Ga direct naar de content

Azië, China en de wereldeconomie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 13 2006

ontwikkeling

Azië, China en de
wereldeconomie
Spectaculaire en aanhoudende groei in Azië, vooral
in China, heeft als gevolg dat de lang bestaande economische suprematie van de hoge inkomenslanden
wordt aangetast. Echter, er ontstaan tegelijkertijd
nieuwe en onverwachte onevenwichtigheden in de
wereldeconomie, die andere problemen genereren.

D

Max Spoor en
Koen Voorend
Universitair hoofddocent en onderzoeksassistent aan het
Institute of Social
Studies (ISS)

66

ESB juli

e recente spectaculaire opkomst
van Aziatische economieën, in
het bijzonder die van China (de
Draak) en India (de Olifant) met
hun aanhoudend zeer hoge groei, brengt niet
alleen verbazing onder vooral Westerse economen en beleidsmakers teweeg, maar ook een
lichte vorm van verontrusting, aangezien deze
ontwikkeling de huidige balans in de wereldeconomie zou verstoren. Echter, in plaats
van het huidige fenomeen te beschouwen als
destabiliserend, lijkt het groeiende belang van
de Aziatische economieën juist een veeljarige
onevenwichtigheid in de wereldeconomie voor
een deel op te heffen. Een klein aantal landen
bezat (en bezit nog steeds) het grootste deel
van de welvaart in de wereld, maar de dominantie van OECD-landen lijkt nu enigszins te
worden betwist (tabel 1).
Er zijn ook drie nieuwe en redelijk onverwachte
onevenwichtigheden die recentelijk zijn ontstaan. Ten eerste hebben sommige OECDlanden, vooral de VS, grote en snel groeiende
tekorten op de lopende rekening van de betalingsbalans, die zelfs endemisch zijn geworden
sinds het begin van deze eeuw, terwijl andere
landen, zoals Duitsland en Japan, maar ook
China, juist grote overschotten kennen. Ten
tweede, een kleine groep landen, maar vooral
China en Japan, beschikt over meer dan tweederde van de totale internationale reserves.
Ten derde, de ongekend snelle economische

2007

groei en toegenomen importvraag van China
en India beïnvloedt de markten voor energie
en andere primaire goederen sterk, waarbij de
prijzen omhoog worden gedreven.
Dit artikel zal het groeiende belang van Azië
in de wereldeconomie, en de veranderende
aspecten van de mondiale balans, analyseren
aan de hand van recente data. Allereerst zal
de gedeeltelijke wijziging in de huidige onevenwichtigheid in welvaart aan de orde komen,
waarna de drie nieuwe onevenwichtigheden
worden geanalyseerd.

De draak en de olifant lopen voorop
Terwijl Japan enkele decennia lang de grootste
Aziatische economie was, is de economie van
China, gemeten in koopkrachtpariteit (PPP),
nu al twee keer zo groot. De Verenigde Staten
is zijn mondiale dominantie aan het verliezen
aan China en India en tekende in 2004 voor
28,7 procent (wisselkoers gebaseerd) van het
mondiale bnp. Echter, gemeten in koopkrachtpariteit (PPP), is dit nog slechts 20,8 procent.
Volgens die standaard waren de Japanse en
Chinese economieën samen even groot als die
van de VS, terwijl de combinatie van China en
India maar net iets kleiner was (tabel 1).
Natuurlijk domineert de OECD nog altijd het
grootste deel van het mondiale bnp, en zijn de
inkomensverschillen nog heel groot. In 2004
was de verhouding van gemiddeld inkomen per
hoofd van de bevolking tussen de VS, China en
India 62:2:1, terwijl dit in koopkrachtpariteit
nog 13:2:1 was. Desondanks lijkt de traditionele inkomensonevenwichtigheid nu deels te
worden hersteld, in ieder geval als de bnp’s
van de opkomende economieën met die van
de OECD-landen worden vergeleken.
De grondslag van deze verschuiving naar een
groter Aziatisch aandeel in de wereldeconomie is de groei van het Aziatische continent

tabel 1

mondiale bnp (OECD + ontwikkelingslanden) in 2004

bnp
(biljoen dollar)

bnp (biljoen
dollar PPP)

bnp per hoofd
(dollar)

bnp per hoofd
(dollar PPP)

