Ga direct naar de content

De Randstad hangt als los zand aaneen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 18 2006

binnenland
ILL
USTRATIE : LO EK W
EIJTS

De Randstad hangt als
los zand aaneen
De Commissie Versterking Randstad onder leiding van
Wim Kok pleit voor één Randstadprovincie, die bestuurlijk
slagvaardig en economisch concurrerend moet zijn. Het
schaalniveau van de Randstad als geheel sluit echter niet aan
bij economische relaties tussen bedrijven en woonwerkrelaties.

D
Frank van Oort,
Martijn Burger,
Otto Raspe en Jan
Ritsema van Eck
Hoogleraar Stedelijke Economie aan de Universiteit
Utrecht en het Ruimtelijk
Planbureau, assistent in
opleiding aan de Erasmus
Universiteit Rotterdam, en
senior onderzoekers bij het
Ruimtelijk Planbureau

292

ESB 18

e Randstad is bekend als de regio in het
westen des lands, waar vier grotere en een
aantal kleinere steden dicht bij elkaar liggen. De economische dichtheid is er groter dan elders in het land en het vormt het nationale
economische hart (Ritsema van Eck et al., 2006).
Maar in het debat over ruimtelijk beleid staat de
naam Randstad voor meer. De naam suggereert immers dat het hier eigenlijk om één stad gaat. Hoewel
verantwoordelijk minister Eurlings heeft aangegeven
er op korte termijn niet aan te willen beginnen, lijkt
er in lijn met het recente advies van de Commissie
Kok (2007) veel steun te zijn voor de oprichting van
één gezamenlijke Randstadprovincie die bestuurlijk
slagvaardig genoeg is om vooral de economische potenties van de regio ten volle te benutten. Maar het
geven van de naam Randstad aan een verzameling
steden is op zichzelf niet genoeg om deze samen te
smelten tot één policentrische stad. Daarvoor is het

mei 2007

nodig dat deze steden samen als één geheel functioneren – als een stedelijk netwerk in de termen
van de Nota Ruimte (2004) van het Ministerie van
VROM. De vraag of de Randstad op dit moment al
als één functioneel economisch geheel kan worden
beschouwd, vormt het uitgangspunt van dit artikel.
Beleidsmatig wordt de Randstad in de Nota Ruimte
aangeduid als het belangrijkste Nederlandse stedelijke netwerk: een netwerk van onderling goed
bereikbare steden en locaties die met hun onderlinge specialisaties en hun gezamenlijke variëteit een
gunstig economisch productiemilieu en leefmilieu
creëren. Het beeld is dat deze steden elkaar aanvullen op het gebied van economie, woningmarkt en
voorzieningen, waardoor ze samen meer te bieden
hebben aan bedrijven, bewoners en bezoekers en
dus concurrerender zijn dan ze elk op zich zouden
zijn. Dit beeld van de Randstad als grootste stedelijk
netwerk is gebaseerd op de veronderstelling van
een behoorlijke stadsgewestoverstijgende samenhang op het gebied van de persoonlijke, sociale
en zakelijke relaties van mensen, organisaties en
bedrijven (Batten, 1995). De economische relaties
tussen bedrijven en tussen werknemers en bedrijven
(pendel) worden daarbij als het meest fundamenteel

beschouwd voor het ontstaan en evolueren van een
dergelijk stedelijk systeem (Lambooy, 1998).

Economische schaalvoordelen
in stedelijke netwerken
Het netwerkconcept wordt in verschillende disciplines steeds populairder om het functioneren van
de maatschappij te beschrijven en te verklaren. Zo
worden ook in de ruimtelijk-economische theorie
recentelijk naast plaatsgebonden agglomeratievoordelen, voordelen uit netwerkvorming van bedrijven
met andere bedrijven en kennisinstellingen van groot
belang gevonden. Deze voordelen zijn niet noodzakelijk plaatsgebonden, maar blijken vaak wel verbonden aan de voordelen van economische dichtheid in
(inter)nationale stedelijke regio’s. Men kan hier denken aan netwerkvoordelen tussen de leden van een
netwerk gericht op bedrijfsmatige kernactiviteiten
en kostengedreven uitbesteding, en niet-kostengebonden netwerkvoordelen zoals verbondenheid aan
flexibele productiesystemen (Cabus, 2006). Hoewel
deze aspecten in de praktijk moeilijk uiteen gerafeld
kunnen worden, is de gemene deler ervan dat er
schaalsprongen voorkomen in de ruimtelijke organisatie van bedrijven. Sommige relaties bevinden zich
in de directe omgeving ervan, andere tegelijkertijd
op grotere afstand.
Ook in de recente planologische visie van de ministeries van VROM en EZ wordt gedacht in schaalsprongen: door de bedrijfsexterne netwerkvoordelen
ontstaat een economische vervlechting van steden
en stedelijke regio’s in Nederland tot een groter
geheel – de stedelijke netwerken. De afhankelijkheid
van bedrijven in de directe omgeving zal hiermee
weliswaar niet geheel verdwijnen maar wel aan belang inboeten. In bepaalde economische activiteiten
gespecialiseerde plaatsen kunnen zich door de netwerkmogelijkheden van de bedrijvigheid richten op
hun eigen kernactiviteiten en tegelijkertijd profiteren
van de gespecialiseerde kernactiviteiten van (bedrijven in) andere steden. Hierdoor ontstaan systemen
van elkaar aanvullende steden en stadsgewesten.

