B.M.S. van Praag
Hoe beleven
wij de
vrijheid?
Veertig jaar geleden overkwam Nederland en alien die toen leefden iets geweldigs: de bevrijding brak uit. Nu, veertig
jaar na die ongelooflijke meimaand en zomer van 1945, gaat nog wat door me heen
als ik de Canadese tanks op oude filmbeelden zie voorbijtrekken, en denk aan die triomfantelijke dag van 5 mei, toen ik als jongetje de Canadese tanks Haarlem zag binnentrekken. Enige jaren later was het de
tijd waarin in elke dorpskern een
bevrijdingsmonument werd onthuld. Op
zo’n herinneringsbank bij mij in de buurt
staat een tekst van J.C. Bloem: ,,Waard is
het, vijf jaren gesmacht te hebben, nu
opstandig dan weer gelaten, en niet een van
de ongeborenen zal de vrijheid ooit zo beseffen”. Inderdaad, er is een cesuur in Nederland tussen diegenen die ’40-’45 bewust
hebben meegemaakt en de jongeren. In die
oorlogsjaren was vrijheid, wat wij economisten noemen, een schaars goed. Er was
zo weinig vrijheid dat wij graag wat van
ons geld of bezittingen opofferden als wij
daarmee onze vrijheid zouden hebben kunnen uitbreiden. In die tijd konden wij geen
vrijheid kopen.
Na de oorlog zijn wij zeer geleidelijk gewend geraakt aan de vrijheid. Aanvankelijk was de herinnering aan de doorstane
knechting nog levend, maar hoe langer hoe
meer namen wij de herwonnen vrijheid aan
voor iets vanzelfsprekends. Vrijheid werd
voor ons een vrij collectief goed, waarvan
de marginale prijs tot nul gezakt was.
Na de oorlog werd vrijheid gezien als een
zwart-wit-begrip. Voor 1945 was men onvrij, na 1945 was men vrij. Als men gaat
nadenken over het begrip vrijheid blijkt
het toch minder eenvoudig te liggen. Om te
beginnen is daar de analytische definitie.
Stel dat een individu een bepaalde actie zou
willen ondernemen, is het dan gemakkelijk
of moeilijk voor hem om deze actie te reali-
seren? Bij elke actie kan er van kosten
sprake zijn; indien deze kosten door de
overheid worden opgelegd in de vorm van
boete, gevangenisstraf, vergunningen,
spreken wij van inperking van de vrijheid.
Soms zijn de straf fen zo laag of de pakkans
zo gering dat de vrijheid om iets verbodens
toch te doen niet wezenlijk is ingeperkt.
We zien dat vrijheid bij elke voorgenomen
actie kan worden gemeten op een continuum; een kostendimensie die loopt van 0,
totale vrijheid, tot min oneindig, wanneer
de actie zou leiden tot totale vernietiging.
Naast deze kosten door de overheid opgelegd, zijn er de kosten die op informele wijze door de omgeving worden opgelegd. Zij
varieren van een bestraffende blik of onthouden lief de tot de uitstoting uit de groep
of zelfs het veemgericht: de lynchpartij. In
feite is er natuurlijk weinig verschil tussen
kosten verbonden aan acties, of ze nu worden opgelegd door de overheid of door een
sociale subgroep waartoe men behoort. De
overheid is gewoon de representant van de
gemeenschap. Behalve dus meetbaar op
een continuum, is de vrijheid meerdimensionaal. Voor elke actie van verkeerd parkeren tot het met open knalpot rijden, van
vuilverbranden tot de processie in de open
lucht, is er een corresponderende vrijheidsdimensie.
Waarom zijn eigenlijk zo veel acties verboden? Het antwoord is simpel: omdat zo
veel acties schade of hinder berokkenen
aan anderen. De beperking of bemoeilijking van acties, zoals door wet of gewoonte vastgelegd, vinden hun oorzaak in de negatieve externe effecten. De mate waarin
de vrijheid ingeperkt wordt, is dan ook
steeds het resultaat van een compromis tussen conflicterende belangen van hinderaar
en gehinderde, waarbij de laatste veelal
wordt vertegenwoordigd door de overheid.
Er is een algemeen belang in het geding bij
zulke conflicten en hun oplossing, wat
goed onder woorden wordt gebracht in het
adagium ,,Wat gij niet wilt dat u geschiedt,
doe dat ook een ander niet”.
De vraag komt dan op of het nastreven
van steeds meer vrijheid wel optimaal is, en
of er niet een optimaal vrijheidsniveau is,
dat wel degelijk gepaard gaat met beperking van de individuele vrijheid ten aanzien van bepaalde activiteiten. Het antwoord is bevestigend. Is dat optimum voor
iedereen gelijk? Dit is natuurlijk in de heterogene maatschappij niet het geval. Waar
sommigen spreken van te weinig vrijheid,
kan door anderen wel tegelijkertijd dezelfde situatie worden ervaren als een shuatie
van te veel vrijheid. Men kan zich aan vrijheid overeten. Dan is de prijs van de vrijheid als collectief goed negatief geworden,
en men heeft er wel wat voor over als de
vrijheid wat minder groot zou zijn.
Hoe staat het nu in Nederland? De Gemeenschappelijke Pers Dienst in Den Haag
heeft onder de wetenschappelijke verantwoordelijkheid van drs. A.J.M. Hagenaars, prof. dr. M. van de Vail en ondergetekende enige maanden geleden een grote
enquete gehouden, waarover uitgebreid is
gerapporteerd in de bij de GPD aangesloten dagbladen op 4 mei in hun herdenkingsnummers. Een van de vragen daarbij
was: hoe beoordeelt u nil de vrijheid in Nederland? Daarna werd dezelfde vraag
gesteld ten aanzien van de tijd toen men
zelf twintig was. De resultaten laten zich
als volgt (afgerond en zonder ,,weet niet”respons) samenvatten in de label linksonder.
Natuurlijk zijn deze resultaten niet adequaat binnen de hier toegemeten ruimte te
bespreken. Daar is eerder een boek voor
nodig (dat er ook wel zal komen). Met alle
voorzichtigheid kan echter wel worden geconstateerd dat in de veertig jaar na de oorlog er een constante tendentie is geweest
naar meer vrijheid. Een aanzienlijke minderheid in Nederland denkt nu dat er ,,veel
te veel” vrijheid is. Zijn wij soms bezig de
vrijheid op sommige punten te overtrekken, zodat wij door het optimum van vrijheid heengeschoten zijn?
Intrigerende cijfers die om een nadere
analyse vragen.
Tabel. Vrijheidsbeleving volgens de respondenten van de GPD-enquete
1985
Er is/was veel te veel vrijheid
Er is veel vrijheid
Er is juist genoeg vrijheid
Er is weinig vrijheid
Er is veel te weinig vrijheid
ESB 8-5-1985
1960-1980
1945-1960
voor 1945
22%
45%
21%
9%
3%
4%
36%
37%
16%
7%
1%
20%
46%
24%
9%
1%
21%
37%
29%
12%
439