen in de VS rede –
lijk stabiel bleven. Volgens de auteurs duidt dit op
een nog incomplete economische integratie van de
eurozone.
Hoeberichts, M. en A. Stokman (2016) Price level convergen-
ce within the euro area: how Europe caught up with the US
and lost terrain again. DNB Working Paper, 497.
Masteropleiding
In hoeverre verschillen leraren met en zonder mas-
teropleiding van elkaar op de basisschool, middel –
bare school en het middelbare beroepsonderwijs?
Heyma et al. onderzochten dit voor een hbo-cohort
in 2013–2014 op basis van vragenlijsten en focusge –
sprekken. Hieruit blijkt dat leraren met een master –
opleiding een meer onderzoekende houding hebben
dan leraren zonder masteropleiding. De auteurs
vonden geen significante effecten op de kwaliteit van
onderwijs en de tevredenheid van studenten. De au –
teurs voegen hier wel aan toe dat de leraren nog bezig
waren met een masteropleiding en effecten hiervan
mogelijk pas na de afronding naar voren komen.
Heyma, A., E. van den Berg, M. Snoek et al. (2016) Effecten
van een masteropleiding op leraren en hun omgeving. SEO
Rapport, 82.
Antibiotica
Per dag gebruiken 10,8 op 1000 Nederlanders anti-
biotica. Daarmee gebruiken Nederlanders binnen
Europa het minste antibiotica. Grieken gebruiken
er het meeste antibiotica. Per dag gebruiken 32,2
op de 1000 Grieken antibiotica. In Duitsland ge- bruiken 1,5 keer meer mensen antibiotica, in België
en Frankrijk 2,5 keer meer.
CBS (2016) Binnen Europa in Nederland minste antibiotica
voorgeschreven.
CBS Persbericht, 9 februari. 10,8
dagelijkse doseringen per 1000 inwoners
133

Auteur