Ga direct naar de content

Verzwaar de belastingen op vermogen!

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 25 1998

Verzwaar de belastingen op vermogen!
Aute ur(s ):
Kam, C.A. de (auteur)
RU Groningen, thans tijdelijk verbondden aan de OESO, Parijs.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4141, pagina 159, 27 februari 1998 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
belastingen

De kabinetsnota die opties verkent voor belastingherziening in de komende eeuw bevat de suggestie de lastendruk voor 7,5 miljard
gulden te verschuiven van arbeid naar consumptie, door verhoging van het btw-tarief en van diverse milieuheffingen 1. Werknemers
krijgen netto wat meer in handen, maar het leven wordt duurder. Eisen en krijgen de vakverenigingen bij daaropvolgende
loononderhandelingen ‘prijscompensatie’, dan zet dit beleid weinig zoden aan de dijk. Verschuiving van de lastendruk naar de factor
kapitaal biedt meer perspectief. Mogelijkheden om de belastingbijdrage van vermogensbezitters te vergroten blijven in de verkenning
van het kabinet echter onbesproken, of zij worden met tekortschietende argumentatie naar de afvalhoop verwezen. Sterker nog, de
voorstellen hebben juist tot gevolg dat bezitters van grotere vermogens aanzienlijk minder belasting gaan betalen. Hier volgen vier
suggesties om de lastendruk op bezit en overgang van vermogen met in totaal 17 miljard gulden op te voeren.
Ten eerste: handhaving van de vermogensbelasting, met het tarief dat gold in de jaren vijftig en zestig (0,5%). Deze matiging van het
tarief (thans 0,7%) is geboden, omdat landen zoals Duitsland en Oostenrijk de heffing hebben afgeschaft, en België haar niet kent.
Tegenstanders beweren dat de heffing geen rechtsgrond heeft. Dat argument valt eenvoudig te pareren. Vermogen geeft haar bezitters
extra draagbezit en financiële zekerheid, die niet wordt getroffen via heffing van inkomstenbelasting. Deze maatregel levert ten opzichte
van de kabinetsplannen 1 miljard gulden op.
Ten tweede: invoering van belastingheffing over door particulieren behaalde vermogenswinsten. Veel andere industrielanden kennen
deze heffing ook. Het kabinet acht de uitvoeringsproblemen onoverkomelijk. Dit argument overtuigt niet. De door het kabinet
voorgestelde heffing over vermogensinkomsten veronderstelt dat alle individuen met een vermogen van meer dan Æ’ 37.500 (de
voorgestelde vrije som) in de toekomst aangifte van hun vermogen doen. De (al dan niet gerealiseerde) vermogenswinst laat zich dan via
vermogensvergelijking betrekkelijk eenvoudig bepalen. Geschatte opbrengst: 1 miljard gulden.
Ten derde: verzwaring van de belastingdruk op onroerend goed. Dit kan door verhoging van het tarief van de overdrachtsbelasting (nu
6%) tot 10%. Verder zijn er goede argumenten om de fiscale huurwaarde van de eigen woning stapsgewijs te verdubbelen 2. Volgens het
kabinet stort dan de woningmarkt in. Blijkens de ervaring in andere landen (die eigen-woningbezitters fiscaal minder in de watten leggen)
is deze vrees nergens op gebaseerd. Dankzij de lage rente kan de woningmarkt bovendien een stootje velen. Tot slot kan de rijksoverheid
door beperking van haar uitkeringen aan lagere overheden de gemeenten dwingen een groter deel van hun uitgaven te financieren via de
onroerende-zaakbelastingen. De meeropbrengst van deze maatregelen samen bedraagt ongeveer 10 miljard gulden.
Ten vierde: invoering van een jaarlijkse vermogensheffing van 0,5% over het kapitaal van de pensioenuitvoerders. Dat is
gerechtvaardigd, omdat pensioenaanspraken zijn vrijgesteld van vermogensbelasting. Bij 1 biljoen gulden belegd kapitaal bedraagt de
opbrengst jaarlijks Æ’ 5 miljard. Vlucht van pensioenfondsen naar het buitenland valt te verhinderen door te bepalen dat de bestaande
fiscale begunstiging van pensioenen uitsluitend geldt wanneer de voorziening bij een in Nederland gevestigde rechtspersoon is
ondergebracht. De fondsen kunnen de heffing in het algemeen voldoen zonder aanpassing van hun pensioenreglement, dank zij de al
enkele jaren achtereen behaalde hoge rendementen. In de toekomst kan enige beperking van pensioenaanspraken geboden zijn, of de
premies gaan omhoog. Dat laatste is niet de bedoeling; het maakt arbeid weer duurder.
Door deze vier maatregelen zou het aandeel van de vermogensheffingen in de belastingmix oplopen tot circa 10%. In de buurlanden ligt
het lager, in het VK ongeveer even hoog, in de VS, Canada, Japan en Korea brengen vermogensheffingen in verhouding nu al meer op 3.
Geen van deze maatregelen verslechtert de belastingconcurrentiepositie van ons land onaanvaardbaar. Alle tariefpercentages van de
inkomstenbelasting kunnen zes punten omlaag.
Politiek bestaat voor dit alternatief echter volstrekt onvoldoende draagvlak. De maatregelen raken mensen met een eigen huis en goede
pensioenvoorzieningen. De helft van de kiezers vertoeft onder eigen dak: een electorale factor om rekening mee te houden. De
pensioenverzekeraars vormen inmiddels een lobby die machtiger is dan het afbrokkelende ‘groene front’. Vermogensbezit en pensioenen
zullen dus geen draagvlak worden voor lastenverlichting ten gunste van de factor arbeid. Jammer voor de werklozen en lagere
inkomensgroepen. Zij zijn de ‘dommen’ die een hoge prijs (blijven) betalen voor het belastingstelsel van de 21e eeuw.

Thema: Belastingen in de 21e eeuw

H.A. Keuzenkamp, Leuker konden we het niet maken
S. Cnossen en A.L. Bovenberg, Belastingen in de 21e eeuw
L.G.M. Stevens, Belastingarbitrage en de maakbare samenleving
J.J. Graafland en R.A. de Mooij, Arbeidsmarkteffecten van belastingverlaging
Hoofdlijnen van de kabinetsplannen
A.L. Bovenberg en S. Cnossen, De inkomstenbelasting nu en straks
M.E.A. Haffner, Woningbelasting in Europa

1 Belastingen in de 21e eeuw, TK 1997-1998, 25 810, nr.2, blz.93.
2 C.A. de Kam, De logica van de hypotheekrente-aftrek, ESB, 29 januari 1997, blz. 94-95.
3 OESO, Revenue Statistics 1965-1996, blz.85

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur