Ga direct naar de content

Enkele ervaringen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 6 1983

Enkele
ervaringen

J. I i

Economen worden verondersteld te
denken en het resultaat daarvan aan te
bieden aan wie hen als raadgevers
hebben gekozen. Dat laatste zou men
een ,,poging tot overdracht van kennis” kunnen noemen. Het is misschien de moeite waard om enkele ervaringen, opgedaan tijdens deze twee
processen — denken en proberen over
te dragen — neer te schrijven.
Het denken wordt in eerste instantie getoetst aan feitenmateriaal en binnen de kring van vakgenoten. Toevallig heb ik in dit tijdschrift kort geleden 1) de noodzaak beklemtoond om
tot een synthese te komen van ,,deeltheorieen”. Met deeltheorieen bedoel
ik dan de stromingen die heden ten
dage in een polariserende discussie
naar buiten treden: keynesianen, aanbodeconomen, deregulanten, monetaristen enz. Om het toen betoogde nog
even anders te formuleren: wij moeten onze vuile was niet buiten hangen,
maar liever eerst wassen. Wij zouden
uit eigen aandrift ons in de positie van
een rechtbankjury moeten stellen om
pas te voorschijn te komen als wij het
eens zijn. Wij behoeven daarbij niet,
als in de bekende film,,,angry” te zijn
en natuurlijk ook niet beperkt te blijven tot twaalf personen, noch tot
,,men” alleen. Een laatste ervaring
wat deze fase betreft: we zijn nooit te
oud om te leren!
Nog voordat het denken tot een resultaat leidt, kan het nuttig zijn om bij
andere faculteiten te gaan luisteren.
Bij voorbeeld bij psychologen, die hun
methode van de padanalyse — niet erg
verschillend van onze econometrische
modellen — zo’n twintig jaar eerder
dan deze laatste ontwikkelden. Of bij
ingenieurs, wier kijk op produktiefuncties opmerkelijk praktischer aandoet dan veel door economen voorgestelde vormen. Of bij onbenoemde
empiristen die — zoals Levy en Guttman 2) — met hun enquetes laten zien
dat een groot deel van de variantie van
het menselijk geluk geheel buiten economische grootheden verwezenlijking
vindt: in een goed gezinsleven, in een
prettige verhouding op het werk of in
de buurt. Hoofdervaring hier dus: er
is alle aanleiding tot bescheidenheid.
Naar een bekende quasi-duitse zegswijze is deze laatste een sieraad, maar

Komen er aan een beleidsvoorstel
belastingen of andere financiele overdrachten te pas, hoedt u dan voor het
fraudemonster, ook wel misbruik of,
zachtaardiger, oneigenlijk gebruik genoemd. Betalen is voor de dommen,
zegt Flip de Kam en zijn boek verkoopt uitstekend.
Wij zijn dan aangeland bij de grote
medebeslissers. Nummer 1 is de mythe dat het nationale belang het best
gediend kan worden door de vrijstaande eigen regering, wier handen niet gebonden moeten zijn door lid te zijn
van supranationale instellingen. Dit
monster, dat van het nationalisme, is
niet alleen een vijand van economen,
maar,
belangrijker, Volksvijand
Nummer Een. Het is bijzonder krachtig bij eilandnaties. In de laatste decennia heeft het op vele plaatsen gewoed, elders veel erger dan in onze
contreien. Maar het ondergraaft toch
ook de Europese Gemeenschap.
Ten slotte het waas, of de mist van
de kortzichtigheid, waarvan de latijnse naam myopia indrukwekkender is.
Het waas belet ons bredere gezichtspunten te zien en dus er rekening mee
te houden — naar ruimte en naar tijd.
Hier heeft onze grote Keynes de
vijand geholpen door op een minder
gelukkig ogenblik te zeggen dat ,,in
the long run we are all dead”. In deze
uitspraak zijn kinderen, kleinkinderen enzovoort vergeten. Deze dwaling
van een onzer groten is minder door
economen dan door het interdisciplinaire gezelschap van de Club van
Rome hersteld. Of, in de Duitse
Bondsrepubliek, door de kleur die in
de leer van het licht als complement
van rood bekend is: groen.
Tegenover deze figuren van de onderwereld, culminerend in nationalisme en kortzichtigheid, is bescheidenheid, bepleit tegenover buiteneconomisch denken, niet gewenst. Hier
moeten we op ons stuk staan.

ESB 13-4-1983

komt men (economisch?) verder zonder haar.
Een andere ervaring in dit stadium
is dat het verstandig is om het denkwerk samen met een aantal van die
anderen te doen. Dat is dan tenminste
een nabootsing van wat de mensen
van de praktijk gedwongen zijn te
doen: zij kunnen zich het leven niet
veraangenamen door zich af te schermen van niet-economische aspecten.
Tot zover over ons denkwerk. Nu
over de pogingen om de resultaten te
,,verkopen”. Vertelden Levy en Guttman ons dat er vele andere dingen zijn
die het menselijk geluk bevorderen
dan alleen economische factoren, wij
kunnen bij advieswerk ervaren dat er
vele factoren zijn die, naast economische, het menselijk ongeluk bevorderen. Laten we enkele van deze schimmen, die als medebeslissers in de politick onze economische argumenten
belagen, trachten aan te wijzen. Aangezien er veelkoppige monsters bij
zijn, zijn er in mijn lijst misschien
dubbeltellingen; en daarvoor dien ik
ik mij als econoom te schamen. Ik
probeer enkele van deze tegenwerkende factoren te beschrijven.
Eerst zijn er competentiegeschillen
tussen de elementen waaruit een regerings- of ondernemingsapparaat is opgebouwd. Een deel van de ijver waarmee een beleid wordt uitgevoerd, gaat
verloren in ijver voor de eigen afdeling, het eigen directoraat, directoraat-generaal of ministerie.
Is de werkelijk bevoegde eenmaal
gevonden, dan kan het beleidsvoorstel
een precedent gaan scheppen. Zorg er
dus voor om een verzameling van precedenten aan te leggen, waaruit te
rechter tijd kan worden geput, als de
logica alleen niet voldoende overtuigend is.

J. Tinbergen

1) De noodzaak van een synthese, ESB, I deeember 1982, biz. 1284 en 1285.
2) S. Levy en L. Guttman, On the multivariate
structure of wellbeing, Social Indicators Research, jg. 2, nr. 3. biz. 361-388.
307

Auteur