Ga direct naar de content

De glans van de Duitse mark

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 29 1995

inanciele markten

De glans van
de Duitse
mark
De valuta-onrust die de financiele
markten sinds begin dit jaar teistert
heeft opnieuw geleid tot een scherpe
appreciate van de Duitse mark en de
Japanse yen. Ten opzichte van de
Amerikaanse dollar zijn beide munten
resp. met 9% en 11% in waarde gestegen. Maar waar men in Japan spreekt
van een crisissituatie – men vreest
voor het toch al zwakke economische
herstel – lijkt er in Duitsland sprake
van ‘Schadenfreude’. De sterke Duitse
mark weerspiegelt, zo zei minister
Rexrodt van Economische Zaken enkele weken geleden, het vertrouwen
van beleggers in de ontwikkelingen
in Duitsland. Bundesbankvoorzitter
Tietmeyer riep de landen met een
zwakke valuta op in eigen huis orde
op zaken te stellen.

Duitsland gesterkt uit de crisis
De sterke D-mark wordt in Duitsland
gezien als het ultieme bewijs dat de
Duitse economic de schok van de
Duitse eenwording te boven is. In
1993 vroeg men zich nog af of West-

Duitsland niet een te zware last op
zich had genomen met de Duitse eenwording, die immers de oorzaak
vormde voor de recessie in 1993. Het
consumentenvertrouwen bereikte in
1993 een naoorlogs dieptepunt. De
crisisstemming werd evenwel aangegrepen om ingrijpende maatregelen te
nemen, door Bondskanselier Kohl betiteld als ‘das Umdenken’. De lonen
werden gematigd. De Industrie voerde een vergaande rationalisatie door.
De produktiviteit nam als gevolg hiervan sterk toe, in 1994 zelfs met 8%.
De regering heeft het door de hereniging te ver opgelopen begrotingstekort teruggebracht. Het begrotingstekort zal dalen van een pick van 196
miljard Duitse mark (6,2% van het
bbp) in 1993 tot 117 miljard dit jaar
(3,3% van het bbp). In deze cijfers
zijn uitgaven van de Treuhand en leningen van de Bundesbahn en Bundespost, die niet in de officiele begrotingscijfers vallen, meegeteld. De
inflatie is op een niveau vlak boven
de 2% weer onder controle, nadat de
inflatie als gevolg van de schok van
de eenwording in de eerste maanden
van 1993 gestegen was tot bijna 5%.
Ook de Duitse geldhoeveelheid
neemt na de forse toename begin
1994 nu al weer zes maanden af,
waardoor de geldhoeveelheid vergeleken met het vierde kwartaal van 1993
nog maar met 3,9% op jaarbasis groeit.
Bovenal vertoonde de Westduitse
economic vorig jaar een gezonde
groei van 2,5%; begin 1994 was men
nog uitgegaan van minder dan de
helft daarvan. De Duitse consument
en het bedrijfsleven kijken weer met

Tabel 1. Concurrentiepositie van Duitsland, procentuele jaar op jaar
verandering
Loonkosten
per eenheid
produkt
(A)

1984
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994

wisselkoers
(B)

(A+B)

-0,2
0,2
3,8
3,2
-0,1
1,0

-1,1
0,0
8,8
6,0

-1,3
0,2
12,6
9,2
-0,8
0,1

-0,7

4,3

-0,9
4,9
-1,1

5,6
3,6
-6,1

2,9
2,9
-0,0

2,2

Bron: OESO, Datastream.

