Ga direct naar de content

Multinationals tegen wil en dank

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 4 1998

Multinationals tegen wil en dank
Aute ur(s ):
Hoesel, R. van (auteur)
Werkzaam b ij Buck Consultants International.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4177, pagina 880, 20 november 1998 (datum)
Rubrie k :
Boekbespreking
Tre fw oord(e n):
handel, boekbespreking, internationale, handel, ondernemingsstrategie

In Europa is veel moeite gedaan om de eigen industrie tegen ‘Japan’ te beschermen. Het gevolg: Japanse ondernemingen hebben
Europa van binnenuit veroverd.
Japanse ondernemingen wilden oorspronkelijk eigenlijk helemaal geen multinationals worden. Toch gingen ze in de jaren tachtig op
grote schaal internationaliseren. Over de massale investeringen die hiervan het gevolg waren gaat het boek Japanese electronics
multinationals and strategic trade policies, geschreven door René Belderbos 1. Na het werk van Ruigrok en van Tulder is dit boek
opnieuw een belangrijke studie van Nederlandse bodem over de Japanse economie 2. In vergelijking met de publicatie van beide andere
auteurs, is het boek van Belderbos echter veel sterker afgebakend. Zijn onderzoek richt zich primair op Japanse multinationals in de
elektronicasector. Bovendien gaat het de auteur met name om het in kaart brengen van de relatie tussen het handelsbeleid in
gastlanden en het internationaliseringsgedrag van de betrokken ondernemingen.
Het boek, dat een bewerking is van zijn dissertatie, bevat drie onderdelen. Het eerste bestaat uit een lang inleidend overzichtshoofdstuk.
Het tweede deel behelst een aantal theoretische hoofdstukken, terwijl in deel drie de empirie aan bod komt.
Deel 1 geeft een gedetailleerd overzicht van de bedrijven die in Europa actief zijn, alsmede de producten die in de verschillende landen
worden geproduceerd. Tevens komen uitgebreid de maatregelen aan bod die de Europese Gemeenschap nam om het succes van de
Japanse elektronicaproducten in te dammen. Hierbij kunnen we denken aan vrijwillige exportrestricties, tariefverhogingen,
antidumpingmaatregelen en eisen omtrent de herkomst van producten. Zoals Belderbos terecht opmerkt, heeft dit beleid van tien jaar
protectie ertoe geleid dat onder meer de fabricage van cd-spelers in Europa inmiddels volledig wordt gedomineerd door Aziatische
bedrijven: protectie heeft onbedoelde effecten.
Japan investeert
De auteur onderscheidt verschillende motieven waarom Japanse elektronicabedrijven in Europa hebben geïnvesteerd.
Elektronicaproducenten die geraakt worden door importrestricties en antidumpingmaatregelen zetten assemblage-eenheden op in Europa
en de Verenigde Staten. Een tweede type investering betreft de acquisitie van Amerikaanse of Europese bedrijven om technologie of
toegang tot deze markten te verwerven. Voorts zetten de grotere Japanse ondernemingen regionale productienetwerken op in Zuidoost
Azië waarbij in de verschillende landen gebruik wordt gemaakt van de lokaal aanwezige comparatieve voordelen. Tenslotte vestigden
Japanse bedrijven in Europa en de Verenigde Staten regionale hoofdkantoren die de activiteiten in de regio coördineren. Hoewel
uiteraard meerdere motieven tegelijkertijd een rol kunnen spelen, gaat het boek van Belderbos vooral in op deze investeringen die het
gevolg zijn van protectionistisch maatregelen.
Het tweede gedeelte van het boek beslaat een aantal hoofdstukken die voortbouwen op de theorievorming rondom strategisch
handelsbeleid die sinds de tachtiger jaren snel aan populariteit heeft gewonnen. Binnen deze literatuur bestaat tot nog toe echter relatief
weinig aandacht voor de relatie tussen strategisch handelsbeleid en buitenlandse directe investeringen, een lacune die de auteur in dit
boek probeert op te vullen. Een aantal van de hoofdstukken in het derde, empirische, deel heeft betrekking op dezelfde onderwerpen die
in deel twee aan bod komen. Vandaar dat de hoofdstukken hier per thema, en niet chronologisch, worden besproken.
De keiretsu
De econometrische analyse in hoofdstuk 5 bevestigt het beeld dat ook in andere studies naar voren komt, namelijk dat Japanse bedrijven
die actief zijn in Europa en de Verenigde Staten soortgelijke kenmerken hebben als westerse multinationals: ze doen veel aan onderzoek
en ontwikkeling, marketing is belangrijk en ze hebben hoog opgeleid personeel. Net als hun westerse concurrenten, zijn ook de Japanse
elektronica-multinationals relatief kapitaalintensief.
Hoewel er veel onderzoek is gedaan naar de kenmerken van Japanse bedrijven die in het buitenland investeren, beperken de meeste
studies zich tot hun activiteiten in geïndustrialiseerde landen. Twee facetten hebben veel minder aandacht gekregen: het belang van de
conglomeraten (‘keiretsu’) bij deze investeringen en de activiteiten in Zuidoost Azië.

