In Nederland maken kinderen al vroeg belangrijke onderwijskeuzes. Na de basisschool worden leerlingen veelal door een Cito Eindtoets geselecteerd naar verwacht eindniveau. Vervolgens moeten er binnen die niveaus al snel keuzes worden gemaakt, die bepalend zijn voor de rest van het leven. Van dit proces kan ik me nog goed herinneren dat mijn ouders wilden dat ik zo hoog mogelijk zou insteken in de brugklas. Dit leidde tot frustratie, omdat mijn voetbalvrienden en masse naar de mavo vertrokken. Vervolgens moesten in 3 VWO keuzes worden gemaakt over het vakkenpakket. Omdat ik als vijftienjarige onzekere puber de economieleraar wel een leuke man vond en hij interessante verhalen kon vertellen over de Grote Depressie, ben ik die kant opgegaan (met boekhouden op de koop toe). Heeft niet slecht uitgepakt, maar achteraf mijmer ik nog wel eens over een carrière als medicus.
Toch is het de vraag of deze vroege selectie efficiënt is. Hier is onderzoek naar gedaan en het lijkt er op dat er waarschijnlijk meer nadelen aan kleven dan dat er voordelen te behalen zijn (zie hier). Een systeem verander je echter niet zomaar. Daarom hebben mijn UM-collega’s Eva Feron, Trudie Schils en ik de afgelopen tijd bekeken hoe effectief de plaatsing van leerlingen van de basisschool naar het voortgezet onderwijs is en wat een effectieve plaatsing voorspelt.
Een eerste observatie is dat er geen systematische nationale gegevens zijn over hoe een volledige schoolcarrière voor Nederlandse kinderen er uit ziet. Er worden door verschillende instanties gegevens bijgehouden en verzameld, maar het lijkt in de praktijk vooralsnog onmogelijk om de gegevens te koppelen. Op het consultatiebureau worden gegevens verzameld over de “startwaardes” van het leven en de ontwikkeling van dreumes tot en met peuter. Vervolgens worden op de basisschool (van kleuter tot bijna puber) allerlei toetsen afgenomen die cumuleren tot een score op een eindtoets. Uit allerlei internationaal onderzoek blijkt dat er sterke verbanden zijn tussen de vroege ontwikkeling en de prestaties op de basisschool, maar in Nederland is dit niet beschikbaar. Jammer, want we weten nu feitelijk niet wat succesvolle lagere scholen of kinderen die het goed doen op zo’n toets zo succesvol maakt. Zijn het de betrokken ouders, gaat het vanzelf als er maar genoeg gezond eten in wordt gestopt of is het de toegewijde leerkracht of toch de wijk waarin een kind opgroeit? Dan gaat een kind naar de middelbare school waar we het zicht helemaal verliezen, totdat er een diploma uit het systeem rolt. Wat de ontwikkeling van kinderen in de pubertijd is, weten we dus nauwelijks op wat statistiekjes over voortijdig schoolverlaten en dergelijke na.
In Limburg is een initiatief ontwikkeld om gegevens van jonge kinderen beter te benutten en systematischer te verzamelen. Dit kan op dit moment alleen met medewerking van een groot aantal scholen en andere instanties die besluiten om een dergelijk initiatief te ondersteunen. Wij hebben gebruik gemaakt van een eerste golf van deze gegevens om te bekijken in hoeverre de Cito Eindtoets voorspellend is voor de eerste jaren van de onderwijsloopbaan in het voortgezet onderwijs. We weten waar de kinderen in 3VO zitten en wat hun cijfers zijn op een gestandaardiseerde toets. Tevens weten we waar ze door de middelbare school zijn geplaatst in 1VO. Ook weten we wat de score op de Cito Eindtoets in groep 8 was en welk advies de leerkracht op de basisschool heeft gegeven. Dit klinkt als standaardinformatie die we van alle kinderen zouden willen weten als we al zo vroeg gaan sorteren naar niveau, maar dat is het dus niet.
In de analyse richten we ons op de extra waarde van het advies van de leerkracht in groep 8 bovenop het advies dat uit de eindtoets rolt. We bekijken in hoeverre het advies van de leerkracht en de eindtoets voorspellend zijn voor plaatsing aan het begin van de carrière in het voortgezet onderwijs en op het verloop tot en met 3VO (het tot nu toe laatste punt in de data). Kinderen maken eerst de eindtoets en daarna geeft de leerkracht een advies over de middelbare school. De analyses laten zien dat het advies van de leerkracht ongeveer twee keer zo belangrijk is als de score op de eindtoets als het gaat om het bepalen van het onderwijsniveau waarop de leerling wordt geplaatst in het eerste jaar van het voortgezet onderwijs. Het advies van de leerkracht blijkt ook beter te voorspellen op welk onderwijsniveau de leerling na drie jaar voortgezet onderwijs zit. Leerlingen die van onderwijsniveau veranderen in de eerste drie jaar van het voortgezet onderwijs zijn vaker in het eerste jaar geplaatst volgens de score op de Cito eindtoets. Ongeveer een kwart van de leerlingen verandert van onderwijsniveau in de eerste drie jaren van het voortgezet onderwijs. Het toevoegen van het advies van de leerkracht bij het beeld dat op de toets naar voren komt, lijkt dus op basis van deze eerste analyses een waardevolle manier om kinderen te sorteren naar onderwijsniveau.
Deze sample van kinderen die wordt gevolgd wordt vanzelf ouder, waardoor we kunnen bekijken hoe het ze verder vergaat en hopelijk zelfs kunnen bezien hoe ze het op de arbeidsmarkt en op andere sociaaleconomische uitkomsten gaan doen. Hopelijk gaan we ook de andere kant op data verzamelen waarbij we vanaf geboorte kinderen gaan volgen.
Auteur
Categorieën