ESB 29-3-1995

Effectieve

Som

7,1

3,2
8,7

6,5

-6,1

Winst/verlies
marktaandeel
op exportmarkten

1,2
1,5

-2,6
-3,4
-1,9
-0,7

-4,1
-4,3
-0,8
-6,0
5,6

De rubriek ‘Financiele markten’
verschijnt elke twee weken in ESB,

en wordt verzorgd door medewerkers van de afdeling macro-economie van het Institute for Research
and Investment Services, een
samenwerkingsverband van Rabo-

bank en Robeco Groep.

vertrouwen naar de toekomst. Het ondernemersvertrouwen is op dit moment weer bijna net zo positief als
gedurende de 1990/91 post-herenigingshausse.
Niet alleen in West-Duitsland staan
de zaken er beter voor, ook de Oostduitse economic heeft vorig jaar definitief de draai ten goede gemaakt met
een groei van 9%. De industriele sector was met een groei van 21% een
van de drijvende factoren achter dit
hoge groeipercentage. Voor 1995 verwachten de Oostduitse ondernemers
een toename van de produktie van
15%. Daarmee zal de industriele produktie uitkomen boven het niveau
van voor de monetaire en economische unie tussen de beide Duitslanden.
Maar pas op. De huidige positie
van Duitsland is minder comfortabel
dan zij op het eerste gezicht lijkt

Het is niet alles goud wat er
blinkt
Ondanks het Wirtschaftswunder van
1994 staat Duitsland nog steeds voor
een aantal belangrijke uitdagingen.
In hoeverre zal Duitsland in staat zijn
de verbetering in de concurrentiepositie vast te houden? Het afgelopen jaar
was volgens cijfers van de OESO de
eerste keer sinds 1985 dat Duitsland
er weer in slaagde marktaandeel te
winnen op haar exportmarkten. Het
verlies aan marktaandeel in de voorafgaande jaren heeft ten dele te maken
met de Duitse hereniging waardoor
een deel van de export richting OostDuitsland is gegaan. Maar ook hoge
loonstijgingen en de kracht van de Dmark speelden daarbij een rol, zoals
blijkt uit label 1.
In de loonovereenkomsten die nu
voor 1995 zijn afgesloten komt de
loonstijging uit op 4%. Dat lijkt redelijk na twee jaar van forse loonmatiging en in een jaar waarin de belastingen fors verhoogd zijn. Maar het is
schadelijk voor de Duitse concurrentiepositie. Naar verwachting zullen
deze loonstijgingen maar ternauwer-

Figuur 1. Lopende rekening, soldo lang kapitaalver-

keer en saldo kort kapttaalverkeer in Duitsland, DM
mrd.

————
— – – ————

ciering van het tekort op de lopende
rekening afhankelijk

blijft van kapitaalinvoer uit het buitenland. In de eerste
jaren van de eenwording was dat geen

Lopende reken:
Lang kapitaal v
Kort kapitaalve

probleem. Sinds
1992 was er van de
zijde van buitenlan-

ders sprake van een
grote belangstelling
____’___
95

voor Duitse aande-

len en obligaties, tot
uitdrukking komend
in een omvangrijke

nood gecompenseerd kunnen worden door produktiviteitsverbeteringen. Daar komt de appreciatie van de

stijging van de netto instroom van

D-mark nog eens bij. Voor het verbond van de Duitse Industrie en bandel (DIHT) waren de loonakkoorden
en de sterke D-mark aanleiding om
haar groeiraming voor 1995 naar bene-

van lang kapitaal is het nu de vraag

den te herzien van 3% naar 2%. Men
verwacht dat het Duitse bedrijfsleven
als gevolg van deze nieuwe schok

afhangen van het vertrouwen in de

lang kapitaal. In de loop van 1994
kwam daar een eind aan. In plaats
naar kort kapitaal die de waarde van

de Duitse mark hoog houdt. Dat kan
nog jaren goed gaan, maar het kan
ook opeens afgelopen zijn. Alles zal

verder zal gaan met het verplaatsen
van de produktie naar Oost-Europa,

monetaire autoriteiten. Het betekent
in ieder geval dat de Bundesbank er
het komende jaar alles aan gelegen
zal zijn om door middel van het rente-

hetgeen zal leiden tot een verder ver-

beleid het vertrouwen van beleggers

lies van arbeidsplaatsen in de Industrie. De directe investeringen in het

Voor iedereen die nog twijfelt aan de

in de Duitse mark hoog te houden.

