Ga direct naar de content

Reactie op: Nederland in het krachtenveld van globalisering

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 13 2006

Cock Hazeu
Onderzoeker aan het
Bureau voor Institutioneel-Economisch
Onderzoek en Advies
(IEOA)

Afgelopen vijftien jaar heeft de globalisering
opnieuw momentum gekregen. Opnieuw, omdat
het proces van globalisering beslist geen rechte
lijn is in de geschiedenis. Aan het einde van de
negentiende eeuw was bijvoorbeeld de omvang
van de Nederlandse handel met het buitenland
als aandeel van het bbp al even hoog als nu.
Tot ver in de negentiende eeuw was handel
vooral internationaal georiënteerd geweest. De
verschuiving van handels- naar industrieel kapitalisme bracht met zich mee dat de grenzen
waarbinnen geproduceerd werd, meer van belang werden. Daardoor werd de twintigste eeuw
voor het grootste deel een era van afnemende
of hooguit stabiele globalisering! Het moderne
tijdperk van globalisering wordt vooral gekarakteriseerd doordat multinationale ondernemingen
op grote schaal hun productienetwerken over
meerdere landen zijn gaan verspreiden; Van
Tulder en Fortanier laten zien welke opgang dat
heeft gemaakt sinds 1990. En nu bevinden
we ons in de overgang van industrieel naar
dienstenkapitalisme. En betekent dat ook een
verder voortgaande globalisering? Essentieel
voor handel is vertrouwen: vertrouwen in
producten, in logistiek, in leveringszekerheid,
in anderen. Grote industriële bedrijven winnen het vertrouwen van consumenten door het
hanteren van merken. Sterke merken helpen
om de transactiekosten van handel te beheersen. Den Butter (2007) gaat zelfs zo ver dat,
met de inzet van hoogwaardige technologische
kennis, een land als Nederland zich daarin zou
kunnen specialiseren: een specialisatie op regievoerende ondernemingen binnen een voortgaande globaliseringstendens. Regievoerende
ondernemingen richten zich op de (logistieke)
coördinatie van de onderdelen van productieprocessen die – op zoek naar kostenvoordelen
– in toenemende mate wereldwijd gefragmenteerd zijn. De pretentie daarbij is dat Nederland
vanuit een historische padafhankelijkheid als
handelsland, en daardoor of daarnaast met een

reactie

Reactie op: Nederland in het
krachtenveld van globalisering
goedopgeleide bevolking, die zijn talen spreekt,
zich op die regievoering zou moeten toeleggen.
Doorvertaald naar een beleidsprogramma voor
de overheid wil dat zeggen: een zwaar accent
op kennis- en innovatiebeleid. En daar is gelukkig al jarenlang Haagse consensus over. EZ
beschouwt zich inmiddels al zo’n vijftien jaar
als het ministerie dat primair tot taak heeft om
innovatie en ondernemerschap aan te jagen. In
het beleidsprogramma van het nieuwe kabinet
worden onder andere de regels versoepeld om
buitenlandse kenniswerkers aan Nederland te
binden. Wat is het probleem dus? Volgens de
cijfermatige analyse van Van Tulder en Fortanier
zit dat veel meer in een niche, namelijk dat het
Nederlandse midden- en kleinbedrijf zou achterblijven bij de globaliseringstrend. Is hun analyse overtuigend? En is het probleem groot? Het
Nederlandse MKB zou met name marktkansen
missen in Centraal- en Oost-Europa. Het is
precies op dit punt waar de analyse verdere
uitwerking verdient: want aan welke sectoren en
wat voor soort bedrijven denken de auteurs? En
als het MKB van vergelijkbare kleine landen als
Denemarken en Zwitserland relatief drie keer
zo sterk vertegenwoordigd is in het buitenland,
met wat voor soort bedrijven en bedrijvigheid is
ze dat met name? Maar ook met het antwoord
op die vragen blijven we op de punt van een
speld zitten: ook in andere landen is het MKB
maar beperkt betrokken in de globaliseringstendens, en blijft het de primaire aangelegenheid van grote multinationals. En, zoals ook de
analyse van Van Tulder en Fortanier nog eens
laat zien: er is weinig reden om ons over de
hoofdzaak een probleem te laten aanpraten.

Literatuur
Butter, F.A.G. den (2007) Nederland als transactieeconomie: regievoering en handel hebben de toekomst.
Haarlem: Haarlemse Voordrachten LXVII, Koninklijke
Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen.

ESB

juli 2007

59

Auteur