Ga direct naar de content

Meer aandacht voor bedrijfsdynamiek vereist na de coronacrisis

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 6 2022

Een dynamisch bedrijfsleven stimuleert innovatie en ondersteunt productiviteitsgroei. De bedrijfsdynamiek neemt echter al jaren af, ook in Nederland, en dit is versterkt door de coronacrisis. Wat betekent dit voor het economische beleid, en hoe kan de overheid de bedrijfsdynamiek bevorderen?

In het kort

– Het aantal bedrijfsbeëindigingen was in Nederland in 2021 flink lager dan in 2019, ook in vergelijking met andere landen.
– De lagere dynamiek kan de productiviteitsgroei verlagen, en de divergentie tussen koplopers en volgers versterken.
– Een geleidelijke afbouw van steunmaatregelen en beleidsaandacht voor ondernemerschap en mededinging is gewenst.

Veel onderzoek wijst op een internationale trend van verminderende bedrijfsdynamiek in de afgelopen twee decennia (Calvino et al., 2020; Akcigit en Ates, 2019). Ook in Nederland is dit het geval (Meijerink et al., 2019).

Deze afnemende bedrijfsdynamiek is deels het gevolg van structurele factoren – zoals de groei van de digitale economie en de vergrijzing – maar wordt ook beïnvloed door beleidsmaatregelen. Bij dat laatste valt te denken aan de regelgeving voor de oprichting, groei en beëindiging van bedrijven, financieringsmogelijkheden voor startende ondernemers, en het door de overheid gevoerde innovatiebeleid (Calvino et al., 2020).

Een afnemende bedrijfsdynamiek is zorgelijk, omdat een gezonde bedrijfsdynamiek de concurrentie bevordert, innovatie stimuleert en de productiviteitsgroei in de economie bevordert.

In dit artikel gaan we nader in op de risico’s van een afnemende bedrijfs­dynamiek, de recente invloed van de coronacrisis op de bedrijfsdynamiek en de vraag wat dit betekent voor het toekomstige economische beleid.

Bedrijfsdynamiek en productiviteit

Een afnemende bedrijfsdynamiek weerspiegelt zich onder andere in een dalende groei van de bedrijfsop­richtingen en -beëindigingen, een vertraging in de r­ealloca­tie van banen in de economie, en een groeiende bedrijfsconcentratie in veel sectoren (Bajgar et al., 2019). De afname in de groei van het aantal startende bedrijven kan negatieve gevolgen hebben voor de productiviteitsgroei, omdat er onvoldoende vernieuwing in het bedrijfsleven ontstaat, de concurrentie tussen bedrijven afneemt en de marktmacht groeit.

Daarnaast zijn nieuwe bedrijven vaak zeer innovatief, en kan een daling van startende bedrijven betekenen dat de innovatie geremd wordt. Aan de andere kant kan een daling in de groei van het aantal bedrijfsbeëindigingen leiden tot onproductieve ‘zombie-bedrijven’, die economisch gezien niet langer levensvatbaar zijn (­Adalet McGowan et al., 2017). Ook dit heeft een negatieve uitwerking op de productiviteitsgroei in de economie. Vooral als een aan langdurige COVID-19 gerelateerde financiële ondersteuning van ondernemingen betekent dat er veel onproductieve bedrijven gered worden, zoals volgens een recente studie in Nederland het geval lijkt te zijn (Freeman et al., 2021).

Een mogelijke daling in productiviteitsgroei is van groot belang, omdat de divergentie in productiviteitsgroei tussen koplopers en volgers al langer een probleem is in de meeste OESO-landen (Andrews et al., 2016; Berlingieri et al., 2020; Polder en Prenen, 2020). In figuur 1 is de productiviteitsgroei in de periode 2009–2018 weergegeven voor zowel koplopers (de top vijf procent bedrijven met de hoogste productiviteitsniveaus) als volgers (de overige ­bedrijven). Deze data laten zien dat er in de eurozone reeds langere tijd een grote kloof – divergentie – is ­tussen de koplopers en volgers, en dat de koplopers in de eurozone een met het internationale beeld van koplopers vergelijkbare – zij het iets minder snelle – productiviteits­groei hebben doorgemaakt.

Marktmacht grotere ondernemingen

Hoewel een zekere divergentie in productiviteit tussen koplopers en volgers normaal is in een markteconomie, kan groeiende divergentie een teken zijn van structurele problemen in de economie. Koplopers in productiviteit zijn veelal grote, internationaal georiënteerde bedrijven met ruime toegang tot markten, technologie, kennis, talent en management. Volgers zijn daarentegen vaak kleinere bedrijven met minder toegang tot veel van de factoren die de productiviteit kunnen verhogen. In principe kunnen volgers gebruikmaken van de kennis, technologie en processen die koplopers met veel moeite hebben ontwikkeld, en empirisch onderzoek toont aan dat een dergelijk catch-up-effect zich voordoet (­Berlingieri et al., 2020). Echter, een ­groeiende divergentie tussen koplopers en volgers zou kunnen betekenen dat het moeilijker is geworden voor volgers om bij te blijven.