Het belang van het behoren tot een keiretsu kon in de meeste gevallen niet worden aangetoond. Een uitzondering zijn de toeleveranciers
die de grote bedrijven volgen naar Europa. Zoals we nog zullen zien, gebeurt dit vooral als gevolg van zogenaamde ‘local content
requirements’, die bedingen dat een minimumaandeel van lokaal fabrikaat moet zijn.
Zuidoost Azië
Het beeld van Japanse ondernemingen in Zuidoost Azië ziet er heel anders uit. Hier blijken kennisintensiteit en marketing geen
determinanten van belang te zijn. Volgens Belderbos maken de sterke economische banden tussen Japan en deze landen in de regio en
het ontbreken van sterke lokale concurrenten het mogelijk om zonder dergelijke typische concurrentievoordelen toch daar te produceren.
In dit geval zijn de relaties tussen bedrijven van groot belang. De mogelijkheid, bijvoorbeeld, om marktinformatie te vergaren via andere
leden van de groep is een duidelijk voordeel. Ook kunnen leden van zogenaamde horizontale keiretsu relatief gemakkelijk over de
financiële middelen beschikken die nodig zijn om in het buitenland een fabriek op te zetten. Horizontale keiretsu (zoals Mistubishi en
Mitsui) zijn conglomeraten die opereren in een divers scala van sectoren en die georganiseerd zijn rond de grote banken en
handelshuizen. In verticale keiretsu (bijvoorbeeld Fujitsu en Matsushita) worden verticaal verbonden bedrijven binnen een sector
gecoördineerd door een moederbedrijf. Voor deze conglomeraten past de overzeese productie door toeleveranciers in hun strategie om
regionale productienetwerken op te zetten. Hierdoor worden de barrières voor toeleveranciers om ook in de regio te gaan produceren
aanzienlijk gereduceerd.
Hoe tariefmuren worden ontweken
In hoofdstuk 3 wordt aan de hand van een duopoliemodel nader ingegaan op ‘tariff jumping’ door Japanse bedrijven. Dit wil zeggen het
opzetten van locale productie binnen de tariefmuren van de Europese Unie. In de meeste gevallen zetten Japanse ondernemingen lokale
productielijnen op voor onder andere videorecorders, printers en cd-spelers als gevolg van antidumpingheffingen. Hoewel het
verplaatsen van productieactiviteiten vaak kostenverhogend is, bestaat er volgens de auteur geen bewijs dat dit heeft geresulteerd in
een verbetering van de positie van lokale, Europese producenten. Immers, de meeste Japanse ondernemingen hebben hun marktaandelen
sinds die tijd weten te behouden of zelfs vergroot.
In hoofdstuk 6 laat Belderbos vervolgens empirisch zien dat antidumping en andere importbelemmerende maatregelen het aantal
investeringen in productievestigingen flink heeft verhoogd. Dit geldt vooral voor de EU waar de tariefmuren hoger zijn en het aantal
gevallen van antidumping aanzienlijk groter is dan in de VS.
Meer concentratie
De auteur toont voorts aan dat door antidumpingmaatregelen de import van goederen veel minder sterk afneemt dan men vaak aanneemt;
dit komt onder andere doordat bedrijven vaak de productie verplaatsen naar een derde land waaruit vervolgens wordt geëxporteerd naar
de EU. Tevens blijkt duidelijk dat juist de kleinere Japanse bedrijven door dergelijke maatregelen worden geraakt. De grote Japanse
multinationals zijn, hetzij door productie in derde landen, hetzij door het opzetten van lokale fabrieken, veel beter in staat deze
