Ga direct naar de content

Formeren

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 1 1982

Formeren
De kiezer heeft gesproken, het woord is aan de gekozenen. Zij staan voor de opgave om de route aan te
geven waarlangs in de eerstkomende jaren een krachtig
begin moet worden gemaakt met het economische herstel
inNederland. De opgave om dejarenlange trend vandporzieken en besluiteloosheid te doorbreken die het sociaaleconomisch beleid de laatste jaren heeft gekenmerkt, ende
vyeg te wijzen uit de economische malaise die crisisproporties heeft aangenpmen. Geyraagd wordt een consistente
politick die de herindustrialisatie helpt bevorderen, herstel
van het macro-economische evenwicht naderbij brengt en
tot een aanvaardbare verdeling van offers en lasten komt.
Die politick moet niet alleen worden ontworpen, maar ook
worden uitgevoerd. Uiteraard spelen daarbij de sociale
partners een wezenlijke rpl, maar ook andereactoren binnen en buiten het overheidsapparaat. Voor een adequate
uitvoering is noodzakelijk dat de bestuurlijke impasse
wordt doorbroken. Dat is nogal wat; veel meer dan uit de
verschillende verkiezingsprogramma’s yalt te destilleren.
Wat zijn de elementen van zo’n beleid? Anders dan bij
voprgaande verkiezingen het geval was is deze keer niet aan
politici van verschillende partijen gevraagd in ESB hun
visie op de economische problemen en de oplossing daarvan te ontvouwen, maar zijn enkele bijdragen verzameld
waarindebelangrijkstethema’svoordekomendejarenaan
de orde komen. Wolfsonschrijft over het economische herstel, Albeda over de loonvorming, Arts over het verdelingsvraagstuk en Rosenthal belicht bestuurlijke aspecten.
Er ontbreekt een artikel over het herindustrialisatiebeleid,
maar de rapporten van de commissies Wagner I en II die
daarover zijn verschenen, bieden void oendeaanknopingspunten en hebben voldoende bekendheid gekregen om het
geheel te completeren.
Een enkele opmerking over het herindustrialisatiebeleid. Er mag geen onduidelijkheid over bestaan dat versterking van de economische structuur een absolute noodzaak is voor economisch herstel op middellange termijn.
Elk herstelplan dient te worden getoetst op zijn bijdrage
tot het versterken van de economische structuur. Het gaat
erom dat investeringen tot stand komen die een nieuwe,
kwalitatief hoogwaardige, economische groei genereren.
Het regeringsbeleid kan op deze punten echter weinig meer
dan voorwaardenscheppend zijn. Het moet worden afgewacht of het verbeteren van de condities voor investeren en
ondernemen ook daadwerkelijk tot verhoging van de investeringsactiviteit leidt. Bovendien moet rekening worden gehouden met het optreden van aanzienlijke vertragingen. Dat is in een aantal opzichten onbevredigend; versterking van de economische structuur is geen ,,dankbaar”
beleid, in de zin dat snel resultaten zichtbaarzijn. Maar dat
maakt het niet minder noodzakelijk.
Behalve op het versterken van de economische structuur
dient de aandacht te worden geconcentreerd op het economische proces. Het macro-economische evenwicht moet
worden hersteld. Vooral in de jaren zeventig zijn er dingen
mis gegaan in de processen van inkomensvorming, -besteding en -verdeling. Het evenwicht tussen bestedingen en
produktiecapaciteit raakte zoek (met als ernstigste gevplg
het sterk oplopen van de werkloosheid), de verhouding
tussen consumptieve bestedingen en investeringen werd in
toenemende mate onevenwichtig, de categoriale inkpmensverdeling (verhouding lonen/ overig inkomen) groeide scheef en de collectieve sector vertoonde een vrij wel onbeheerste expansie die deels ten koste ging van de particuliere sector. Economische herstelplannen dienen zich
simultaan op het verminderen van deze onevenwichtigheden te richten. Een plan dat daartoe kansen lijkt te bieden is het momenteel in het middelpunt van de discussie
staande plan-Schouten. Wolfson bespreekt in zijn artikel
de merites van dit plan en komt tot deconclusie dat van alle
herstelplannen het plan-Schouten nog de beste kansen
biedt, ,,mits het met enige additionele zekerheden wordt
omgeven”. Deze additionele zekerheden betreffen maatregelen ter ,,flexibilisering” van de aanbodzijde van de economic, het weer beheersbaar maken van de overheidsuitgaven door herinvoering van het structured begrotings-

