Ga direct naar de content

Column: De homo economicus miskend

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 16 2007

column

John Groenewegen

De homo economicus miskend
Aan de Amerikanen Leonid Hurwicz, Eric Maskin en
Roger Myerson is de Nobelprijs 2007 voor de econo­
mie toegekend voor hun werk op het terrein van de
speltheorie. Het is de vierde keer sinds 1994 dat de
speltheorie in de prijzen is gevallen. Het lijkt erop dat
de evenwichtstheorie als kern van de microtheorie door
de speltheorie is verdrongen. Aanleiding voor Edward
Hadas om in zijn Commentaar uit Londen (NRC, 16
oktober 2007) te wijzen op een positief aspect: de spel­
theorie houdt zich meer met allerlei praktische econo­
mische vraagstukken bezig. Hij geeft echter zijn artikel
de titel mee “De ‘homo economicus’ wordt miskendâ€,
aangevend dat de speltheorie zich weliswaar met allerlei
concrete economische vraagstukken bezighoudt, maar
dat doet op basis van een verkeerde representatie van
de economische actoren in hun modellen. Het gaat nog
steeds over individuen die zelfzuchtig streven naar maxi­
malisatie van de verwachte opbrengsten. Dat is volgens
Hadas een miskenning van de werkelijke homo econo­
micus die ook altruïstisch handelt, zich laat leiden door
relaties van vertrouwen en bovendien zelden weet hoe
zijn opbrengsten te maximaliseren. Dat miskennen leidt
er volgens Hadas toe dat het “geen verrassing is dat de
speltheorie weinig invloed heeft op de feitelijke econo­
mische praktijkâ€. Hij vervolgt: “Waar dat wel het geval is
geweest, bijvoorbeeld in de regulering van nutsbedrijven
en bij veilingen van radio- en televisiefrequenties, is
het lastig aan te tonen dat de theorie het economisch
leven er beter op heeft gemaaktâ€. Het is volgens Hadas
een goede zaak dat de Koninklijke Zweedse Academie
van Wetenschappen economen beloont die met hun
theorieën beogen reële problemen aan te vatten. “Maar
totdat de beroepsgroep bereid is om uit te gaan van de
manier waarop echte mensen zich gedragen, zullen die
problemen onopgelost blijvenâ€. Met andere woorden:
de homo economicus als skelet moet worden vervangen
door een actor van vlees en bloed.
Wij treffen hier een veelgehoorde kritiek aan op de
economen als een vreemd volkje, dat in zijn theorieën
maar halsstarrig blijft uitgaan van karikaturen van reële
economische actoren en dan verbaasd is dat zijn model­
len in de praktijk niet werken. Een vorm van kritiek, die
op zijn minst enige nuancering behoeft.
Op de eerste plaats heeft de beroepsgroep de afgelopen
dertig jaar een spectaculaire ontwikkeling doorgemaakt
als het gaat om het modelleren van de homo economi­
cus en op de tweede plaats is het de vraag of modellen
met een reële homo economicus beter bruikbaar zijn
voor de economische praktijk.
Nadat de neoklassieke microtheorie de volledige rationa­
liteit van de ex ante calculerende homo economicus had

overgeplaatst naar grote stukken van de principaal-agent
theorie, is sinds het midden van de jaren zeventig van de
vorige eeuw de actor met beperkte rationaliteit en oppor­
tunistisch gedrag het theoretisch toneel gaan domineren.
Daardoor kwamen tal van reële economische vraagstuk­
ken binnen het vizier van de economische wetenschap,
zoals op ondernemingsniveau de problematiek van het
toeleveren en uitbesteden, netwerken en strategische
allianties. Op het niveau van overheidsbeleid ontstond
een andere visie op mededinging en regulering: private
institutionele arrangementen moeten niet alleen worden
beschouwd als middelen om concurrentie te beperken,
maar kunnen heel goed zijn ontworpen om transactie­
kosten te verlagen. Het bleef overigens wel economie in
de zin dat het onderliggende fundament van efficiëntie
en evenwicht gehandhaafd bleef. In de jaren negentig
en vooral in de afgelopen tien jaar, zijn verdergaande
stappen gezet: geconfronteerd met reële vraagstukken
van onevenwichtigheid en inefficiëntie, hebben eco­
nomische geschiedkundigen zoals (Nobelprijswinnaar)
Douglass North, zich sterk gemaakt voor het modelleren
van actoren, die gedreven worden door verschillende
motieven, kunnen leren en zich in hun handelen ook
bedienen van (politieke) machtsinstrumenten. Wij zien
daarbij veel aandacht voor de psychologische inzichten
van (Nobelprijswinnaar) Herbert Simon. Het is duidelijk
dat grootmeesters in de speltheorie, zoals Masahiko Aoki
en Avner Greif heden ten dage veel oog hebben voor de
economische actoren van vlees en bloed en zij pleiten
dan ook in hun recente werk voor het complementeren
van de speltheorie met inzichten uit de geschiedenis en
cognitieve wetenschappen. De overtuiging bestaat bij
een groeiend deel van de beroepsgroep, dat actoren in
werkelijkheid pluralistisch zijn en dat de economische
modellen die verscheidenheid moeten reflecteren. Er
wordt een gelaagde aanpak voorgesteld, waarin de
abstracte homo economicus, zoals wij die kennen van
de speltheorie een goed startpunt is. Afhankelijk van de
vragen, die de wetenschapper zich stelt en de complexi­
teit van de werkelijkheid waarmee hij van doen heeft,
dient het skelet van die homo economicus aangekleed
te worden.
Het is dus zeker niet zo dat een homo economicus van
meer vlees en bloed in de economische theorie wordt
miskend en het is ook niet zo dat in de speltheorie
geen belangrijke ontwikkelingen gaande zijn, waarin een
plaats wordt ingeruimd voor dergelijke actoren. Het is
wel zo dat die ontwikkelingen nog niet hun weg hebben
gevonden in de tekstboeken en in de curricula van de
meeste economische faculteiten. Er is voor de beroeps­
groep dus nog wel het nodige werk aan de winkel.

ESB

16 november 2007

701

Auteur