Ga direct naar de content

Economie en kunst

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 10 1986

Economie en kunst
Economie bestaat, en kunst ook;
dat hebben ze dus gemeen. Voordat we ze met elkaar in verband
brengen, zijn omschrijvingen gewenst.
Economie, herinner ik me, is een
wetenschap die zich bezighoudt
met produktie, handel en transport
ter bevrediging van behoeften inclusief de behoefte aan bezit. Het
woord kan ook net studieobject
aanduiden: de economie van Brazilie verkeert in een impasse.
Kunst is niet zo gemakkelijk te
definieren. ‘Produktie van schoonheid’ klinkt aannemelijk maar mist
betekenis, daar academische en
esthetische maatstaven irrelevant
zijn geworden. Kitsch, waaronder
rockmuziek, weggooipoezie en
achterlijk geschilder, gaat bij velen
voor schoonheid door. ‘Aangename prikkeling van zintuigen’, wat
minder abstract, is te ruim: kookkunst, ‘peep snows’ en boksen
(‘the noble art of self-defense’) vallen daaronder. Hoe zou het zijn
met ‘cerebrale streling van zintuigen’? Te krap, vrees ik, want veel
erkende muziek, dichtkunst, theater enz. is aantoonbaar vervelend
en/of ondraaglijk. Maar waarom
dat dan gespeeld, gedrukt, vertoond…kortom erkend?
Kunst is alles wat kunst heet.
Niet bepaald een haarscherpe definitie, maar dat is het nu juist.
,,Beauty is altogether in the eye of
the beholder” (L. Wallace, 18271905), en terwijl we van Bach, Shakespeare, Leonardo en nog een
hele drom stellig weten dat ze
kunst voortbrachten, is het gebied
onmogelijk af te bakenen. Als iemand beweert: ,,Dit” (een voorwerp, een reeks geluiden, een lettercombinatie) ,,is kunst” en geloof
vindt – dan treedt zo’n bedenksel
op als kunst. Schelpen zijn hier
geen geld, maar elders wel.
Alles wat kunst heet, is handelswaar. Zolang het geloof duurt.
ledereen kent voorbeelden van,
laat ik zeggen arbitraire kunst, dus
ik kan volstaan met een enkel,
maar wel flagrant geval: de stuitend lelijke Jurriaans die zich zelf
als kunstwerk tentoonstelde en
ESB 17-12-1986

drs. H.H. Polzer

daarvoor subsidie ontving (in
Amsterdam natuurlijk).
Handige en brutale presentatie
brengt het geloof teweeg. Aan gekken ontbreekt het nooit. Geloof
leidt tot offers, c.q. betaling, en prediking. Het offer versterkt het geloof: men bezit nu immers schoonheid en handelswaarde. Bij voldoende offers komt de investering
op gang, doordat galeries, uitgevers, concertzalen en zo meer hun
geld in die kunst steken, niet om
het genot maar in het vooruitzicht
van winst. Zo wordt een uiting, capriool, gimmick opgenomen in een
machinerie; en deze doet uiteraard
haar best om het geloof te verbreiden – om te zorgen dat het kunst
blijft heten. Ze heeft wel rekening
te houden met de beperkte levensduur van oppervlakkige trends: iets
dat alleen maar ‘nieuw’ is, ontsnapt niet aan veroudering en vergetelheid. Popgroepen floreren en
vergaan dan. Toneelvernieuwers
maken geen spraak meer. Topauteurs schrijven winkeldochters.
Stromingen voeren niets meer
mee.
Dit alles is vervangbaar, wordt
ook terstond vervangen, daar de
machinerie tot veel bereid en in
staat is, maar niet tot stoppen.
Kunst (alles wat kunst heet,
waaronder een percentage dat die
naam verdient) is een economische factor, waar nog aardig wat

kapitaal in omgaat; cijfers vindt u
elders in dit nummer, mag ik
aannemen.
Zonder Goethe, Rembrandt en
Casals zouden we geen wezenlijk
andere wereld hebben gekregen
– om nog maar te zwijgen van
Kartner, de neue Wilden en wat
dies meer zij.
Anderzijds: een kunstloze samenleving is ondenkbaar. Elke individuele boom kan gemist worden, maar we zien graag een bos.
Kunst behoort in ons mentale landschap.
Moet de overheid dit bos onderhouden? Neen, behalve door middel van musea, herdenkingsmonumenten, postzegels, verfraaiing
van openbare interieurs en dat
soort dingen. Niet met klakkeloze
subsidie – schrijversloon bij voorbeeld. Echte bossen kunnen
worden uitgeroeid, maar kunst is
als onkruid en gedijt overal. Ze
wordt gefinancierd door consumenten en sponsors (meestal op
aandrang van de machinerie) in
sommige geval len posthuum; zelfs
zijn er mensen die tot in alle eeuwigheid miskend zullen blijven. Dat
hinder! niet. Bomen genoeg. Kunst
wordt onophoudelijk geproduceerd, hoe onlucratief of gebrekkig
ook. Het bos mag grotendeels uit
piepschuim bestaan, mits het maar
op een bos lijkt.
Lieden die graag dichten, boetseren, tokkelen, dansen, vertolken
moet men hun gang laten gaan,
voor zover ze niemand hinderen.
Het is echter absurd hen voor dit
verlangen te belonen. De behoefte
aan kunst wordt hoe dan ook gedekt.

1231

Auteur