■ Koos Arts en Ferdy Otten (CBS)
Vanaf 2000 was de gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers met zowel een westerse als een niet-westerse migratieachtergrond in alle jaren hoger dan die van werknemers van Nederlandse herkomst. De verschillen varieerden tussen de drie en de acht maanden. Het aantal niet-westerse werknemers dat met pensioen gaat liep als gevolg van de vergrijzing bij de eerste generatie op van 900 personen in 2000 naar 2.700 personen in 2016.
Gaat het om de instroom in een arbeidsongeschiktheidsuitkering (AO-uitkering is hoofdinkomen) dan is bij werknemers van 55 jaar en ouder een ander patroon zichtbaar. Bij werknemers met een westerse migratieachtergrond verschilde in deze periode de gemiddelde leeftijd van arbeidsongeschiktheid niet van die van werknemers van Nederlandse herkomst. Bij werknemers met een niet-westerse migratieachtergrond lag de gemiddelde leeftijd van arbeidsongeschiktheid in al die jaren daarentegen op een lager niveau, variërend van minimaal drie à vier maanden tot één jaar in 2015 en 2016. Kortom, vergeleken bij werknemers van Nederlandse herkomst raken niet-westerse werknemers op jongere leeftijd arbeidsongeschikt, maar degenen die in het arbeidsproces blijven, werken wel langer door.
Het aantal niet-westerse werknemers in de leeftijdsgroep van 55 jaar en ouder dat jaarlijks arbeidsongeschikt geraakt, liep op van zo’n 300 in de beginjaren van dit millennium naar 700 in 2016. Niet-westerse werknemers zijn door de bank genomen lager opgeleid dan Nederlandse werknemers. Dit geldt in het bijzonder voor de eerste generatie niet-westerlingen. Uit elders uitgevoerd onderzoek komt naar voren dat laagopgeleiden om financiële redenen veelal langer doorwerken dan hogeropgeleiden, maar dat ze tegelijkertijd vanwege een veelal ongezondere leefstijl en (fysiek) zwaardere werkbelasting meer gezondheidsrisico’s lopen.
Auteurs
Categorieën