Een van de oorzaken voor een groeiende divergentie kan zijn dat veel van de noodzakelijke kennis en technologie voor productiviteitsgroei minder verspreid wordt binnen de economie, omdat veel van die kennis niet langer gecodificeerd is en in toenemende mate gerelateerd is aan de kennis van werknemers en managers, en aan interne processen. Daarnaast zijn immateriële investeringen – in onder andere software en data – de laatste jaren steeds belangrijker geworden, en hebben grotere bedrijven nieuwe manieren gevonden om dergelijke investeringen tegen concurrentie te beschermen, onder andere via rechten voor intellectueel eigendom (Bessen, 2020).

Bedrijfsdynamiek tijdens de coronacrisis

De recente coronacrisis versterkte de reeds langer bestaande trend van een afnemende bedrijfsdynamiek in de OESO-lidstaten (Agresti et al., 2022), waaronder ook Nederland (Fareed en Overvest, 2021). Opvallend daarbij is dat de recente data over 2020 en 2021 een divers beeld laten zien wat betreft de ontwikkeling van bedrijfsoprichtingen en bedrijfsbeëindigingen.

Figuur 2 laat een algemeen beeld zien van een aanvankelijk sterk dalende groei in bedrijfsoprichtingen in vrijwel alle landen aan het begin van 2020. Dit verlies werd echter grotendeels gecompenseerd door een snel herstel in de tweede helft van 2020 en een krachtige groei in 2021. Vooral in de Verenigde Staten, het ­Verenigd Koninkrijk en Frankrijk was er in de loop van 2020 sprake van een vroegtijdig herstel, gevolgd door een sterk herstel in 2021. In internationaal perspectief gezien bleef Duitsland achter bij het herstel, terwijl er in Nederland sprake was van een relatief late en geringe afname gevolgd door eveneens een relatief gematigd beginnend herstel in 2021 (Agresti et al., 2022).

In vergelijking met het beeld voor bedrijfs­oprichtingen is het patroon van bedrijfsbeëindigingen sterk afwijkend. De coronacrisis heeft een veel grotere invloed gehad op de mate van groei van bedrijfs­­­be­ëindigingen. In vrijwel alle OESO-landen daalde de groei van bedrijfsbeëindigingen fors, aangezien overheden maatregelen namen om de liquiditeit van ­bedrijven te ondersteunen teneinde een mogelijke kaalslag van bedrijven te voorkomen. Het aantal bedrijfs­beëindigingen in de meeste OESO-landen bleef daarom tot in 2021 sterk onder het niveau van voor de crisis. In twaalf OESO-landen (aangevuld met Zuid-Afrika), daalde het aantal ­bedrijfsbeëindigingen in 2020 cumulatief met gemiddeld ongeveer 25 procent ten opzichte van 2019, gevolgd door een verdere daling in het eerste kwartaal van 2021 van zelfs 40 procent ten opzichte van het eerste kwartaal van 2019.

Figuur 3 toont het beeld van het uitblijven van een herstel in de groei van bedrijfsbeëindigingen – waarbij vooral in Nederland, Frankrijk en België de daling in 2021 (ten opzichte van 2019) relatief veel hoger uitvalt dan in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland.

Conclusies en aanbevelingen

De afnemende bedrijfsdynamiek in de laatste twee decennia en de recente coronacrisis kunnen negatieve gevolgen hebben voor de productiviteitsgroei, en zouden de bestaande divergentie in het bedrijfsleven tussen koplopers en volgers kunnen versterken. Beleidsmatig betekent dit dat een aantal structurele beleidsmaatregelen nog nadrukkelijker dan voorheen aandacht behoeven, teneinde de bedrijfsdynamiek te versterken.

In de eerste plaats moet er gewerkt worden aan een geleidelijke afbouw van financieel ondersteunende maatregelen. Deze hebben tot nu toe geleid tot een zeer sterke daling van aan COVID-19 gerelateerde bedrijfsbeëindigingen, maar dit lijkt eerder grotendeels een kwestie van uitstel dan van afstel. Een abrupte afbouw zou, in het bijzonder in Nederland, dan ook kunnen leiden tot een snelle groei in bedrijfsbeëindigingen met mogelijke risico’s voor de economie. Het zou ook negatieve gevolgen kunnen hebben voor de concurrentie, omdat vooral grotere bedrijven vaak overleven. Een te trage afbouw daarentegen zou negatieve effecten ­kunnen hebben voor de reallocatie van banen in de economie door de mogelijke groei van ‘zombie-bedrijven’, met negatieve gevolgen voor de dynamiek in de economie en de productiviteitsgroei. Ook voor Nederland wordt op dit risico gewezen (Freeman et al. 2021).

