Ga direct naar de content

Bange twijfel

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 6 1988

Bange twijfel
Wordt 1988 het jaar van de recessie? De wereld
houdt de adem in. Dat het tempo van de economische
groei zal afzwakken is zeker. Maar hoe groot de terugval zal zijn is nog absoluut niet te voorzien. De cruciale
vraag is hoezeerde dubbele crisis — van beurs en dollar — consumenten en investeerders heeft geschokt.
Zullen zij hun plannen op grote schaal wijzigen, hun bestedingen beperken en daarmee de recessie over zich
zelf afroepen? Of trekken zij zich weinig aan van de consternatie op de financiele markten en blijven zij vertrouwen koesteren in de economische ‘fundamentals’, die
zo slecht nog niet zijn?
Laten we met de optimistische visie beginnen. Die
luidt dat de economische gevolgen van de beurskrach
beperkt zijn. Overal ter wereld zijn de grootste aandelenpakketten in handen van institutionele belggers, die
hun gedrag niet wijzigen op grand van korte-termijnkoersschommelingen. Alleen in de VS zijn relatief veel
aandelen in particuliere handen; daar zal het vermogensverlies tot een daling van de particuliere consumptie leiden, maar het effect hiervan is – zeker mondiaal
gezien – beperkt. De investeringsactiviteit wordt nauwelijks door de beurscrisis geschaad. Het klimaat voor
beursemissies is natuurlijk slechter geworden, maar
een echt knelpunt voor de investeringen is dat niet. Per
saldo zijn de gevolgen voor de effectieve vraag beperkt.
Dat het allemaal wel meevalt blijkt ook uit de cijfers die
sinds Zwarte Maandag beschikbaar zijn gekomen. In
ons land bij voorbeeld neemt het CBS geen noemenswaardige daling van de index van het consumentenvertrouwen waar. Deze index is een goede conjunctuurbarometer. Ook elders is geen sprake van een
vertrouwenscrisis.
Dat is mede te danken aan de verstandige reactie van
beleidswege op de gebeurtenissen van Zwarte Maandag. Door een ruime voorziening van liquide middelen
is paniek voorkomen. Nu komt het erop aan dat meer
structurele maatregelen worden genomen om de onevenwichtigheden aan te pakken. De overliquiditeit zal
weer uit de markt moeten worden genomen om heropleving van inflatie te voorkomen, maar vooralsnog is het
inflatiegevaar niet groot. Ook wat het budgettaire beleid
betreft zal het vrij nauw luisteren. Het Amerikaanse begrotingstekort moet dalen; tegelijkertijd moeten Japan
en West-Duitsland voor vervangende impulsen zorgen
om mondiale vraaguitval te voorkomen. Het recente akkoord over de Amerikaanse begroting is een stap in de
goede richting; ook Japan laat zich van zijn goede kant
zien; alleen West-Duitsland wordt nog door het inflatietrauma geremd. Maar de ontwikkelingen gaan de goede kant op. Het belangrijkste is dat de economische
structuur in de OESO-landen nu veel sterker is dan tien
jaar geleden, toen de wereld aan de vooravond stond
van de diepste recessie sinds de tweede wereldoorlog.
De val van de dollar door de bodem van het Louvreakkoord is natuurlijk geen sinecure, maar moet ook
weer niet al te zeer gedramatiseerd worden. Zeker, Europa en Japan zullen het moeilijker krijgen op de wereldmarkt, maar was het niet juist de bedoeling dat de
betalingsbalansonevenwicntigheden werden weggewerkt? De huidige dollarkoers van lets boven de / 1,80
kan wel ongeveer als het minimum worden gezien. Bij
deze koers liggen de arbeidskosten per eenheid produkt van Amerikaanse produkten onder die van de voornaamste concurrenten. De handelscijfers lieten in 1987
dan ook al een duidelijke groei van het exportvolume
zien. Dat het nominale handelstekort nog niet daalt,
komt door het beruchte J-curve-effect, maar eens zal
dat uitgewerkt zijn en dan zullen ook de tekortcijfers in
nominale termen snel verminderen. Gezien vanuit de