Alle ontwikkelingslanden

8.346,50 

24.127,90

1.685

4.775

Minst ontwikkelde landen

257,30

990,70

 355 

1.350

Arabische Staten

852,20

1.755,00

3.054

5.680

Oost-Azië en de Pacific

3.608,40

11.327,50

1.921

5.872

Latijns-Amerika en het Caribische gebied

2.028,00

4.350,20

3.755

7.964

Zuid-Azië

1.041,30

4.650,60

 697 

3.072

Afrika beneden de Sahara

498,50

1.327,50

 731 

1.946

1.499,10 

Centraal- en Oost-Europa en het GOS

3.545,00

3.722

8.802

OECD

33.031,80

32.007,90

2.8453

2.7571

Hoge inkomenslanden in OECD

31.561,50

29.492,00

3.4249

3.2003

Wereld

40.850,40

55.970,30

6.588

8.833

Verenigde Staten

11.711,80

11.651,10

39.883

39.676

Japan

4.622,80

3.737,30

36.182

29.251

China

1.931,70

7.642,30

1.490

5.896

India

691,20

3.389,70

 640 

3.139

Bron: UNDP (2006)

(met uitzondering van Japan), die constant
veel hoger is dan die in de OECD-landen. De
spectaculaire groei van de verschillende delen
van Azië komt goed naar voren in figuur 1. Het
bnp van Azië groeide tussen 2001 en 2006
met gemiddeld 6,4 procent per jaar, terwijl
dat in Japan, de VS en de EU respectievelijk
slechts 1,7, 2,7 en 1,8 procent was. De regio
Oost- en Zuid-Azië, groeide zelfs met 6,8
procent per jaar. Dit is een fenomeen van het
laatste decennium, behalve voor China en
Vietnam, die al veel langer zo snel groeien.
Vooral de Centraal-Aziatische landen die zijn
ontstaan na het opbreken van de voormalige
Sovjet-Unie kenden in deze laatste periode
een spectaculaire groei (van meer dan tien
procent), terwijl de groeicijfers van Oost- en
Zuid-Azië voortdurend tussen zes en acht procent liggen, ook veel hoger dan in de OECDregio. Azië, in het bijzonder China en India, is
al enige tijd de drijver van mondiale economische groei, en verandert de mondiale handelspatronen en stromen. China is de fabriek
van de wereld geworden, zoals Manchester
dat was tijdens de eerste industriële revolutie.
Tegelijkertijd heeft India zich ontwikkeld tot

’s werelds dienstencentrum, vooral in de IT-sector, en beiden lijken nu
al de stap te maken naar hightech exportproducten, eerder dan was
verwacht.

De spectaculaire groei van Aziatische handel
De patronen in de wereldhandel zijn in een heel kort tijdsbestek drastisch veranderd. In 1973 hadden Europa, Noord-Amerika en ander
geïndustrialiseerde landen respectievelijke aandelen in de totale wereld-

figuur 1

Groei van bnp in Azië (procent per jaar)

Centraal-Azië

Oost-Azië

2000
2001
2002
2003
2004
2005

Zuid-Azië

Zuidoost-Azië

0,0

2,0

4,0

%

6,0

8,0

10,0

12,0

Bron: ADO (Verscheidene edities)

