Ga direct naar de content

Globalisering is onbekend en omstreden

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 13 2006

debat

Globalisering is onbekend
en omstreden
De debatten en opvattingen over globalisering
veranderen onder invloed van nieuwe ontwikkelingen.
Wat globalisering voor beleid moet betekenen, is
vervolgens ook nog tamelijk duister. Het is tijd voor
een serieus nationaal globaliseringdebat.

D

Robert Went
Wetenschappelijk medewerker bij de WRR
en gastonderzoeker aan
de UvA

10

ESB juli

it artikel schetst een aantal belangrijke theorieën en ideeën over
globalisering. Maar het laat ook veel
onbesproken. Dat is onvermijdelijk
omdat het onderwerp geen grenzen kent en
permanent in beweging is. Wie iets van globalisering probeert te begrijpen zal bovendien
al snel ontdekken dat zij zich niet kan beperken tot wat economen daarover te vertellen
hebben, maar ook bij andere sociale wetenschappen te rade moet gaan. En aangezien
in wetenschappelijke publicaties verwerkte
kennis en inzichten al gauw twee jaar of ouder
zijn tegen de tijd dat ze in druk verschijnen,
is het tevens raadzaam kranten en internet te
volgen en eigen ogen en oren goed de kost te
geven, om nieuwe ontwikkelingen en mogelijke
interpretaties daarvan bij te houden. Wie de
globalisering wil bestuderen heeft derhalve
een epistemologisch probleem.
Dat begint met de definitie. Globalisering
wordt volgens de historici Osterhammel en
Petersson (2005) weliswaar veel gebruikt voor
terminologische name-dropping, maar is desalniettemin meer dan een symptoom van een
collectieve weigering om na te denken. Het begrip voldoet namelijk als geen ander “aan de
legitieme behoefte om de tijd waarin we leven
te benoemen, met als kern een dichotomie die
steeds weer even triviaal als waar blijkt. De
wereld wordt waarneembaar kleiner wanneer
van elkaar verwijderde landen steeds meer
met elkaar verbonden worden. Tegelijkertijd
wordt de wereld groter omdat onze horizon

2007

nooit eerder zo weids was. Wie derhalve de
tijdgeest […] in één woord wil samenvatten,
heeft weinig alternatief dan terug te vallen op
de veelvuldig herhaalde verzekering dat we het
tijdperk van globalisering zijn binnengetredenâ€
(Osterhammel en Petersson, 2005).

Mythe of realiteit?
De internationalisering van economische
processen is natuurlijk niet van gisteren maar
al eeuwenlang aan de gang. Discussies over de
vraag of de hedendaagse globalisering zonder
precedent dan wel een mythe dan wel een
terugkeer naar het kapitalisme van voor de
Eerste Wereldoorlog is, zijn daarom niet makkelijk te beslechten. Waarom leiden kwantitatieve veranderingen in de omvang van grensoverschrijdende goederen- en kapitaalstromen
tot een kwalitatief andere functioneringswijze
van het mondiale kapitalisme? En kun je de
gevolgen van hedendaagse nieuwe mogelijkheden voor transport en communicatie zinvol
vergelijken met revolutionaire veranderingen
als gevolg van de introductie van telefonie en
telegrafie zo’n eeuw geleden? Osterhammel en
Petersson (2005) lossen dit probleem elegant
op en noemen de verandering van structuren
vanaf eind zestiger jaren het begin van “de
meest recente fase van globalisering, die in
brede kring wordt gezien als de eerste echte
globalisering.†Maar daar kan niet iedereen
(Arrighi, 1994) zich in vinden.
Afgezien van informatie- en communicatietechnologieën, die de internationalisering van
economische processen mogelijk maken en die
steeds sneller en goedkoper worden, denken
economen bij globalisering op de eerste plaats
aan internationalisering van handel en financiële stromen. Daar wordt in toenemende mate
ook de internationalisering van de productie
van goederen bij betrokken, en nog recenter

ook de mondialisering – denk aan outsourcing,
offshoring, nearshoring – van de productie van
diensten. In populairdere termen worden deze
drie internationaliseringen wel aangeduid als
de drie-eenheid van mondiale goederenmarkt,
mondiaal casino, en mondiale werkplaats
(DeMartino, 2000). In de jaren 1990 werd veel
aandacht besteed aan de vraag of c.q. hoe globalisering gemeten kan worden, om antwoord
te kunnen geven op de vraag of de momentane
internationalisering van economische stromen
en processen wezenlijk nieuw is (Kiely, 2005).
In dit debat zijn ietwat schematisch drie posities te onderkennen (Held et al, 1999).
Hyperglobaliseerders, zoals de voormalige
Noord-Amerikaanse minister van arbeid Robert
Reich (1992) en de Japanse business guru
Kenneth Ohmae (1995), stellen dat globalisering leidt tot de denationalisering van economieën als gevolg van de totstandkoming van
transnationale netwerken voor productie, handel en de financiële sector. In deze grenzeloze
wereld hebben regeringen van nationale staten
nog maar weinig speelruimte voor eigen beleid
– Thomas Friedman (Friedman, 2000) noemt
dit de “gouden dwangbuis van de globaliseringâ€. Regeringen raken in deze optiek in toenemende mate ingeklemd tussen lokale, regionale
en mondiale bestuur- en beheersstructuren.
Mede in reactie op dergelijke boude claims gingen globaliseringsceptici met statistieken van
handelsstromen en financiële stromen in de
negentiende eeuw aan de slag om te laten zien
dat de hedendaagse globalisering een mythe is
(Kleinknecht en Ter Wengel, 1998; Ruigrok en
Van Tulder, 1995a). Claims over de noviteit van
hedendaagse ontwikkelingen dienen volgens
deze onderzoekers uiterst sceptisch benaderd
te worden (Hirst en Thompson, 1996) omdat
een kleine eeuw geleden al sprake was van
vergelijkbare niveau’s van openheid voor handel
en financiële stromen. Als al sprake is van iets
nieuws, dan is dat hoogstens regionalisering
in en rondom de triade van Noord-Amerika, de
Europese Unie en Japan en Oost- en ZuidoostAzië (Ruigrok en van Tulder, 1995b). Voor de
meeste sceptici verandert de tegenwoordige
globalisering weinig of niets aan de rol en
mogelijkheden van nationale staten en hun
regeringen (Weiss 1998).

De derde positie in dit globaliseringdebat beweegt zich tussen deze standpunten in (Altvater and Mahnkopf 1996). De hedendaagse economische,
politieke, sociale en culturele processen van globalisering zijn volgens
‘transformationalisten’ zonder precedent. Het functioneren van de wereldeconomie verandert aanzienlijk, en sceptici onderschatten de noviteit
en gevolgen van de toenemende internationalisering van de productie
van goederen (Went, 2002a). Het wegvallen van duidelijke scheidslijnen
tussen internationale en nationale ontwikkelingen en externe en interne
zaken vereist nieuwe strategieën en antwoorden van overheden, bedrijven
en sociale bewegingen (Held et al, 1999). Maar we zijn nog ver verwijderd
van een werkelijk geglobaliseerde wereldeconomie, als die er ooit al komt.
En er zit dan ook veel overdrijving in provocerende claims van globaliseringideologen over het einde van de nationale staat, of over multinationals
die footloose zouden zijn geworden (Doremus et al, 1998).
Hoewel deze discussie nog steeds loopt – zie bijvoorbeeld Ghemawat
(2007) versus Friedman (2005) – is in de loop van de tijd het kamp
der ‘transformationalisten’ vergroot ten koste van met name de ‘sceptici’ (zie echter Kleinknecht et al, 2006). Aardig om daar nog bij te
vermelden is de observatie (Held et al, 1999) dat er geen relatie
bestaat tussen posities die in dit debat worden ingenomen en ideologische standpunten of wereldvisies. Zo behoren tot het kamp der hyperglobalisten niet alleen neoliberalen, maar ook auteurs die zich op Marx
baseren (Desai, 2002) en autonome inspiratoren van een deel van
de anders-globalisten (Hardt en Negri, 2000). Binnen elk van de drie
geschetste benaderingen passen uiteenlopende intellectuele benaderingen, politieke opvattingen en normatieve overtuigingen.