Bedrijfsnetwerken en
pendelrelaties in de Randstad
Empirisch onderzoek naar functionele economische
samenhang in de Randstad is schaars. Dit artikel
test de relatie tussen de mate van integratie van
steden in de Randstad voor twee typen functionele relaties: bedrijfsrelaties en pendelrelaties.
Pendelrelaties betreft woonwerkrelaties, die zijn onderzocht middels het Onderzoek Verplaatsingsgedrag
(OVG) van het CBS. De gegevens over bedrijfsrelaties zijn afkomstig van een grootschalige enquête
onder 1676 bedrijfsvestigingen in de Randstad in
de industrie, zakelijke dienstverlening en de groothandel (zie Ritsema van Eck et al., 2006). Van alle
bedrijven zijn gedetailleerde economische netwerken
verkregen door te vragen naar de tien belangrijkste
relaties van toeleveranciers en uitbesteders voor
de vestiging. Dit kan betrekking hebben op fysieke

goederen, maar ook op diensten en kennisrelaties die worden ingekocht. In de
analyses aggregeren we de relatiestromen over gemeenten. Bedrijfsspecifieke
zaken, bijvoorbeeld ten aanzien van de organisatie, zijn voor de bedrijven of
pendelaars weliswaar van belang, maar minder interessant voor ruimtelijk georiënteerde onderzoek. In figuur 1 en figuur 2 zijn voor de Randstad de netwerken
van bedrijfsrelaties en van pendelrelaties weergegeven. In de figuren geven de
bollen de omvang van de relaties binnen de gemeente weer; bijvoorbeeld bedrijven in Den Haag die een relatie onderhouden met andere bedrijven in Den
Haag. In figuur 2 is voor de overzichtgelijkheid een hogere drempelwaarde voor
weergave aangehouden. De lijnen geven de relaties weer tussen bedrijven in
verschillende gemeenten. Op het eerste gezicht zijn er duidelijke verschillen
tussen beide kaarten. Zo speelt ongeveer driekwart van de pendelrelaties zich
binnen de stadsgewesten af. Bij de bedrijfsrelaties is dit aandeel ongeveer een
derde, waarbij naar verhouding meer relaties bestaan tussen bedrijven in ver van
elkaar verwijderde delen van de Randstad. Hierbij moet wel worden bedacht dat
figuur 1 maar de helft van het verhaal vertelt: bedrijven in de Randstad hebben
grofweg 50 procent van hun bedrijfsrelaties met bedrijven buiten de Randstad,
die dus niet in de figuur zijn opgenomen. Voor pendelaars in de Randstad geldt
wel dat meer dan 90 procent zowel woont als werkt in de Randstad.
Het heeft evenwel niet zo veel zin om te kijken naar het aantal bedrijfs- en
pendelrelaties zonder daarbij rekening te houden met absolute grootteverschillen binnen en tussen de stadsgewesten en Randstedelijke gemeenten en de
fysieke afstanden tussen de steden. Zo kan het forse aantal relaties dat binnen
de centrale stad blijft, wellicht worden verklaard aan de hand van de omvang van
de stad ten opzichte van haar (directe) omgeving en de relatief korte binnengemeentelijke afstand ten opzichte van afstanden tussen gemeenten. Met andere
woorden: de kans op een relatie met een bedrijf of werkgever in de grote stad
is groter dan de kans op een relatie met een bedrijf of werkgever in een kleine
gemeente. Daarnaast is de kans op een relatie met een dichtbijgelegen bedrijf of
werkgever groter dan de kans op een relatie met een ver weg gelegen bedrijf of
werkgever.
In de analyse is rekening gehouden met de omvang van gemeenten en de afstand
tussen gemeenten door te kijken naar verschillen tussen de aanwezige en de
verwachte stroomfrequentie (op basis van massa en afstand) tussen en binnen
gemeenten in de Randstad. De relaties die significant groter in aantal zijn dan verwacht, zijn in de figuren 1 en 2 aangegeven met een donkerblauwe kleur, de relaties
die significant kleiner in aantal zijn dan verwacht met een lichtblauwe kleur. Nietsignificant van de verwachting afwijkende relaties zijn lichtgrijs aangegeven. Hiermee
ontstaat het beeld dat de relaties die bedrijven en pendelaars binnen de eigen
gemeente onderhouden, vrijwel altijd groter zijn dan zou worden verwacht op basis

figuur 1

Het netwerk van bedrijfsrelaties in de Randstad

Relaties binnen steden
4–5
6–10
11–25
26–50
51–100
101–250
>250

Relaties tussen steden
2–5
6–10
11–25
26–40
>40
Meer of minder dan verwachte relaties
Meer dan verwacht
Minder dan verwacht
Geen significant verschil

ESB 18

mei 2007

293

figuur 2

Het netwerk van pendelrelaties in de Randstad
Meer of minder dan verwacht
Significant meer dan verwacht
Significant minder dan verwacht
Geen significant verschil
Tussengemeentelijke relaties
1.000–2.500
2.501–5.000
5.001–10.000
>10.000
Binnengemeentelijke relaties
2.500–5.000
5.001–10.000
10.001–25.000
25.001–50.000
50.001–100.000
>100.000

van de omvang van de gemeenten. Ook een aantal relaties tussen de centrale steden
en de omliggende gemeenten is groter dan verwacht: ook als wordt gecorrigeerd voor
de omvang van de gemeente, blijken de centrale steden een duidelijke magneetwerking op bedrijfsrelaties en pendelrelaties te hebben. Uit de figuren blijkt tevens dat
de relaties tussen de vier grote steden weliswaar in absolute zin aanzienlijk in aantal
zijn, maar na correctie voor de grootte van de steden toch minder dan verwacht. De
afstanden tussen de steden zijn hier een belangrijke remmende factor. Binnen de
Randstad kan dus niet worden gesproken van een evenwichtig regionaal systeem
waarbij iedere gemeente het aandeel relaties onderhoudt dat past bij haar interactieomvang. We kunnen hieruit opmaken dat de Randstad bestaat uit vier stadsgewestelijke deelsystemen. Deze zijn wel aan elkaar gekoppeld maar minder sterk dan nodig
is om een volledig geïntegreerd systeem te kunnen vormen.

Economische relaties ontrafeld
De interactiepatronen binnen de Randstad van figuur 1 en 2 kunnen ook formeel
worden getoetst op de vraag of de samenstellende delen ervan een ruimtelijk
geïntegreerd (economisch) systeem vormen. Ruimtelijke integratie is gedefinieerd als de situatie waarin alleen de massa’s van de versturende en ontvangende
gemeenten en de afstanden tussen die gemeenten de interactie-intensiteit bepalen. Als de Randstad een ruimtelijk geïntegreerd cluster zou zijn, zijn dit (vanuit
een economisch oogpunt) de enige structuurkenmerken die het netwerkpatroon
verklaren. De volgende condities voor ruimtelijke integratie zouden na controle
voor massa en afstand moeten opgaan:

tabel 1

Toets Conditie 1 en 2 voor ruimtelijk integratie voor bedrijfs- en
pendelrelaties

Model 1
Bedrijfsrelaties
Binnengemeentelijk
Andere relaties binnen stadsgewest
Tussen stadsgewesten

Model 2

•
−
−

•
−

Pendelrelaties
•
Binnengemeentelijk
−
•
Andere relaties binnen stadsgewest
−
−
Tussen stadsgewesten
• referentiecategorie
− ate van interactie is significant zwakker dan de mate van interactie in de
m
referentiecategorie (p<0.05)

294

ESB 18

mei 2007

• De mate van binnengemeentelijke interactie zou
niet sterker moeten zijn dan de mate van interactie tussen steden binnen de Randstad.
• De mate van interactie tussen steden binnen één
van de stadsgewesten van de Randstad zou niet
sterker moeten zijn dan de mate van stadsgewestoverstijgende interactie.
• Er is geen observeerbare hiërarchie in de verschillende typen relaties tussen gemeenten.
De figuren 1 en 2 suggereren evenwel dat het stedelijke systeem van bedrijfsrelaties in de Randstad
nog wel hiërarchisch van aard is. Om dit formeel te
toetsen gebruiken we ruimtelijke interactiemodellen ter verklaring van gemeentelijke interacties.
Het model gaat ervan uit dat de kracht tussen
twee objecten afhankelijk is van de massa’s van de
objecten en hun onderlinge afstand. De massa’s
van herkomst- en bestemmingsgemeenten worden
verondersteld positief samen te hangen met het absolute aantal relaties tussen die gemeenten. Afstand
wordt verondersteld negatief samen te hangen met
de interactie-intensiteit. In de interactiemodellen
wordt tegelijkertijd ook rekening gehouden met
ruimtelijke bijzonderheden van de netwerkstructuren
van bedrijfsrelaties die aansluiten bij het stedelijke
systeem van de Randstad. We onderscheiden zes
verschillende typen van stedelijke interactie, welke
gezamenlijk de volledige ruimtelijke context van de
stromen tussen gemeenten uitdrukken. Ze zijn weergegeven in figuur 3.
In de geschatte modellen zijn afstand en massa
omgezet naar logaritmen om te corrigeren voor
de niet-normale verdeling van de afhankelijke
variabele (interactie-intensiteit) en onafhankelijke
variabelen (massa’s, afstand en de zes stedelijke
interactietypen). Omdat de interactiematrices
veel nullen bevatten corrigeren we daarvoor in het
model. Tabel 1 presenteert de resultaten van de
toegepaste regressiemodellen voor de eerste twee
condities voor ruimtelijke integratie in de Randstad
voor zowel de bedrijfs- als pendelrelaties. Model
1 test of de intensiteit van bedrijfsrelaties dan
wel pendelrelaties sterker is binnen gemeenten of
tussen gemeenten (conditie 1). Voor de Randstad
als één functionele eenheid zou de interactie binnen gemeenten de interactie ertussen niet moeten
overtreffen. Gecontroleerd voor massa’s van en
afstanden tussen gemeenten, blijkt de mate van
interactie binnen gemeenten voor zowel bedrijfsrelaties als pendelrelaties significant hoger te zijn
dan de interactie tussen gemeenten in hetzelfde en
andere stadsgewesten. In Model 2 wordt getest of
interacties tussen gemeenten binnen een stadsgewest in de Randstad gelijkwaardig in omvang zijn
aan interacties tussen gemeenten in verschillende
stadsgewesten (conditie 2). Ook dit blijkt niet
het geval te zijn. De interactie-intensiteit tussen
gemeenten in hetzelfde stadsgewest is significant
hoger dan relaties tussen gemeenten in verschillende stadsgewesten. Dit geldt wederom voor zowel
de bedrijfs- als pendelrelaties

In tabel 2 (model 3) testen we tenslotte of er een hiërarchie bestaat in de verschillende typen interacties
tussen gemeenten (conditie 3). We nemen hiervoor
de interregionale kriskrasrelaties als referentiecategorie, omdat die conceptueel het zwakste type
stedelijke afhankelijkheid weergeeft. Hierdoor kunnen we relatieve kracht van de overige gemeentelijke
relaties tegen elkaar afzetten, gecontroleerd voor
massa’s en afstanden. Uit deze analyse blijkt dat het
ontbreken van hiërarchie bij ruimtelijke integratie in
de Randstad niet aan de orde is. Voor bedrijfsrelaties en pendelrelaties vinden we praktisch dezelfde
resultaten. Inter-kernrelaties, interacties tussen de
vier grootste steden (Amsterdam, Rotterdam, Den
Haag, Utrecht) en stadsgewestelijke kernperiferierelaties vormen de sterkste ruimtelijke interactietypen.
Stadsgewest overstijgende kernperiferierelaties en
kriskrasrelaties dragen het minste bij aan de verklaring van de bedrijfs- en pendelrelaties.
Deze analyses bevestigen het beeld van figuur 1 en
2 dat de Randstad niet functioneert als een ruimtelijk geïntegreerd systeem. Aan geen van de drie
condities voor ruimtelijke integratie wordt voldaan.
Met andere woorden: het economisch systeem van
de Randstad bestaat met name uit zelfstandige stedelijke regio’s die verder als los zand aaneen hangen.

Conclusie
Er wordt in recente ruimtelijke en ruimtelijk-economische beleidsnota’s vaak verondersteld dat relatienetwerken van bedrijven (met andere bedrijven en
met werknemers) een belangrijke onderlegger vormen voor het bestaan van het stedelijk netwerk van
de Randstad. In onze analyse van bedrijfsrelaties en
pendelrelaties in de Randstad wordt een dergelijk
stedelijk netwerk niet gevonden. Het patroon van
bedrijfsrelaties in de Randstad laat zich vooral verklaren door de (absolute) economische omvang van
de gemeenten, de afstanden daartussen en de mate
waarin relaties vooral binnen de eigen gemeente of

tabel 2

Toets Conditie 3 voor ruimtelijk integratie voor bedrijfs- en pendelrelatie

Model 3 – Hiërarchievorming ruimtelijke relaties
Bedrijfsrelaties
Pendelrelaties
1) Inter-kernrelaties tussen stadsgewesten
1) Kern-periferierelaties binnen stadsgewest
Kern-periferierelaties binnen stadsgewest
2) Inter-kernrelaties tussen stadsgewesten
2) Kris-krasrelaties binnen stadsgewest
3) Kris-krasrelaties binnen stadsgewest
3) ern-periferierelaties tussen stadsgewesten 4) ern-periferierelaties tussen stadsgewesten
K
K
Kris-krasrelaties tussen stadsgewesten
5) Kris-krasrelaties tussen stadsgewesten
Schatting hiërarchie op basis van Wald test voor de gelijkheid van de coëfficiënten
(p<0.05)
Voor de bedrijfsrelaties geldt binnen 1) en 3) gelijke rangorde voor de twee weergegeven
typen relaties.

de eigen regio blijven. Hierbij wordt aan geen van drie algemeen geldende condities voor ruimtelijke integratie voldaan. Binnen de Randstad blijkt echter sprake
te zijn van vier verschillende, op stadsgewesten gebaseerde centrum-periferie
systemen, waarin de centrale steden met name veel (bedrijfs)relaties onderhouden met zichzelf en met hun directe ommeland. Deze bevindingen stellen
de recente voorstellen voor één gezamenlijke Randstadprovincie ter discussie.
Indien de Randstedelijke gemeenten ondanks individuele specialisaties geen
gezamenlijke integratie kennen, maar stadsgewesten van de vier centrale steden
met daar omheen gemeenten in een straal van twintig kilometer wel, dan ligt het
meer voor de hand om op dit stadsgewestelijke schaalniveau ruimtelijk beleid te
formuleren en bestuurlijke samenwerking na te streven, zoals ook wordt bepleit
in de onlangs verschenen Randstadscan van de OECD (2007). Bestuurlijke
reorganisatie als de oplossing voor een beter functionerend economisch geheel
betekent dat tegen de stroom van de huidige maatschappelijke krachten moet
worden ingeroeid.

figuur 3

Typologie van stedelijke interacties
Stedelijke Regio A
6

2
1

Stedelijke Regio B

5
4

3

Literatuur
Stedelijke Interacties
Binnen gemeenten
1. Intranodaal
Binnen Stedelijke Regio’s
2. Kern-Periferie
3. Kris -Kras
Tussen Stedelijke Regio’s
4. Inter -Kern
5. Kern – Periferie
6. Kris – Kras

Agresti, A. (2002) Categorical Data Analysis. New Jersey: John Wiley & Sons.
Legenda (Punten)
Centrale Stad

Batten, D. (1995) Network cities: creative urban agglomerations for the 21st Century. Urban Studies,
32(2), 313–327.
Cabus, P. (2006) De territorialiteit van netwerken van bedrijven in Vlaanderen. Kwartaalschrift
Economie, 3(4), 335–354.

Suburbane Gemeente

Commissie Kok (2007) Advies Commissie Versterking Randstad. Zoetermeer: FWA.
OECD (2007) Territorial Review Randstad, the Netherlands. Parijs: OECD Publishing.
Lambooy, J. G. (1998) Polynucleation and economic development: the Randstad. European
Planning Studies, 6(4), 457–466.
Ritsema van Eck, J., F. van Oort, O. Raspe en F. Daalhuizen (2006) Vele steden maken nog geen
Randstad. Den Haag: Ruimtelijk Planbureau en Nai-uitgevers.

ESB 18

mei 2007

295

Auteurs