Ga direct naar de content

Hoofdlijnen van de kabinetsplannen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 25 1998

Hoofdlijnen van de kabinetsplannen
Aute ur(s ):
Ministerie van Financiën (auteur)
Deze b ijdrage is geb aseerd op de samenvatting van de nota Belastingen in de 21e eeuw, een verkenning, ministerie van Financiën.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4141, pagina 160, 27 februari 1998 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
belastingstelsels, belastingen

De voorstellen van het kabinet in de nota ‘Belastingen in de 21e eeuw: een verkenning’ bevatten grofweg drie elementen: verbreding
van de belastinggrondslag, verschuiving van directe naar indirecte belastingen en het anders belasten van inkomsten uit vermogen.
Met het geld dat dit oplevert, kunnen de tarieven voor de loon- en inkomstenbelasting worden verlaagd.
Verbreding van de grondslag
Zonder aftrekposten, vrijstellingen en belastingvrije sommen zou in 1998 belasting en premies worden geheven over een bedrag van Æ’
480 mrd. In werkelijkheid wordt slechts belasting en premies geheven over een bedrag van Æ’ 320 mrd. Wat de verschillende
aftrekposten, vrijstellingen en belastingvrije sommen schelen in de belastinginkomsten, staat in tabel 1.

Tabel 1. Aftrekposten, vrijstellingen en belastingvrije sommen: de ‘kosten’ voor de schatkist (bedragen in Æ’ mrd)
belastingvrije sommen
pensioenen
hypotheekrente
arbeidskostenforfait
lijfrentepremies
werknemerspremies
ouderenaftrek
rente/dividendvrijstelling
consumptieve rente
spaarloonregeling
buitengewone lasten
werkelijke arbeidskosten
aftrekbare reiskosten
giftenaftrek

43,0
11,9
10,6
6,4
2,4
2,9
1,3
1,3
1,2
1,4
0,9
0,7
0,5
0,4

Volgens de nota zou een aantal fiscale aftrekposten kunnen worden beperkt:
» arbeidskostenforfait en andere beroepskosten. Voorgesteld wordt om de mogelijkheid de werkelijk gemaakte kosten af te trekken, te
laten vervallen. In plaats daarvan zou het arbeidskostenforfait voor iedereen kunnen worden uitgebreid;
» lijfrentepremies. Iedereen kan in het huidige belastingstelsel voor ƒ 5.950 aan lijfrentepremies aftrekken voor de belasting. In de nota
wordt voorgesteld deze algemene aftrek van lijfrente-premies te schrappen. Daarvoor in de plaats komt één overkoepelende
oudedagsparaplu. Zolang de premies daar beneden blijven zijn ze aftrekbaar voor de loon- en inkomstenbelasting. Wie daarboven,
collectief of individueel, nog pensioen opbouwt, krijgt daarvoor geen belastingaftrek;
» consumptieve rente. In de nota wordt voorgesteld om de aftrek consumptieve rente (maximaal ƒ 5.000) grotendeels te schrappen,
behalve voor een aantal specifieke uitgaven zoals studieleningen, leningen voor een aantal specifieke uitgaven zoals ziektekosten e.d.;
» reiskostenforfait. Als er in een nieuw belastingstelsel een algemene arbeidstoeslag als aanvulling op het bestaande
arbeidskostenforfait wordt ingevoerd, kan deze een zodanige compensatie bieden dat er geen reden meer is daarnaast nog een apart
reiskostenforfait te handhaven voor werknemers die ver van hun werk wonen en met het openbaar vervoer reizen;
» spaarloon. Overwogen wordt de belastingvrijstelling te beperken tot opname voor de financiering van een eigen woning, het starten
van een eigen bedrijf, (zorg, sabbats- of studie)verlof en studiekosten;
» hypotheekrente. De fiscale aftrek van hypotheekrente voor de eigen woning blijft volledig gehandhaafd.

