Ga direct naar de content

Huiselijk leed

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 4 1998

Huiselijk leed
Aute ur(s ):
Ruyter van Steveninck, M.A. de
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4177, pagina 869, 20 november 1998 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
belastingen, w oningmarkt

Stel dat de Willem Vermeend zou voorstellen om van alle Nederlandse ingezetenen die niet in het bezit zijn van een motorboot een
jaarlijkse belasting te heffen, en die weer door te betalen aan hen die wel een boot bezitten. Hij zou waarschijnlijk voor gek worden
verklaard.
Toch bestaat er een dergelijk systeem in Nederland: de ‘hypotheekrente-aftrek’. Vervang in bovengenoemd voorbeeld botenbezitters
door huizenbezitters, en niet-botenbezitters door huurders. Via de hypotheekrente-aftrek betalen huurders elk jaar een fors vermogen aan
huizenbezitters. Het enige verschil is dat deze subsidie niet direct is, maar indirect. Overmakingen vinden plaats via de
overheidsbegroting: huizenbezitters hoeven (veel) minder belasting te betalen dan huurders.
Bij een dergelijke ingrijpende inkomensherverdeling, waar jaarlijks miljarden guldens mee gemoeid zijn, zou je sterke economische
argumenten verwachten. Maar dat valt tegen: noch uit overwegingen van efficiëntie, noch uit motieven van rechtvaardigheid zijn er
goede redenen voor het huidige stelsel. Om met het laatste te beginnen: huizenbezitters zijn gemiddeld veel rijker dan huurders. De
inkomensherverdeling loopt dus in extreme mate van arm naar rijk.
Maar ook het efficiëntie-argument is verre van overtuigend. Twee motieven worden hierbij vaak genoemd. Ten eerste wil de Tweede
Kamer het eigen-huizenbezit bevorderen. Kennelijk is er sprake van positieve externe effecten. Eigenaren van het huis waarin ze wonen
zullen inderdaad hun huis beter onderhouden dan (ver)huurders. Maar degenen die profiteren van dit betere onderhoud zijn vooral
degenen die in het huis wonen, of dit nu eigenaren of huurders zijn. Alleen bij huizen in oude wijken van de grote steden is het mogelijk
dat anderen ook profiteren: beter onderhoud vermindert de kans op verpaupering van de buurt. Huizen in dergelijke buurten vormen
echter maar een klein deel van het totale huizenbestand.
Een tweede argument is dat het kopen van een huis eerder een bedrijfsmatige dan een consumptieve aanschaf zou zijn. Investeren in een
huis moet dan fiscaal gelijk worden gesteld aan andere vormen van investeren. Hierdoor mogen huiseigenaren de financieringslasten van
hun inkomen aftrekken, maar moeten zij een huurwaardeforfait hierbij optellen. Over dit onderwerp is vorig jaar in ESB een debat gevoerd
tussen Flip de Kam en Arnoud Boot 1. Centraal stond de vraag of een huis een investerings- of consumptiegoed is. Volgens De Kam
was het eerste het geval, volgens Boot het laatste.
De wetgever is het duidelijk meer met De Kam eens. Net als alle duurzame consumptiegoederen kan het kopen van een huis als
investering worden beschouwd. Het kost veel geld bij aanschaf, en levert daarna elke maand geld op in de vorm van besparingen in
huur. Maar dit roept de vraag op waarom dit wel geldt voor huizen, en niet voor de meeste andere duurzame consumptiegoederen, zoals
wasmachines, ovens, en motorboten. Immers, een wasmachine (c.q. oven, motorboot) kost veel geld bij aanschaf, maar spaart daarna
kosten voor de wasserette (c.q. restaurant, botenverhuurbedrijf) uit.
Een tweede bezwaar tegen de huidige regeling is, zoals Boot ook opmerkt, dat het de belastingwetgeving nodeloos ingewikkeld maakt.
Hierdoor kan enerzijds een groot deel van de Nederlanders zijn of haar eigen belastingbiljet niet meer zelfstandig invullen. Anderzijds
wordt een groot deel van de maatschappelijke middelen ondoelmatig besteed, in de vorm van uitgaven aan opleiding en diensten van
fiscaal juristen, belastingadviseurs en andere bedrijfstakken die de nationale welvaart niet vergroten maar alleen maar herverdelen, en
vaak zelfs verlagen. Het gaat hier om slimme en hoog opgeleide personen, die hun energie en intellect anders hadden kunnen aanwenden
om bijvoorbeeld bruggen te bouwen, medicijnen uit te vinden, of kunsten en wetenschappen te doen bloeien. In plaats hiervan verwordt
Nederland nu in een hoog tempo tot een ‘rent-seeking society’.
Een klein, maar potentieel belangrijk, nadeel van het huidige systeem is bovendien de mogelijke destabiliserende werking op de
economie. Meer eigen-huizenbezit leidt tot meer mogelijkheden tot consumptief krediet op basis van hypotheken, waardoor een
‘luchtbeleconomie’ kan ontstaan. De onroerend goedmarkt is echter notoir volatiel, en ineenstorting ervan kan dan een bijdrage leveren
aan het doorprikken van de luchtbel, en uiteindelijk tot een recessie. Zie voor een voorbeeld Japan, waarvan het totale grondgebied
begin jaren negentig anderhalf keer zoveel waard was als dat van de Verenigde Staten.
Per saldo bestaat er dus, op economische gronden, geen goede rechtvaardiging voor het systeem van hypotheekrente-aftrek, dat daarom
het beste zou kunnen worden afgeschaft. Dat leidt tot minder rent-seeking gedrag, en als gevolg daarvan een doelmatiger aanwending
van nationale middelen, een lager overheidstekort, en een gelijkmatiger inkomensverdeling. Een betere gelegenheid om meer
rechtvaardigheid met meer efficiëntie te combineren zal zich niet snel voordoen

1 C.A. de Kam, De logica van de hypotheekrente-aftrek, ESB, 29 januari 1997, blz. 94-95; A.W.A. Boot, Heilige huisjes 2 , ESB, 12
februari 1997, blz. 129-130; C.A. de Kam, Liever reparatiewetgeving , ESB, 12 februari 1997, blz. 130-131.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur