Ga direct naar de content

Het overleg

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 5 1980

ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
Het overleg
Dat het centraal overleg in de Stichting van de Arbeid
vorige week is mislukt, zal niet als een verrassing zijn
gekomen. In vrijwel alle beschouwingen die aan het overleg voorafgingen werd gewezen op de schijnbaar onoverbrugbare geschilpunten tussen de partijen; een loonmaatregel zou onvermijdelijk zijn. Dat laatste was ook de algemene teneur in de commentaren na afloop van het overleg. Laten we eens nader bekijken waarop het overleg in de
Stichting nu uiteindelijk is stukgelopen. Hoewel over de
inhoud van het gesprek onduidelijke en soms wat tegenstrijdige berichten de ronde doen, lijkt me dat er in feite
drie geschilpunten onopgelost zijn gebleven.
I . Allereerst is daar het ,,inkomensplaatje”. Bij de door
het kabinet (en de Tweede Kamer) voorgestelde extra
loonmatiging van 2,5% zou het koopkrachtverlies lopen
van I % voor de minimumloners tot 3 3 % voor 4X modaal.
Voor zowel de FNV als het CNV is het aantasten van de
koopkracht van het minimumloon onaanvaardbaar. Er
moet een grotere bijdrage van de hogere inkomens worden
gevraagd. Het kabinet en de werkgevers zijn evenwel
politiek sterk gekant tegen een forsere nivellering.
Bovendien kan er volgens minister Albeda eenvoudig niet
voldoende aan de bovenkant van de inkomensladder
worden gehaald, om een dreigend koopkrachtverlies aan
de onderkant o p te vangen.
2. Als tweede geschilpunt valt te noemen de omvang
van de loonmatiging. Het kabinet wil de 2,5% loonmatiging voor 2% ,,halenw uit de prijscompensatie en voor
0,5% uit de vakantietoeslag. Het principe van de prijscompensatie is voor de FNV echter nog steeds heilig.
De FNV wil wel akkoord gaan met een aftopping van de
prijscompensatie (en de vakantietoeslag) bij anderhalf of
twee keer modaal. Principieel zie ik niet zoveel verschil,
maar materieel wel: het tegenvoorstel van de FNV levert
zeker geen 2,5% loonmatiging o p (waarmee meteen de
voorkeur van de FNV voor aftopping is verklaard).
3. Het derde geschilpunt betreft de winst-werkrelatie.
De vakbeweging, en in het bijzonder de FNV, wil het
brengen van een extra loonoffer in overweging nemen,
mits daartegenover werkgelegenheidsgaranties van de
werkgevers staan. Het is nog onduidelijk of de FNV daarbij korte-termijngaranties voor ogen staan, in de zin van
,,gelijk oversteken”, of dat lange-termijnafspraken mogelijk zijn. Minister Albeda vindt d e eis van de vakbeweging
voor direct meer werkgelegenheid onjuist. O p een OECDconferentie, vorige week in Parijs, stelde de minister dat
alleen al voor het handhaven van de werkgelegenheid bij
een stagnerendt groei en stijgende overheidsuitgaven, een
verlaging van de particuliere inkomens onvermijdelijk is.
Pas ,,daarnaw zou extra inleveren meer werk kunnen
opleveren. Minister Albeda sprak van een ,,faseverschil”
m.b.t. de opvattingen van de vakbeweging o p dit punt,
maar het lijkt me dat de minister de zaak daarmee toch iets
te rooskleurig voorstelt. De werkgevers verzetten zich om
drie redenen tegen een concrete winst-werkrelatie: a. met
de inspraak van de werknemers m.b.t. de aanwending van
hun loonoffer is de autonomie van de werkgever in het
geding; b. de rendementspositie van het bedrijfsleven is zo
verzwakt, dat eerst een begin moet worden gemaakt met
het financieel orde o p zaken stellen; c. de overheid moet
eerst maar eens komen tot een sanering van de staatsfinanciën.
Tot zover beknopt de drie belangrijkste geschilpunten
tussen werkgevers, werknemers en kabinet. De vraag is
of, gezien deze punten, de aangekondigde derde ronde
van het overleg enige kans van slagen heeft. Daarbij moet
worden bedacht dat het kabinet een vrijwillige loonmatiging verre prefereert boven een gedwongen looningreep.
Een centraal akkoord mag dan ook letterlijk wel wat kos-

