Ga direct naar de content

Japan, de geldschieter van de wereld

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 6 1988

Japan, de geldschieter van de
wereld
Japan heeft zich in betrekkelijk korte tijd ontwikkeld tot de belangrijkste financiele
grootmacht ter wereld. De omvang van de Japanse beleggingen op b.v. de Amerikaanse
kapitaalmarkt is zo groot dat de Japanners een substantiate invloed op de Internationale
rente hebben. Alleen al het gerucht van een mogelijke desinteresse van Japanse
beleggers voor nieuw Amerikaans overheidspapier kan de lange rente in de VS met vele
basispunten omhoogdrijven. In dit artikel worden enkele achtergronden en gevolgen van
de Japanse financiele invasie geschetst.

DRS. W.W. BOONSTRA*
Inleiding

Ooizaken

Vanaf het midden van de jaren zeventig heeft Japan vrijwel steeds overschotten op de lopende rekening van zijn
betalingsbalans gegenereerd. De jaren volgend op de oliecrisis aan het einde van de jaren zeventig vormen op deze
regel een uitzondering. De Japanse overschotten zijn vanaf 1983 snel in omvang toegenomen (zie tabel 1).
De overschotten in het lopende verkeer leidden tot een
omvangrijke uitvoer van lang kapitaal. Deze kapitaaluitvoer
is de laatste jaren in een stroomversnelling geraakt en
overtreft zelfs bij voortduring de saldi op de lopende rekening. Aan de achtergronden van de Japanse overschotten
en de recente snelle groei ervan is elders al voldoende aandacht besteed1. Op deze plaats wordt hieraan dan ook verder nauwelijks aandacht geschonken. In dit artikel wordt
ingegaan op de invloed van Japan op de Internationale
geld- en kapitaalmarkten. Hierbij komt tevens de opkomst
van het Japanse bankwezen ter sprake. Centraal staat de
vraag of de Japanse invloed een tijdelijk dan wel een min
of meer permanent karakter heeft.

Achter de Japanse kapitaaluitvoer bevindt zich een aantal oorzaken die in navolging van Van Nieuwkerk kunnen
worden onderverdeeld in stuwkrachten en trekkrachten2.
Als eerste stuwkracht kan het reeds gememoreerde overschot op de Japanse lopende rekening worden genoemd.
Na de eerste oliecrisis kwam de Japanse economie op een
lager groeipad terecht. Tegelijkertijd liep de investeringsquote scherp terug, terwijl de particuliere spaarquote zich
* De auteur is medewerker van het Economisch Bureau Buitenland van de AMRO Bank. Dit artikel is op persoonlijke titel geschre-

ven.

1. Zie bij voorbeeld D. McLaughlin, The world’s largest creditor how long can Japan’s surplus last?, Midland Bank Review, zomer
1987, biz. 16-23; M. Matsukawa, The Japanese trade surplus and
capital outflow, Group of Thirthy Occasional Papers, nr. 22,1987;
daarnaast vormen de OECD Economic Surveys van de laatste jaren een ‘continuing story’ van het Japanse exportsucces.
2. M. van Nieuwkerk, Kapitaalexport, ESB, 15/22 april 1987,
biz. 352-358.

Tabel 1. De Japanse betalingsbalans, in mrd. dollar
1980-1982a

Saldo handelsbalans
Saldo lopende rekening
Netto lang kapitaal
Netto kapitaalopbrengsten
(pro memorie)

13,4
0,5
-7,4

0,6

a. Gemiddeld.
Bron: Bank of Japan; 1987:eigenraming.

14

1987

1983

1984

1985

1986

31,5
20,8
-17,7

44,3
35,0
-49,7

56,0
49,2
-64,5

97,7
86,0
-131,8

91
85

4,2

6,8

9,5

14

3,1

Tabel2. Buitenlandse effecten in handen van de belangrijkste financiele instellingen, ultimostanden in mrd. dollars, tussen
haakjes in procenten van net totaal

1985

1986

1987a

2,9 ( 0,5)

14,0( 1,4)

22,3 ( 1,6)

26,5 ( 1,6)

0,5 ( 0,1)
0,6 ( 1,1)
1,2 ( 0,9)