belemmeringen te omzeilen. Uiteindelijk betekent dit volgens Belderbos dat dergelijke antidumpingmaatregelen hebben geleid tot een
toegenomen concentratie binnen sectoren met alle ongewenste negatieve gevolgen van dien.
Exportsubsititutie
Een belangrijke vraag in dit verband is ook in hoeverre het opzetten van productieactiviteiten in de EU leidt tot een vermindering van de
Japanse export naar Europa (hoofdstuk 7). Er zijn a priori immers allerlei redenen te bedenken waarom er geen (volledige)
exportsubstitutie zal plaatsvinden. Zo kan bijvoorbeeld de productie in feite bestaan uit het assembleren van componenten die nog
steeds uit Azië worden geïmporteerd. Bij overname van een lokaal bedrijf kan het zijn dat na reorganisatie een belangrijk deel van de
componenten uit het moederland van de kopende partij (i.c. Japan) afkomstig is.
Om deze mechanismen in het geval van Japanse elektronicabedrijven beter te doorgronden, voert Belderbos twee analyses uit. Op
productniveau laat hij zien dat de handelsmaatregelen van de EU wel degelijk een daling van de import uit Japan van de getroffen
producten tot gevolg hadden. Tegelijkertijd wordt dit beeld genuanceerd door de econometrische analyse op ondernemingsniveau.
Hieruit blijkt dat de relatie tussen Japanse bedrijven van grote invloed is op hun exportgedrag. Leveranciers binnen verticale keiretsu
waarvan het kernbedrijf in de EU produceert, exporteren relatief veel naar Europa en wel om deze laatste te voorzien van componenten.
‘Local content requirements’
De assemblageeenheden, die veel Japanse elektronicabedrijven in de EU hebben opgezet als gevolg van handelsbelemmerende
maatregelen, verzwakten de positie van deze ondernemingen zeker niet. Deze constatering is volgens Belderbos mede aanleiding geweest
voor het aanscherpen van de eisen ten aanzien van de ‘local content’ (dat wil zeggen: de locaal gerealiseerde toegevoegde waarde plus
de waarde van de in de EU gekochte componenten) die moet worden gebruikt bij de vervaardiging van producten in de EU. In het
theoretische hoofdstuk 4 laat Belderbos zien dat de welvaartseffecten van de ‘local content requirements’ voor het gastland sterk
afhangen van de mate van concurrentie tussen de leveranciers van componenten. Indien deze concurrentie onvolledig is, kunnen de
aanbieders de prijs opdrijven, wat dempend werkt op het welvaartspeil. Bij volledige concurrentie geldt de omgekeerde relatie.
In hoofdstuk 8 illustreert Belderbos dat, net als in het geval van antidumpingmaatregelen, het beleid in de VS ook wat ‘local content
requirements’ betreft minder strikt is dan in de EU. Dit heeft ertoe geleid dat de ‘local content’ in de EU veel hoger is dan in de VS. De
wijze waarop de ondernemingen dit hebben gerealiseerd, verschilt echter nogal. Sommige bedrijven hebben verticaal geïntegreerde
fabrieken in de EU opgezet, terwijl andere onafhankelijke Japanse leveranciers van componenten door hun afnemers zijn overgehaald om
de productie naar Europa te verhuizen. In ieder geval zijn er in de praktijk relatief weinig voorbeelden van Europese bedrijven die aan
Japanse multinationals toeleveren. Naast de hoge kwaliteit van de Japanse componenten, schrijft Belderbos dit ook toe aan de hechte,
vaak langdurige relatie die Japanse bedrijven hebben met hun leveranciers.

