Ga direct naar de content

Discussie

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 26 2006

discussie
Inzet regering Prodi moet ambitieuzer
Graag wil ik reageren op het artikel van Wouter van Aggelen uit ESB
nr. 4499 (Aggelen, 2006) over het economische beleid van het
nieuwe Italiaanse kabinet. Volgens hem verdient Prodi’s regeringsploeg het voordeel van de twijfel, omdat ze diverse maatregelen
neemt die het welvaartscheppende vermogen van de Italiaanse
economie vergroten. Zoals het flexibiliseren van de arbeidsmarkt (via
het invoeren van een coherenter stelsel van werkloosheidsvoorzieningen en het versoepelen van het ontslagrecht), het verminderen
van het EMU-tekort (via het verhogen van de belastinginkomsten)
en het liberaliseren van enkele dienstensectoren (onder andere.
taximarkt, advocatuur en apothekers). Daarom vindt Van Aggelen de
kritiek misplaatst. Hij heeft gelijk dat de nieuwe regering een aardig
begin maakt. Maar als ik kijk naar de situatie van de Italiaanse economie dan begrijp ik critici van Prodi’s beleid volledig.

Aanbodkant en overheidsfinanciën zijn zorgelijk
Ten eerste is de situatie van de aanbodkant van de Italiaanse economie zorgelijk. Zo is de benutting van het arbeidspotentieel in Italië
met 58,1 procent in vergelijking met andere EU-lidstaten ronduit
laag. De werkgelegenheidsgraad bedraagt in Denemarken 78,1 procent, Duitsland 71,4 procent, Nederland 74,0 procent, het VK 72,0
procent en het Eurogebied als geheel 65,9 procent (OECD, 2006a).
Bovendien ligt de structurele werkloosheid (NAIRU) in Italië met
8,5 procent op een hoog niveau (OECD, 2006a).
Ook het opleidingsniveau van de Italiaanse beroepsbevolking ligt
aanmerkelijk onder het EU-gemiddelde. Van de Italiaanse bevolking tussen de 24 en 65 jaar heeft slechts 44 procent een opleidingsniveau van tenminste MBO-2, tegenover 62 procent in de
EU-15 (OECD, 2005b).
Daarnaast blinkt het vernieuwingsvermogen van de Italiaanse
economie in internationaal perspectief niet bepaald uit. Zo liggen
de publieke en private uitgaven aan kennis (R&D, software en
hoger onderwijs) op ruim 2 procent van het bbp, tegenover bijna
4 procent in de EU-15 (OECD, 2005a; OECD, 2006b). Het is dan
ook niet verwonderlijk dat Italiaanse universiteiten, kennisinstellingen en bedrijven relatief weinig patenten voortbrengen (OECD,
2005a; OECD, 2006b). Hetzelfde geldt voor de constatering dat
het Italiaanse MKB ten opzichte van MKB-bedrijven in andere EUlidstaten weinig innovatief is (OECD, 2005a).
Verder liggen de door de overheid veroorzaakte administratieve lasten voor het bedrijfsleven op een internationaal gezien hoog niveau
(Wereldbank, 2006). En tot slot is de regulering van product- en
dienstenmarkten fors (OECD, 2003; OECD, 2005b). Dit gaat niet
alleen ten koste van de productiviteit, maar heeft ook via tekortschietende concurrentie negatieve effecten op organisatorische en
technologische vernieuwing (OECD, 2005b).
De niet al te fraaie stand van de aanbodkant is terug te zien in
de achterblijvende economische groei, de lagere productiviteitsontwikkeling en het bbp per hoofd. Het inkomen per hoofd ligt in
Duitsland 5 procent, Frankrijk 10 procent, Nederland 13 procent

60

ESB 26

januari 2007

en het Verenigd Koninkrijk 20 procent hoger dan in Italië (OECDcijfers en eigen berekeningen).
Ten tweede staan de overheidsfinanciën er niet best voor. Het
EMU-tekort lag afgelopen jaar op 4,8 procent, terwijl de Italiaanse
staatsschuld meer dan 100 procent van het bbp beloopt. En het
structurele financieringstekort (het begrotingssaldo gecorrigeerd
voor conjunctuurinvloeden) ligt al jaren boven de drie procent van
het bbp (OECD, 2006c).