ten. Zo deed minister Albeda, vóór het opleggen van de
loonmaatregel begin dit jaar, het bijna-akkoord van eind
1979 als laatste bod, hoewel inmiddels cijfers over de economische groei bekend waren geworden die erop duidden
dat het akkoord in feite ,,onbetaalbaarw zou zijn. De
voorkeur van het kabinet voor een vrijwillige loonmatiging zal intussen niet zijn veranderd. Zeker nu de opvatting algemener wordt dat we waarschijnlijk aan het begin
staan van een aantal magere jaren, zou het doorbreken
van de patstelling tussen werkgevers en werknemers door
middel van een centraal akkoord van grote betekenis zijn,
ook voor het arbeidsvoorwaardenoverleg in de komende
jaren.
Niet alleen het kabinet heeft evenwel belang bij een centraal akkoord. Het is zeker niet onwaarschijnlijk dat ook
de vakbeweging gedwongen wordt tot een pragmatischer
opstelling. Het CNV vervult hierin een voortrekkersrol,
maar ook uit de opvatting van de FNV dat een derde gesprek voor haar in ieder geval zinvol is, kan enige moed
worden geput. O p zich ligt een bijstelling van het FNVbeleid ook wel voor de hand. Vergeten wordt wel eensdat
werknemers lid worden vaneen vakbond, omdat zedenken
dat o p die manier hun belangen worden behartigd. Zijn de
leden dit jaar (financieel) aan huntrekkengekomen?Zeker
niet. Doordat de FNV vanwege interne verdeeldheid het
,,bijnaakkoord” niet kon accepteren, hebben de werknemers in Nederland genoegen moeten nemen met een
toeslag van slechts f. 26 bruto per maand, belangrijk
minder dan de loonstijging in het ,,bijna-akkoord”. Door
de opstelling van de FNV zijn de leden er dus knap op
achteruitgegaan. Ook dit iaar zal gelden dat centrale
afspraken voordeliger zulle; zijn daneen (anders onvermiideliike) looninareen. De FNV kan wederom vasthouden a a i allerlei vërwo’rven rechten, maar wellicht zullen
ook de leden zich gaan realiseren dat die principes
uiteindelijk wel duur zijn en dat men geen contributie
betaalt voor een jaarlijkse gratis busreis naar Amsterdam,
om daar heel hard ,,Ik pik het niet” te roepen. Het gevaar
van ledenverlies als de FNV wederom buitenspel komt te
staan, is zeker niet denkbeeldig.
Zijn er voor de werknemers en het kabinet duidelijk
voordelen bij een centraal akkoord. het lijkt erop dat de
werkgevers, in het biizonder het VNO. het meest voelen
vooreen loonmaatregel. Voorzitter Van Veen heeft inmiddels al te kennen gegeven dat wat hem betreft de derde
ronde van het overleg niet hoeft door te gaan en dat de
regering nu maar snel moet ingrijpen. Het heeft er alle
schijn van dat de werkgevers niets voelen voor werkgelegenheidsafsprakenmetdevakbeweging. Het isgoed hierbij
te bedenken dat het op centraal niveau ,,slechts” kan gaan
om de intentie voor dergelijke afspraken, het doen van
aanbevelingen voor het overleg in de sectoren. Maar Van
Veen lijkt op dit punt geen speelruimte te krijgen van zijn
achterban. Daarbij speelt uiteraard mee dat de werkgevers
nog altijd niet onder de indruk zijn vande matigingsbereidheid van de vakbeweging.
Er komt waarschijñlijk geen centraal akkoord tot stand.
Dat zal dan uiteindelijk het gevolg ziin van de vroblemen
ten aanzien van een ñadereconc;et&ering va; de winstwerkrelatie. In de twee anderegeschilpunten, de nivellering
en de mate van loonmatiging, lijkt voldoende onderhandelingsruimte aanwezig o m toch tot overeenstemming te
komen, ook al zal dat vrijwel zeker betekenen dat de 2,5%
loonmatiging niet wordt gerealiseerd. Maar gezien het
belang van een centraal akkoord o p lange termijn zou het
bijzonder onverstandig zijn als men het o p dit punt zou
laten afspringen.

T.de Bruin

Auteur