Voortschrijdende inzichten
Gebaseerd op deze posities en soms er dwars doorheen, worden over
een groot aantal concrete deelonderwerpen stevige gedachtewisselingen gevoerd. Behalve theoretische argumenten spelen daarbij in
toenemende mate empirische verificaties dan wel falsificaties een rol.
Met als voordeel en nadeel dat erg veel empirie voorhanden is. Ik noem
een paar belangrijke nog niet afgeronde debatten, zonder pretentie van
volledigheid. Is globalisering een zegen voor de mensheid (Wolf, 2004)
of juist een probleem waartegen we moeten deglobaliseren (Bello,
2004)? Is meer handel goed voor ontwikkelingslanden (Bhagwati,
2004), moet het wereldhandelssysteem eerst hervormd worden voordat
deze landen echt van handel kunnen profiteren (Stiglitz en Charlton,
2005), of is daarvoor nodig dat de Wereldhandelsorganisatie (WTO)
niet langer tegen handelsverstoring maar tegen ontwikkelingsverstoring
op gaat treden (Khor, 2003), en dat ontwikkelingslanden dezelfde
ruimte krijgen voor nationaal beleid als de rijke landen tijdens hun
toenmalige ontwikkeling (Chang, 2002)? Is de mondiale inkomensongelijkheid afgenomen (Sala-i-Martin, 2002a; 2002b), of is die claim
gebaseerd op methodologisch en empirisch ondeugdelijke berekeningen
(Milanovic, 2002) en wijzen de meeste gangbare indicatoren juist op
grotere inkomensverschillen (Wade, 2004a; 2004b)? Neemt het aantal
armen in de wereld gestaag af, zoals de Wereldbank (2007) onlangs
rapporteerde, of zijn de daarbij gebruikte inkomensstatistieken onge-

ESB juli

2007

11

schikt voor het doel waar zij voor dienen en wordt het aantal armen in
de wereld schromelijk onderschat (Reddy en Pogge, 2002)? Controleert
de facto eigenlijk niemand de wereldeconomie meer (Friedman, 2005),
of wordt de hedendaagse globalisering gedomineerd door de “virtuele
partij van Davosâ€, een mondiale elite van CEO’s en corporate investors
met politici en journalisten die voor hen werken (Faux, 2006).
Deze debatten zijn soms een herhaling van zetten, maar er veranderen
ook opvattingen onder invloed van nieuwe ontwikkelingen. Zo beijvert
het IMF zich sinds de Azië-crisis van 1997 niet meer voor het ongeconditioneerd liberaliseren en opengooien van de financiële sector in
ontwikkelingslanden. Een onderzoeksteam van het Fonds, waaraan o.a.
chief economist Rogoff deelnam, concludeerde bovendien dat empirisch
moeilijk een robuuste causale relatie kan worden vastgesteld tussen
de mate van financiële integratie en economische groei (Prasad et al,
2003). En de door de ILO ingestelde World Commission on the Social
Dimension of Globalization (2004), waaraan o.a. Nobel-prijswinnaar
Stiglitz deelnam, stelde vast dat sprake is van grote sociale tekorten en
governance problemen als gevolg van de huidige asymmetrische globalisering. Handel, productie en kapitaal internationaliseren steeds meer en
die ontwikkelingen worden goed gefaciliteerd, maar van globalisering van
sociale, democratische en ecologische rechten en normen is geen sprake.
Een belangrijk geschilpunt waar onder invloed van nieuwe ontwikkelingen de standpunten recentelijk over aan het veranderen zijn, betreft de
gevolgen van globalisering voor de factor arbeid in de rijke landen. In
een veelgeciteerd artikel stelde Richard Freeman in 1995 dat handel
met minder ontwikkelde landen geen belangrijke verklaring biedt voor
de toegenomen druk op de lonen van laaggeschoolden in de ontwikkelde landen: technologische en politieke ontwikkelingen zijn daarvoor
veel doorslaggevender. Freeman liet toen al enigszins open dat dit in
de toekomst anders zou worden, en tien jaar later concludeerde hij
(Freeman, 2005) dat het feit dat de mondiale arbeidspool met 1,5
miljard arbeidskrachten is toegenomen door de toetreding van China,
India en het voormalige Sovjetblok (zie ook IMF, 2007) grote gevolgen
heeft. “Having twice as many workers and nearly the same amount of
capital places great pressures on labor markets throughout the world.
This pressure will affect workers in the developing countries who had
traditionally participated in the global economy, as well as workers in
advanced countries.†Aldus Freeman, die traditionele analyses van
handel in toenemende mate onbruikbaar noemt.
Andere toonaangevende economen komen sindsdien tot vergelijkbare
conclusies. Volgens Alan Blinder (2006) worden de ontwrichtende
gevolgen van offshoring voor de rijke landen sterk onderschat. Het oude
idee dat alleen handel plaatsvindt in dingen die je in een doos kunt
stoppen, is volstrekt achterhaald. Steeds meer niet-persoonlijke diensten komen in de nabije toekomst in aanmerking voor offshoring. In de
VS bedreigt dit volgens Blinder potentieel driemaal zoveel banen als de
industrie op dit moment telt. Hij trekt onder andere de conclusie dat
de bestaande programma’s om hulp te bieden aan mensen die door de
verplaatsing van bedrijven hun baan verliezen volstrekt inadequaat zijn
(zie ook Wasmer en Von Weizsäcker, 2007).

12

ESB juli

2007

Grossman en Rossi-Hansberg (2006) en
Baldwin (2006) gaan op deze piste verder
en redeneren door op het gegeven dat bedrijven dankzij radicale reducties in de kosten
voor communicatie en coördinatie steeds
meer taken kunnen offshoren die tot voor
kort tot de non-tradables gerekend werden.
Het was al langer mogelijk goederen op de
ene locatie te produceren en op de andere te
consumeren maar nu is het ook mogelijk om
verschillende stadia van productieprocessen
op andere plaatsen uit te voeren. En dat geldt
niet langer alleen voor industriële goederen
maar in toenemende mate ook voor diensten.
Deze tweede ontkoppeling is met traditionele
handelstheorieën gebaseerd op David Ricardo
niet langer afdoende te bestuderen en vereist
een nieuw paradigma waarin niet alleen handel in complete goederen maar ook handel
in specifieke taken een plaats krijgt. Dat lijkt
geen overbodige luxe, getuige bijvoorbeeld het
bericht onlangs in The Financial Times (Wright,
2007) dat Westerse producten van consumentengoederen hun aanbodsketen naar China
beginnen te verplaatsen. Goederen worden gesorteerd, gelabeld en zelfs in displays geplaatst
om daarna vanuit Chinese havens direct naar
individuele winkels verscheept te worden. Deze
distributiecentrum bypass kan grote gevolgen
hebben voor de werkgelegenheid. Immers, “het
verplaatsen van banen in de distributiesector
naar overzeese landen werd als het minst
waarschijnlijk beschouwd, omdat het organiseren van de voorraden voor winkels in de juiste
hoeveelheden complex is†(Wright, 2007).

De toekomst
Paul Krugman (1999) kon zich na de Aziëcrisis van 1997 nog maar moeilijk herinneren
“hoe de wereld eruit zag vóór globalisering.â€
Nog ingewikkelder zijn voorspellingen over de
toekomst van globalisering. We weten veel uit
het verleden maar niet precies wat daarvan
geldig blijft. En er zijn veel economische,
sociale alsmede politieke contingenties.
Voor een deel weten we gewoon nog niet goed
genoeg waar we het over hebben. Over de
dynamiek en gevolgen van globalisering is veel
nog onduidelijk of niet afdoende onderzocht.
Onderzoekers van het CPB gaven bij een

berekening van de voordelen van handel met
China bijvoorbeeld aan dat geen recente data
beschikbaar zijn over het aantal baanverliezers
door toegenomen import (Suyker en De Groot,
2006). Daar komt bij dat de meeste statistieken als gevolg van methodologisch nationalisme
(Van Tulder en Van der Zwart, 2006) hoofdzakelijk op het niveau van nationale staten worden verzameld. Grossman en Rossi-Hansberg
(2006) stuitten op meetproblemen die daar het
gevolg van zijn: handel binnen firma’s wordt
anders geregistreerd dan handel tussen firma’s;
handel in taken vindt in toenemende mate
plaats zonder dat goederen de douane passeren
en dus zonder een papieren spoor na te laten;
en misschien wel het belangrijkste: het meten
van de waarde van de import en export van een
land geeft geen inzicht meer in de mate waarin
het geïntegreerd is in de internationale productie- en aanbodketens. Transacties worden
daardoor soms niet geregistreerd, en soms juist
tweemaal meegeteld (Mellens et al, 2007).
Wat globalisering voor beleid moet betekenen,
is vervolgens ook nog tamelijk duister. Slaat
het nog wel ergens op om met nationaal innovatiebeleid (potentiële) winnaars te selecteren
(Baldwin, 2006)? Of om bedrijven die als
nationale kampioenen gezien of aangewezen
worden met overheidssteun in het zadel te
houden (Véron, 2006)? En wat voor beleid is
nodig, mogelijk én effectief om de verliezers
van globalisering te compenseren en ondersteunen? Vooral deze laatste politiek-economische
vraag is van belang omdat het draagvlak voor
globalisering erodeert. “Als je de bevolking
van de VS er over laat stemmen verliest globaliseringâ€, constateerde Jeff Immelt, CEO van
General Electric (Ghemawat, 2007) vorig jaar.
En rond diezelfde tijd gaf 47 procent van de
Europeanen in een peiling aan globalisering als
een bedreiging te beschouwen, terwijl slechts
37 procent het een kans noemde. De eerste
globaliseringgolf tot aan de Eerste Wereldoorlog
eindigde volgens Jeffry Frieden (2006) niet
om technische redenen, maar omdat geen
effectieve politieke en beleidsantwoorden
gegeven werden op veranderende economische
en sociale omstandigheden. De economische
en politieke leiders negeerden de kosten van
globalisering en werden vervolgens opzij gezet

door de mensen, groepen en landen die voor deze kosten opdraaiden.
Zijn les voor nu is dat blijvende steun voor verdergaande globalisering
alleen verkregen kan worden met beleid om nationale economieën
vruchten te laten plukken van de internationale economische integratie,
en met gerichte interventies om transities voor verliezers soepel te laten
verlopen. Consultaties met getroffen sociale groepen lijken hem daarvoor
een goed idee.
Ten behoeve van een internationaal comparatief project vroeg een collega
onlangs hulp bij haar zoektocht naar een strategisch document van de
Nederlandse regering over globalisering. Daar bleek maar weinig over te
vinden, en in het coalitieakkoord van onze huidige regering (TK-fracties
CDA, PvdA en ChristenUnie, 2007) komt het woord globalisering zelfs
niet voor. Na het globaliseringdebat dat in 1994 door de toenmalige
minister van Economische Zaken Koos Andriessen werd geëntameerd en
dat live op de televisie te volgen was – er werd gekscherend gesproken
van de Koos Clinton show – is in ons land nooit een geïnformeerde discussie over globalisering georganiseerd. Begin van deze eeuw brachten
onze oosterburen met dat doel parlementsleden en wetenschappers bij
elkaar in een enquêtecommissie naar de globalisering van de wereldeconomie (Deutscher Bundestag, 2002; Went, 2002b), en de Economische
Raad van de Premier van Finland publiceerde eind vorig jaar uitgebreid
over globalisering (www.government.fi/hallitus/talousneuvosto/en.jsp).
Het lijkt in het licht van het referendum over de Europese grondwet
(WRR, 2007) niet verstandig uit te gaan van een vanzelfsprekend draagvlak onder de bevolking voor verdergaande globalisering. Is het daarom
geen tijd voor een serieus nationaal globaliseringdebat?
Literatuur

