Ga direct naar de content

Hormonen en het bnp

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 27 1989

Hormonen en het bnp
Economen kampen met een te veel
aan theorema’s en een tekort aan feiten
om ze op los te laten. Ze hebben boeken vol met schatters om elke perverse
storingsterm tot witte ruis te herleiden
en genoeg vaste puntstellingen om algemeen evenwicht te bewijzen voor
elke denkbare aardse en buitenaardse
vorm van economised leven. Is het dan
verwonderlijk dat economen, vol van
technieken, hun grenzen overschrijden
op zoek maar onderwerpen?
Wat er omgaat tussen man en vrouw
is, afgaande op het aantal geschreven
en gezongen teksten sinds de Schepping, het populairste onderwerp ter wereld. Verbazingwekkend is vooral dat,
ondanks alle waarschuwingen in deze
teksten, mannen en vrouwen contact
blijven zoeken. Soms zelfs met de bedoeling een relatie op te bouwen en een
huwelijkscontract te sluiten. Technisch
is dit gedrag vergelijkbaar met dat van
werknemers en werkgevers die elkaar
zoeken om tot een arbeidsovereenkomst te komen.
Het koppelen van een werkgever aan
een werknemer wordt ‘matching’ genoemd en er is niets dat een econoom
kan weerhouden om het ‘matching-‘ of
sorteermodel op de huwelijksmarkt los
te laten. De eerste om dat te doen was
Gary Becker in 19731. Sindsdien zijn de
sorteermodellen verfijnd en verder ontwikkeld. Toepassing op de huwelijksmarkt leidt tot verrassende resultaten2.
Gemakshalve beperk ik me hier tot het
koppelen van een man en een vrouw. Het
model is zeer flexibel en in een handomdraai generaliseerbaar tot andersoortige
koppelingen. Stel voor hetzelfde gemak
en om niet te hoeven ingaan op de optimaliteit van polygamie of celibaat dat er
evenveel mannen en vrouwen zijn. In
theorie kan elke man aan elke vrouw gekoppeld worden. Tussen 10 mannen en
10 vrouwen zijn er dan in totaal 100 verschillende huwelijken mogelijk. Er zijn
echter 10! (dat is meer dan 3,6 miljoen)
mogelijke manieren om 10 verschillende
combinaties van een man en een vrouw
te kiezen uit die 100 mogelijkheden. Die
combinaties zijn niet allemaal even aantrekkelijk. Sommige zijn beter dan andere, zowel voor de betrokken partners als
voor de samenleving.
De rationele man en dito vrouw trouwen als ze er in nut op vooruitgaan ten
opzichte van alleen blijven. Samen kunnen ze profiteren van schaalvoordelen
(bij voorbeeld een flat in plaats van twee).
Samen kunnen ze ‘huishoudelijke goederen’ produceren waar alleen niet aan

ESB 26-7-1989

J.J.M. Theeuwes

te beginnen valt (bij voorbeeld kinderen).
Omdat ze samen meer kunnen is hun huwelijksnut groter dan de som van hun vrijgezellennutten. Die nutswinst verdelen
ze onder elkaar. Mannen en vrouwen die
van tevoren weten hoeveel nut ze met
elke mogelijke partner kunnen realiseren
(perfecte informatie) en hun eigenbelang
nastreven, sorteren zichzelf op efficiente
wijze. Een onzichtbare hand zegent huwelijken in die niet meer te verbeteren
zijn in de zin van Pareto. De mogelijke
nutswinst voor de ene partner in een ander huwelijk weegt niet op tegen het nutsverlies van de andere partner. Pareto-optimale huwelijken scheiden niet. Zij maximaliseren ook de maatschappelijke welvaart. Ze geven de hoogst mogelijke som
van huwelijksnutten over alle mogelijke
huwelijkscombinaties. Ze zorgen ervoor
dat de waarde van de nationale produktie van huishoudelijke goederen, het
huishoudelijk bnp, maximaal is.
Zoals bekend van de arbeidsmarkt
raken deze optimale eigenschappen
zoek bij onzekerheid en gebrek aan informatie. Wanneer de ideale partner
verstopt zit achter een verdeling van
mogelijke nutsverbeteringen, moet er
worden gezocht. Men kan alle kikkers
zoenen en hopen dat er een prins te
voorschijn komt, maar er is bewezen
dat het beter is om bij het zoeken uit te
gaan van zoiets als een ‘reservatiepersoon’. De kenmerken van de reservatiepersoon worden bepaald door de kosten van het zoeken en de verwachte opbrengsten van een huwelijk. Zodra men
iemand ontmoet die beter scoort dan de
reservatiepersoon, is het tijd om een afspraak te maken.

Huwelijken gevormd onder gebrekkige informatie zijn vaak voor verbetering
vatbaar. Omdat men trouwt zodra men
iemand tegenkomt die beter is dan de
reservatiewaarde, is het altijd mogelijk
later iemand te ontmoeten die nog beter is. Nutsmaximaliseerders zullen dan
ook scheiden en hertrouwen (net als
werknemers die van baan wisselen). Eigenlijk zou dit moeten leiden tot veel hogere scheidingspercentages dan we
observeren. Maar er wordt ook ge’fnvesteerd in een relatie en daardoor neemt
het huwelijksnut toe in de tijd. De kans
op echtscheiding wordt kleiner naarmate het huwelijk langer duurt (vergelijkbaar met de kans op baanmobiliteit die
daalt naarmate de baan langer duurt).
De meeste echtscheidingen vinden in
het begin van een huwelijk plaats. In
Amerika vindt eenderde van alle scheidingen plaats in de eerste vier jaar van
een huwelijk3.
Het werken met een reservatiepersoon bij het zoeken is individueel optimaal zoekgedrag, maar is maatschappelijk niet efficient. Telkens wanneer
een man en een vrouw elkaar vinden,
nemen ze elkaar uit de huwelijksmarkt
waardoor ze niet meer beschikbaar zijn
voor anderen. Hun huwelijk heeft negatieve externe effecten op de kansen van
de overgebleven vrijgezellen. Bij het
vaststellen van de individuele reservatiewaarde wordt hiermee geen rekening
gehouden. De reservatiewaarde wordt
maatschappelijk gezien ‘te laag’ gezet
en mensen trouwen ‘te snel’.
De sociale welvaart en het huishoudelijk bnp lijden hieronder. We zouden
ze kunnen optrekken als we zoekers tot
meer kieskeurigheid en geduld (hogere
reservatiewaarden) konden bewegen.
Een belasting op snelle trouwers lijkt me
niet echt haalbaar. Marginale belastingvoeten beneden de 100% zijn niet opgewassen tegen de kracht van hormonen. Japan doet het beter. Daar worden
nog veel huwelijken door de ouders geregeld. Die bekijken de zaak rustiger en
gebruiken meer informatie. Hun reservatiewaarde ligt hoger. Ze sorteren beter. Misschien groeit hun bnp daardoor
ook sneller.
J.J.M. Theeuwes
1. Gary Becker, A theory of marriage, part I,
Journal of Political Economy, 1973. Deel II
verscheen een jaar later.
2. Een aantal daarvan is te vinden in de oratie van Dale Mortensen gepubliceerd in de
American Journal of Sociology, 1988.
3. New York Times, 15 juni 1989.

711

Auteur