ESB 1-1-1988

koopkrachtpariteitstheorie zijn de huidige koersen zo
gek nog niet; op termijn zullen zij leiden tot evenwichtiger verhoudingen in de wereldeconomie.
Helaas bestaat er ook een zwartgalliger versie van
hetzelfde verhaal. Die luidt datde effecten van de beurskrach op de ree’le economic dan misschien wel mogen
meevallen, maar dat er al langer een vertraging van de
economische groei in de lucnt zit en dat die zich nu gaat
manifesteren. De opwaartse beweging van de conjunctuur heeft al uitzonderlijk lang geduurd. Met uitzondering van Japan, dat de consumptie sterk heeft gestimuleerd, loopt het groeitempo van de binnenlandse vraag
in de hele OESO al sinds begin 1987 terug. Bij de particuliere investeringen is de groei er zelfs helemaal uit.
Deze vertragingen zijn voorbodes van een naderende
recessie. Zij planten zich via het multiplier-acceleratormechanisme in de economie voort en doen de conjunctuur omslaan. De groei van de wereldhandel zal ook afzwakken, hetgeen de recessie versterkt. Dat
West-Duitsland en Japan het voortouw van de VS als
trekker van de international conjunctuur zullen overnemen, moet a. nog worden bewezen (de Duitsers weigeren pertinent) en b. helpt niet om een conjuncture^ inzinking te keren. Stimuleringsbeleid kan in het
gunstigste geval de komst van een recessie vertragen;
waarschijnlijker is het dat het alleen maar tot verstoringen van de economische structuur leidt.
Met de dollar zit het ook helemaal niet goed. We kunnen wel blijven wachten tot de bodem van de J-curve is
bereikt, maarde dollar is de afgelopen twee jaar in waarde gehalveerd en nog is geen verbetering van de lopende rekening zichtbaar. Het probleem is dat de Amerikaanse produkten niet langer concurrerend zijn op de
wereldmarkt. Zij voldoen niet aan de hoge kwaliteitseisen die daar worden gesteld. De dollar zal nog verder
moeten dalen — misschien wel tot het niveau van een
duitse mark — om vaste grand onder de voeten te krijgen. Steunaankopen door centrale banken hebben
geen enkele zin als de markt er geen vertrouwen in heeft
dat de dollar zich op een bepaalde koers kan handhaven. De vermindering van het begrotingstekort in de VS
verloopt ook uitermate traag. De regering-Reagan is
vleugellam. Voor de installatie van een nieuwe president valt geen krachtdadige aanpak van het tekort te
verwachten. We zijn dan al gauw anderhalf jaar verder.
Zoals gezegd is een kansberekening van het realiteitsgehalte van beide scenario’s niet te geven. De
OESO toont zich in haar jongste Economic outlook dan
ook buitengewoon onzeker over de perspectieven voor
de wereldeconomie. Uiteindelijk kiestzij wel voor het optimistische verhaal: voorspeld wordt dat de economische groei in 1988 in de OESO maar met een half procentpunt daalt en in 1989 nog eens met een half, maar
het is veelfaetekenend dat in een ‘technical note’ spoorboekjes worden gepresenteerd van de effecten van verdere dollardepreciatie onder verschillende beleidsveronderstellingen. De belangrijkste aanbeveling aan
politic! is dan ook dat zij voor alles door middel van duidelijke maatregelen de markt weer vertrouwen geven
dat de onevenwichtigheden in de wereldeconomie worden weggenomen.
De Nederlandse economie zal het in dit onzekere internationale klimaat in 1988 in elk geval niet gemakkelijk krijgen. De doelstellingen van het driesporenbeleid
van het kabinet-Lubbers II staan op de tocht. Toen het
kabinet de internationale conjunctuur mee had, heeft
het zijn doelstellingen maar ten dele kunnen realiseren.
Zal het wel lukken nu de conjunctuur tegen gaat zitten?

L. van der Geest

Auteur