Gastarbeid
Vijftien jaar geleden waarschuwde Albeda voor een etnisch gelaagde arbeidsmarkt. Hij voorzag een toevloed van gastarbeiders
die onaantrekkelijke functies, met een geringe sociale waardering, gingen vervullen, die door de binnenlandse beroepsbevolking werden gemeden. De doorstroming naar hogere geledingen
van de arbeidsmarkt zou voor de gastarbeider bijna zijn afgesneden. ,,We zullen ons goed moeten realiseren dat als de buitenlandse arbeidskrachten een permanent fenomeen worden op onze arbeidsmarkt, we gemakkelijk vervallen in de situaties, die wij
in Noord-Amerika en Zuid-Afrika zo laken”, schreef hij 1). Deze segmentering van de arbeidsmarkt heeft zich inderdaad voorgedaan: de gastarbeiders zijn permanent de ,,mindere” banen
van de beroepenclassificatie gaan vervullen. Bovendien blijken
niet alleen de aantrekkelijke banen ongelijk te zijn verdeeld,
maar drukt ook de werkloosheid onevenredig zwaar op de schouders van de buitenlanders: naar schatting 23% van de beroepsbevolking uit de traditionele wervingslanden is werkloos. Hoe kon
zo’n tweedeling van de arbeidsmarkt en de werkloosheid ontstaan?
Een belangrijke oorzaak is dat het in het verleden niet mogelijk
bleek de omvang van de gastarbeid te controleren en af te stemmen op de tijdelijke behoeften van de economic. De opvatting
dat zoiets wel mogelijk was leefde sterk in de jaren vijftig en
zestig, toen zich een tekort aan ongeschoolde arbeid voordeed.
Dank zij het op grote schaal aantrekken van buitenlandse werknemers – eentoenamevan23% perjaarindeperiode 1960-1976
— werden,,bottle necks” op de arbeidsmarkt voorkomen en kon
de produktie sterk toenemen. Maar toen in de periode 1970-1975
de eerste tekenen van de recessie zichtbaar werden, bleek de klok
moeilijk terug te draaien: de omvang van het aantal buitenlandse
werknemers bleek minder flexibel als werd verondersteld. Van
een af stemming op het aantal arbeidsplaatsen was geen sprake.
De werving van nieuwe gastarbeiders werd niet stopgezet omdat
de ongunstige loonstructuur voor ongeschoold werk een te gering
aanbod van binnenlandse arbeidskrachten uitlokte. Ook vertrokken er geen buitenlandse arbeiders vanwege de nog slechtere
perspectieven in de herkomstlanden. De stroom van buitenlanders nam zelfs sterk toe door de gezinsherenigingen die in die periode plaatsvonden. Daarmee steeg ook de toekomstige potentiele beroepsbevolking. De werkloosheid onder de allochtonen nam
in die periode toe; enerzijds door het volume-effect, anderzijds
door de eenzijdige werving in het verleden van ongeschoblden en
jongeren. Bovendien verzwakten sociale en culturele barrieres en
de gebrekkige informatie van de werkgevers over buitenlandse
werknemers de arbeidsmarktpositie van de allochtonen ten opzichte van de binnenlandse beroepsbevolking. Allochtonen gingen op deze wijze een apart segment van de arbeidsmarkt
vormen.
De segmentering van de arbeidsmarkt werd verder in de hand
gewerkt door onevenwichtigheden op deelmarkten van de arbeidsmarkt. Het gaat hierbij om verschillen tussen gevraagde en
aangeboden hoeveelheden ongeschoold en geschoold werk,
spanningen die worden opgeroepen door sectoriele verschuivingen en regionale onevenwichtigheden tussen vraag en aanbod
van arbeid. 2). In combinatie hebben deze drie factoren geleid tot
een toestroom van ongeschoolde gastarbeid. De expanderende
dienstensector in de jaren zeventig bood aantrekkelijker ongeschoolde arbeidsplaatsen dan de relatief in belang afnemende Industrie. Het dalende aanbod van binnenlandse ongeschoolde arbeid werd hierdoor grotendeels door de dienstensector geabsorbeerd. Ondanks een relatief en absoluut dalende behoefte aan
ongeschoolde arbeidskrachten in de Industrie, kon deze sector
niet binnenlands in haar behoefte aan ongeschoolde arbeidskrachten voorzien en moest zij gastarbeid importeren. Ook de
beperkte binnenlandse geografische mobiliteit van arbeid en kapitaal heeft de import van ongeschoolde gastarbeid in de hand
gewerkt. Een rol zal hierbij gespeeld hebben dat gastarbeid zeer
flexibel is, en ongeschoolde binnenlandse arbeid juist immobiel:
werkloosheid zal immers een aantrekkelijker alternatief zijn dan
verhuizing naar een andere regio om daar een onaantrekkelijke
functie te vervullen. De conclusie is dan ook dat gastarbeid een
wezenlijke functie vervulde bij het opheffen van onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt, die zich ook in een recessie kunnen
voordoen. (Zo trok de ADM in het recessiejaar 1980 243 Joegoslaven aan.) Het betreft hier echter arbeidsplaatsen die uitslui-
ESB 20-3-1985
tend door ongeschoolde gastarbeiders worden opgevuld. De segmentering van de arbeidsmarkt wordt hierdoor natuurlijk
versterkt.
Blijkbaar leidt een laisser-faire-beleid op het gebied van de immigratie, dat tegemoet komt aan de wensen van de werkgevers
die met moeilijk te vervullen vacatures kampen, tot een tweedeling van de arbeidsmarkt. Is een strak en intensief immigratiebeleid misschien de oplossing, ook ten tijde van de hoogconjunctuur? Dat valt op voorhand niet te zeggen. Wel zal een verantwoord immigratiebeleid rekening moeten houden met de belangen van de drie partijen die in het spel zijn: de buitenlandse werknemer, de nationale economic en de economic van het land van
herkomst.
Het belang van de buitenlandse werknemer lijkt duidelijk.
Zijn inkomens- en werkgelegenheidsalternatieven zijn in het land
van herkomst dermate slecht dat hij, zeker op korte termijn, een
ook voor nationale begrippen onaantrekkelijke arbeidsplaats in
het gastland zal prefereren. Op de lange termijn kan die afweging
anders zijn. De gastarbeider leeft gescheiden van gezin en vrienden, de doorstroomkansen naar een aantrekkelijker functie op
de arbeidsmarkt zijn gering, en de realiteit is dat hij als een
tweede-rangsburger wordt gezien. En als hij een langere tijd in
het gastland verblijft, zal hij zijn situatie gaan vergelijken met die
van de binnenlandse beroepsbevolking, en niet langer met de positie die hij in het land van herkomst zou hebben ingenomen. Dan
is niet langer duidelijk naar welke kant de balans doorslaat.
Het gastland is op korte termijn, zeker in de hoogconjunctuur,
gebaat bij een toevloed van gastarbeid, die ervoor garant staat
dat geen onderbezettingsverliezen worden geleden. De produktie
zal hoger zijn dan in een situatie zonder gastarbeid. Maar ook
hier zijn op langere termijn twijfels. Het is mogelijk dat herstructureringsprocessen worden vertraagd 3). Zo zal, in een situatie
zonder gastarbeid, de loonvoet van ongeschoolde arbeid toenemen als deze soort arbeid schaars is. De vraag naar ongeschoolde
arbeid zal hierdoor dalen: sommige sectoren gaan versneld mechaniseren, andere kunnen de kostenstijging van de ongeschoolde arbeid niet opbrengen en worden gesaneerd. Tevens kunnen
door het verhoogde loonniveau geschoolde arbeiders worden
aangetrokken voor de ongeschoolde functies. Al met al zou er
een dynamischer economie kunnen ontstaan dan zonder gastarbeid’het geval zou zijn geweest.
Ten slotte dienen de effecten van de gastarbeid voor het land
van herkomst in de afweging te worden betrokken. Op korte termijn zijn de effecten waarschijnlijk positief: de druk op de lokale
arbeidsmarkt wordt kleiner, de financiele ruimte in overbevolkte
gebieden neemt wat toe, de transferbetalingen van de gastarbeiders ondersteunen de betalingsbalans en de binnenlandse bestedingen, en bij terugkeer van de emigrant kan de opgedane kennis
te pas komen. Deze positieve effecten blijken in de praktijk echter klein. Zo de financiele ruimte in de herkomstlanden al toeneemt, leidt dit niet tot investeringen, maar tot consumptieve
bestedingen omdat de investeringsprikkels door het ontbreken
van een lokale markt klein zijn. En de transferbetalingen kennen
een groot importlek omdat zij vooral consumptief worden aangewend. Ten slotte is de mogelijkheid om van de opgedane vaardigheden van de remigrant gebruik te maken klein: in het gastland is meestal slechts ongeschoold werk verricht, of in het herkomstland is een vergelijkbare industriele structuur niet aanwezig. Maar het belangrijkste nadeel is dat de internationale arbeidsverdeling wordt belemmerd. Bedrijven in de gastlanden die
veel schaarse ongeschoolde arbeid vragen, worden door de
gastarbeid, die de lonen in die sector drukt, in stand gehouden.
Het zou de internationale arbeidsverdeling ten goede komen als
de bedrijven de ruim aanwezige en goedkope arbeid in de ontwikkelingslanden opzoeken en niet andersom.
H. Kamps
1) W. Albeda, Gastarbeiders en nationale economie, ESB, 1 juli 1970.
2) J.A.M. Heijke, Sociaal-economische aspecten van gastarbeid, Stichting Het Nederlands Economisch Instituut, Rotterdam, 1979.
3) Idem, biz. 143.
265