Ga direct naar de content

Conjunctuur verder omlaag

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 6 1991

DEZE WEEK

Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
2

realisatie
indicator

Coniunctuur
verder
omlaag

o

-1

De DNB-conjunctuurindicator
voor
mei 1991 duidt net als in voorgaande
maanden op verdere afzwakking
van de conjunctuur, zie figuur 1. De
vijf samenstellende componenten
wijzen alle op een achteruitgang van
de conjunctuur. Van deze componenten ligt alleen de IFO-indicator van
de Duitse industrie nog steeds boven de nul-as. Dit weerspiegelt de
voor de Nederlandse economie gunstige verwachting dat de Duitse economische ontwikkeling zich ook in
de komende maanden positief zal
onderscheiden van die in andere,
met name Angelsaksische, landen.
De realisatie van de conjunctuur, gemeten aan de produktie in de verwerkende industrie, geeft voor recente
maanden een conjuncturele neergang
aan, die in hoofdlijnen overeenkomt
met de conjunctuurindicator. Lange
tijd beschreef de realisatiereeks een
voortzetting van de conjuncturele opleving, terwijl de indicator daarentegen een bescheiden afzwakking van
de conjunctuur voorspelde. In een publikatie van december 1990, waarin
de voorspellingen van de DNB-conjunctuurindicator werden geëvalueerd!, moest nog worden geconstateerd dat “vooralsnog geen verklaring
kon worden gegeven voor de huidige
discrepantie tussen indicator en realisatie”. Herzieningen van oude produktiecijfers en nieuwe produktiecijfers duiden thans evenwel op een
substantieel lagere groei, en daardoor
is de realisatie-index in vrij korte tijd
omgebogen in de richting van de conjunctuurindicator.

-2
80

81

82

83

84

8S

De realisatie-index wijst op een omslag in de conjunctuur, die voorlopig
gedateerd wordt in maart 1990. Ter
beoordeling van het voorspellend
vermogen van de conjunctuurindicator is het zinvol kort terug te blikken, en vast te stellen hoe en wanneer deze omslag is voorzien. In de
eerste rubriek van de DNB-conjunctuurindicator in ESB, die van mei
1989, werd voor de komende maanden een afvlakking van de conjunctuur voorspeld. Twee tot zes maanden later werd een omslagpunt in de
nabije toekomst “voor mogelijk” gehouden respectievelijk “waarschijnlijk” geacht. De omslag is dus in een
verdienstelijk vroeg stadium gesignaleerd. De realisatiereeks liet pas in
de rubriek van oktober 1990 een
kleine omslag zien, die zich nu dus
steeds duidelijker aftekent.
De datering van de omslag in de conjunctuur in maart 1990 impliceert dat
de periode van conjuncturele neergang duidelijk reeds was aangevangen voor de inval in Koeweit en de
daaruit voortkomende Golfcrisis.
Deze crisis heeft evenwel, zo lang zij
duurde, het proces van conjuncturele achteruitgang nog versterkt, zo
wordt aangenomen, door de aan de
crisis verbonden onzekerheid, die
wereldwijd heeft bijgedragen aan de
relatief hoge rente en heeft geleid
tot grote terughoudendheid
bij consumptie en investeringen. De beëndiging van de crisis zal de conjuncture-

86

87

BB

B9

90

91

le ontwikkelingen op termijn gunstig
beïnvloeden.
In groeitermen uitgedrukt betekent
de door de conjunctuurindicator
voorziene neergang in de komende
maanden nog lang geen klassieke recessie (twee kwartalen lang een negatieve groei), zoals verwacht wordt
in de Verenigde Staten en is opgetreden in het Verenigd Koninkrijk. De
conjuncturele component van de industriële produktiegroei is in de
loop van 1990 omgeslagen van positief naar negatief en zal volgens de

DNB-conjunctuurindicator
in de eerste helft van 1991 circa 0,8% bedragen, zodat naar verwachting per saldo een groei van bijna 2,5% zal
resulteren, zie tabel 1.

Conclusie
De DNB-conjunctuurindicator
duidt
op een verdere afvlakking van de
conjunctuur. De groei van de industriële produktie zal naar verwachting
in de komende maanden afnemen
tot onder de trendmatige groei, maar
blijft met bijna 2,5% nog vrij hoog.
Er is geen zicht op een klassieke recessie.

Tabel 1. Groei industriële produktie volgens de indicatora
1990
okt
Trend
Conjunctuur
Groei

nov

dec

3,2
-0,4

3,2
-0,5

3,2
-0,6

2,8

2,7

2,6

1991
jan

febr

maart

april

mei

3,2
-0,7

3,2
-0,8

3,2
-0,7

3,2
-0,7

3,2
-0,8

2,5

2,4

2,5

2,5

2,4

a.ln procenten van de overeenkomstige maand van het vorige jaar.

E5B 6-3-1991

1.JA. Bikker en L. de Haan, DNB-conjunctuurindicator: een terugblik op vooruitzien, E5B, 12 december 1990, blz. 11881192.

I

267