ESB juli

2007

67

handel van 50,3, 19,1 en 9,6 (samen 79,0) procent. Dit
schiedde (Anderson, Huang en
bleef vrijwel ongewijzigd tot 1998, toen deze aandelen
De omvang
Ianchovichina, 2004). Sinds
slechts iets kleiner waren, namelijk 47,4, 18,6 en 9,5
midden-negentiger jaren, zijn de
en constante
(samen 75,5) procent (Ocampo en Martin, 2003). De
groeicijfers van Chinese export
hoge inkomens landen hadden in 1998 een aandeel van
groei van de
(en in haar kielzog ook die van
75,8 procent in mondiale goederenexporten, maar in
India) hoger dan die van alle anChinese export
2003 was dit aandeel gedaald tot 64,9 procent, bijna
dere landen. In 2003 en 2004
geheel verklaarbaar door de groeiende aanwezigheid
is fenomenaal,
was dit zelfs boven de dertig
van China. Terwijl de exporttoename vanuit de lage- en
per jaar. De Chinese
vooral gezien het procentgroeide met gemiddeld
middeninkomenslanden vooral wordt geabsorbeerd door
import
landen uit dezelfde categorie, groeide ook de export naar
feit dat China
twintig tot dertig procent in de
hoge inkomens landen van 17,0 tot 20,9 procent. Deze
jaren 2002–2004. Voor India
in de zestiger
export is blijven groeien in de meeste recente jaren,
was dit rond de tien tot twintig
en als de dienstensector in beschouwing zou worden
jaren nog een
procent (UNCTAD, 2005).
genomen, is de verandering in handelspatronen nog
toegenomen
zeer geïsoleerde Door de sterk minder sterk
duidelijker waarneembaar. De omvang en constante groei
export (en de
van de Chinese export is fenomenaal, vooral gezien het
economie was
toegenomen import) kennen
feit dat China in de zestiger jaren nog een zeer geïsobijna alle landen in de regio een
leerde economie was. Terwijl de Aziatische Tijgers de
sterk overschot op de handelseerste stappen zetten naar exportgeleide groei, was de Chinese groei
balans (zie figuur 2). Alleen in Zuid-Azië ziet
nog merendeels endogeen, vooral gedreven door lokale investeringen
men juist een steeds groter handelstekort,
en gezinsspaargelden (vooral na de landhervorming in het begin van
veroorzaakt door India. Dit komt onder andere
de tachtiger jaren). Tegen het begin van de negentiger jaren begondoor het veel kleinere aandeel van de zware
nen buitenlandse investeringen het land binnen te stromen, maar dit
industrie in de economie dan in China en de
was vooral een reactie op en geen oorzaak van de aanhoudende sterke
Tijgereconomieën, met daardoor een grotere
groei (Spoor, 2006). Echter, al snel werden de buitenlandse invesafhankelijkheid van de import van halffabriteringen veel belangrijker, vooral als motor in technologie-intensieve
caten. Echter, over het geheel genomen, is de
productiesectoren.
ontwikkeling van de handelsbalans spectaculair in vergelijking met andere ontwikkelingsSinds die tijd volgde China een strategie van exportpromotie (in
regio’s. Alleen Latijns-Amerika is in dezelfde
plaats van liberalisatie van de handel). De export werd de motor
categorie, maar deed er aanzienlijk langer over
van de Chinese groei, terwijl importprotectie geleidelijk afnam om
dit te bereiken.
China voor te bereiden op het WTO-lidmaatschap, wat in 2001 geDe samenstelling van de exportportfolio’s verandert duidelijk in Oost- en Zuid-Azië, die nu
de transitie maken naar goederen met hogere
toegevoegde waarde, en veel minder primaire
figuur 2
goederen, terwijl dat soort exporten nog altijd
Handelsbalans in Azië (miljoen US dollars)
dominant zijn in de exportportfolio’s van
bijvoorbeeld Afrika en West-Azië. Het aandeel
2000
Zuidoost-Azië
van energiegrondstoffen in de totale export
2001
2002
bedroeg bijvoorbeeld in 1999-2003 slechts
2003
4,9 procent, terwijl dit in Afrika 50,6 procent
2004
Zuid-Azië
2005
was, en zelfs 72,2 procent in West-Azië.
Het aandeel van industriële export in Oost- en
Oost-Azië
Zuid-Azië is uitgegroeid tot 84,8 procent in
dezelfde periode, indrukwekkend vergeleken
Centraal-Azië
met de 23,0 procent van Afrika, 21,0 procent
van West-Azië en 56,6 procent van Latijns-100.000
-50.000
0
50.000
100.000
150.000
200.000
Amerika (UNCTAD, 2005). Deze transitie in
Bron: ADO (Verscheidene edities)
Oost- en Zuid-Azië, vooral gedreven door de

68

ESB juli

2007

imposante ontwikkeling van industriële export
in China, vond sneller plaats dan ooit tevoren,
in welke ontwikkelingsregio ook.