Maar ambitieuze hervormingsagenda ontbreekt
Naast de hierboven geschetste zorgelijke situatie van de Italiaanse
economie, nopen ook de uitdagingen waar Italië – net als vele
andere EU-lidstaten – voor staat tot een ambitieuze hervormingsagenda (denk aan de vergrijzing,
globalisering en klimaatverandering).
Daarbij komt dat het bij deelname
Ook Italiaanse
aan een monetaire unie van belang is
taxichauffeurs
dat het aanpassingsvermogen van een
economie groot is; iets wat in Italië
hebben recent al
vandaag de dag nog niet het geval is.
laten zien dat zij
Maar desondanks ontbreekt zo’n echt
ambitieuze agenda (Munchau, 2006;
zich niet zonder
Wolf, 2006).

Tevens vraagtekens bij beleid

slag of stoot bij
de herordening
van hun markt
neerleggen.

Daarnaast is het de vraag of diverse
onderdelen van Prodi’s hervormingsagenda uit economisch oogpunt wel
zo goed zijn gekozen. Zo probeert de
Minister van Financiën Padoa-Schioppa
vooral via het verhogen van de belastingen het EMU-tekort te
reduceren, terwijl dit een negatief effect heeft op de prikkels om
te investeren en werken (OECD, 2006c). Het steviger snoeien in
de uitgaven gekoppeld aan het bewerkstelligen van een gunstigere
verhouding tussen de groeibevorderende uitgaven (denk aan onderwijs en innovatie) en meer consumptieve uitgaven lijkt mij een beter
alternatief.
Daarnaast vraag ik me af of het verstandig is om op dit moment de
taximarkt aan te pakken. Op zich is het uitstekend dat de mededinging wordt vergroot, want dit is een duidelijk knelpunt (OECD,
2003; OECD, 2005b). Maar vanuit macroperspectief lijken de
baten van het op de schop nemen van de in economisch opzicht bescheiden taximarkt gering, terwijl het aanpakken van de gevestigde
belangen in deze markt lastig is. Dit laatste bleek in Nederland,
maar ook Italiaanse taxichauffeurs hebben recent al laten zien dat
zij zich niet zonder slag of stoot bij de herordening van hun markt
neerleggen. Er valt dan ook veel voor te zeggen om voor de aanpak
van de kabinetten Balkenende te kiezen door de administratieve
lasten generiek met 25 procent te verlagen. Volgens het CPB is het
welvaartsverhogende effect van zo’n reductie (0,2 procent van het
bbp, na vijftien jaar zelfs 1,2 procent (CPB, 2004)) ongeveer net

discussie

zo groot als het aandeel van de gehele Nederlandse taximarkt in het
bbp. Daarnaast verbetert op termijn het EMU-saldo hierdoor met
0,3 procent-punt. Tevens zou Italië de aanbevelingen van de OESO
kunnen opvolgen door de concurrentie in de energie- en de telecommarkt te vergroten. Ook hiervan lijken mij de netto positieve effecten
aanzienlijk groter, omdat deze sectoren veel groter (in bbp-termen)
zijn én een sterkere impact hebben op de rest van de economie.

Conclusie
Van Aggelen heeft gelijk dat de regering Prodi de structurele
problemen serieuzer aanpakt dan de vorige kabinetsploeg van de
flamboyante Berlusconi. Maar gelet op de weinig florissante economische situatie knelt het dat het nieuwe Italiaanse kabinet vooralsnog geen echt ambitieuze hervormingsagenda heeft gepresenteerd.
Natuurlijk vergt het doorvoeren van pijnlijke maar noodzakelijke
hervormingen moed en doorzettingsvermogen. En dat is volgens
mij in het politieke landschap maar al te vaak een schaars goed.
Maar kritiek vanaf de zijlijn, zoals dat van de kredietbeoordelaars
Standard & Poor’s en Fitch, kan dan voor regeringsleiders een
welkom steuntje in de rug zijn om de binnenlandse tegenkrachten
te weerstaan. Premier Prodi zou er dan ook verstandig aan doen
om de kritiek aan te grijpen om alsnog die ambitieuze hervormingsagenda op te stellen. Deze zou uit drie speerpunten moeten
bestaan: i) het verhogen van de arbeidsparticipatie; ii) het verhogen van de arbeidsproductiviteit (door verhogen opleidingsniveau,
bevorderen innovatie en vergroten mededinging in sectoren die er
economisch toe doen (zoals energie-, telecom- en banksector)); en
iii) op orde brengen van het “overheidshuis†(tekortreductie door te
snijden in consumptieve overheidsuitgaven en reduceren red tape).
De basis hiervoor ligt er. Nu de rest nog.

Ron Hogenboom
Econoom te De Zilk

Literatuur
Aggelen, W. van (2006) Italië en het Luctor et emergo van Romano Prodi.
Economisch Statistische Berichten ( 91) 4499.
CPB (2004) Notitie Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten.
Den Haag.
Munchau, W. (2006) Instead of reform, it is Italian Politics as usual. Financial
Times. 23 October.
OECD (2003) Economic Surveys – Italy. Paris.
OECD (2005a) OECD Science, Technology and Industry Scoreboard. Paris.
OECD (2005b) Economic Surveys – Italy. Paris.
OECD (2006a) Education at a Glance – OECD indicators 2006. Paris.
OECD (2006b) OECD Factbook 2006 – Economic, Environmental and Social Statistics.

Reactie op Ron Hogenboom
Mijn artikel besprak niet alleen de hervormingsagenda van
Romano Prodi, maar tevens de economische problemen waarvoor
deze agenda een antwoord moet formuleren: de inflexibele arbeidsmarkt, de kleinschaligheid en uitgeholde concurrentiekracht
van het Italiaanse bedrijfsleven, de vergrijzing en de slechte staat
van ’s lands publieke financiën. Ron Hogenbooms analyse van de
structurele tekortkomingen van de Italiaanse economie verschilt in
dit opzicht niet wezenlijk van de mijne. Ik schreef dan ook dat de
kredietbeoordelaars van Standard & Poor’s en Fitch gelijk hebben
door de urgentie van de Italiaanse problematiek te willen benadrukken. In mijn artikel accentueerde ik bovendien, net als Ron
Hogenboom, dat de nadruk in de eerste begroting van de nieuwe
regering nog te zeer ligt op het verhogen van de inkomsten en te
weinig op structurele vermindering van de uitgaven. Toch is dat,
zoals ik ook betoogde, niet het hele verhaal.
Voor de lagere en middeninkomens wordt de inkomstenbelasting juist verlaagd. En door de vijf procent vermindering van de
cuneo fiscale, de premiedruk voor werkgevers, worden de lasten
op arbeid fors verlaagd, waardoor niet alleen de arbeidsparticipatie (een door Hogenboom eveneens onderstreept punt), maar
ook de concurrentiepositie van het bedrijfsleven wordt verbeterd.
Verder betreffen de liberaliseringsmaatregelen van minister van
Economische Zaken Bersani niet alleen de taximarkt, zoals Ron
Hogenboom suggereert, maar eveens andere dienstverlenende sectoren (zoals de juridische dienstverlening). Met Ron Hogenboom
ben ik van mening dat andere sectoren, zoals de energie- en
telecomsector, nog zouden moeten volgen. Het verhogen van de
uitgaven voor onderwijs en onderzoek en ontwikkeling (vanwege de
tekortsituatie bekritiseerd door de oppositie), speelt in op de ook
door Hogenboom benadrukte noodzaak om het innovatiepotentieel
te vergroten. Toegegeven, ook op dit terrein zijn meer inspanningen
gewenst en zou bijvoorbeeld het bevorderen van samenwerking
tussen bedrijfsleven en academische wereld een goede zaak zijn.
De regering heeft verder aangekondigd in het komende jaar met
voorstellen te komen voor nieuwe pensioenhervormingen en meer
marktwerking in de overgereguleerde dienstensectoren.
Laat het duidelijk zijn: alleen de reductie van het tekort, waarop
nu eindelijk weer wordt ingezet, is niet voldoende. Het lijdt daarom
geen twijfel dat de weg die de regering-Prodi te gaan heeft, lang
en niet zonder hobbels zal zijn. Het is echter ook wel eens goed
om je zegeningen te tellen: de Italiaanse regering geeft er blijk van
haar taak serieus te nemen en heeft met haar eerste begroting een
eerste steen geworpen. Laten we hopen dat er, zoals Prodi beloofd
heeft, nog vele zullen volgen.

Paris.
OECD (2006c) OECD Economic Outlook, Volume 2006, no. 80. Paris.
Wereldbank (2006) Doing Business in 2006. Washington DC.

Wouter van Aggelen

Wolf, M. (2006) Fiscal tightening and reform can rescue Italy’s economy. Financial

Werkzaam als Italië-specialist binnen het Economisch Bureau

Times, 25 October.

van ABN AMRO.

ESB 26

januari 2007

61

Auteurs