Ga direct naar de content

Langer werken… als ondernemer

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 31 2003

Langer werken… als ondernemer
Aute ur(s ):
Bosma, N.S. (auteur)
Rosenbrand, M.E. (auteur)
Dirks, F. (auteur)
Bosma is werkzaam b ij het Economisch Instituut Midden- en kleinb edrijf (eim). Rosenbrand is en Dirks was werkzaam bij de Raad voor het
Zelfstandig Ondernemerschap (rzo). Met dank aan Brigitte van der Burg, Nelleke Meijer, Heleen Stigter, Paul Vroonhof en Sander Wennekers.
m.rosenb rand@rzo.nl nbo@eim.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4418, pagina 524, 31 oktober 2003 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
arbeidsparticipatie

Ouderen zullen langer moeten doorwerken om de vergrijzing op te vangen. Doorwerken in loondienst ligt voor de hand, maar een
toenemende groep ouderen kiest voor het ondernemerschap. Ondanks verschillen met hun jongere ‘vakgenoten’, presteren ze niet
minder
Vanwege de vergrijzing staat de arbeidsparticipatie van ouderen volop in de belangstelling. Beleidsmakers pleiten voor een langere
participatie van werknemers aan het arbeidsproces, hetgeen zij willen realiseren door de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen en de
belastingvoordelen op de vut en prepensioen af te schaffen. De oudere werknemer staat midden in de belangstelling, maar hoe gaat het
eigenlijk met de oudere starter?
Dit artikel geeft een beeld van oudere startende ondernemers. Wat kenmerkt hen? Waarom beginnen ze op latere leeftijd aan een
onderneming en hoe succesvol zijn ze daarin? Ook wordt ingegaan op enkele maatregelen die het starten van een onderneming door deze
groep vijftigplussers kunnen bevorderen. Met het oog op het thans actuele thema van langer werken is ondernemerschap immers een
reële optie.
Meer oudere starters
Tussen 1994 en 1999 is het aandeel starters van vijftig jaar en ouder in Nederland gestegen met zo’n drie procentpunt van acht naar elf
procent van het totaal aantal starters1 Hiermee groeide het aandeel oudere starters in die periode met 38 procent, terwijl het totaal aantal
starters met slechts negentien procent steeg. Ook afgezet tegen een groei van zestien procent van de bevolking in de leeftijd tussen de
50 en 65 jaar is het aantal oudere starters sterker toegenomen2
Ondanks deze inhaalslag loopt Nederland internationaal gezien achter. Het aandeel oudere starters dat bezig is met het starten of leiden
van een nieuwe onderneming is gering (zie figuur 1). Overigens loopt Nederland ongeacht de leeftijdsgroep achter met betrekking tot
‘nieuw ondernemerschap’. Eén van de algemene oorzaken voor dit geringe ondernemerschap is dat Nederland vooral ten opzichte van
Angelsaksische landen meer risicomijdend is. Uit peilingen blijkt dat 46 procent van de Nederlanders van mening is dat men niet een
onderneming moet starten als het risico bestaat dat de onderneming niet levensvatbaar is. Voor het Verenigd Koninkrijk, Ierland en de
Verenigde Staten liggen deze percentages veel lager (respectievelijk 34, 27 en 25 procent) 3 Uit hetzelfde onderzoek blijkt bovendien dat
men – meer dan in de Angelsaksische landen – een negatieve houding heeft ten opzichte van mensen die er niet in slagen een bedrijf te
handhaven. Men is zeer terughoudend met het aanschaffen van producten van eerder gefailleerde ondernemers en met het doen van
investeringen in hun ondernemingen. Daarnaast speelt mee dat in het Nederlandse onderwijs in vergelijking met omringende landen tot
voor kort weinig concrete aandacht is besteed aan ondernemerschap als mogelijke carrièreoptie4 Voor oudere starters speelt bovendien
een rol dat het socialezekerheidsstelsel weinig stimulerend werkt om te ondernemen. De mogelijkheid om rond het zestigste levensjaar
met de vut of met prepensioen te gaan, zal vijftigplussers allerminst stimuleren om – in het zicht van de veilige haven – een bedrijf op te
starten. Als ondernemer zal men de verdere pensioenopbouw zelf moeten regelen, via bijvoorbeeld een lijfrentepolis.