servevaluta voor de deelnemers van
het EMS. Ook in Oost-Europa accepteert men tegenwoordig de Duitse
mark als betaalmiddel. Tijdens de recente valuta-onrust komen er ook
steeds meer berichten van transacties
van centrale banken in het Verre Oosten die steeds meer D-marken (en
ook Japanse yennen) kopen.
Een ontwikkeling die de Belgische
econoom Robert Triffin al in I960
voorspelde . Bij gebrek aan vertrouwen in het monetaire of begrotingsbeleid in het land van de reservevaluta
zal de reservevaluta, in dit geval de
dollar, verzwakken. Centrale banken
zullen in dat geval hun reserves diversificeren over goud en andere valuta,
aldus Triffin. Hoewel de Verenigde
Staten ten opzichte van de landen in
het Verre Oosten en Latijns-Amerika
nog steeds als een laag-inflatie land te
boek staat, heeft de inflatie in Duitsland (met 2,4%) en in Japan (met
1,7%) de afgelopen tien jaar gemiddeld lager gelegen dan in de Verenigde Staten (met 3,6%). De Verenigde
Staten ziet hierdoor haar rol als reservevaluta afnemen en Duitsland en Japan zien deze toenemen.
De financiele markten van Japan en
Duitsland zijn vooralsnog te klein om
de dollar van de troon te stolen. Maar
als de aantrekkelijkheid van de dollar
als reservevaluta langer onder druk
blijft staan, omdat er onvoldoende vertrouwen bestaat in de Fed of in de politici in het Witte Huis en op Capitol
Hill, kan de periode van D-mark sterkte nog wel eens langer aanhouden
dan nu door menigeen gedacht wordt.

buitenland door het Duitse bedrijfsleven bedragen sinds 1986 gemiddeld

noodzaak voor een krachtige monetai-

5,3% van de totale investeringen,
waar dat in de periode 1976-85 2,7%
was.
Dat beleggers op dit moment in
marken vluchten lijkt dus niet zozeer
te komen omdat Duitsland economisch zo superaantrekkelijk is. In an-

een overtuigend bewijs zijn.

dere landen is de situatie alleen nog
slechter.

van het bbp nauwelijks af van Duitsland. Waarom wordt er dan zo ver-

Marcel Blom
Leendert Meijaard

Daarnaast is er het tekort op de lopende rekening. Sinds de eenwording
is het overschot op de lopende rekening, dat in 1989 4,5% van het bbp bedroeg, omgeslagen in een tekort van

New Have, Yale University Press, I960.

handelsbalans nam af en de diensten-

schillend tegen de dollar en de Dmark aangekeken? Is het, om de
woorden van Bundesbankraadslid Issing aan te halen, omdat de D-mark
in vergelijking met de dollar een onbelangrijke munt is? De D-mark is weliswaar de tweede munt na de dollar,

balans kwam dieper in de rode cijfers

maar dat zal voorlopig ook zo blijven,

te zitten als gevolg van rentebetalingen en de grote reislust van de Duitser. Zelfs de scherpe exportgroei die
de Duitse economie in 1994 wist te
boeken bleek onvoldoende om de
toegenomen tekorten op de dienstenbalans te compenseren.
Voor dit jaar en voor 1996 zal het tekort verder toenemen omdat de bin-

aldus Issing.

2,1% in 1994. Het overschot op de

re verkrapping in Duitsland moet dit

Een onbelangrijke munt?
Zo op het eerste gezicht wijkt de situatie in de VS, dat in 1994 een tekort op
de lopende rekening had van 2,9%

Wat Issing evenwel niet vermeldt is

nenlandse bestedingen verwacht wor-

den sterker aan te trekken, en dat
betekent dat Duitsland voor de finan-

318

dat de D-mark bezig is de achterstand
op de dollar in te lopen. Volgens cijfers van het IMF is het belang van de
dollar als reservevaluta aan het afnemen. In 1977 bestonden de valutareserves bij de centrale banken in de
wereld nog voor zo n 80% uit dollars,
in 1994 is dat gedaald tot 60%. De Dge opmars. In de jaren tachtig als re-

mark is onderwijl bezig aan een stevi-

1. R. Triffin, Gold and the dollarcrisis,

Auteurs