boeken
De redactie nodigt lezers
uit boeken te recenseren
voor deze rubriek
Literatuur
Kakes, J.I. en D.W.G.A.
Broeders (2006) De houdbaarheid van het Nederlandse
pensioenstelsel. DNB
Occasional Studies, vol. 4, nr. 6.
SZW (2006) De toekomstige
inkomenspositie van ouderen. Werkdocument
Piet van der Graaff
Secretaris Toezicht en
Financiële Markten bij de
Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen
(OPF).
62
ESB 26
Op vier december jongstleden is op
catieve berekeningen gaat en dat
het jaarcongres van de Vereniging
het een conclusie voor het geheel
voor Bedrijfstakpensioenfondsen
is (baten zijn ongelijk verdeeld).
(VB) het boek Kosten en baten van
Ook is de vraag hoe deze conclusies
collectieve pensioensystemen gepreworden beïnvloed door langetersenteerd. Aansprekend is dat vanuit
mijnontwikkelingen als de verbeteeconomisch perspectief naar het
rende inkomenspositie van ouderen
Nederlandse pensioenstelsel wordt
(SZW, 2006) of bijvoorbeeld het
gekeken en dat issues als (intergerisico van een opwaartse loondruk
nerationele) solidariteit, doorsneedoor arbeidsmarktkrapte (Kakes en
premie en grote verplichtstelling aan
Boender, 2006).
de orde komen. Relatief onderbelicht
Een andere issue is uitvoeringskoszijn evenwel de empirische invulling
ten van grote en kleine pensioenvan solidariteit en de invloed van
fondsen en die van verzekeraars.
langere termijnontwikkelingen.
Bikker cum suis concluderen dat
Lecq, S.G. van der en O.W.
Verschillende Nederlandse deskunkleine fondsen hogere kosten
Steenbeek (red.) (2006)
digen gaan in op de (economische)
hebben dan grote fondsen, onder
Kosten en baten van
betekenis van solidariteit. Waar ze
andere te verklaren uit extra
collectieve pensioentegenaan lopen is het meer algedienstverlening en maatwerk. De
systemen. Kluwer.
mene probleem van gebrek aan
baten hiervan zijn evenwel niet
empirische informatie. De empirie in het boek is
gekwantificeerd (in internationale literatuur ontechter wel veelzeggend. Een gebruikelijk onderscheid
breekt dit overigens vaak ook). Ook de kwantificering
is tussen risico- of kanssolidariteit en inkomenssolivan de via uitbesteding reeds gerealiseerde baten
dariteit. In het Nederlandse pensioensysteem komen
van schaalvergroting ontbreekt. Interessant is de
deze vormen in veel (Kuné onderscheidt er veertien)
vergelijking met verzekeraars (zie de discussie over
verschillende gedaanten voor. Het probleem dat hij
beleggingspolissen!). Zowel Bikker cum suis (uitvoesignaleert is evenwel dat, zelfs als wordt uitgegaan
ringskosten zes keer zo hoog) als Aarssen cum suis
van de twee genoemde verschijningsvormen, er
(premiepercentage commerciële verzekeraar geen 21
geen informatie is over de grootte en het belang van
maar 28 procent) komen tot spectaculaire verschilsolidariteit. Dit is ook de conclusie van Boender cum
len. Ook hier zijn er evenwel beperkingen, Bikker cum
suis. Zij beschrijven kosten en opbrengsten van de
suis geven aan dat er geen separate gegevens zijn
huidige pensioeninstituties, maar geven aan dat we
over collectieve pensioencontracten bij commercinog niet goed weten hoe groot solidariteit is. Boeijen
ële verzekeraars. Ook het divergerende renteregime
cum suis geven een indicatie van solidariteit via de
(marktwaarde voor pensioenfondsen, drie procent
doorsneepremie (systeem waarin iedere deelnemer
voor verzekeraars) bemoeilijkt de vergelijking.
ongeacht zijn leeftijd uiteindelijk dezelfde pensioenTweede grote thema is de verplichtstelling. Van Els
opbouw krijgt voor dezelfde premie). Uit een gesticum suis gaan in op nut en noodzaak van verplicht
leerd voorbeeld blijkt dat een 46-jarige deelnemer
pensioensparen. Nederland is hierin niet uniek, ook
ongeveer zeventig procent van zijn jaarsalaris vooruit
in andere landen zijn er vormen van verplichtstelling
heeft betaald. Bij een overstap naar een fonds zonder
om uitstelgedrag en inconsistenties in beleggingsdoorsneepremie of richting zelfstandige is men dat
gedrag voor te zijn. Uit de enquêtes blijkt weinig
bedrag kwijt. Als de werknemer niet mobiel is of naar
belangstelling voor meer autonomie of keuzevrijheid,
een fonds met een vergelijkbaar systeem overgaat
wel blijkt dat zelfstandigen een sterkere voorkeur
levert doorwerken steeds meer pensioenresultaat
hebben voor een pensioen zonder garanties en
op, een belangrijke stimulans voor ouderenparticipalagere premies. Omtzigt beschrijft de achtergrond
tie. In het licht van de wijzigende arbeidspatronen
en merites van de grote verplichtstelling en noemt
(zelfstandig ondernemerschap, meer mobiliteit)
alternatieven, zoals pensioenplicht, aftoppen van de
schetsen Boeijen cum suis een manier (degressieve
verplichtstelling boven bepaalde inkomensgrens en
pensioenopbouw) om het risico te verminderen dat
de optie met verplichte deelname aan een regeling
hierdoor het hele pensioensysteem onder druk komt.
maar keuzevrijheid bij de pensioenuitvoerder. Een
Ook Aarssen cum suis geven via een (gestileerde)
meer uitgebreide beschouwing over voor- en nadelen
rekenexercitie een empirische illustratie van solidarihiervan ontbreekt evenwel, evenals het plaatsen van
teit. Bij een (doorsnee)premie van 21 procent betaalt
deze alternatieven in het licht van de solidariteitsaseen alleenstaande man per jaar drie procent ‘te veel’
pecten uit de eerste helft van het boek.
en mannen met een partner één procent ‘te weinig’.
Al met al is het een interessant en lezenswaardig boek
Bonenkamp cum suis geven uiteindelijk aan dat de
met waardevolle bijdragen. Op basis van het aangedrabaten van onder andere de intergenerationele solidagen materiaal is de conclusie (terecht) dat de baten
riteit de kosten van het belemmeren van een goede
van solidariteit en de (grote) verplichtstelling de kosten
werking van de arbeidsmarkt overtreffen. Eind goed,
overtreffen. Interessant is met name hoe lange termijn
al goed dus, met als kanttekeningen dat het om indieconomische ontwikkelingen hierop gaan inspelen.
januari 2007