Figuur 1. Percentage personen in de bevolking tussen 55 en 74 jaar dat bezig is met ‘nieuw ondernemerschap’, met 95-procents
betrouwbaarheidsintervallen, 2002a
a. Nieuw ondernemerschap betreft personen die hetzij actief bezig zijn met het opzetten van een onderneming of een onderneming
leiden die jonger is dan drieënhalf jaar.
Bron: Databank Global Entrepreneurship Monitor 2002, zie www.gemconsortium.org.
Nederland mag dan niet bepaald voorop lopen bij het ontstaan van ‘nieuw ondernemerschap’, de overlevingskansen van pas gestarte
ondernemingen in Nederland liggen over het geheel genomen hoger dan in andere landen. Zo is in de vs meer dan de helft van de nieuwe
bedrijven na vier jaar verdwenen, terwijl in Nederland zestig procent van de nieuwe bedrijven dan nog bestaat5 Dit kan er op duiden dat
Nederlanders zich relatief goed voorbereiden op een start.
Kenmerken oudere starter
De positie van de starter van vijftig jaar en ouder is over het algemeen tamelijk gunstig. Uit diverse onderzoeken blijkt dat nieuwe
ondernemingen kansrijker zijn indien zij beschikken over grotere hoeveelheden menselijk kapitaal, sociaal kapitaal en financieel kapitaal6
Starters van vijftig jaar en ouder beschikken hier doorgaans in ruime mate over. Zo hebben ze een uitgebreid netwerk en een relatief groot
gedeelte van deze groep starters heeft een opleiding op hbo- of wetenschappelijk niveau voltooid (zie tabel 1).

Tabel 1. Achtergrond- en startkenmerken van starters, vijftigplussers tegenover alle starters, 1999, in procenten
starters van vijftig jaar en ouder
achtergrondkenmerken
vrouwelijk
hbo/wo
grotendeels afhankelijk van
onderneming voor levensonderhoud
andere onderneming opgericht?
startkenmerken
eenmanszaak
met personeel
levenspartner werkzaam in de
onderneming
startkapitaal van meer dan € 11.344
parttime bij start (minder dan 30 uur
werkzaam in onderneming)
sectorena
industrie, groothandel, bouw
detailhandel
horeca, vervoer en communicatie
dienstverlening

alle starters

21a

33

62a

38
28a

46

13

9
79

77

5

9
23
36a

30
33

60a

49

9

23

11
4
76

12
7
58

a. Deze kenmerken dan wel alle sectoren verschillen voor de oudere
starter significant met alle starters op een 95-procentsniveau.
Bron: zie voetnoot 1.

Een ander opvallend kenmerk is dat oudere starters minder vaak afhankelijk zijn van de onderneming voor hun levensonderhoud. Dit
betekent dat zij of hun partners vaak een andere bron van inkomsten, zoals een dienstbetrekking, hebben. Het is dan ook niet vreemd dat
oudere starters vaker parttime ondernemen.
Starters van vijftig jaar en ouder blijken vooral aanwezig in de dienstverlening en minder in de industrie, groothandel en bouw. Een
mogelijke verklaring hiervoor is dat voor de dienstverlenende sector een hoog opleidingsniveau, ervaring en hebben van een groot
netwerk relatief belangrijke voorwaarden voor succes zijn. Deze eigenschappen hebben oudere starters meer dan jongere ondernemers.
Startmotieven
Binnen de groep oudere starters wordt (dreigende) werkloosheid en ontevredenheid met de huidige baan vaker genoemd als aanleiding
om een onderneming te starten ten opzichte van alle ondernemers (zie tabel 2). In de jaren negentig is gemiddeld ruim één op de drie
starters van vijftig jaar en ouder gestart vanuit een werkloosheidsperspectief. Dit perspectief leidt bij vijftigplussers vaker daadwerkelijk
tot ondernemerschap, aangezien hun kansen op het vinden van een andere baan veel geringer zijn dan voor jongere werkzoekenden.

