Een goed jaar
Behalve voor Sahelbewoners, oliesjeiks en Zuidafrikanen was 1985 in economisch opzicht geen slecht
jaar. Het Internationale schuldenprobleem is niet uit de
hand gelopen; de dollar is niet gekelderd; het protectionisme is niet in handelsoorlogen ontaard en de wereld
is voor ernstige vraag- en aanbodschokken gespaard
gebleven. Voor wie het positiever wil benaderen: er
was een redelijke economische groei; heel weinig inflatie (althans in de meeste OECD-landen); geen toename
van de werkloosheid en er zijn belangrijke initiatieven
genomen om tot een meer gecoordineerde aanpak van
de macro-economische onevenwichtigheden in de wereld te komen. In aanmerking nemend dat het Internationale conjunctuurherstel – na drie jaar – over zijn
hoogtepunt heen is, zijn ook de vooruitzichten voor
1986 niet ongunstig. Het is vooral belangrijk dat de conjuncturele omslag niet in een echte recessie uitmondt.
De OECD verwacht dat het gezamenlijke bruto nationale produkt van de lidstaten in de komende anderhalf
jaar met 2 a 21/2% zal groeien 1). De lage inflatie en de
omstandigheid dat er op korte termijn geen belangrijke
knelpunten aan de aanbodzijde lijken te zijn, geven vertrouwen dat de economische groei doorzet. Dit is een
belangrijk verschil met de situatie aan het eind van de
jaren zestig en in de jaren zeventig, toen de inflatie onbeheersbaar leek en aanbodrestricties economische
oplevingen in een vroegtijdig stadium smoorden.
Natuurlijk zijn er nog belangrijke onevenwichtigheden in de internationale economie – het Amerikaanse
begrotings- en betalingsbalanstekort, het Japanse betalingsbalansoverschot, de Europese werkloosheid en
de hoge reele rente om er een paar te noemen. Maar
daar staat tegenover dat in de meeste OECD-landen de
laatste vijf jaar duidelijke vorderingen zijn gemaakt met
het versterken van de economische structuur. De economische flexibiliteit en het vermogen om op nieuwe
technologieen en de vraag naar nieuwe produkten in te
spelen zijn daardoor toegenomen. Met name wijst de
OECD op verbeteringen in het functioneren van de arbeidsmarkt (loonmatiging, meer loondifferentiatie, grotere arbeidsmobiliteit), de structuur van de overheidsuitgaven (minder overheidsconsumptie, meer structuurversterkende uitgaven), sectorale aanpassingen
en liberalisering van financiele markten. Voortgang op
deze weg draagt er toe bij dat economieen efficientef
en minder gevoelig voor inflatie worden en dat hogere
en vooral duurzamere economische groei tot de mogelijkheden gaat behoren.
Belangrijk is dat langzaam maar zeker ook Europa
uit zijn verstarring loskomt. Lange tijd is Europa de
stramme oude man van de wereldeconomie geweest
– wel goed bij kennis, maar niet in staat het tempo te
volgen. De inspanningen van de laatste jaren om de
economische conditie te verbeteren beginnen echter
effect te sorteren. Volgens de OECD kan de Europese
economie in de komende anderhalf jaar met 2 a 21/4%
groeien, en mogelijk nog iets meer als de gunstige ontwikkelingen die zich in een aantal landen aftekenen,
doorzetten. Vooral de Westduitse economie maakt een
krachtige ontwikkeling door. Heel belangrijk is dat het
zelfvertrouwen in Europa groeiende is. Men is zich er
van bewust dat er geen enkele reden is om met zwakke
economische prestaties en een tweederangspositie in
de wereldeconomie genoegen te nemen. Als een echte
gemeenschappelijke markt tot stand wordt gebracht is
meer mogelijk. De agenda hiervoor ligt klaar 2); het
koml nu op besluitvaardigheid aan. Natuurlijk moet er
ESB 1-1-1986
nog heel veel gebeuren, maarde perspectieven zijn beter dan lange tijd het geval is geweest.
De Nederlandse economie ontwikkelt zich in het kielzog van de Westduitse voorspoedig. Ook voor ons land
behoort een hogere economische groei dan voorspeld
(2%) tot de mogelijkheden. Zoals de secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken, prof.
Rutten, in zijn nieuwjaarsartikel drie bladzijden verderop uiteenzet, dient daartoe het beleid gericht op versterking van de aanbodzijde van de economie te worden voortgezet. Als tegelijkertijd de lonen worden gematigd (zodanig dat de reele-loonstijging achterblijft bij
de stijging van de arbeidsproduktiviteit), de collectieve
lasten en de collectieve uitgaven worden verlaagd (in
het bijzonder die uitgaven die weinig bijdragen tot het
versterken van de economische structuur) en de technologische vernieuwing wordt versneld (o.m. door het
bevorderen van de bedrijfsinvesteringen en het meer
marktgericht maken van onderwijs en scholing), is volgens Rutten in de komende vijf jaar gemiddeld 1 % extra economische groei mogelijk. Dan hoeft ook een vermindering van de werkloosheid tot 500.000 personen
aan het eind van de volgende kabinetsperiode (1990)
niet bij voorbaat uitgesloten te worden geacht. Het zal
de belangrijkste taak van het nieuw te formeren kabinet
zijn de voorwaarden te scheppen waaronder dat kan
worden gerealiseerd. Veel meer kan een kabinet niet
doen; het is al heel wat.
En dan maar hopen dat het internationale klimaat
niettegenzit. Dat Reagan zijn begrotingstekort vermindert en niet zwicht voor protectionistische lobbies. Dat
Baker zijn plannen voor het aanpakken van het internationale schuldenvraagstuk niet ziet stranden. Dat de
Groep van Vijf de ingeslagen weg van internationale
beleidscoordinatie om tot evenwichtiger wisselkoersverhoudingen en macro-economische afstemming te
komen niet verlaat. En dat over de Europese Gemeenschap een geest van daadkracht en supranationaal besef vaardig wordt.
Dan moet 1986 een goed jaar worden.
L. van der Geest
1) OECD, Economic outlook, nr. 38, Parijs, december 1985.
2) Commissie van de Europese Gemeenschappen, De voltooiing
van de interne markt, Witboek van de Commissie voor de Europese Raad, Brussel, juni 1985.