9,2 ( 1,7)
6,5 ( 4,4)
6,9 ( 3,1)
4,8 ( . )

15,9( 2,2)
11,0( 4,9)
10,6( 3,4)
10,2 ( . )

18,5(12,3)
5,5(6,0)
13,5( 3,8)

17,3( 4,1)
23,8 ( 9,3)
5,1 ( 8,7)

63,6 ( 8,9)
45,9(11,7)
8,6 ( 9,8)

86,6 ( 9,4)
55,9(12,0)
10,7(10,1)

1980
Banking accounts
Grate commerciele banken
(city banks)
Regionale banken
Trustbanken
Lange-termijnkredietbanken
Coop, landbouwbank
(Norinchukin Bank)
Trust accounts
Alle banken
Levensverzekeringsmaatschappijen
Overige verzekeringsmaatschappijen

.(
.(
.(

. )
. )
. )

a. Ultimo juli; verzekeringsmaatschappijen: ultimo mei.
Bron: Bank of Japan, Economic Statistics Monthly.

op een hoog niveau handhaafde. Met spaarsaldo van de
particuliere sector liep hierdoor op en werd slechts ten dele
door de overheid geabsorbeerd. Hierdoor vertoont de economie als geheel een spaaroverschot en daarmee een
overschot op de lopende rekening. Dit overschot zocht een
weg naar buiten.
De tweede stuwkracht komt vanuit het dereguleringsproces zoals dat plaatsvindt op de Japanse financiele markten. De Japanse financiele instellingen, die in de eerste
naoorlogse decennia nauwelijks contact met het buitenland hadden, kregen in toenemende mate oog voor ontwikkelingen over de grens. Voor een deel werd deze
interesse geTnduceerd door het gebrek aan goede investeringsmogelijkheden thuis. Daarnaast speelde een rol dat
de Bank of Japan het internationale kapitaalverkeer geleidelijk vrijmaakte van restricties om met behulp van de export van kapitaal de yen te behoeden voor een al te
scherpe appreciatie. Immers, na de ineenstorting van het
stelsel van Bretton Woods is de yen in principe een vrij
zwevende valuta.
In de jaren zeventig stond de yen verscheidene malen
bloot aan sterke opwaartse druk ten gevolge van de Japanse overschotten in het lopende verkeer. De Bank of Japan heeft in reactie hierop het internationale
kapitaalverkeer geleidelijk gedereguleerd. Onder invloed
van zowel economische krachten alsook politieke druk van
buiten af is de liberalisatie van de Japanse financiele markFiguur 1. De kapitaalmarktrente in de VS en Japan,
jaargemiddelden 1966 tot 1987IV

ten na 1980 in een stroomversnelling gekomen en zijn de
restricties op het internationale kapitaalverkeer en het
doen van transacties in vreemde valuta verder gereduceerd3.
Een direct gevolg van deze ontwikkeling is dat een toenemend aantal Japanse financiele instellingen actief is op
buitenlandse markten. Tegelijkertijd mogen ‘oudere’ marktpartijen een grater deel van de nun toevertrouwde middelen in het buitenland beleggen dan in het verleden. Zoals
uit label 2 blijkt is de laatste jaren het aandeel buitenlandse effecten in het balanstotaal van de verschillende Japanse financiele instellingen aanzienlijk gestegen4.
Tegelijkertijd kan uit deze tabel worden afgelezen dat zij
nog voldoende ruimte hebben om verdere beleggingen in
het buitenland te verrichten.
Als trekkracht moet in de eerste plaats worden gewezen
op het renteverschil tussen Japan en de Verenigde Staten.
Reeds vanaf het midden van de jaren zeventig ligt de kapitaalmarktrente in laatstgenoemd land aanzienlijk hoger
dan in Japan (zie figuur 1). Aangetrokken door dit rendementsverschil hebben Japanse beleggers grote bedragen
in vooral Amerikaanse overheidsobligaties gei’nvesteerd.
De kapitaalstroom vanuit Japan richting VS is blijven vloeien, ook toen de dollar zich in hoog tempo in benedenwaartse richting begon te begeven. Ten dele kan dit worden
verklaard uit het feit dat het hierdoor ontstane verlies op de
dollarbezittingen meer dan gecompenseerd werd door de
vermogenswinsten die werden geboekt door de internationale rentedaling5. Daarnaast werden beleggingen in de
Verenigde Staten door de dollardaling voor Japanse, maar
ook Europese beleggers, relatief goedkoop. Dit geldt uiteraard vooral voor portfolio-investeringen in de aandelensfeer of voor overnames van Amerikaanse bedrijven.

3. Zie N. Sato, Growth of investment in foreign bonds, in: Japan’s
financial markets, FAIR fact series, volume 31,1987; W.W. Boon-

stra, Bankwezen Japan : binnenlandse opbouw, Bank- en effectenbedrijf, juni 1987, biz. 188-192; of H.J. Schotsman, Bankwezen Japan : buitenlandse uitbouw, Bank- en effectenbedrijf, juni
1987, biz. 193-196.

4. Doordat in Japan een tamelijk strikte scheiding bestaat tussen
het bankbedrijf en het effectenbedrijf, wordt in de statistieken een
onderscheid gemaakt tussen ‘banking accounts’ en ‘trust accounts’. Dit onderscheid wordt in tabel 2 onverkort aangehouden
5. Zie Sato, op. cit., biz. 10.

ESB 1-1-1988

15

Tabel 3. De kapitaalbalans, in mrd. dollars

1983

Totale invoer lang kapitaal

Netto uitvoer lang kapitaal
Saldo basisbalans

1987a

35,0
– 56,8

49,2
– 81,8

86,0
-132,1

50,7
– 92,5

(-

(-

– 14,5
-102,0
(- 93,0)
– 15,6

– 9,3
– 68,0
(-57,4)
– 15,2

14,8
– 17,7
3,1

(wv. obligaties)

1986

– 3,6
– 16,0
(-12,5)
– 12,9

-overig

1985

20,8
– 32,5

Saldo lopende rekening
Totale uitvoer lang kapitaal
waarvan
– directe investeringen
– effecten

1984

7,1
– 49,7
– 14,7

0,6
-131,5
– 45,5

– 2,4
– 94,7
– 44,0

6,0
30,8
26,8)
20,0

6,5
59,8
53,5)
15,5

17,3
– 64,5
– 15,3

a..Januan—.iy.!i.!……,.._……. ………………………………….

Samenstelling
Wanneer de samenstelling van de Japanse kapitaaluitvoer wordt bekeken, dan valt als eerst&het belang op van
de post effecten. Deze nam in 1986 met $ 102,1 mrd. maar
liefst 77 % van het totaal voor zijn rekening (zie tabel 3).
Ook de directe investeringen vertonen een geleldelijke
groei, zij het met een veel lager tempo. Wel liggen de directe investeringen in de jaren tachtig aanmerkelijk hoger
dan in eerdere decennia. In 1986 vertoonden zij een zeer
snelle stijging, hetgeen een indicatie is van de reactie van
het Japanse bedrijfsleven op de snelle appreciate van de
yen tegenover de dollar. DaarnaastTs het doen van directe investeringen, vooral in de Verenigde Staten, als gevolg

van de opgetreden dollardepreciatie zeer aantrekkelijk geworden. In de eerste helft van 1987 bevonden de directe
investeringen zich opnieuw op een hoger niveau. De overige componenten van de kapitaaluitvoer spelen zowel in
absolute als in relatieve zin een ondergescnikte rol.

Regionale spreiding
Zowel bij de directe investeringen als bij de beleggingen
in buitenlandse effecten is het leeuwedeel naar de VS gegaan (zie tabellen 4 en 5). Gezien de omvang van de Amerikaanse markt is dit weinig verwonderlijk. Evenmin is het

Tabel 4. Regionale spreiding van directe investeringen, in
mrd. dollars, fiscale jaren (april-maart)

1982

1985

2,7
0,9

5,4
1,9

0,1
0,2
0,2

0,6
0,4
0,2

Overig

1,4
4,1

1,4
3,5

Totaal

7,7

Verenigde Staten
Europa

waarvan
-Nederland
-Verenigd Koninkrijk —
-West-Duitsland
Zuidoost-Azie

16

12,2

verwonderlijk dat als gevolg van de valutaire ontwikkelingen van de afgelopen jaren juist de Japanse directe investeringen in de VS snel zijn gestegen. Men kan door middel
van lokale produktie eenvoudiger concurreren op de Amerikaanse markt en ook kunnen protectionistische maatregelen op deze wijze worden omzeild. Bovendien kan op
deze wijze tegelijkertijd prof ijt worden getrokken van de lagere dollarkoers. Zo heeft het Japanse Mazda inmiddels
aangekondigd om reeds in 1988 auto’s vanuit de VS naar
Japan te exporteren. Het behoeft geen nadere toelichting
dat Japanse bedrijven op deze wijze ook beter kunnen concurreren op de Europese markt.
De Japanse voorkeur voor Amerikaanse effecten kan
worden verklaard uit het behoudende karakter van de Japanse belegger. Deze wenst zijn belegging bij voorkeur zo
liquide mogelijk te houden. Dit wil zeggen dat hij op een
willekeurig moment op grote schaal bezittingen wil kunnen
afstoten zonder dat dit ogenblikkelijk leidt tot een scherp
koersverlies. Hieruit volgt een afkeer van dunne markten.
Daarnaast moet uiteraard sprake zijn van een flink rendement. Gezien de enorme omvang van de Japanse kapitaalstroom is een markt echter al snel te dun. In de praktijk
blijken buiten Japan alleen de beurzen van New York, Londen en in mindere mate Frankfurt in Japanse ogen voldoende diepte te bezitten. Het zal geen verbazing wekken
dat Japanse beleggers een grote voorliefde hebben gekoesterd voor Amerikaanse staatsobligaties. Immers, een
dikkere markt bestaat er niet en gezien het nog altijd gro-

Tabel 5. Regionale spreiding van de effectenportefeuille,
in mrd. dollars

1980

1985

-1,6

Overig OESO
Overig

2,0
2,7
0,6

31,6
8,5
5,1
3,6

Totaal

3,8

59,8

1951-1985

25,3
11,0
1,6
3,1
1,3
19,5
27,8

83,6

Verenigde Staten

Europese Gemeenschap

Bron: M. Matsukawa. The Japanese trade surplus and capital outflow,
Group of Thirty Occasional Papers, nr. 22,1987, biz. 14.

te tekort op de Amerikaanse begroting is de uitgifte van
nieuw papier de komende jaren nog wel verzekerd.
Zoals gezegd heeft de dollardepreciatie van de afgelopen jaren de Japanse beleggers er niet van kunnen weerhouden om op grate schaal in dollars te blijven investeren.
Nu een verdere substantiele daling van de Amerikaanse
rente niet meer in delijnderverwachtingen ligt, lijktdeaandacht van de Japanse beleggers zich wel te verleggen
naar de aandelensfeer. Tevens begint men meer aandacht
voor beleggingen elders te krijgen. Zo zijn Japanse beleggers in toenemende mate actief op de Londense beurs en
maakte tot voor kort de Australische beurs, mede dank zij
het optreden van Japanse beleggers een hausse door.
Vanaf augustus 1987 lijkt de kapitaalstroom echter enigszins op te drogen. Zo bedroeg de netto uitvoer van lang kapitaal in augustus nog slechts $TT4 mrd. (juli: $ 18,5 mrd.).
Dit kan voor een deel worden verklaard uit een veranderende risicoperceptie van de Japanners, die leidt tot een
verminderde uitvoer van kapitaal en mogelijk zelfs enige
repatriering van fondsen. Daarnaast speelt een rol dat, nadat buitenlandse beleggers in 1986 en de eerste zeven
maanden van 1987 hoegenaamd geen interesse in Japanse effecten hebben getoond, in augustus sprake was van
een forse invoer van lang kapitaal. Deze ontwikkelingen ,
die overigens ook kunnen worden verklaard uit een verhoogde emissie-activiteit op de Tokyose beurs, lijken zich
in September en oktober te hebben doorgezet.

Beleggen met geleend geld

_______

Een aspect dat doorgaans enigszins wordt onderbelicht
is dat een niet te veronachtzamen deel van de Japanse kapitaaluitvoer is gefinancierd met geleend geld. Zoals uit de
betalingsbalans valt af te lezen, vertoont de basisbalans
(zijnde het saldo op de lopende rekening vermeerderd met
het netto lange kapitaalverkeer) al vele jaren een tekort.
Tegelijkertijd vertoont de officiele deviezenvoorraad een
gestage groei. De verklaring van dit fenomeen kan worden
gevonden in het bancaire kapitaalverkeer. Het Japanse
bankwezen heeft de afgelopen jaren een omvangrijk netto passief opgebouwd. Het blijkt dat zijn kantoren in vooral Londen omvangrijke bedragen aantrekken op de
eurovalutamarkt en deze vervolgens doorsluizen naar de
moederbank in Japan6.
Door zijn beleggingen in dollars ook in dollars te funden,
kan de belegger het valutarisico ontlopen. Doordat hij kort
leent en het aangetrokken geld uitzet in langlopende obligaties kan hij tevens profiteren van de marge tussen de
lange en de korte rentetarieven. Tot slot kan hij in tijden
met dalende rentevoeten gelijktijdig profiteren van een daling in zijn fundingkosten en een koerswinst op zijn beleggingen realiseren.
Er kleeft echter ook een nadeel aan deze ontwikkeling.
Een stijging van de korte rente kan zich hierdoor namelijk
versneld voortplanten in de lange sfeer. In zo’n situatie ziet
de belegger zich direct geconfronteerd met hogere fundingkosten, terwijl hij mag verwachten binnen afzienbare
termijn geen verdere vermogenswinst te kunnen boeken.
Eerder ligt in zo’n situatie een stijging van de lange rente,
en daarmee koersverlies, in de rede. Een logische reactie
is dan het afstoten van dollarbezittingen en het aflossen
van dollarverplichtingen. Gezien de omvang van de Japanse transacties zal een stijging van de korte dollartarieven
zich aldus snel en scherp kunnen voortplanten in de lange
sfeer. Het feit dat buitenlandse beleggers, voor zover zij
hun dollarbeleggingen hebben gefinancierd met geleende
dollars, geen valutarisico lopen, kan maken dat zij des te
heftiger reageren op verwachte rentewijzigingen.
Los hiervan is het aandeel van Japanse beleggers op de

ESB 1-1-1988

verschillende beurzen inmiddels zover opgelopen dat het
renteverlodp op de Amerikaanse kapitaalmarkt sterk wordt
bemvloed door hun gedrag. Sterker nog: alleen al geruchten omtrent de te verwachten desinteresse van Japanse
beleggers voor veilingen van nieuw Amerikaans overheidspapier doet de lange rente in de VS soms al met vele
basispunten tegelijk omhoogschieten.

De opkomst van de Japanse banken
Met de opkomst van Japan als kapitaalexporteur is ook
het Japanse bankwezen aan een snelle opmars begonnen. Deze opmars valt voor een deel te verklaren uit bovenstaande ontwikkelingen. Zoals Schotsman het uitdrukt:
“Het is voorde (Japanse) banken goed toeven aan de bron
van de uitgaande geldstroom”7. Daarnaast heeft het Japanse bankwezen uiteraard kunnen profiteren van de internationale expansie van de Japanse industrie.
Ook heeft de Bank of Japan een stimulerende rol gespeeld. Zoals reeds gesteld is het Japanse financiele stelsel vele decennia lang afgeschermd geweest van de
buitenwereld. Verderwas hetstelsel sterk gesegmenteerd,
waarbij de verschillende marktpartijen op streng afgebakende deelterreinen werkzaam waren8. De indruk bestaat
dat de Bank of Japan, toen deze eenmaal was doordrongen van het feit dat de Japanse financiele markten in toenemende mate zouden moeten worden gedereguleerd en
gei’nternationaliseerd, de banken heeft gestimuleerd om
naar het buitenland te gaan om ‘het vak te leren’, voordat
buitenlandse banken zouden kunnen doordringen in Japan. Het is een feit dat buitenlandse banken in Japan, ook
nadat het dereguleringsproces aan momentum had gewonnen, een marginale rol zijn blijven spelen. Het contrast
met de opmars van Japanse banken in het buitenland
(vooral de VS en het Verenigd Koninkrijk) is hier bijzonder
scherp.
Een saillant detail is de klacht van vooral Europese en
Amerikaanse bankiers dat Japanse banken zich schuldig
maken aan dumping van leningen. Het blijkt dat, net als
eerder de Japanse industrie, ook het Japanse bankwezen
het opbouwen van een groot marktaandeel belangrijker
vindt dan winstmaximalisatie op korte termijn.
Tot slot moet worden bedacht dat de internationale expansie van het Japanse bankwezen kwam in een tijd dat
de Amerikaanse, en in mindere mate de Europese banken
werden geplaagd door de nasleep van de internationale
schuldencrisis. Het Japanse bankwezen had hier, mede
doordat het relatief laat aan zijn internationale expansie is
begonnen, in veel mindere mate last van.

Toekomstige ontwikkelingen
Nu de opkomst van Japan als financiele grootmacht in
het voorgaande is geschetst, rijst de vraag hoe lang Japan
een belangrijke kapitaalverschaffer voorde rest van de wereld zal blijven. Daarnaast is het interessant om te weten
hoe het Japanse bankwezen zich zal gaan ontwikkelen.
De beantwoording van de eerste vraag hangt nauw samen met de toekomstige ontwikkeling van de Japanse lo-

6. International banking in London, Bank of England Quarterly
Bulletin, jg. 26, nr. 3, September 1986, biz. 367-378.
7. Schotsman, op. cit., biz. 195.
8. Zie bij voorbeeld M. Quintyn, Regulering en deregulering van

de financiele sector in Japan, Bank en financiewezen, april 1987,
biz. 65-73; of Boonstra, op. cit.

17

pende rekening. Deze wordt door tegengestelde krachten
bei’nvloed. Ten eerste zal de binnenlandse vraag, gestimuleerd door een aantal maatregelen van overheidswege,
een gezonde groei blijven vertonen. Dit zal, in combinatie
met een sterke valuta tot een toenemende importpenetratie leiden. Tegelijkertijd zal de exportgroei aanzienlijkzwakker zijn dan in het verleden als gevolg van de opgetreden
en eventueel nog op te treden waardestijging van de yen.
Het zal echter vele jaren in beslag nemen alvorens de lopende rekening tot voor het buitenland (lees: de VS) aanvaardbare properties is teruggebracht. Dit wordt voor een
deel veroorzaakt door de grote discrepantie tussen het niveau van de goederenexport en dat van de goederenimport. In 1986 bedroeg de verhouding tussen uitvoer en
invoer maar liefst 1,82. Dit betekent dat het groeitempo van
de import ai ver boven dat van de export moet liggen, wil
er geen sprake zijn van een verdere stijging van het overschot op de handelsbalans. Ook in het onzichtbare verkeer
is er een factor die het aanpassingsmechanisme vertraagt.
Doordat het door Japan in de loop der jaren opgebouwde
vermogen uiteraard opbrengsten genereert, heeft het traditionele tekort in het onzichtbare verkeer de neiging af te
nemen. Door dit alles zal het overschot op de Japanse lopende rekening de komende jaren slechts zeer geleidelijk
dalen.
Een logisch gevolg van de door ons verwachte ontwikkeling van de lopende rekening is dat Japan de komende jaren een belangrijke exporteur van kapitaal zal blijven. De
eerder gemelde stagnatie in de kapitaaluitstroom zal naar
mijn mening tijdelijk blijken te zijn. De door Japan opgebouwde netto crediteurpositie zal de komende jaren dan
ook verder worden uitgebouwd tot een orde van grootte
van $ 400 a 500 mrd. Over de samenstelling van de kapitaaluitvoer kan worden opgemerkt dat deze voor een belangrijker deel zal bestaan uit directe investeringen. De
sterke yen maakt het voor Japanse bedrijven aantrekkelijk
om produktiefaciliteiten te verplaatsen naar landen met
een zwakkere valuta. Momenteel lijken vooral de Verenigde Staten, Zuid-Korea en Taiwan van de grotere Japanse
investeringsactiviteitte profiteren. Daarnaast lijken het Verenigd Koninkrijk en lerland aantrekkelijke produktielokaties.
Ondanks de grotere investeringsactiviteit zal het leeuwedeel van de Japanse kapitaaluitvoer uit effecten blijven
bestaan. Net als in het verleden zal een groot deel hiervan
naar de Verenigde Staten gaan, alleen al omdat de beurs
van New York de meeste diepte heeft. Wel zal het accent
minder zwaar op de obligaties liggen dan in het verleden
het geval was, ofschoon de recente ontwikkelingen op de
effectenbeurzen de Japanners ongetwijfeld uiterst voorzichtig zullen doen zijn. Daarnaast zullen Japanse financiele instellingen door hun immer groeiende aanwezigheid
over de gehele wereld steeds meer kleinere, lokale beurFiguur2. De kapitaalmarktrente in de VS en Japan, januari
1986 totdecember 1987

r/y

zen op hun merites weten te beoordelen. Hierdoor zal de
activiteit van de Japanse beleggers op steeds meer plaatsen merkbaar worden.
Dit impliceert tevens dat de wereld zal moeten leren leven met het feit dat het sentiment van Japanse beleggers
in toenemende mate een stempel zal drukken op het Internationale renteverloop. Hoe groot hun invloed in deze is,
demonstreerden zij in april en mei van dit jaar. Het koersverloop van de dollar in de voorafgaande maanden had geleid tot een wantrouwen tegen deze valuta in Japan,
waardoor de Japanse kapitaalstroom richting de Verenigde Staten haperde. Dit leidde tegelijkertijd tot een scherpe
stijging van de lange rente aldaar (zie figuur 2), terwijl in
Japan het rendement op de zogenaamde ‘barometer bond’
inzakte tot onder de 3%, aangezien de overtollige middelen daar werden gestald.
De belangrijkste les uit deze gebeurtenis is dat de Amerikaanse monetaire autoriteiten bij de formulering van hun
beleid in toenemende mate rekening hebben te houden
met de belangen van anderen. Ook de Japanse banken
zullen de komende jaren prominent aanwezig blijven op de
internationale financiele markten. Alle factoren die hun opkomst tot dusver hebben ondersteund blijven ook de komende jaren aanwezig. Wel zal hun opmars worden
afgeremd, allereerst doordat het scherpe contrast tussen
het succes van Japanse banken in het buitenland en het
uitblijven daarvan bij de buitenlandse banken in Japan in
toenemende mate weerstanden oproept. Hierdoor kan Japan zich de komende jaren geconfronteerd zien met een
verscherping van het licentiebeleid in andere landen. Daarnaast kunnen zowel de banken als de beleggers schade
lijden als gevolg van protectionistische ‘plaagstootjes’9.
Het antwoord op deze ontwikkeling zal vooral bestaan uit
een verdergaande liberalisering van de financiele markten,
waardoor buitenlandse banken, althans op papier, een betere uitgangspositie krijgen om in Japan te opereren.
Afgezien van deze factoren, die de expansie van de Japanse banken zullen afremmen, zal ook de verhevigde
concurrentie op de financiele markten in Japan zelf — een
uitvloeisel van de verdergaande deregulering — slachtoffers gaan eisen. Tot slot moet hier worden opgemerkt dat
de door de Japanse banken gehanteerde strategic—eerst
marktaandeel, daarna winst — naar zijn aard niet onbeperkt lang kan worden volgehouden.

Besluit
Na het voorgaande moge het duidelijk zijn dat de Japanse positie op de internationale financiele markten de komende jaren bijzonder sterk zal blijven. Zelfs indien op
lange termijn de netto kapitaaluitvoer tot een halt mocht komen, dan nog blijft Japan een eminente marktpartij. Tegen
die tijd hebben de Japanse beleggers een portefeuille van
een dusdanige omvang opgebouwd, dat verhoudingsgewijs geringe aanpassingen in de samenstelling hiervan tot
omvangrijke kapitaalstromen zullen leiden. Wel zal, doordat in die situatie ook de handelspositie is genormaliseerd,
Japan aanzienlijk minder in de schijnwerpers staan van de
internationale opinie. Het land zal zich dan hebben gevoegd in het rijtje ‘renteniersnaties’, waartoe onder andere
het Verenigd Koninkrijk, Saoedi-Arabie, Zwitserland en in
zekere zin ook Nederland behoren.
Wim Boonstra
9. Zo werd het voormalige pand van de Financial Times, Bracken
House, kort nadat het voor een vermogen was aangeschaft door
een groep Japanse beleggers, door de Britse overheid op de monumentenlijst geplaatst.

18

Auteur