Altvater, E. en B. Mahnkopf (1996) Grenzen der globalisierung. Münster: Westfälisches Dampfboot.
Arrighi, G. (1994) The long twentieth century. Londen: Verso.
Baldwin, R. (2006) Globalisation: the great unbundling,
in: Prime Minister’s Office, Globalisation challenges for Europe. Helsinki: Prime minister’s Office Publications.
Bello, W. (2004) Deglobalization. Ideas for a new world economy. Londen: Zed Books.
Bhagwati, J. (2004) In defense of globalization. Oxford: Oxford
University Press.
Blinder, A. (2006) Offschoring: the next industrial revolution. Foreign Affairs, maart/april, 113–128.
Chang, H-J (2002) Kicking away the ladder : Development strategy in historical perspective. Londen: Anthem Press.
DeMartino, G. (2000) Global economy, global justice. Theoretical objectives and policy alternatives to neoliberalism. Londen
en New York: Routledge.
Desai, M. (2002) Marx’s Revenge. The resurgence of capitalism
and the death of statist socialism. Londen en New York: Verso.
Deutscher Bundestag (hrsg.) (2002) Schlussbericht der Enquete-Kommission: Globalisierung der Weltwirtschaft. Opladen:
Leske + Budrich.

ESB juli

2007

13

Doremus, P., W. Keller, L. Pauly en S. Reich (1998) The myth of the

Prasad, E., K. Rogoff, S-J Wei en M. Ayhan Kose (2003) Effects of finan-

global corporation. Princeton: Princeton University Press.

cial globalisation on developing countries: some empirical evidence. IMF:

Faux, J. (2006) The global class war. How america’s bipartisan elite lost our

Washington.

future – and what it will take to win it back. Hoboken: John Wiley.

Reddy, S. and T. Pogge (2002) How not to count the poor (version 4.3). On-

Freeman, R. (1995) Are your wages set in Beijing?, Journal of Economic

gepubliceerd manuscript verkrijgbaar op www.socialanalysis.org.

Perspectives, 9(3), 15–32.

Reich, R. (1992) The work of nations. Preparing ourselves for 21st century

Freeman, R. (2005) What really ails Europe (and America): The doubling of

capitalism. New York: Vintage Books.

the global workforce, www.theglobalist.com, 3 juni.

Ruigrok, W. en R. van Tulder (1995a) Misverstand globalisering. ESB,

Friedman, T. (2000) The lexus and the olive tree: understanding globaliza-

80(4038), 1140–1143.

tion. New York: Anchor Books.

Ruigrok, W. en R. van Tulder (1995b) The logic of international restruc-

Friedman, T. (2005) The world is flat. A brief history of the twenty-first

turing. Londen: Routledge.

century. New York: Ferrar, Straus and Giroux.

Sala-i-Martin, X. (2002a) The disturbing rise of world income inequality.

Frieden, J. (2006) Will global capitalism fall again? Bruegel Essay and

Working Paper, NBER, nr. 8904.

Lecture Series, www.bruegel.org.

Sala-i-Martin, X. (2002b) The world distribution of income. NBER Wor-

Ghemawat, P. (2007) Why the world isn’t flat. Foreign Policy, maart/

king Paper, nr. 8905.

april, 54–60.

Stiglitz, J. en A. Charlton (2005) Fair trade for all. How trade can pro-

Grossman, G. en E. Rossi-Hansberg (2006a) The rise of offshoring: it’s

mote development. Oxford: Oxford University Press.

not wine for cloth anymore. Ongepubliceerd manuscript, Federal Re-

Suyker, W. en H. de Groot (red.) (2006) China and the Dutch economy,

serve van Kansas, tijdens Jackson Hole conferentie, www.kc.frb.org/.

CPB Document, nr 127.

Hardt, M. en A. Negri (2000) Empire. Cambridge, Massachusetts en

Tweede Kamerfracties CDA, PvdA en ChristenUnie (2007)

Londen: Harvard University Press.

Coalitieakkoord.

Held, D., A. McGrew, D. Goldblatt en J. Perraton (1999) Global transfor-

Van Tulder, R. en A. van der Zwart (2006) International business-society

mations. politics, economics and culture. Stanford: Stanford University

management. Linking corporate responsibility and globalization. Londen

Press.

en New York: Routledge.

Hirst, P. en G. Thompson (1996) Globalization in question. Cambridge:

Véron, N. (2006) Farewell national champions. Bruegel Policy Brief,

Polity Press.

www.bruegel.org.

International Monetary Fund (IMF) (2007) World economic outlook. Spil-

Wade, R. (2004a) Is globalization reducing poverty and inequality?

lovers and cycles in the global economy. Washington DC: IMF.

World Development, 32(4), 567–589.

Khor, M. (2003) Globalization, global governance and the dilemmas

Wade, R. (2004b) On the causes of increasing world poverty and

of development, in: H-J Chang (red.), Rethinking development economics.

inequality, or Why the Matthew Effect prevails. New Political Economy,

Londen: Anthem Press.

9(2), 163–188.

Kiely, R. (2005) The clash of globalizations. Neo-liberalism, the third way

Wasmer, E. en J. von Weizsäcker (2007) A better globalisation fund.

and Anti-globalisation. Leiden en Boston: Brill.

Bruegel Policy Brief, www.bruegel.org.

Kleinknecht, A, R. Naastepad en S. Storm (2006) Links conserva-

Weiss, L. (1998) The myth of the powerless state. Ithaca: Cornell Univer-

tisme: opmerkingen bij het manifest van Waterland. Waterstof 19,

sity Press.

www.waterlandstichting.nl.

Went, R. (2002a) The enigma of globalization. A journey to a new stage of

Kleinknecht, A. and J. ter Wengel (1998) The myth of economic glo-

capitalism. Londen en New York: Routledge.

balization. Cambridge Journal of Economics, 22(5), 637–648.

Went, R. (2002b) De politiek van de economie. De Groene Amsterdam-

Krugman, P. (1999) The return of depression economics, New York en

mer, 30 november 2002.

Londen: W.W. Norton en Company.

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) (2007)

Mellens, M., H. Noordman en J. Verbruggen (2007) Wederuitvoer:

Europa in Nederland. Den Haag: WRR

internationale vergelijking en gevolgen voor prestatie-indicatoren. CPB Do-

Wolf, M. (2004) Why Globalization Works. New Haven en Londen: Yale

cument, nr 143.

University Press.

Milanovic, B. (2002) The Ricardian Vice: Why Sala-I-Martin’s Calculations

World Bank (2007) World development indicators 2007. Washington: In-

of World Income inequality are wrong. Ongepubliceerd manuscript ver-

ternational Bank for Reconstruction and Development/World Bank.

krijgbaar op www.worldbank.org.

World Commission on the Social Dimension of Globalization

Ohmae, K. (1995) The end of the nation state. The rise of regional econo-

(2004), A fair globalization: creating opportunities for all. Genève,

mies. New York: Free Press.

Geneve: ILO.

Osterhammel, J. en N. Petersson (2005) Globalization. A short history.

Wright, R. (2007) Western retailers shift their supply chain tasks to

Princeton: Princeton University Press.

China. Financial Times, 27 maart 2007.

14

ESB juli

2007

Auteur