De mislukking van de
economische perestrojka
1988 was een cruciaal jaar voor de
economische orde van de Sovjetunie1.
De nieuwe wet op de staatsondernemingen (hierna te noemen wso) zou op economisch gebied de toetssteen zijn voor
Gorbatsjovs perestrojka2. Kunnen we,
nu het jaar om is, inderdaad iets zeggen
over de ontwikkelingen op dit gebied?
Dat kan, aangezien er geleidelijk meer
informatie beschikbaar komt. Het ziet er
niet naar uit dat aan de bedoelingen van
de wet tegemoet gekomen wordt.
Wat wilde men? Vanaf 1 januari 1988
zouden bedrijven min of meer zelfstandig hun vijfjarenplannen mogen opstellen. Zij zouden voortaan zelfstandig contracten mogen afsluiten met andere bedrijven. De bedrijfstakministeries zouden
een vinger in de pap blijven houden via
een systeem van staatsorders, maar er
zou een zekere mate van f inanciele autonomie, onderlinge concurrentie en zelfbestemming van winst mogelijk zijn. Het
lijkt er echter op dat voor een groot deel
alles bij het oude blijft. In de praktijk is het
gezag van de ministeries onaangetast
gebleven en blijven zij, zoals vanouds,
orders van boven af geven.
Mensjikov, een sovjeteconoom die
onlangs samen met J.K. Gailbraith het
246
boek Capitalism, communism, coexistence schreef, legt de vinger op de zere
plek: de sovjetleiding wil gelijktijdig twee
doelen nastreven3. Aan de ene kant
dient het economische systeem hervormd te worden, aan de andere kant
moet er een, in het huidige twaalfde vijfjarenplan vastgestelde, economische
groeivoet gehaald worden4. Volgens
veel bureaucraten is hetonmogelijkdeze
hoge groeicijfers te halen zonder een
sterk gecentraliseerde controle van boven af. Zij saboteren de in de wso vastgestelde hervormingen waar mogelijk.
Daar komt bij dat er in deze overgangssituatie sprake is van een verslechtering
van de goederenvoorziening. Om aan de
streefcijfers te voldoen verhogen veel
bedrijven hun prijzen en richten ze zich
op de duurdere artikelen waardoor tekorten aan goedkopere goederen ontstaan.
Staatsorders
Men kan stellen dat de wso erop gericht is de macht van de ministeriele bureaucratie terug te brengen. De belangrijkste vemieuwing is, dat de onderne-
mingen zelf hun jaar- en vijfjarenplannen
zouden moeten vaststellen, vrij van aanwijzingen van boven af. Die plannen zouden voor een groot deel gebaseerd moeten worden op de contracten, die tussen
vragers en aanbieders gesloten zouden
worden. Daarnaast is er sprake van
‘staatsorders’. Deze dienen ter vervanging van de verplichte, in het plan genoemde produktiecijfers. De bedoeling
hiervan is dat bepaalde essentiele artikelen ook nog worden geproduceerd als
bedrijven zelfstandig beslissingen over
de produktie mogen nemen. De staatsorders zouden in het begin niet meer dan
50-70% van de produktie mogen uitmaken, en reeds dit jaar zou dat percentage in een aantal bedrijfstakken teruggebracht moeten worden tot 30. De praktijk
in het afgelopen jaar is echter dat staatsorders 80-90% van de produktie uitmaakten, in veel gevallen zelfs 100%.
Het systeem van staatsorders stelt de
ministeries in staat de hervormingen te
blokkeren, waarbij ze door veel managers van de bedrijven geholpen worden.
De managers zijn er vaak in het geheel
niet happig op om zelf op orders uit te
1. E. Dirksen, Perestrojka 1988, ESB, 13 februari 1988.
2. In dit verband is ook de nieuwe wet op de
staatscooperaties van belang. Schrijver dezes is van mening dat de wso de kern vormt
van de economische herstructurering.
3. Stanislav Mensjikov, The struggle for the
soviet centre, South, januari 1989, biz. 26.
4. De uiteindelijke versie van het jaarplan
voor 1989 is nog ambitieuzer dan de oorspronkelijke cijfers in het 12e vijfjarenplan
(1986-1990) voor dit jaar. Zie Radio Liberty,
Research Bulletin, RL 493/88, dd. 3 november 1988.
gaan; zij vinden het systeem van staatsorders wel best.
Zelfbestuur___________
De wso voorziet erin dat het ‘arbeidscollectief een actieve rol gaat spelen bij
het besluitvormingsproces in de onderneming5. Reeds in 1983 werd de Wet op
het Arbeidscollectief ingevoerd6. Dit was
een poging om de arbeiders via meer
zeggenschap beter te motiveren. Deze
wet werkte echter niet vanwege twee redenen. In de eerste plaats behoefde het
collectief slechts geconsulteerd te worden. Het collectief kon geen bindende
beslissingen nemen en zijn aanbevelingen konden door de managers dus makkelijk genegeerd worden. In de tweede
plaats lag het in de bedoeling dat er gelijktijdig nieuwe wetgeving zou komen.
Daarbij zou de besluitvorming voor de
ondernemingen gedecentraliseerd worden, maar daar is het destijds niet van
gekomen.
De nieuwe wso wordt geacht aan dit
manco tegemoet te komen, in de eerste
plaats door de autonomie van de onderneming te verzekeren en in de tweede
plaats door de rechten van het arbeidscollectief te versterken. In principe snijdt
de wso de band door die ondernemingen
met nun toezichthoudend ministerie hebben. De besluitvormingsmacht, die eerst
in handen van de ministeries lag, ligt nu
bij het arbeidscollectief van de onderneming. Het collectief, waar de managers
zelf ook deel van uitmaken, kan nu bindende beslissingen nemen over het management. Het heeft met name het recht
om het produktieplan goed of af te keuren en te besluiten hoe mogelijke winsten
worden verdeeld. Daarnaast heeft het
collectief het recht de directie en andere
managers te kiezen. Om van het arbeidscollectief een slagvaardig besluitvormingsorgaan te maken, moet het collectief een permanente ‘arbeidscollectiefraad’ kiezen, die minimaal vier maal per
jaar bijeen komt. Bij meningsverschillen
tussen raad en management dient de algemene vergadering van het arbeidscollectief te beslissen.
De werkelijkheid________
Zo op het eerste gezicht lijken het collectief en de raad invloedrijke lichamen.
De werkelijkheid is tot nu toe anders. Het
lijkt erop dat de ministeries er alles aan
doen om de wet tot een dode letter te maken. In Izvestia van 23 maart 1988 stond
het bericht, dat er door een onderneming
geklaagd werd dat er nog steeds weinig
realistische plancijfers door het ministerie werden opgelegd. Men kreeg te horen: “Een ministerie is geen onderne-
ESB 8-3-1989
ming, daarom is de wet op de staatsondernemingen niet op ons van toepassing”!
Een probleem is dat in de wet beperkingen op de werking van de arbeidscollectieven zijn ingebouwd. Zo dient de
keuze die het collectief maakt voor het
topmanagement te worden goedgekeurd door een ‘hoger orgaan’, normaal
gesproken het betreffende ministerie,
dat daardoor een veto heeft over de keuze van het collectief. Ook zegt de wet dat
de partijorganisatie binnen de onderneming (op zich weer onderhevig aan partijcontrole van boven af) leiding geeft aan
het werk van het collectief. Deze bepalingen zitten in de wet, doordat het oorspronkelijke ontwerp juist door de bureaucraten van de ministeries en de centrale economische organisaties (Gosplan, Gossnab, het sovjetministerie van
Financien) is opgesteld. In de wet staat
ook dat de door het bedrijf gebruikte
boekhoudkundige methode moet worden goedgekeurd door het hierarchisch
hogere orgaan. Een andere bepaling is,
dat een bedrijf alleen een onafhankelijk
gebruik van afschrijvingsgelden mag
maken ‘op basis van vastgestelde normen’. Deze normen worden vastgesteld
door het ministerie. De wet is uiteindelijk
een compromis tussen radicale hervormers en conservatieve bureaucraten,
waarbij het ernaar uitziet dat de ministeries erin zijn geslaagd te voorkomen dat
de bedrijven die binnen hun werkingssfeer liggen, voortaan zelfstandig kunnen beslissen.
Machtsstrijd
Een van de tegenstellingen binnen de
bepalingen van de wet ligt erin, dat de ministeries er voor verantwoordelijk blijven,
dat de bedrijven hun produktiequota halen. Het management blijft verantwoordelijk aan de ministeries en niet aan de
raad. Het is dus niet verwonderlijk dat de
ministeries zich verzetten tegen het overdragen van beslissingsmacht aan de bedrijven. Het gevolg is dat er sinds de invoering van de wet sprake is van een
ware strijd om de macht binnen de arbeidscollectiefraden.
Ten eerste is de raad alweer een orgaan dat zich met het werk van het management bemoeit (naast de lokale partijorganisatie en het betreffende bedrijfstakministerie). In de strijd om de macht
zien de partijfunctionarissen die zich met
de produktie bezighouden de arbeidscollectiefraad als een rivaal. Ten tweede zijn
de managers weinig gecharmeerd van
het feit dat ze voortaan niet meer benoemd worden, maar door het collectief
gekozen. Ten derde zijn er nog de nauw
met de partij verbonden vakbondsfunctionarissen. De raad kan zich bezig houden met taken die tot nu toe door de vak-
bonden zouden moeten worden vervuld.
Bij elkaar zijn er zo al vier groepen genoemd (managers, vakbondsfunctionarissen, lokale partijfunctionarissen en bureaucraten van de ministeries) die de
werking van het arbeidscollectief zullen
bestrijden.
Een heel ander probleem wordt gevormd door het feit dat er in de wet geen
beperking wordt gesteld aan het aantal
leden van een raad. Er zijn raden gevormd, die honderden leden tellen! In die
situatie dient er weer een soort raad uit
de raad gevormd te worden om dagelijkse beslissingen te kunnen nemen. In de
praktijk bestaan die uit de raad gevormde raden vaak uit het management en is
dus van arbeidersparticipatie geen sprake.
Binnen de ondernemingen zelf worden vaak aanvullende regels vastgesteld. Een onderneming in Leningrad
stelde dat men, om lid van de raad te worden, minimaal vijftien jaar bij het bedrijf in
dienst moest zijn. Een andere onderneming stelde dat het voorzitterschap van
de raad in handen moest zijn van een gepensioneerde! Dit alles omte voorkomen
dat dynamische personen het voor het
zeggen zouden krijgen. In Izvestia van 4
maart 1988 stond, dat dikwijls de directeur van de onderneming tot voorzitter
van de raad gekozen wordt, wat geheel
tegen de geest van de wet ingaat.
Conclusie
Doordat de sovjetwet op de staatsondernemingen een compromis is tussen
de wil van behoudende bureaucraten en
radicale hervormers, is deze wet niet in
staat bij te dragen aan een substantiate
hervorming van de sovjeteconomie. Het
ziet er naar uit dat Gorbatsjovs economische herstructurering, voor zover het de
staatssector betreft, aan het mislukken
is.
Erik Dirksen
De auteur is universitair decent bij de leerstoel economie der centraal geleide volkshuishoudingen van de Universiteit van Amsterdam.
5. Onder het arbeidscollectief verstaat men
het totale personeel van de onderneming,
zowel arbeiders als managers.
6. Het volgende is gebaseerd op Radio Liberty, Research Bulletin, RL 486/88 dd. 9 november 1988.
247