Ga direct naar de content

Hersenschimmen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 22 2008

column

Bernard van Praag

Hersenschimmen
Vanochtend viel mijn oog in de krant op een uitgelekt
bericht over een vertrouwelijk rapport over windmolens.
Het blijkt dat veel gemeentes de plaatsing van wind­
molens trachten te blokkeren omdat ze het landschap
ontsieren en veel lawaai maken voor omwonenden. Om
een goed idee te krijgen van de impact op het land­
schap moet je maar eens een fietstochtje maken door
de polder over de Spaarndammerdijk. Dan zie je goed
hoe zo’n prachtige groene polder onder de rook van
Amsterdam wordt verpest door een tiental windmolens
die onlangs bij de Amsterdamse Westhaven zijn ge­
plaatst. Het interessante is hier ook dat de windmolens
zijn geplaatst op Amsterdams grondgebied maar dat
het niet geringe negatieve externe effect ten laste komt
van de gemeente Haarlemmerliede. Zoals ik in mijn
column in de ESB van 2 november 2007 al aangaf
is deze windmolenmanie van minister Cramer ook op
economische gronden een schip van bijleggen voor de
gemeenschap. Eindelijk lijkt de Nederlander op dit ge­
bied wakker te worden en te gaan beseffen dat het om
een hersenschim gaat. Verdere hoopgevende informatie
vindt men bij het Kritisch Platform Windenergie.
Laten we het nu hebben over een andere hersenschim
die leidt tot beleid op drijfzand. Ook op het gebied van
de vergrijzing wordt ons zand in de ogen gestrooid.
Vaak lees je uitspraken als: het hoogtepunt van de
vergrijzing bereiken we omstreeks 2035. Zo stelde
Gijs Beets, medewerker van het NIDI, in het NRC
Handelsblad van 2 augustus jongstleden. dat “de
vergrijzing in 2033 al bijna voorbij isâ€. Zulke uitspraken
suggereren dat de vergrijzing een tijdelijk verschijnsel
zou zijn dat over een tiental jaren weer voorbij is, en
dat het daarna weer business as usual zou worden. En
dan wordt de verleiding sterk om eigenlijk maar geen
structurele maatregelen te nemen met betrekking tot
arbeidsmarkt, sociale zekerheid en zorg, maar het te
laten bij pappen en nat houden en de komende onge­
makkelijke decennia maar min of meer lijdzaam uit te
zitten. Dat komt de politici wel goed uit, want struc­
turele hervormingen, die per definitie ingaan tegen de
gevestigde belangen van een aantal maatschappelijke
partijen zijn moeilijk en slechts met veel vertraging in
de praktijk te implementeren.
Daarom moet het nog maar eens gezegd worden, ook
al is het niet leuk, dat de vergrijzing na 2033 helemaal
niet over is. Ook immigratie op het huidige niveau zal
hier niets aan veranderen. Het demografische proces
wordt in essentie beschreven door een aantal lineaire
differentievergelijkingen. Economen kennen die van het
spinneweb-theorema, het multiplier-accelerator model

van Samuelson en vele andere dynamische modellen.
Het zijn verschijnselen waarbij variabelen op tijdstip t
mede bepaald worden door variabelen op tijdstip t–1,
t–2, … In de demografie gaat het om leeftijdscohorten,
waarbij bijvoorbeeld het aantal in 2008 geborenen
a
­ fhangt van de omvang van de cohorten van hun
ouders, die zelf geboren werden in de jaren 1950 tot
1992. Het proces wordt bepaald door structurele pa­
rameters, de geboortevoeten per leeftijdscohort. Laten
we ze kortheidshalve samenvatten als de fertiliteit β
per vrouw. Wanneer die structurele parameters zich
niet wijzigen dan zal de bevolking een exponentieel pad
volgen, waarbij de bevolking kan groeien of krimpen, al
naargelang de waarde van de structurele ­ arameters.
p
Wanneer β > 2,1, dan zal de bevolking groeien en
wanneer β < 2,1, dan zal de bevolking krimpen. Bij
elke waarde van β behoort een specifiek stationair
evenwicht met een specifieke leeftijdsverdeling. Een
belangrijke index voor de vergrijzing is de verhouding
tussen het aantal boven de 65, gedeeld door het
aantal tussen 15 en 64. Deze zogenaamde old-age
d
­ ependency ratio bedroeg volgens cijfers van de OECD
in 2000 ongeveer twintig procent en zal in 2050 zijn
opgelopen tot meer dan veertig procent. Met elke
waarde van β correspondeert een bepaalde dependency
ratio, die stijgt naarmate de geboortevoet β daalt.
Er vond in de jaren zeventig een trendbreuk plaats
waarbij β van ongeveer 2,6 kind per vrouw in 1970 is
gedaald naar ongeveer 1,7 in 2005. Zo’n trendbreuk
weerspiegelt zich in een sinusoïdaal aanpassingsproces
waarbij het systeem langzaam nadert naar het nieuwe
evenwicht. Voor een proces met vertragingen van meer
dan dertig jaar is het duidelijk dat die aanpassing zich
over een groot aantal decennia zal uitstrekken. Het is
dan ook bedrieglijk om slechts naar 2033 te kijken,
wanneer er door echo-effecten een omslag plaatsvindt
in het aanpassingsproces. Het gaat om het nieuwe
trendmatige evenwicht en daarbij behoort helaas een
structurele dependency ratio in de orde van veertig
procent of meer. Gemiddeld zorgen dan 2,5 actieven
voor één senior.
Het zou het NIDI als demografische autoriteit in
Nederland sieren als het nadrukkelijker dan nu aan de
bevolking en de politici duidelijk zou maken dat vergrij­
zing geen tijdelijk verschijnsel is, maar zal doorzetten
als de vruchtbaarheid op het huidige lage niveau van
1,7 blijft hangen De gesignaleerde trendbreuk dwingt
ons onze verwachtingen over de toekomst substantieel
aan te passen.

ESB

93(4541) 22 augustus 2008

495

Auteur