Een tweede aandachtspunt heeft betrekking op ondernemerschap en innovatie. Wat betreft startende bedrijven lijkt de situatie nu snel beter te worden in veel OESO-landen. Volgens het CBS (2022) telde Nederland op 1 januari 2022 meer dan twee miljoen ­bedrijven, een groei van 8,5 procent in 2021, waaronder een ­snelle groei in het aantal webwinkels en de ­‘eventcatering’. Deze ontwikkeling is vergelijkbaar met die in andere OESO-landen (Agresti et al., 2022). ­Echter, ondersteuning van ondernemerschap en innovatieve nieuwe bedrijven blijft belangrijk, omdat nieuwe ­bedrijven een aanzienlijke bron van concurrentie en innovatie zijn, en ook de productiviteitsgroei ondersteunen. Meer aandacht voor de verspreiding van kennis en technologie onder achterblijvende bedrijven en het midden- en kleinbedrijf is daarbij ook belangrijk, omdat dit kan helpen om de divergentie in productiviteitsgroei te verminderen.

Een derde aandachtspunt is marktmacht en het belang van mededingingsbeleid. Zowel de dalende bedrijfsdynamiek in de OESO, de groeiende ­divergentie in productiviteitsgroei tussen koplopers en volgers, als een aantal andere indicatoren – zoals groeiende concentratie (Bajgar et al., 2019) en stijgende winstmarges (Calligaris et al., 2018) – suggereren dat er belangrijke structurele veranderingen gaande zijn in de economie. Deze lijken deels gerelateerd aan de digitalisering van de economie en het toenemende belang van ­immateriële investeringen. Beleidsmakers zullen deze ontwikkelingen nauw moeten blijven volgen, en zo analyseren of er eventueel aanpassingen nodig zijn in het bestaande mededingingsbeleid.

Een laatste aandachtspunt is het bredere bedrijfsklimaat, waarbij er in alle OESO-landen altijd mogelijk­heden bestaan om nog weer eens naar de bestaande regelgeving te kijken. Volgens de OESO-indicatoren voor de regulering van goederenmarkten zit Nederland gemiddeld in de top vijf van OESO-landen, maar er zijn een aantal terreinen waarop Nederland minder goed scoort, zoals publiek eigendom en ­administratieve regelgeving voor startende bedrijven (Vitale et al., 2020).

Getty Images

Literatuur

Adalet McGowan, M., D. Andrews en V. Millot (2017) ­Insolvency regimes, zombie firms and capital reallocation. OECD Economics Department Working Paper, 1399.

Agresti, S., F. Calvino, C. Criscuolo et al. (2022) Tracking business ­dynamism during the COVID-19 pandemic: new cross-country evidence and a new visualisation tool. Artikel op voxeu.org, 17 januari.

Akcigit, U. en S.T. Ates (2019) Ten facts on declining business dynamism and lessons from endogenous growth theory. NBER Working Paper, 25755.

Andrews, D., C. Criscuolo en P. Gal (2016) The best versus the rest: the global productivity slowdown, divergence across firms and the role of public policy. OECD Productivity Working Paper, 5.

Bajgar, M., G. Berlingieri, S. Calligaris et al. (2019) Industry ­concentration in Europe and North America. OECD Productivity ­Working Paper, 18.

Berlingieri, G.. S. Calligaris, C. Criscuolo et al. (2020) Laggard firms, technology diffusion and its structural and policy determinants. OECD ­Science, Technology and Industry Policy Paper, 86.

Bessen, J. (2020) Industry concentration and information technology. The Journal of Law & Economics, 63(3), 51.

Calligaris, S., C. Criscuolo en L. Marcolin (2018) Mark-ups in the digital era. OECD Science, Technology and Industry Working Paper, 2018/10.

Calvino, F., C. Criscuolo en R. Verlhac (2020) Declining business ­dynamism: structural and policy determinants. OECD Science, ­Technology and Industry Policy Paper, 94.

CBS (2022) Voor het eerst meer dan 2 miljoen bedrijven. CBS Statistiek, 7 februari.

Criscuolo, C. (2021) Productivity and business dynamics through the lens of COVID-19: the shock, risks and opportunities. Presentatie op het ECB Forum on Central Banking. 28-29 september, Sintra (Portugal).

Fareed, F. en B. Overvest (2021) Slowdown in business dynamics during the COVID pandemic: empirical insights and lessons from the Netherlands. Artikel op voxeu.org, 20 mei.

Freeman, D., L. Bettendorf en Y. Adema (2021) Covid-19 support ­distorted the process of creative destruction in the Netherlands. Artikel op voxeu.org, 3 november.

Gal, P. (2013) Measuring total factor productivity at the firm level using OECD-ORBIS. OECD Economics Department Working Paper, 1049.

Meijerink, G., G.H. van Heuvelen en L. Bettendorf (2019) De bedrijfsdynamiek in Nederland vertraagt. ESB, 104(4779), 520–523.

Polder, M. en L. Prenen (2020) Productivity dispersion in Dutch ­manufacturing from 1978 to 2016. CBS Publicatie, september

Vitale, C., R. Bitetti, I. Wanner, E. Danitz en C. Moiso (2020) The 2018 edition of the OECD PMR indicators and database: methodological improvements and policy insights. OECD Economics Department ­Working Paper, 1604.

Auteurs

Categorieën