Ingezonden
Bouwbeleid en saldobeleid
MR. C.A. VAN WALRE DE BORDES*
In ESB van 17 april 1985 concludeert
drs. A.A. van Oosterhout in zijn artikel
,,Bouwbeleid: een evaluatie” dat de rijksoverheid over de mogelijkheden beschikt
om de doelstellingen van het bouwbeleid
– een gelijkmatige, zoveel mogelijk conjunctuurvrije ontwikkeling van de bouwmarkt – te realiseren; een z.g. saldobeleid
zou de rijksoverheid deze mogelijkheid
bieden zowel voor de grond-, weg- en waterbouw (gww) als voor de woning- en
utiliteitsbouw.
Deze stelling lijkt me, in ieder geval voor
de gww-sector, slechts van theoretische
waarde, en op verkeerde veronderstellingen gebaseerd. De auteur stelt ook zelf:
,,Op grond van deze constateringen mag
worden gesteld dat achteraf gezien de rijksoverheid in de beschouwde perioden theoretisch in staat zou zijn geweest de conjuncturele schommelingen (…) op te vangen. Noodzakelijk was dan geweest dat de
rijksoverheid haar (…) investeringen in
grond-, weg- en waterbouw volgtijdelijk
anders gepland had”. Hij constateert vervolgens ,,dat door een betere planning en
programmering van de rijksinvesteringen
in de grond-, weg- en waterbouw voor deze
sector een gelijkmatige, licht stijgende ontwikkeling had kunnen worden gerealiseerd
als de rijksoverheid de omvang van haar
investeringen had afgestemd op de ontwikkelingen van de investeringen van de overi-
ge opdrachtgevers. Men zou dit een saldobeleid kunnen noemen”.
De verkeerde veronderstellingen van de
auteur zijn:
– het rijk zou zijn gww-opdrachtenbeleid
zo kunnen sturen, dat pas wordt aanbesteed nadat is geconstateerd hoeveel
werk van andere opdrachtgevers in een
gegeven jaar tot betalingen leidt, en dat
de rijksopdrachten dan toch in datzelfde jaar tot betalingen leiden, zodat een
bepaald saldo wordt bereikt. Gezien
het naijlen van de statistische berichtgeving ter zake, de tijd die verstrijkt
tussen aanbesteding en de (eerste) betaling wegens verricht werk, en het feit
dat zeer veel rijksopdrachten voor deze
sector meer jaren van uitvoering vergen, is dit volstrekt onmogelijk;
– de uitvoering van gww-werken in rijksopdracht zou ondergeschikt zijn te maken aan een conjunctuurvrij saldobeleid als door de auteur voorgestaan.
Daarmee miskent de auteur het karakter
en de waarde van het proces dat vooraf
gaat aan die uitvoering. Het programma
* Werkzaam bij het Ministerie van Verkeer en
Waterstaat. De reactie is op persoonlijke titel
geschreven.
achteraf – te benaderen. De beschikbaarheid van statistische gegevens en de gebruikelijke betalings- en aanbestedingstermijnen zijn dan niet van belang.
Daarmee kom ik op het tweede kritiek-
van gww-opdrachten van het rijk in een be-
paald jaar vloeit voort uit de in de begroting neergelegde resultante van o.a. techni-
sche noodzakelijkheden, politieke verlan-
ten behoeve van reeds langlopende werken
en werken die een absolute prioriteit hebben. Als mocht blijken dal hel absoluul
nodig is om op grond van deze werken af te
punt van de auteur. Het ex ante benaderde
wijken van het saldo, dan moet dat overigens mogelijk zijn. Het is en kan niet mijn
saldo kan er toe leiden dat de rijksoverheid
bedoeling zijn de verkeersveiligheid of de
haar bouwinvesteringen moet versnellen of
gens t.a.v. de gww-sector en de afweging
van die verlangens tegen verlangens op andere terreinen binnen de beschikbare financiele ruimte. Het stopzetten van rijks-
veiligheid van het land ondergeschikt le
maken aan hel bouwbeleid. Ik ben er echler van overluigd dat afwijkingen, zoals
hiervoor bedoeld, nooil omvangrijk zullen
zijn.
werken ten behoeve van een betere
temporiseren. Deze handelwijze zou alleen
doorstroming of veiligheid van het wegver-
een miskenning van ,,het karakter en de
keer of het openbaar vervoer, dan wel een
betere beveiliging van het land tegen het
water – louter en alleen omdat andere opdrachtgevers al voldoende opdrachten ga-
waarde van het proces dat voorafgaat aan
de uitvoering” impliceren als bouwwerken
daardoor niet zouden worden uitgevoerd.
Uit mijn statistische analyse blijkt dat alle
Tol slol wil ik nog opmerken dal een saldobeleid, zoals door mij voorgeslaan,
ven voor een saldobeleid – lijkl mij onrealistisch. Terecht zou dan in de Tweede Ka-
bouwwerken waarop de rijksoverheid een
waarschijnlijk niel probleemloos zal kun-
min of meer directe invloed heeft, — ook
in de gedachte van een saldobeleid — zou-
nen worden uitgevoerd. De problemen zijn
mer aan de minister van Verkeer en Waterstaat worden gevraagd waarom hel gevoteerde geld niet werd besteed voor de
goedgekeurde doeleinden.
den zijn uitgevoerd. Het verschil betreft alleen het tijdstip waarop dit gebeurt. Ter
adstructie heb ik in de label aangegeveven
hoe een saldobeleid voor de sector grond-,
naar mijn mening echter kleiner dan door
de auleur geschelst en bovendien zijn de
voordelen van een saldobeleid zo groot dat
weg- en waterbouw er voor de periode
1977-1983 theoretisch had kunnen uitzien.
C.A. van Walrc de Bordes
het naar mijn mening meer de moeile loom
de inspanning le richlen op hel oplossen
dan op hel opsommen van de problemen.
Slel dal hel in de label opgenomen geleidelijk slijgende invesleringsverloop in de
De cijfers uit deze label tonen dat de to-
grond-, weg- en waterbouwsector had kun-
tale investeringen met ca. 2,5% per jaar
nen worden gerealiseerd, hoeveel beter was
hadden kunnen toenemen. Voorts blijkt
Naschrift__________________
dan niel de siluatie voor de bedrijven en
werknemers in deze seclor en de Neder-
dat in geval van een saldobeleid de investeringen van de rijksoverheid nooit lager
zouden zijn geweesl dan f. 934 mln. en dat
deze investeringen geleidelijk zouden zijn
De opmerkingen van mr. C.A. van Walre de Bordes geven mij de gelegenheid om
enerzijds een misvatting recht te zetten en
anderzijds het door mij voorgestelde saldobeleid te adstrueren. Hoewel de kritiek
van mijn opponent zich uitsluitend toespitst op de mogelijkheid van een saldobeleid voor de sector grond-, weg- en waterbouw, wil ik mijn weerwoord meer algemeen houden omdat de tegenwerpingen
van de auteur mutatis mutandis ook tegen
een saldobeleid voor de woning- en utiliteitssector zouden kunnen worden gemaakt.
Ten aanzien van het punt van de verkeerde vooronderstellingen die door mij zouden zijn gemaakt, wil ik er eerst op wijzen
dat in mijn artikel nog een noodzakelijke
voorwaarde is genoemd, wil een saldobeleid, zoals ik voorstel mogelijk zijn. Die
voorwaarde betreft een in brede kring aangehangen visie op de ontwikkeling van de
bouwnijverheid op lange termijn (bij voorbeeld 10 jaar). Zo’n visie in combinatie
met een raming van de te verwachten effectieve koopkrachtige vraag naar bouwprodukten op korte en middellange termijn
maakt het mogelijk de omvang van het saldo vooraf – en niet zoals de auteur stelt
landse economie geweesl.
A.A. van Oosterhout
opgelopen tot f. 1.844 mln. in 1983. Ten
opzichte van de werkelijke investeringen
van de rijksoverheid waren de investeringen in geval van een saldobeleid in de jaren
1977 l/m 1979 nagenoeg helzelfde geweest. Pas in de jaren daarna zouden be-
langrijke
budgettaire
verschuivingen
noodzakelijk zijn geweest. Naar de mening
van de auteur zou dit onmogelijk zijn geweest omdat de prioriteiten, zoals deze uiteindelijk in de rijksbegroting hun weerslag
krijgen, absolute prioriteiten zouden zijn,
die om welke reden dan ook geen uitstel
zouden kunnen dulden. De praktijk leerl
echler dat deze stelling niet algemeen gel-
dig is. Eens vastgelegde prioriteiten blijken
onder invloed van bij voorbeeld de overschrijding op de Oosterscheldewerken of
heroverwegingen tot posterioriteiten te
verworden. Voorbeelden zijn ook de
bouwstop in de gezondheidszorg en de
scholenbouw. Ook in een saldobeleid kan
de rijksoverheid – zoals uit de label voor
de grond-, weg- en waterbouwseclor blijkt
– bouwinvesteringen blijven genereren
Tabel. lllustratie saldobeleid t.a. v. investeringen in grond-, weg- en waterbouw (in mln.
g/dj
Jaar
Totale investeringen
(realisatie)
Verondersteld
investeringsverloop
Niet-rijksinvesteringen
(realisatie)
Rijksinvesteringen in
geval van
saldobeleid
(2-3)
(II
1977
1978
1979
1980
1981
1982
1983
Totaal
ESB 10-7-1985
(2)
(3)
(4)
4.970
5.170
5.220
5.870
5.820
5-.360
5.190
37.600
4.970
5.094
5.227
5.364
5.504
5.647
5.794
37.600
4.020
4.160
4.030
4.410
4.300
950
934
1.197
954
1.204
1.507
1.844
8.590
4.140
3.950
Werkelijke Verschuivingen
in geval van
rijkssaldobeleid
investeringen
(4-5)
(5)
950
.010
.190
.460
.520
.220
.240
8.590
(6)
+
–
0
76
+
7
– 506
– 316
+ 287
+ 604
701