Een minimum èn een maximum voor de AOW
Aute ur(s ):
Groezen, B.J.A.M. van (auteur)
Leers, Th. (auteur)
Vakgroep algemene economie en centER, KUB.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4177, pagina 883, 20 november 1998 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
politiek, democratie, economie, pensioenen, vergrijzing
Er zijn verschillende redenen waarom regeringen een zekere mate van herverdeling in de samenleving nastreven. Politici zelf zullen
zeggen dat inkomensoverdrachten de sociale rechtvaardigheid vergroten en zo het algemeen belang dienen. Het eigenbelang van
politici of dat van hun achterban speelt echter vaak ook een rol. Aannemende dat een politicus uit is op stemmenmaximalisatie, zal het
herverdelingsbeleid dan met name ten gunste komen van groepen met veel potentiële kiezers. Hoe beter zo’n groep georganiseerd is,
hoe beter men er in kan slagen door lobby-activiteiten de politicus van het belang van de groep te overtuigen.
Een en ander kan worden toegespitst op herverdeling tussen generaties. De oudere generatie, in veel landen vertegenwoordigd door een
sterke lobby of zelf actief in de politiek (denk aan ouderenpartijen), zal die politici verkiezen die ijveren voor het in stand houden of
uitbreiden van regelingen als de AOW, zorg en medische voorzieningen. Een voorstel tot zwaardere belasting van kapitaal zal, gezien het
relatief grote aandeel in het kapitaalbezit van ouderen, weinig ouderensteun genieten. Jongeren hebben daarentegen een groot belang bij
het laag belasten van arbeidsinkomen, goed onderwijs, kinderopvang en de fiscale aftrekbaarheid van hypotheekrente. Via lobbyactiviteiten in onder andere de vakbondssfeer trachten zij hun doeleinden te realiseren.
In een recente bijdrage in The Economic Journal analyseren Grossman en Helpman waar al dit gelobby toe leidt 1. De auteurs gebruiken
een model met twee groepen (jongeren en ouderen) en twee perioden. De kiezers kunnen een voor hun belangen opkomende lobbygroep
financieel ondersteunen. Dat spekt de verkiezingskas van politici die, eenmaal gekozen, deze belangen zullen dienen. Aan het begin van
elke periode beslist de zittende regering over de mate van intergenerationele herverdeling. De politici in het model hebben een kortetermijnblik en willen boven alles regeren; daarom hechten zij veel waarde aan de welvaart van de dan levende kiesgerechtigden en
worden zij in hun keuzes sterk beïnvloed door lobby-activiteiten.
Wat is nu het effect van lobbygroepen? Wanneer alleen ouderen lobbyen, wordt arbeid zwaar belast ten gunste van de ouderen. In het
model leidt dit tot lagere besparingen, omdat Grossman en Helpman veronderstellen dat uitsluitend de jongeren sparen, en ouderen alles
opmaken. Herverdeling naar ouderen leidt zodoende tot minder besparingen, minder investeringen en een lagere
kapitaalgoederenvoorraad. In de werkelijkheid zal dit niet zo’n vaart lopen; ouderen sparen immers wel degelijk. Echter, de druk op arbeid
zal groter worden, wat de productieve activiteiten ontmoedigt.
Als daarentegen alleen jongeren kunnen lobbyen, zijn verschillende uitkomsten mogelijk. Zij kunnen hun eigen korte-termijn belang
najagen, door een lagere belasting op arbeid en geringe overdrachten naar de ouderen te bedingen. Dit leidt tot hogere besparingen en
meer productie. Echter, de jongeren van nu worden oud in de volgende periode, en worden dan zelf geconfronteerd met lage
overdrachten aan de oudere generatie. Daarom is het waarschijnlijk dat zij uit eigen belang een redelijk niveau van overdrachten in stand
zullen laten.
In de meer realistische situatie waarin beide groepen lobbyen, treedt er een nieuw effect op: groeivermindering doordat de verspillende
lobby-uitgaven zo hoog zijn. Dit komt omdat iets hogere lobby-uitgaven van de ene groep ertoe leiden dat de andere groep invloed
‘verliest’. In reactie op elkaar geeft men zo steeds meer uit aan lobbyen. Dit proces zal doorgaan zolang voor één van beide groepen per
saldo voordeel van lobbyen is te behalen 2. Ondertussen zijn de hoge, niet-productieve lobby-uitgaven wel nadelig voor de welvaart van
de maatschappij als geheel.
Om een dergelijk hoog welvaartsverlies enigszins in te perken denken Grossman en Helpman aan het opwerpen van een constitutionele
barrière tegen teveel herverdeling. Immers, als de herverdeling aan een maximum gebonden is, valt er met lobbyen minder te winnen. Met
name de herverdeling naar ouderen komt voor zo’n begrenzing in aanmerking. Hun lobby is uitsluitend gericht op extra middelen voor de
eigen groep (jongeren denken nog een beetje om de oudere generatie omdat zij zelf ooit ook oud worden), en de ouderen worden een
steeds grotere groep kiezers. Met het oog op de toekomstige vergrijzing zou daarom niet alleen het recht op AOW grondwettelijk moeten
worden vastgelegd, zoals door sommige politici wordt voorgestaan 3. Naast een dergelijke ‘constitutionele ondergrens’ voor de AOW
zou er een bovengrens moeten komen, zodat de AOW binnen een constitutionele bandbreedte blijft. Zo zouden de verspillende lobbyuitgaven beteugeld kunnen worden
1 G.M. Grossman and E. Helpman, Intergenerational redistribution with short -lived governments, The Economic Journal, 1998, blz. 12991329.
2 Dit is een duidelijk voorbeeld van het spelen van de niet -coöperatieve Nash strategie binnen het Prisoner’s Dilemma.
3 Zie bijvoorbeeld de nota De AOW 50 jaar later. Een bijdrage aan de discussie over de AOW, Tweede Kamerfractie D66, maart 1996.
Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)