Onderzoek buiten Japan
Het is algemeen bekend dat Japanse ondernemingen veel minder onderzoek in het buitenland verrichten dan Europese of Amerikaanse
bedrijven. Een vaak gehoorde verklaring is dat onderzoek en ontwikkeling binnen Japanse ondernemingen doorgaans in hechte
samenwerking met de marketing en productieafdelingen plaatsvindt. Belderbos gaat in hoofdstuk 9 na of onderzoek en ontwikkeling
inderdaad structureel afwijkt van dat in het westen of dat de beperkte internationalisering van hun onderzoek en ontwikkeling primair is
toe te schrijven aan hun gebrek aan ervaring in het buitenland.
Een empirische analyse op het niveau van de moederondernemingen bevestigt dat Japanse bedrijven meer onderzoek in het buitenland
gaan doen als een groter gedeelte van hun zakelijke activiteiten zich buiten Japan afspelen en als ze meer ervaring hebben met
dochterondernemingen in het buitenland. Onderzoek onder deze dochterondernemingen laat vervolgens zien dat zijzelf meer onderzoek
en ontwikkeling verrichten als het moederbedrijf hierin actief is en als ze zelf reeds langer in het buitenland gevestigd zijn. Niet
verwonderlijk is voorts dat er in dochterondernemingen in geïndustrialiseerde gastlanden meer aan onderzoek en ontwikkeling gedaan
wordt dan in die in ontwikkelingslanden. Tenslotte laat Belderbos zien dat binnen overgenomen bedrijven relatief veel onderzoek
plaatsvindt. Deze uitkomst onderschrijft het belang van technologie-acquistie als investeringsmotief voor Japanse elektronicabedrijven.
Tot slot
Voor wie is dit boek een aanrader? Het eerste hoofdstuk biedt een bijzonder informatief overzicht van de Japanse buitenlandse
investeringen in de jaren tachtig en is voor een breed publiek geschikt. Hierin onderscheidt het zich van de rest van het boek. De overige
hoofdstukken richten zich primair op een wetenschappelijk publiek dat specifiek geïnteresseerd is in de relatie tussen
handelsmaatregelen en buitenlandse directe investeringen. Op dit terrein is het boek zonder meer een aanvulling op de bestaande
literatuur. Het is niet alleen bijzonder degelijk; zowel de aanpak van de theoretische als de empirische hoofdstukken getuigen ook van de
nodige creativiteit.
Jammer is wel dat de auteur relatief weinig aandacht besteedt aan de ruimere context waarin deze bedrijven functioneren. Met name de
relatie met de overheid in eigen land had mijns inziens verder kunnen worden uitgewerkt. Zodoende was het ook gemakkelijker geweest
om een brug te slaan naar de jaren negentig. Hoewel de meeste van de handelsbelemmerende maatregelen uit de jaren tachtig inmiddels
niet meer van kracht zijn, zijn veel Japanse bedrijven in Europa in zwaar weer beland. Rationalisatie van de bestaande activiteiten in
Europa heeft momenteel voor veel bedrijven een hogere prioriteit dat het initiëren van nieuwe projecten. De huidige economische
problemen in het moederland doen de behoefte aan een wat ruimere inbedding van het onderwerp van studie nog sterker gevoelen.
Ondanks deze onvermijdelijke beperkingen is het boek van René Belderbos een knap stuk werk waarin theorie en empirie op een
vruchtbare wijze worden gecombineerd

1 René Belderbos, Japanese electronics multinationals and strategic trade policies, Clarendon Press,
2 R. van Tulder en W. Ruigrok, The logic of international restructuring, Routledge, Londen en New York, 1995.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur