L.J. Emmerij
En toch moet
de rente
omlaag…
Toen in de zomer van 1982 het eerste serieuze waarschuwingsschot sinds de jaren dertig
op het Internationale schuldenfront werd afgevuurd, was ik een van diegenen die dachten
dat deze situatie binnen een betrekkelijk korte
tijd onder controle zou worden gebracht.
Sindsdien zijn twee jaren verstreken en het
ziet er absoluut niet naar uit dat er orde op zaken komt, integendeel.
Wat is er aan de hand? De twee hoofdoorzaken van de schuldenproblematiek zijn de
stagnerende economische groei sinds 1980 en
de zeer hoge rente. In de zomer van 1982, toen
er sprake was van een sterke stijging van de
rentetarieven in de Verenigde Staten, was het
dan ook meteen raak. De totale Internationale schuld van ontwikkelingslanden bedroeg
op dat moment $ 800 mrd. Ook de
lage – inkomenslanden – hier gedefinieerd
als landen die een per capita inkomen hebben
beneden de $ 600 — hadden in relatieve termen een ferme uitstaande schuld van omstreeks $ 110 mrd. Deze landen waren toen al
23% van him exportinkomsten kwijt aan rente en aflossingen. In 1983 waren veertig tot
vijftig ontwikkelingslanden niet in staat binnen de vastgestelde termijn aan him verplichtingen te voldoen en zagen zich daarom genoodzaakt hun schuldeisers te dwingen tot
het openen van hernieuwde onderhandelingen inzake hun uitstaande schulden. Deze
groep omvatte twaalf van de twintig grootste
schuldenlanden die te zamen goed waren voor
50% van de totale internationale uitstaande
schuld. De rente is nu nog (of weer) bijna net
zo hoog als in de zomer van 1982.
Als eerste punt moet duidelijk worden gezegd dat het gemiddelde rendement op de leningen aan ontwikkelingslanden goed is geweest: tussen 1960 en 1980 heeft men een economische groei van gemiddeld 5,8% per jaar
en een groei van het per capita inkomen van
gemiddeld 3,5% per jaar kunnen constateren.
Dit indrukwekkende resultaat (met als grote
uitzondering Afrika ten zuiden van de Sahara) is vooral bereikt doordat deze landen onder meer kans hebben gezien moderne technologic op een produktieve manier te absorberen en hun arbeidsintensieve produktie succesvol teorganiseren. Tegelijkertijd sprongen
de investeringen in die landen in dezelfde periode omhoog van 19% naar 26% van het nationaal inkomen. Ook de zuid-zuid-handel was
op degoedeweg door tussen 1970 en 1981 met
maar liefst 25% per jaar te stijgen. In 1981
bestond bijna 30% van de totale handel van
de derde wereld uit zuid-zuid-handel tegen
nog geen 20% in 1970. Sindsdien gaat het helaas weer bergafwaarts. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de schulden-, deviezen- en dus ook invoercrisis. De Braziliaanse
export naar andere Latijnsamerikaanse landen viel bij voorbeeld van $ 5,5 mrd. in 1981
tot$ 1,7 mrd. in 1983.
In 1981/1982 kwamen er twee schokgolven
op de ontwikkelingslanden af: de prijzen van
grondstoffen en andere exportgoederen daalESB 25-7-1984
den scherp, hetgeen deze landen op een gederfd inkomen van $ 40 mrd. kwam te staan;
en de rentetarieven stegen. Ik wil het verder
hebben over de tweede schok.
Het is redelijk te stellen dat het niet de absolute schuldbedragen zijn, maar de condities
die daaraan verbonden zijn die de moeilijkheden veroorzaken. Die condities zijn de zeer
korte aflossingsperioden en de te hoge reele
rente. De schuldenlast wereldwijd is hoger
dan het wereld bruto nationaal produkt. De
totale wereldschuld werd in 1981/1982 geschat
op
$ 14,3 triljoen (1 triljoen is 1.000 miljard), terwijl het wereld bnp werd geschat op $ 10,1
triljoen.
Het renteniveau ligt hoger dan de groeivoet
van de wereldproduktie. De gemiddelde rente
die ontwikkelingslanden moesten betalen,
verdubbelde tussen 1977 en 1982 tot minimaal
10% per jaar. In 1983 lag de gemiddelde rente
op 12% per jaar. Het wereld bnp groeide toen
met 2% hetgeen, de inflatie meegerekend, op
ongeveer 7% per jaar in nominale termen
uitkomt.
De neerwaartse tendentie van de inflatie
schijnt tot op heden geen invloed te hebben
gehad op de rentestand. Men zou zich overigens dienen af te vragen of er eigenlijk wel
ooit een duidelijke correlatie is geweest tussen
de niveaus van inflatie en rente. Fisher bij
voorbeeld heeft ooit gevonden dat bij een daling van de inflatie met 5 procentpunten, de
rente slechts 1 procentpunt naar beneden
ging. We zitten zodoende in een van die beruchte vicieuze cirkels. Een steeds groter deel
van het wereldinkomen wordt gebruikt voor
rentebetalingen. Dat gedeelte van de rente dat
niet op tijd kan worden betaald, wordt gekapitaliseerd tegen hogere rentetarieven, hetgeen leidt tot een cumulatieve schuldengroei.
De Latijnsamerikaanse landen moeten gemiddeld meer dan 40% van hun export gebruiken om de rente op uitstaande schulden te
betalen. In 1983 had Brazilie een exportsurplus van $ 6 mrd., hetgeen echter slechts de
helft was van het bedrag dat aan rente moest
worden betaald. Mexico had in hetzelfde jaar
een surplus van $ 7 mrd., maar moest $ 10
mrd. aan rente betalen! Deze internationale
situatie vindt zijn weerslag op de nationale liquiditeitspositie. De nationale rentetarieven
zijn soms ongelooflijk hoog (40 tot 50%) en
vele bedrijven in Latijns-Amerika zijn dan
ook reeds failliet of kunnen dat elk ogenblijk
zijn.
Ook in de OECD-landen is de situatie ernstig. Daar staat de schuld nationaal en internationaal op zo’n 50% van het bruto nationaal produkt uit 1984 tegen 40% tien jaar geleden. Gemiddeld wordt nu zo’n 5% van het
bnp per jaar aan rente betaald, hetgeen neerkomt op tweemaal de gevolgen van de olieschok van 1973. De rente bleef hoog vanaf
1979 ondanks een teruggang in de investeringen gedurende 1980- 1982. De redenen voor
de hoge rente kunnen daarom niet in hoge
winsten en een grote vraag naar investeringen
worden gezocht. Zij kunnen derhalve niet
worden gezocht in de ,,real economy”.
Een werkelijke verlichting van de schuldenen rentelast moet enerzijds komen van de economische groei en anderzijds van een verlaging van de rente. De economische groei komt
er nu aan. Maar hoe krijgen we die onverantwoordelijk hoge rente naar beneden? De oorzaak van de hoge rente dient niet te worden
gezocht in het feit dat de investeringen zo
winstgevend zijn, of in een stijging van de
vraag naar kapitaal. De investeringen gingen
in de periode 1980- 1982 immers naar beneden, zoals we zojuist hebben gezien. Men kan
de oorzaak ook niet zoeken in het feit dat de
onzekerheden zo groot waren vanwege de
„volatility” van de rentevoeten. Dat is nu
voorbij, maar de rente is hoog gebleven. Ligt
de oorzaak dan misschien in de financieringstekorten van de overheid? Dat zou gedeeltelijk waar kunnen zijn, maar die tekorten worden zelf weer tot op zekere hoogte veroorzaakt door de rentebetalingen. Hier raken
we een hypothese die zou kunnen luiden dat
de hoge rente wordt veroorzaakt door het renteniveau zelf. De vraag naar meer leningen
wordt gedicteerd door de behoefte de rentelasten te bepalen. De schuld is een eigen leven
gaan Iciden!
Maar de rente moet naar beneden. De publieke sector in alle landen (inclusief de rijke)
is verantwoordelijk voor een aanzienlijk percentage van de totale schuldenlast. In de vijf
grote OECD-landen bij voorbeeld zijn de leningen van de publieke sector verantwoordelijk voor 35% van de totale leningen in 1982.
Als regeringen zouden willen, en gegeven de
internationaat onverantwoordelijke houding
van vooral de banken in de Verenigde Staten
kunnen ze besluiten niet meer dan X% rente
te betalen. X zou moeten tenderen naar 2% in
reele termen. Tussen 1963 en 1982 bedroeg de
reele rente zelfs niet meer dan 1,1 % in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Japan, de Duitse Bondsrepubliek en Zwitserland. Een eerste waarschuwing, oh heel vriendelijk en discreet, kwam van elf Latijnsamerikaanse landen in Cartagena in juni jl. De enige reactie, waarschijnlijk een samenloop van
omstandigheden, was een verhoging van de
rente in de VS!
De rentebetalingen op publieke en particuliere schulden bedragen op het ogenblik zo’n
$ 1500 mrd. per jaar. Dat komt neer op zo’n
15% van het wereld bnp. Rentebetalingen en
aflossingen op de publieke schulden van ontwikkelingslanden staan nu op het ongelooflijke niveau van meer dan $ 200.
Hoe lang kunnen we in redelijkheid verwachten dat ontwikkelingslanden doorgaan
met het betalen van deze excessieve lasten
,,door middel van de honger van hun burgers?” (Celso Furtado).
663