Tabel 2. Beweegreden van starters, vijftigplussers tegenover alle starters, 1999, in procenten
starters van vijftig jaar en ouder
aanleiding
werkloosheid

37a

alle starters

18

ontevredenheid baan
dreigende werkloosheid
motivatie
uit nood geboren
gunstige economische conjunctuur
eigen financiële middelen
vanzelf ingegroeid
gat in de markt
meer geld verdienen
arbeid en zorg combineren
eigen baas zijn
specifieke werkzaamheden
uitdaging

39a
21a

60
13

30a
49

18
56

58
65
34
40a
26a
73a
74
81a

57
64
42
64
47
87
75
91

a. Significant verschil met alle starters op een 95-procentsniveau.
Bron: zie voetnoot 2.

Uit multivariate analyses, waarbij de invloed van achtergrondkenmerken en motivaties op elkaar zijn weggenomen, blijken oudere starters
in vergelijking met jongere starters wel minder vaak een positieve motivatie te hebben. Oudere starters noemen de positieve motivatie
“eigen baas zijn” minder vaak en de negatieve motivatie “uit nood geboren” vaker. Het ‘moeten’ starten van een onderneming leeft vooral
onder starters die financieel afhankelijk zijn van de inkomsten uit de onderneming en lager opgeleid zijn7
Succes onderneming
Alhoewel er duidelijke verschillen in startkenmerken en startmotivatie tussen oudere starters en alle starters bestaan, presteren de
ondernemers uit beide leeftijdscategorieën even goed. Uit tabel 3 blijkt dat de gemiddelde bestaansduur in maanden niet significant
verschilt. De overlevingskansen zijn dus op het eerste gezicht gelijk. Ook is er qua personeelsomvang en winst nauwelijks verschil
tussen oudere en alle ondernemers die na drie jaar nog operationeel zijn. Deze gelijke prestatie is, gezien de verschillen in achtergrond en
startmotieven tussen de oudere en alle starters, opmerkelijk te noemen. Dit kan mogelijk komen doordat de negatieve startmotivatie als
het ware gecompenseerd wordt door positieve kenmerken, zoals het hogere opleidingsniveau.

Tabel 3. Gemiddelde bestaansduur en prestaties drieënhalf jaar na de start
bestaansduur in
maanden
starters 50+
n
starters 50n

35,9
114
34,7
1178

winst, in duizenden
guldens, 1997
53.590
85
54.551
780

omvang personeel,
1997, in fte’s
2,06
85
1,45
780

Deze kenmerken dan wel alle sectoren verschillen voor de oudere starter significant met alle starters op een 95-procentsniveau. Het
betreft starters in 1994, waarvan de prestaties tot en met 1997 gemeten zijn.
Bron: eim Jongebedrijvenpanel

Toekomst
Het ziet er naar uit dat het aantal starters van vijftig jaar en ouder in de nabije toekomst verder zal stijgen. De steeds verdergaande
vergrijzing zal waarschijnlijk een groter ‘aanbod’ van oudere starters tot gevolg hebben. Dit hangt ook af van de vraag hoe het aandeel
vijftigplussers dat voor het ondernemerschap kiest, zich zal ontwikkelen. Op de korte termijn zal de huidige daling van het aantal
startende ondernemers, die voornamelijk veroorzaakt wordt door de slechtere economische omstandigheden, zich waarschijnlijk
voortzetten. Deze slechtere economische omstandigheden zorgen er voor dat de werkloosheid stijgt. Werkloosheid is vooral onder
ouderen door hun slechtere arbeidsmarktsituatie een aanleiding om de stap naar het ondernemerschap te zetten. De voorziene
aanpassingen van het sociale zekerheidsstelsel zullen dit, zoals al gezegd, verder stimuleren. De overgang van een pensioenstelsel van
eindloon naar middelloon zal eveneens een positieve stimulans zijn voor vijftigplussers om te kiezen voor het ondernemerschap. De
pensioenuitkering zal op die leeftijd immers minder negatief door de keuze van het ondernemerschap worden beïnvloed dan bij een
eindloonstelsel. Verder denken Nederlanders tegenwoordig over het algemeen positiever over het ondernemerschap dan zo’n twintig jaar
geleden8 De komende generatie vijftigplussers zou daarom meer geïnteresseerd kunnen zijn in ondernemerschap dan de huidige
generatie, die toch meer is opgegroeid met het idee van ‘life-time employment’. Er zijn, kortom, signalen die er op wijzen dat het aantal
oudere starters in de komende periode toe zal nemen.
Beleid
De groep mensen van 50 tot 65 jaar zal de komende decennia groeien. Over twintig jaar maakt deze groep 21 procent van de bevolking uit,
tegenover achttien procent nu. Van deze groep verwacht men bovendien dat zij meer dan nu economisch actief zal moeten zijn. Naast
langer werken in loondienst, zal een deel van deze groep kiezen voor het ondernemerschap. Omdat zij even succesvol zijn als andere
ondernemers, is het voor de overheid aantrekkelijk om de overgang naar het ondernemerschap bij mensen van vijftig jaar en ouder
makkelijker te maken.
Overgang vanuit WW

Overgang vanuit WW
Een gedeelte van de starters van vijftig jaar of ouder start vanuit (dreigende) werkloosheid. Juist de overstap vanuit een
werkloosheidsituatie wordt op dit moment nog bemoeilijkt. Naar rato van het aantal gewerkte uren in de onderneming worden deze
ondernemers gekort op hun ww-uitkering. Omdat een onderneming in de eerste periode na de start meestal zeer weinig oplevert, kan
hierdoor het inkomen zakken tot bijstandsniveau. Op basis van de Wet experimenten ww loopt op dit moment een proef waarbij in de
eerste zes maanden niet op basis van het aantal gewerkte uren wordt gekort, maar op basis van de inkomsten die de ondernemer behaalt.
Dit soort initiatieven stimuleert de overstap naar het ondernemerschap.
Begeleiding en voorlichting
Uit onderzoek blijkt dat starters van vijftig jaar en ouder vaak een grotere mentale omslag moeten maken9 Het uitvoeren van verder
onderzoek naar de optimale begeleiding is wenselijk. Naast het verbeteren van de begeleiding kunnen intermediaire organisaties, zoals
Kamer van Koophandels, brancheorganisaties, Syntens, et cetera, een belangrijke rol spelen bij het onder de aandacht brengen van de
kansen die het ondernemerschap biedt aan vijftigplussers.
Conclusie
Hoewel de achtergrondkenmerken en startmotivatie van oudere starters verschillen van die van jongere starters, kan geconcludeerd
worden dat beide groepen even succesvol zijn wat betreft winst, personeelsgroei en bestaansduur. Het is dan ook zeker de moeite waard
voor de overheid om de overgang naar het ondernemerschap van vijftigplussers te bevorderen. Hierbij kan onder andere gedacht
worden aan meer voorlichting, een beter passende begeleiding en een makkelijker overgang vanuit een situatie van werkloosheid.
Niels Bosma, Marlies Rosenbrand en Frank Dirks

1 F. Dirks, M.E. Rosenbrand en N. S.Bosma, De overstap naar het ondernemerschap: levensloop, beweegredenen en obstakels, OSA,
Den Haag, 2003. Gegevens uit 1999 betreffen ondernemers die gestart zijn in 1998 en 1999.
2 Bron: CBS Statline, 2003; F. Dirks en anderen, op. cit., 2003. Omdat na het vijfenzestigste jaar slechts enkelen een eigen onderneming
starten, zijn 65-plussers buiten beschouwing gelaten.
3 Flash Eurobarometer 134, Entrepreneurship, EOS Gallup Europe, november 2002.
4 N.S. Bosma, H. Stigter en A.R.M. Wennekers, The long road to the entrepreneurial society; Global entrepreneurship monitor 2001
The Netherlands, EIM, Zoetermeer, 2002.
5 W.H.J. Verhoeven en J.A. Becht, Benchmark ondernemerschap, EIM, Zoetermeer, 2000.
6 Zie bijvoorbeeld J. Brüderl, P. Preisendorfer en R. Ziegler, Survival chances of newly founded business organizations, American
Sociological Review, jrg. 77, 1992, blz. 227-242; L. Pennings, K. Lee en A. van Witteloostuijn, Human capital, social capital, and firm
dissolution, Academy of Management Journal, jrg. 41, 1998, blz. 425-440.
7 F. Dirks en anderen, op. cit., 2003.
8 N.S. Bosma en anderen, op. cit., 2002.
9 J. Geerlof, M. de Gier en J. ten Kroode, Ouderen en ondernemen. Een inventarisatie naar ondernemershuizen en kansen voor oudere
ondernemers. B&A groep, Den Haag, 2002.

Copyright © 2003 – 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur