De inkomstenbelasting nu en straks
Aute ur(s ):
Bovenberg, A.L. (auteur)
Cnossen, S. (auteur)
Centraal Planbureau, Ocfeb , en CentER resp. Ocfeb en EUR.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4141, pagina 166, 27 februari 1998 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
belastingstelsels, belastingen
tabel 1 geeft de huidige en de voorgestelde structuur van de inkomsten- en de vermogensbelasting. Kapitaalinkomen en
arbeidsinkomen zijn gescheiden weergegeven. Binnen elke categorie geldt vaak een verschillend fiscaal regime voor werknemers,
zelfstandigen, directeuren-grootaandeelhouders 1, vennootschappen, vermogensinkomsten en -winsten, enz. Oudedagsuitkeringen
worden in de tabel onder arbeidsinkomen gerangschikt, omdat zij vooral uitgesteld arbeidsinkomen vertegenwoordigen. De (overigens
onbelaste) rendementen en vermogens van institutionele beleggers (pensioenfondsen, levensverzekeringsmaatschappijen) staan onder
kapitaalinkomen.
Tabel 1. Inkomsten-, vennootschaps- en vermogensbelasting in 1998 en de 21e eeuw
Inkomsten- en vennootschaps-belasting
box
A. Arbeidsinkomen
Werknemers
I
Zelfstandigen
I
directeuren-grootaandeelhouders
< Æ’ 84.000
I
> Æ’ 84.000
IV
oudedagsuitkeringen
pensioenen
I
lijfrenten
I
B. Kapitaalinkomen
ondernemingsniveau
zelfstandigen
I
aanmerkelijk-belang bv’s
IV
nv’s
IV
privé-niveau
vermogensinkomsten
– bedrijfsvermogen
– aanm. belang-aandelen
II
– overige aandelen
III
– obligaties
III
– banktegoeden
III
– eigen woning
I
– overige onroerende zaken III
vermogenswinsten
– aanm. belang-pakketten
II
– overige verm.best.delen
Rendement oudedagsvoorz.
Pensioenen
V
kapitaal- en lijfrenteverz. V
C. Ander inkomen/vermogen -/- aftrekposten
D. Belastbare sommen (A+B+C)
E. Belastingvrije sommen
Algemene
Specifieke
F. Belast inkomen/winst cq vermogen (D-E)
.. uitsplitsing niet bekend cq elders inbegrepen.
heffingsgrondslag
Æ’ mrd
361,2
16,1
huidige
tarieven
%
voorgestelde
tarieven
%
36,35-60
36,35-60
34,1-56,2
34,1-56,2
..
..
36,35-60
35
34,1-56,2
35
29,9
10,4
15,55-60
15,55-60
17,6-56,2
17,6-56,2
4,0
12,1
74,8
36,35-60
35
35
34,1-56,2
35
35
..
..
1,5
..
4,8
-17,6
1,5
25
36,35-60
36,35-60
35,35-60
36,35-60
36,35-60
25
onbelast
onbelast
onbelast
34,1-56,2
onbelast
3,0
..
onbelast
onbelast
3,1
504,8
100,8
5,2
398,8
25
25
Vermogensbelasting
box
heffingsgrondslag
Æ’ mrd
huidige
tarieven
%
voorgestelde
tarieven
%
A. Arbeidsinkomen
Werknemers
I
Zelfstandigen
I
directeuren-grootaandeelhouders
< Æ’ 84.000
I
> Æ’ 84.000
IV
oudedagsuitkeringen
pensioenen
I
lijfrenten
I
B. Kapitaalinkomen
ondernemingsniveau
zelfstandigen
I
aanmerkelijk-belang bv’s
IV
nv’s
IV
privé-niveau
vermogensinkomsten
– bedrijfsvermogen
– aanm. belang-aandelen
II
– overige aandelen
III
– obligaties
III
– banktegoeden
III
– eigen woning
I
– overige onroerende zaken III
vermogenswinsten
– aanm. belang-pakketten
II
– overige verm.best.delen
Rendement oudedagsvoorz.
Pensioenen
V
kapitaal- en lijfrenteverz. V
C. Ander inkomen/vermogen -/- aftrekposten
D. Belastbare sommen (A+B+C)
E. Belastingvrije sommen
Algemene
Specifieke
F. Belast inkomen/winst cq vermogen (D-E)
44
121
305
45
250
414
50
0,7
0,7
0,7
0,7
0,7
0,42
0,7
onbelast
onbelast
1,0
1,0
1,0
onbelast
1,0
610
262
0
2101
591
1281
229
.. uitsplitsing niet bekend cq elders inbegrepen.
Voor een gedetailleeerde toelichting zie: S. Cnossen en A.L. Bovenberg, Belastingen in de 21e eeuw: een kritische verkenning,
Ocfeb Research Momorandum 9801, Erasmus Universiteit Rotterdam.
Huidige stelsel
Alhoewel de bestaande inkomstenbelasting werkt volgens het principe dat alle inkomensbestanddelen bij elkaar worden opgeteld en
vervolgens progressief belast (een zg. synthetische belasting), blijkt uit de tabel dat belangrijke bestanddelen niet of onvolledig worden
belast. De belangrijkste zijn ingehouden winst van vennootschappen, privé-vermogenswinsten, het arbeidsinkomen van directeurengrootaandeelhouders, het rendement op pensioen- en lijfrentevoorzieningen en de huurwaarde van de eigen woning.
Kapitaalinkomen wordt nagenoeg uitsluitend op ondernemingsniveau belast. Uit de tweede kolom van de tabel blijkt dat ondernemingen
over Æ’ 90,9 mrd aan kapitaalinkomen belasting moeten betalen, terwijl de heffingsgrondslag hier voor huishoudens negatief is
(voornamelijk als gevolg van de hypotheekrente-aftrek). Deze cijfers impliceren dat er geen sprake is van een progressieve
inkomstenbelasting op kapitaalinkomen. Immers, het rendement op eigen vermogen wordt op ondernemingsniveau belast tegen
nagenoeg uitsluitend 35%. In wezen hebben we dan ook te maken met een primitieve duale inkomstenbelasting. Primitief, omdat negatief
kapitaalinkomen tegen hoge marginale tarieven in mindering gebracht kan worden op positief arbeidsinkomen. Het effectieve tarief op
kapitaalinkomen kan worden geschat op 15% en dat op arbeidsinkomen op rond de 45%.
Ook de vermogensbelasting is verre van synthetisch. Naast een belastingvrije som van Æ’ 241.000 (gehuwd), kent deze belasting een
aantal specifieke vrijstellingen, zoals voor pensioenrechten, kapitaal- en lijfrenteverzekeringen, bedrijfsvermogen van zelfstandigen en
‘aanmerkelijk belang’-vermogen in bv’s, en eigen woningen. Van een totaal vermogen van Æ’ 2.101 miljard wordt derhalve slechts Æ’ 229
miljard belast.
Wat verandert er?
De belangrijkste voorgestelde verandering betreft de heffing op feitelijk genoten inkomen uit vermogen 2. Nu is dat de (progressieve)
inkomstenbelasting, volgens het plan wordt dat een forfaitaire vermogensrendementsheffing. De voorgestelde proportionele heffing van
25% over een forfaitair rendement van 4% correspondeert met een effectieve vermogensbelasting van 1%. Hoewel het kabinet de
vermogensbelasting zegt af te schaffen, wordt deze dus in feite verhoogd tot 1%. De belastingvrije som van de vermogensbelasting
wordt verlaagd tot Æ’ 37.500 per persoon. Het nieuwe regime strekt zich niet uit tot de winst van zelfstandigen (het feitelijke inkomen blijft
progressief belast), uitgedeelde winst van ‘aanmerkelijk belang’-bv’s (het feitelijke inkomen blijft belast tegen 25%) en de huurwaarde van
de eigen woning (het forfaitaire rendement blijft progressief belast).
Voorts bestaat het voornemen om een fiscale ‘oudedagsparaplu’ te ontplooien waaronder pensioen, kapitaal- en lijfrenteverzekeringen en
fiscale oudedagsreserves van zelfstandigen worden samengebracht, maar ook andere beleggingsproducten, zoals aandelen en obligaties.
Aftrekbare dotaties aan de oudedagsparaplu worden beperkt zonder de mogelijkheid van een adequate basisvoorziening aan te tasten.
Het vermogen in de oudedagsparaplu wordt niet door de nieuwe vermogensbelasting getroffen.
Inkomens- en vermogensbestanddelen worden in verschillende boxen ingedeeld (1e kolom in tabel 1) waartussen geen verrekening kan
plaatsvinden:
(I) inkomsten uit tegenwoordige arbeid, ondernemingsinkomen van zelfstandigen, inkomsten uit eigen woning (het saldo van
huurwaarde en hypotheekrente) en oudedagsuitkeringen (progressief belast);
(II) dividend en winst uit ‘aanmerkelijk belang’ (25% zonder belastingvrije som); en
(III) geforfaiteerde inkomsten uit privé-vermogen, zoals aandelen, obligaties, onroerende zaken en niet onder de oudedagsparaplu
vallende kapitaal- en lijfrentepolissen (1% vermogensbelasting met beperkte belastingvrije som).
Deze boxen komen naast de reeds bestaande boxen voor
(IV) vennootschapswinst (35%) en
(V) rendement oudedagsvoorzieningen (onbelast).
De forfaitaire belasting van vermogensinkomsten in box III heeft ten doel de erosie van de heffingsgrondslag tot staan te brengen. In
eerste instantie impliceert het voorstel echter een belastingderving. De heffingsgrondslag van de nieuwe vermogensbelasting is Æ’ 650
mrd, zodat deze belasting Æ’ 6,5 m per jaar zal opleveren. Hierop moet in mindering worden gebracht de belasting die aan de nieuwe
rd
belastingvrije som kan worden toegerekend (Æ’ 2,4 m de inkomstenbelasting over de feitelijke vermogensinkomsten die nu nog worden
rd),
belast
(Æ’ 4,2 m en de opbrengst van de oude vermogensbelasting (Æ’ 1,3 m De nieuwe vermogensbelasting zal daardoor Æ’ 1,4 m minder
rd)
rd).
rd
gaan opbrengen dan de belastinginkomsten uit vermogen in het huidige systeem bedragen.
Thema: Belastingen in de 21e eeuw
H.A. Keuzenkamp, Leuker konden we het niet maken
C.A. de Kam, Verzwaar de belasting op vermogen!
S. Cnossen en A.L. Bovenberg, Belastingen in de 21e eeuw
L.G.M. Stevens, Belastingarbitrage en de maakbare samenleving
J.J. Graafland en R.A. de Mooij, Arbeidsmarkteffecten van belastingverlaging
Hoofdlijnen van de kabinetsplannen
M.E.A. Haffner, Woningbelasting in Europa
1 Directeuren-grootaandeelhouders bezitten een ‘aanmerkelijk belang’, d.w.z. 5% of meer van het aandelenvermogen in een door hen
bestuurde vennootschap.
2 Het gaat om inkomsten uit aandelen (behalve ab-pakketten), obligaties, spaartegoeden en onroerende zaken (behalve de eigen
woning).
Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)