ESB 8-9-1982

beleid en, last but not least, een systeem van begeleide loonvorming.
Bij het laatste is rechtstreeks de positie van de sociale
partners in het geding. Worden zij—weliswaargedifferentieerd naar bedrijfstak — toch weer in het keurslijf van
loondictaten geperst? Dat druist in tegen de opvatting van
Albeda, die de loonvorming geheel onder de doem van het
overheidsingrijpen vandaan wil halen. De sociale partners
zouden hun eigen verantwoordelijkheid voor de loonvorming moeten kunnen hernemen. Het risico daarvan is volgens Albeda thans beperkt omdat de diepe recessie en de
hoge werkloosheid zo’n drukkende werking op het loonpeil uitoefenen dat voorexcessieve loonstijging ten opzichte van de buitenlandse concurrenten niet hoeft te worden
gevreesd. Een voorwaarde voor vrije loonvorming is wel,
dat de doorwerking van het overeengekomen loonniveau
in de gehele nationale economic wordt beperkt. Daartoe
dienen de mechaniseh werkende indexclausules en de automatische koppelingen bij de loon- en inkomensvorming
van ambtenaren en uitkeringsgerechtigden te worden
doorbroken. Aan de laatste voorwaarde is in de recente
regeringsvoorstellen m.b.t. de ambtenarensalarissen en
uitkeringen voldaan, en de volledige automatische prijscpmpensatie staat binnen (delen van) de vakbeweging ter
discussie. De vakbeweging ervaart nu hoe duurde solidariteit wordt betaald. Bij vrije loonvorming wordt haardoor
de markt (c.q. de ondernemers) het vel over de oren gehaald, in het geval van geleide loonpolitiek gebeurt dat
(na overleg) door de overheid. De vraag is of 66k voor
werknemers geen wervender beleid is te ontwerpen waardpor zij een duidelijker en zichtbaarder belang krijgen
bij herindustrialisatie en het versterken van de economische structuur, in plaats vanalleenmaarvoorloonoffers
te worden geplaatst. De eenzijdige nadruk op inleverenen
bezuinigen zonder dat daar zelfs maar een perspectief
tegenover staat, draagt zeker niet bij tot het activeren van
de inbreng en medewerking van de vakbeweging aan het
economische herstel.
Het beleid ten aanzien van de economische structuur
en het economische proces dient nog te worden gecompleteerd met een beleid betreffende de (micro-economische)
verdeling. Zonder twijfel zal de verdelingsproblematiek in
de kpmende jaren hoogst actueel blijven. ,,Equity” en
,,efficiency” moeten telkens opnieuw worden afgewogen.
Arts geeft al aan hoe moeilijk is vast te stellen wat ,,eerlijk
delen” is. Probleem is dat het aantal inkomenstrekkers
sneller groeit dan het nationale inkomen. Daar komt nog
bij dat het overig inkomen moet toenemen ten koste van het
looninkomen ten einde de ondernemingslust in Nederland
aan te wakkeren. Vports is zeer nadrukivelijk de verdeling
tussen actieven en niet-actieven in het geding. In de derde
plaats begint het nivelleringsstreven in de personele inkomensverdeling steeds meer weerstanden op te roepen. Ten
slotte speelt de omstreden kwestie van de individualisering
van inkomens en het kostwinnersbeginsel in de belastingheffing. Conflictstof te over. We hebben het dan nog niet
over de herverdeling van arbeid waarover de laatste tijd
steeds pessimistischer geluiden te horen zijn. Niettemin is
herverdeling van arbeid een onmisbaar onderdeel van elk
herstelplan.
Zoals gezegd is economisch herstel evenwelgeen kwestie
van het simpelweg toepassen van economische remedies.
Het is de uitkpmst van politieke en maatschappelijke processen. ,,Gelijk hebben is nog iets anders dan gelijk krijgen”, zegt Wolfson, want er zijn grote belangen in het geding. Dporslaggevend zijn de invloeds- en machtsverhoudingen in het politieke en maatschappelijke bestel. In zijn
bijdrage gaat Rosenthal daar nader op in. Tegenover het
vrije spel der marktkrachten beschrijft hij het vrije spel der
pplitiek-bestuurlijke krachten. De uitkomsten zijn ongewis.
Onder die omstandigheden gaat opnieuw het spel vande
kabinetsformatie van start. Misschien is het onjuist om van
spel te spreken want het gaat wel degelijk om de knikkers.
L. van der Geest

957

Auteur