Nieuwe globale onevenwichtigheden

figuur 3

Toegenomen vraag van ontwikkelingslanden (2003–04)
Verdeling van de vraag
(2003)

Verdeling van de additionale vraag
(2004)

100%
Met de opkomst van Azië als economische
grootmacht, zijn er drie nieuwe onevenwich80%
tigheden ontstaan in de wereldeconomie. Ten
60%
eerste, door de toename van de handel, en
vooral van de export, in de Oost-Aziatische
40%
regio hebben sommige landen, zoals China,
Hoge inkomenslanden
Japan, Singapore en Zuid-Korea, grote en stij20%
China
gende overschotten op de lopende rekening.
Andere Ontw. Landen
0%
Daarnaast zijn er een aantal Europese lanOlie
Metalen en
Olie
Metalen en
den, in het bijzonder Duitsland, Noorwegen,
Mineralen
Mineralen
Zweden en natuurlijk Zwitserland met grote
Bron: GDF (2005)
overschotten. Alle genoemde landen hadden
gezamenlijk een overschot van 461 biljoen
dollar in 2004, en zelfs 752 biljoen dollar in
2006 (IMF, 2004; 2007). Ook Rusland, dat
Tenslotte beïnvloedt China, en in mindere mate India, sterk de huidige
profiteert van hoge olie- en gasprijzen kan
extra vraag op de wereldmarkt naar olie, metalen en mineralen, en
worden toegevoegd aan dit rijtje.
primaire agrarische goederen, zoals graan en sojabonen (voornamelijk
Daartegenover staat een klein aantal Westerse
geproduceerd in de Verenigde Staten en Brazilië). China heeft een groot
landen die kampen met grote en groeiende
aantal bilaterale verdragen met Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse
tekorten op de lopende rekening, te weten de
landen getekend, om de toekomstige behoefte aan energie en andere
Verenigde Staten, Spanje, Groot-Brittannië,
grondstoffen veilig te stellen. India is nu nog minder geïndustrialiseerd
Australië en Italië. In 2004 hadden deze vijf
dan China maar zal over vijf tot twintig jaar mogelijk een soortgelijke
landen reeds een gezamenlijk tekort op de
behoefte hebben. Het is daarom te verwachten dat de vraag naar enerlopende rekening van 758 biljoen dollar, terwijl
giebronnen en andere primaire goederen voorlopig zal blijven stijgen,
dat in 2006 opgelopen was tot 1.115 biljoen
totdat de groei van infrastructurele en industriële investeringen in China
dollar. De Verenigde Staten vertegenwoordigde
zal afnemen of zelfs stabiliseren (ADO, 2006). In figuur 3 is te zien
alleen al een tekort van 631 biljoen dollar in
dat China’s vraag naar olie in 2003 7,0 procent van de totale vraag
2004, wat in 2006 zelfs 857 biljoen dollar was bedroeg, terwijl dit al 19,1 procent was voor metalen en mineralen.
geworden (IMF, 2004; 2007).
Echter, in 2004 was China’s additionele vraag naar olie
Daarnaast is er een aan de
31,2 procent van het totaal, en de additionele vraag naar
Internationale
lopende rekening gerelateerde,
metalen en mineralen zelfs 47,0 procent. Op het ogenblik
maar daarvan verschillende
neemt de vraag van China op deze markten alleen maar
reserves komen
onevenwichtigheid ontstaan.
toe, een belangrijke factor in de sterke prijsverhogingen
in toenemende
Internationale reserves komen
in de olie, metalen, en mineralenmarkten.
in toenemende mate exclusief in
mate exclusief in
de handen van China en Japan,
Conclusies
de handen van
namelijk rond tweederde van het
Enerzijds herstellen de economische ontwikkelingen in
mondiale totaal. In feite zijn er
China en Japan, Azië gedeeltelijk de langdurige onevenwichtigheid in de
nu enorme dollarreserves in Azië
verdeling van welvaart in de wereldeconomie. Sterker
namelijk rond
die het tekort op de lopende renog, China en India hebben de potentie de Verenigde
kening van de Verenigde Staten
Staten binnen een paar decennia voorbij te streven en
tweederde van
financieren (McKinley, 2006).
de grootste economieën ter wereld te worden, hoewel
het mondiale
Geld stroomt naar de economie
het inkomen per hoofd van de bevolking nog steeds
die het objectief gezien, het
ver achter zal blijven liggen. Anderzijds zijn er recentotaal
minste nodig heeft.
telijk nieuwe mondiale onevenwichtigheden ontstaan.

ESB juli

2007

69

De meest zorgelijke is de nieuwe tweedeling tussen landen met grote
overschotten en landen met grote tekorten op de lopende rekening van
de betalingsbalans. In theorie is er geen probleem zolang de lopende
rekeningen op de handelsbalans en de kapitaalbalans in evenwicht
zijn, maar de realiteit is niet zo simpel (McKinley, 2006). De onevenwichtigheid voert de druk op de dollar op. Echter, de Verenigde Staten
betoogt nu dat China haar munteenheid moet appreciëren om het gat
op de bilaterale handelsbalans te kunnen verminderen. Dat laatste zal
alleen stapsgewijs gebeuren, omdat China haar export niet in gevaar wil
brengen. Het gevolg is een vreemde situatie waarin omgekeerde financiële stromen plaatsvinden, van arme naar rijke landen, en voornamelijk
naar de Verenigde Staten, waardoor andere ontwikkelingslanden minder
toegang hebben tot deze financiële stromen (McKinley, 2006; Izurieta
en McKinley, 2006).
De genoemde nieuwe onevenwichtigheden hebben ook als gevolg dat de
afhankelijkheid van China (en India) voor een groot aantal landen toeneemt. Aan de ene kant betekent het grotere inkomsten voor de landen
die primaire goederen exporteren, maar aan de andere kant kan dit tot
dutch disease-effecten leiden die het moeilijker maken voor deze landen om te kunnen concurreren in industriële exportmarkten. Argentinië
en Brazilië zullen, nog meer dan ze nu al zijn, de voornaamste leveranciers van agrarische producten voor China worden. Voor ontwikkelingslanden die armer zijn, en deze goederen moeten importeren, zal het
echter zwaar weer worden, vanwege duurdere importen.
Voor de OECD-landen is de opkomst van de Draak en de Olifant een
combinatie van bedreigingen en kansen. De stijgende prijzen op de
grondstoffenmarkten is negatief (hoewel het ook leidt tot meer noodzaak om alternatieve energiebronnen te gebruiken), en de groeiende
concurrentie van de grote industriële exporten vormt een bedreiging.
Echter, de importvraag neemt ook toe, en er liggen veel kansen voor
technologie-export, buitenlandse investeringen, en voor een groeiend
marktaandeel in financiële en verzekeringsmarkten in Azië.

Literatuur
Anderson, K., J. Huang en E. Ianchovichina (2004)
Will China’s WTO accession worsen farm household
incomes? China Economic Review, (15), 443–456.
ADB (2005, 2006, 2007) Asian Development Outlook.
Manila: Asian Development Bank.
IMF (2007) World Economic Outlook Database.
http://www.imf.org/external/pubs/ft/weo/2007/01/data/
index.aspx
IMF (2004) World Economic Outlook Database.
http://www.imf.org/external/pubs/ft/weo/2004/02data/
index.htm
Izurieta, A. en T. McKinley (2006) Addressing Global
Imbalances: A Development Oriented Policy Agenda. Brasilia:
UNDP Poverty Centre.
McKinley, T. (2006) The Monopoly of Global Capital Flows:
Who Needs Structural Adjustment Now? Brasilia: UNDP
Poverty Centre.
Milanovic, B. (2005) Worlds Apart: Measuring
International and Global Inequality. Princeton: Princeton
University Press.
Ocampo, J. A. en J. Martin (red.) (2003) Globalization
and Development. A Latin American and Caribbean
Perspective. Stanford University Press, voor ECLAC en de
Wereldbank.
Spoor, M. (2006) Crecimiento y Desigualdad Regional
en los Dragones Asiáticos: Una Comparación entre
China y Vietnam. In: M. Spoor en S. Golden (2006)
Regionalismo y Desarrollo en Asia: Procesos, Modelos y
Tendencias. Barcelona: CIDOB met Ediciones Bellaterra,
167–186.
UNCTAD (2005) Trade and Development Report.
Geneva: United Nations Commission for Trade and
Development.
UNDP (2006) Human Development Report 2006. New York:
United Nations Development Program.

70

ESB juli

2007

Auteurs