Verschuiving van directe naar indirecte belastingen
Zonder dat in het buitenland vergelijkbare maatregelen worden genomen, is er voor Nederland ruimte om het BTW-tarief van 17,5% naar
19% te verhogen en de regulerende energiebelasting te verdubbelen.
Inkomsten uit vermogen afzonderlijk belasten
In het bestaande belastingstelsel moeten rente en dividend worden opgeteld bij de inkomsten uit arbeid. Vervolgens wordt over het
totaal inkomstenbelasting geheven, waarbij het toptarief 60% bedraagt. Over rente en dividend wordt dit toptarief echter maar weinig
betaald, omdat het eenvoudig is om belaste inkomsten uit vermogen zoals rente en dividend om te zetten in onbelaste vermogenswinsten
(zie het artikel van Stevens).
In de nota wordt voorgesteld om de belastingheffing over inkomsten uit vermogen voortaan helemaal los te koppelen van de
belastingheffing op inkomsten uit arbeid. Gedacht wordt aan een fiscale regeling, waarbij ervan wordt uitgegaan dat spaartegoeden,
aandelen en andere beleggingen jaarlijks een vast rendement van 4% opleveren. Dit rendement zou vervolgens moeten worden belast
tegen één vast tarief van 25%. Ook het tweede huis zou onder deze forfaitaire regeling komen te vallen.
Concreet betekent dit, dat voor iedere Æ’ 1.000 aan spaartegoeden, aandelen en andere beleggingen een vast bedrag wordt afgerekend
van Æ’ 10. Spaar- en beleggingsvermogen tot
Æ’ 37.500 per persoon (Æ’ 75.000 per huishouden) wordt vrijgesteld. Rente en dividend worden dan niet langer samen met arbeidsinkomen
belast, en de bestaande vermogensbelasting wordt in de nieuwe opzet afgeschaft (zie hierover ook Bovenberg en Cnossen).
Opbrengst: Æ’ 10 mrd
Met de verbreding, verschuiving en vergroening komt ruim Æ’ 10 mrd beschikbaar: circa Æ’ 2,5 m door beperking van aftrekposten en
rd
ruim Æ’ 7,5 m uit milieuheffingen en BTW-verhoging. Dit bedrag kan ingezet worden voor tariefverlaging. De nota onderscheidt daarbij
rd
drie varianten.
» ten eerste een variant waarin de ƒ 10 mrd wordt gebruikt voor tariefverlaging, en de huidige belastingvrije sommen intact blijven. Er is
dan slechts een geringe tariefdaling mogelijk;
» ten tweede is het mogelijk, de belastingvrije sommen, die voor hogere inkomens meer ‘waard’ zijn dan voor lage inkomens, om te zetten
in een voor alle inkomens gelijke korting bij de belastingafdracht. Dit maakt een tariefverlaging van enkele procenten mogelijk voor
inkomens in de tweede en derde schijf;
» een derde optie is, om de belastingvrije sommen geheel af te schaffen. Dit maakt substantiële tariefdalingen mogelijk, tot ruim 20% in de
(verkorte) eerste schijf, 33% in de (verkorte) tweede en 50% in de derde.
Het Centraal Planbureau heeft de werkgelegenheidseffecten van verschillende maatregelen berekend (zie hiervoor het artikel van
Graafland en De Mooij).

Thema: Belastingen in de 21e eeuw
H.A. Keuzenkamp, Leuker konden we het niet maken
C.A. de Kam, Verzwaar de belasting op vermogen!
S. Cnossen en A.L. Bovenberg, Belastingen in de 21e eeuw
L.G.M. Stevens, Belastingarbitrage en de maakbare samenleving
J.J. Graafland en R.A. de Mooij, Arbeidsmarkteffecten van belastingverlaging
A.L. Bovenberg en S. Cnossen, De inkomstenbelasting nu en straks
M.E.A. Haffner, Woningbelasting in Europa

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur